Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
Onze referentie
DL/152759
Bijlagen
3
Datum 7 oktober 2009
Betreft Voortgang implementatie referentiekader taal en rekenen
1. Inleiding
Met deze brief willen wij u informeren over de voortgang van de implementatie
van het referentiekader taal en rekenen. De belangrijkste uitgangspunten, acties
en invoeringsstrategie daarbij zijn beschreven in onze twee eerdere brieven over
dit onderwerp (Kamerstuk 2007-2008, 31332, nr. 2 en Kamerstuk 2008-2009,
31332, nr. 7). Inmiddels zijn we in een nieuwe fase beland. Een fase waarin we -
door het vastleggen van de referentieniveaus het fundament leggen voor een
structurele verhoging van het niveau van de basisvaardigheden van onze
leerlingen en studenten. Om dit te bereiken formuleren we heldere criteria voor
taal en rekenen. Voor alle opleidingsniveaus wordt op basis van de
referentieniveaus van Meijerink vastgelegd wat leerlingen en studenten op
strategische momenten in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het
gebied van taal en rekenen. Voor leraren zijn de referentieniveaus van groot
belang om opbrengstgericht te werken en het maximale uit hun leerlingen te
halen.
We hebben al veel activiteiten in het onderwijs in gang gezet of ondersteund op
het gebied van de verbetering van taal- en rekenprestaties (bv. taal- en
rekenverbetertrajecten in het po, (sectoroverstijgende) pilots, het project PAL in
het vo, diagnostische toetsen in het vo en mbo en de kennisbases rekenen en taal
bij de lerarenopleidingen basisonderwijs). Toch is er in het onderwijs nog veel
winst te boeken. Zo heeft recent onderzoek van de inspectie aangetoond dat op
basisscholen waar leerlingen slecht presteren voor taal, leraren daar minder
gericht zijn op goede prestaties, minder nagaan of leerlingen hun uitleg wel
begrijpen, minder tijd aan taalonderwijs besteden en het onderwijs minder goed
afstemmen op verschillen tussen leerlingen. In het voortgezet onderwijs hebben
leraren Nederlands of wiskunde soms onvoldoende inzicht in het prestatieniveau
van hun leerlingen op de basisschool, ondanks dat op veel scholen deze gegevens
wel beschikbaar zijn. Scholen zijn er nog niet erg op gericht om achterstanden bij
taal of rekenen weg te werken (bron: Inspectie van het Onderwijs,
Onderwijsverslag 2007/2008).
a
na 1 van 7
Pagi
Om deze problemen aan te pakken is het beleid erop gericht dat scholen Datum
opbrengstgericht gaan werken aan de hand van de referentieniveaus en dat er 6 oktober 2009
meer aandacht wordt besteed aan informatieoverdracht op het gebied van de Onze referentie
basisvaardigheden. We zetten eveneens in op het onderhouden van de DL/152759
basisvaardigheden.
In gesprekken met leraren en schoolleiders valt ons op dat het onderwijsveld
behoefte heeft aan duidelijkheid en daadkracht als het gaat om taal en rekenen.
In deze nieuwe beleidsfase nemen we daarom twee belangrijke stappen. Ten
eerste werken we er naartoe het referentiekader taal en rekenen per 1 augustus
2010 vast te leggen in wet- en regelgeving. Hiermee wordt het referentiekader
een leidraad voor de scholen en de onderwijsprogramma's. Ten tweede worden de
referentieniveaus vertaald naar de onderwijspraktijk. Dit gaan we zorgvuldig
doen: we nemen hier tot en met 2014 de tijd voor én het gebeurt in overleg met
alle betrokkenen. Daarbij houden we goed in de gaten hoe leerlingen in deze
periode aan de hand van de referentieniveaus presteren. We willen daarmee tot
een verantwoorde invoering komen. In bijlage 2 wordt dit invoeringstraject per
sector in detail beschreven. Het is daarmee een verdere uitwerking van de globale
invoeringsstrategie zoals wij die eerder schetsten in onze brief van 20 februari
2009 (Kamerstuk 2008-2009, 31332, nr. 7, paragraaf 3.4)
De sectororganisaties en vakbonden kunnen zich op hoofdlijnen vinden in deze
invoeringsstrategie. Zij benadrukken daarbij dat het helder moet zijn dat
referentieniveaus binnen een opbrengstgerichte en lerende cultuur moeten
worden ingevoerd. Wanneer de indruk zou ontstaan dat de niveaus worden
gebruikt als afrekenmiddel op de kwaliteit van het onderwijs zou dit een
succesvolle invoering in de weg kunnen staan.
In afstemming met deze organisaties zijn ook invoeringsplannen opgesteld,
waarin we het volgende aangeven: a) hoe scholen en leraren ondersteund worden
bij het werken met de referentieniveaus; b) hoe lerarenopleidingen hun studenten
goed kunnen voorbereiden op de uitdaging die hen te wachten staat en c) hoe de
referentieniveaus in de praktijk ingepast kunnen worden (tussendoelen, leerlijnen,
leerlingvolgsystemen, (eind)toetsen en examens).
In paragraaf 2 laten wij zien hoe wij de balans hebben gevonden tussen een
stevige én een realistische ambitie om de taal- en rekenprestaties van leerlingen
op afzienbare termijn structureel te verbeteren. In paragraaf 3 worden de
invoeringsplannen op hoofdlijnen en per sector nader toegelicht.
2. Een evenwichtige ambitie
Naar aanleiding van de gehouden veldraadplegingen over het referentiekader taal
en rekenen is de voorzitter en enkele leden van de voormalige Expertgroep
Doorlopende leerlijnen taal en rekenen gevraagd over enkele punten een
aanvullend advies uit te brengen. Het aanvullend advies en het op basis daarvan
bijgestelde referentiekader zijn in bijlage 1 opgenomen.
Het bijgestelde referentiekader taal en rekenen stellen wij nu, met instemming
van de sectororganisaties en vakbonden, definitief vast. Het vormt de basis van
het wetsvoorstel `Referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen'. We streven
ernaar dit wetsvoorstel vóór het kerstreces van 2009 bij de Tweede Kamer in te
dienen. Intussen zijn ook de referentieniveaus in overleg met de
sectororganisaties gekoppeld aan de verschillende onderwijstypen en leerwegen.
Pagina 2 van 7
Dit vormt vooralsnog het uitgangspunt voor de AMvB die onder de genoemde wet Datum
hangt. 6 oktober 2009
Onze referentie
Mede naar aanleiding van adviezen van de Onderwijsraad en de Inspectie van het DL/152759
Onderwijs en de betrokken veldorganisaties is voldoende ruimte ingebouwd om
de referentieniveaus stap voor stap in te voeren en het juiste moment te kiezen
voor het verbinden van consequenties voor vo- en mbo-leerlingen aan het niet
behalen van het gewenste referentieniveau. Tijdens de invoeringsperiode worden
nog keuzen gemaakt over de normering, de vorm en inhoud van het examen, de
slaag/zakregeling (mbo) en de mogelijkheden voor maatwerk. Dit is met name
van belang voor leerlingen met een extra zorgvraag. Hierbij leggen we de nadruk
op wat ze wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen.
Over de haalbaarheid van de referentieniveaus voor specifieke groepen leerlingen
is voorlopig nog geen eenduidige conclusie te trekken. Cito heeft aan de hand van
bestaande informatiebronnen (onder andere de in het schooljaar 2008/2009
afgenomen diagnostische toetsen in het vo en mbo) een nulmeting uitgevoerd en
daarin een eerste indicatie gegeven van de taal- en rekenprestaties van leerlingen
in termen van het referentiekader (zie bijlage 3). Vanwege methodologische
beperkingen en het expliciete karakter van de referentieniveaus zijn de resultaten
op dit onderzoek nog niet te vergelijken met het niveau van leerlingen aan het
einde van hun schooltype1. Het onderzoek verschaft dus nog een onduidelijk en
onvoldragen beeld, maar het geeft wel goed aan dat er nog een stevige weg te
gaan is om onze ambitie - het in voldoende mate verhogen van de taal- en
rekenprestaties van leerlingen - te verwezenlijken. Daarvoor zetten we alles op
alles.
Nader onderzoek, monitoring en evaluatie van de ontwikkeling van
leerlingprestaties blijven eveneens noodzakelijk. Door CVE te betrekken bij dit
proces gaan wij ervoor zorgen dat de toekomstige resultaten beter te vergelijken
zijn met de reguliere toetsen en examens in het po, vo en mbo. In de sectorale
invoeringsstrategieën is eveneens veel aandacht voor het monitoren van de
leerprestaties en de evaluatie daarvan.
Kortom: we zetten in op een zorgvuldige en beheerste invoering. Tegelijkertijd is
er sprake van een stevige ambitie, omdat we op zo kort mogelijke termijn de
kwaliteit van de taal- en rekenprestaties van leerlingen willen verhogen. De
verwachting is dat naarmate in alle sectoren gerichter (onderwijs) inspanningen
worden geleverd, leerlingen beter zullen gaan presteren. Scholen en
onderwijsinstellingen worden hierin financieel en inhoudelijk ondersteund.
1 De noodzakelijke keuze voor een invulling van de cesuur in de nulmeting van Cito (bv.
75% van de havo-5 leerlingen haalt het 3F-niveau), maakt dat de resultaten van dit
onderzoek eveneens niet eenvoudig te vergelijken zijn met de resultaten op andere toetsen,
zoals de examens in het vo en de WISCAT toets op de pabo. Het geeft wel een beeld van
hoe de huidige prestaties zich naar onderwijssoort nu tot elkaar verhouden.
Pagina 3 van 7
3. Invoeringsplannen Datum
6 oktober 2009
Onze referentie
Ondersteuning van leraar en school DL/152759
Leraren worden beter in staat gesteld om het ontwikkelingsperspectief van hun
leerlingen in kaart te brengen, de taal- en rekenprestaties te analyseren en
gericht te verbeteren. In de komende periode worden (eind)toetsen en examens
geijkt aan de referentieniveaus en beter op elkaar afgestemd, zodat de leraar ze
ook in samenhang kan benutten. Bovendien worden tussendoelen, leerlijnen en
leerlingvolgsystemen aangepast aan de referentieniveaus, zodat leraren de
resultaten van leerlingen ten opzichte van de referentieniveaus tijdig in beeld
kunnen brengen. De inspectie gebruikt deze tussendoelen en
leerlingvolgsystemen niet om zich een oordeel over de kwaliteit van het onderwijs
te vormen.
Voor leermiddelen worden door uitgeverijen additioneel materiaal en leeswijzers
ontwikkeld op basis van de referentieniveaus. Zo wordt zichtbaar welke
onderdelen van de referentieniveaus terug te vinden zijn in welk leermiddel.
De PO- en VO-raad hebben, in samenwerking met AVS en Cito, het initiatief
genomen om een impuls te geven aan de soepele overgang tussen het primair en
het voortgezet onderwijs. Wij waarderen dit initiatief en zijn bereid nader te
bekijken hoe wij dit kunnen ondersteunen.
Om de doorlopende leerlijn taal en rekenen te verbeteren worden best practices
verzameld voor de overdracht van leerlingen vanuit de voorschoolse educatie
naar het po en vanuit het po en so naar het vo en vso. Zo snel als dat
verantwoord is worden scholen in het po en so verplicht om gegevens over het
behaalde eindniveau taal en rekenen, gerelateerd aan de referentieniveaus, over
te dragen aan het vo. Voordat deze verplichting in kan gaan, moeten namelijk
goede taal- en rekentoetsen beschikbaar zijn, die geijkt zijn op de
referentieniveaus. Dit vereist een zorgvuldige procedure die in samenwerking met
de PO-raad wordt ontwikkeld.
In het primair en voortgezet speciaal onderwijs wordt vanuit de kwaliteitsagenda's
volop ingezet op een sterkere focus op taal en rekenen. Er zijn daarbij meerjarig
extra middelen ingezet, onder andere voor taal- en rekenverbetertrajecten
waaraan inmiddels bijna 2000 scholen meedoen. In het vo krijgen scholen vanuit
de kwaliteitsagenda extra middelen om in hun onderwijs extra aandacht te
besteden aan taal en rekenen. In het mbo zorgt vanaf 2010 een Regeling
Intensivering taal- en rekenonderwijs ervoor dat instellingen financieel
ondersteund worden bij het versterken van het taal- en rekenonderwijs op het
gebied van a) het vertalen van het beleid naar de didactiek en pedagogiek van
beroepsopleidingen; b) diagnostische toetsing van studenten; c) extra leertijd; d)
nieuwe of aangepaste faciliteiten, zoals een talencentrum of
(zelf)studiematerialen en e) professionalisering van docenten en managers.
Bovengenoemde sectorale inzet op taal en rekenen gebeurt vanuit die
gemeenschappelijke taal: het referentiekader taal en rekenen.
Daarnaast krijgen scholen en leraren in alle sectoren hulp van verschillende
steunpunten. Voor het po en het (v)so is dat het Projectbureau Kwaliteit (van de
PO-raad), voor het mbo het Steunpunt taal en rekenen en voor het vo wordt op
dit moment ook een steunpunt ingericht, in nauwe samenwerking met het
steunpunt voor het mbo. Deze steunpunten zijn bedoeld om kennisdeling en de
Pagina 4 van 7
ontwikkeling van instrumenten op het gebied van taal en rekenen te stimuleren, Datum
het onderwijsaanbod te ontsluiten en een bijdrage te leveren aan pilots. 6 oktober 2009
Onze referentie
Lerarenopleidingen DL/152759
Ook in de lerarenopleidingen zal meer aandacht komen voor taal en rekenen.
Voor studenten wordt duidelijk wat hun kennisbasis taal en rekenen/wiskunde
moet zijn en zij zullen hierop ook getoetst worden. Deze kennisbases beschrijven
wat een leraar zelf moet beheersen én wat de vakdidactiek voor taal- en
rekenonderwijs is, waarvan alle startbekwame leraren kennis moeten hebben. Dit
geldt ongeacht de instelling waaraan ze hebben gestudeerd en los van het surplus
aan kennis dat wordt verworven in differentiaties en specialisaties. Het gaat dus
zowel om kennis van taal en rekenen/wiskunde als om de kennis van het
onderwijzen van taal en rekenen/wiskunde, waarbij de referentieniveaus taal en
rekenen als richtsnoer dienen. Studiejaar 2009/2010 zal worden benut voor de
invoering van de kennisbasis voor de vakken taal en rekenen/wiskunde op de
pabo. Per 1 september 2010 worden de vereisten ook vastgelegd in de Onderwijs-
en Examenregeling (OER) van de opleidingen en volgt de formele invoering.
Totdat de diploma's uit het vo en mbo het gewenste niveau garanderen zal door
de lerarenopleidingen aandacht besteed worden aan het bijspijkeren van
studenten die dat nodig hebben. De instroomtoetsen zijn een belangrijk middel
om de aankomende leraren basisonderwijs te toetsen op het minimaal wenselijke
instroomniveau voor taal en rekenen. Deze toetsen blijven tot 2014 gehandhaafd.
Verder zetten opleidingen in op het aanbieden van summercourses aan
(aankomend) studenten. Daarnaast hebben alle tweedegraads lerarenopleidingen
en pabo's de beschikking over aanvullende middelen voor extra remediëring op
het gebied van taal en rekenen.
Primair onderwijs
Voor verschillende leerling-groepen (excellente leerlingen, leerlingen met een
(geïndiceerde) beperking en leerlingen met een taal- en/of rekenachterstand)
zullen bestaande maatwerkactiviteiten worden benut en waar nodig nieuwe
worden ontwikkeld. Gedacht kan worden aan versnellingstrajecten voor excellente
leerlingen, leerroutes richting het praktijkonderwijs, een leerwerktraject in het
voortgezet speciaal onderwijs en de schakel- en kopklassen voor leerlingen die
met wat extra onderwijsinspanning toch het gewenste referentieniveau kunnen
behalen.
Voor zorgleerlingen in het primair onderwijs geldt dat de nadruk komt te liggen op
wat leerlingen wél kunnen in plaats van wat ze niet kunnen. Het percentage
leerlingen dat het fundamentele en het streefniveau haalt zal niet eerder bij de
beoordeling van de leerresultaten door de inspectie worden meegenomen dan
nadat er een zorgvuldig en succesvol invoeringstraject is doorlopen. In overleg
met de sector zal hierover nadere besluitvorming plaatsvinden.
Speciaal onderwijs
In het speciaal onderwijs bevindt zich, net als in het basisonderwijs, een zeer
heterogene groep leerlingen. In het speciaal onderwijs zitten leerlingen die met
gemak een vwo-diploma kunnen behalen naast leerlingen die na het funderend
onderwijs direct de arbeidsmarkt op zullen gaan. Om meer zicht te krijgen op de
Pagina 5 van 7
verschillende niveaus binnen het so en sbo zal in januari 2010 een eerste Datum
nulmeting plaatsvinden. Deze meting zal jaarlijks worden herhaald. De gegevens 6 oktober 2009
hieruit zullen, met een analyse en aanbevelingen, aan de scholen ter beschikking Onze referentie
worden gesteld. Scholen kunnen deze gegevens gebruiken om, waar nodig, hun DL/152759
opbrengsten te verbeteren.
Voor de leerlinggroepen binnen het speciaal onderwijs en speciaal basisonderwijs
worden instrumenten en hulpmiddelen ontwikkeld die maatwerk mogelijk maken.
Zo komen er leerroutes voor leerlingen die naar het praktijkonderwijs, de lagere
niveaus van het vmbo en het vso-arbeidsmarktgericht gaan, worden
handicapspecifieke leerroutes ontwikkeld voor bijvoorbeeld dove leerlingen en
worden leerroutes afgestemd op leerlingen met bijvoorbeeld dyslexie of
dyscalculie. Er komt een op de doelgroepen afgestemd leerlingvolgsysteem
waardoor leraren beter dan nu in staat zullen zijn de resultaten van hun leerlingen
in kaart te brengen. Die resultaten zullen niet eerder bij de beoordeling van de
leerresultaten door de inspectie worden meegenomen dan na een zorgvuldig en
succesvol invoeringstraject. In overleg met de sector zal hierover nadere
besluitvorming plaatsvinden.
Voortgezet onderwijs
In het vo worden de examens aan het referentiekader geijkt om te borgen dat
leerlingen daadwerkelijk aan de gestelde referentieniveaus voldoen. Leerlingen
die in schooljaar 2013-2014 examen afleggen, zullen voor het eerst met deze
geijkte examens te maken krijgen. Eveneens zullen alle leerlingen een rekentoets
afleggen als onderdeel van het eindexamen. Vanaf schooljaar 2010-2011 zullen
proefafnames van deze rekentoets plaatsvinden. Aan de hand van de resultaten
hiervan zal besloten worden hoe de toets zal meewegen in de slaag/zakbeslissing.
Middelbaar beroepsonderwijs
In het mbo worden de referentieniveaus vanaf studiejaar 2010/2011 opgenomen
in alle kwalificatiedossiers. Daarnaast worden centraal ontwikkelde examens voor
taal en rekenen ingevoerd. De invoering vindt stapsgewijs plaats, waarbij het veld
intensief betrokken wordt zodat centrale examens worden ontwikkeld die
uitvoerbaar zijn en op draagvlak kunnen rekenen.
In 2012 legt een substantieel aantal mbo-4 studenten een centraal proefexamen
Nederlands en rekenen af. Het jaar daarop volgen zoveel mogelijk mbo-4
studenten. Na twee jaar proefexamens en momenten van tussentijdse evaluatie
zullen vanaf 2013/2014 de referentieniveaus voor alle mbo-4 studenten centraal
worden geëxamineerd.
De invoering van de referentieniveaus taal en rekenen vraagt van instellingen de
nodige voorbereidingstijd. Over de invoering van centraal ontwikkelde examens
voor de lagere mbo-niveaus wordt dit najaar nog een besluit genomen. Ook dit
invoeringstraject zal gekenmerkt worden door een gefaseerde aanpak met
proefexamens en tussentijdse evaluaties.
Aandacht voor zorgleerlingen in het vo en mbo
Het is denkbaar dat zorgleerlingen of leerlingen met achterstanden in het vo en
mbo ondanks aanvullende maatregelen en extra inspanningen de voor hen
bedoelde niveaus niet halen. Er zal daarom in de periode 2010-2014 jaarlijks
geëvalueerd worden hoe leerlingen afgemeten aan het referentiekader presteren.
Pagina 6 van 7
De evaluaties zullen moeten uitmaken óf en in welke mate scholen en leerlingen Datum
vooruitgang weten te boeken en wat achterliggende oorzaken zijn van het al dan 6 oktober 2009
niet behalen van de gestelde doelen. Wanneer blijkt dat de prestaties van Onze referentie
(bepaalde groepen) leerlingen te weinig toenemen dan zullen, in overleg met de DL/152759
sector passende maatregelen genomen worden.
4. Tot slot
Het verhogen van de taal- en rekenprestaties bij leerlingen vergt een lange adem
van alle betrokkenen. De komende jaren zullen we echter, samen met het
onderwijsveld, de gestelde ambitie waarmaken. De invoering van het
referentiekader taal en rekenen is een eerste betekenisvolle stap op weg naar een
doorlopende leerlijn gericht op onderhoud en verbetering van de
basisvaardigheden. Het verstevigen en uitbreiden van de kennis en vaardigheden
van (aankomende) leraren om met de referentieniveaus te leren werken is de
tweede belangrijke stap die in de komende periode centraal staat. Scholen en
leraren krijgen financiële en inhoudelijke ondersteuning om het taal- en
rekenonderwijs te intensiveren en om meer opbrengstgericht te gaan werken,
met behulp van de referentieniveaus.
Intussen houden we door middel van diagnostische toetsen, proefexamens en
andere metingen in iedere sector goed in de gaten hoe leerlingen presteren ten
opzichte van de referentieniveaus. Net als de sectororganisaties en de vakbonden
hebben wij voldoende vertrouwen in de geformuleerde invoeringsstrategie en
ambitie. Samen met hen en het onderwijsveld gaan wij met grote inzet de ambitie
aan om de prestaties van alle leerlingen op taal en rekenen te verhogen.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Pagina 7 van 7