Ministerie van Economische Zaken
Verslag Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 september 2009
7 oktober 2009 | kamerstuk | Cultuur en economie | PDF
document, 87 Kb
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u
hierbij het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 24
en 25 september jl. Nederland werd op beide dagen vertegenwoordigd
door de plaatsvervangend Permanent Vertegenwoordiger bij de EU.
Mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bied ik u hierbij
het verslag aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 24 en 25 september
jl. Nederland werd op beide dagen vertegenwoordigd door de plaatsvervangend
Permanent Vertegenwoordiger bij de EU.
Tijdens het gedeelte over industrie en interne markt op 24 september is een debat
gevoerd over het toekomstige Europese innovatiebeleid. Ook zijn er conclusies
aangenomen over het verbeteren van de werking van de interne markt in de
praktijk. Daarnaast is gesproken over het Commissievoorstel voor een richtlijn
betreffende jaarrekening micro-entiteiten, waarbij er wederom sprake bleek van
een blokkerende minderheid. Tijdens de lunch is informeel gesproken over de
stand van zaken van implementatie van de dienstenrichtlijn, waarna het
Voorzitterschap en de Commissie een terugkoppeling gaven tijdens het formele
deel van de Raad. Nederland heeft tijdens de lunch met kracht geïntervenieerd
voor een tijdige implementatie. Tot slot werd aan het begin van de Raad de
overname van Opel toegevoegd aan het agendapunt 'diversen'. De Commissie en
Duitsland gaven informatie over de overname van Opel door het consortium onder
leiding van Magna. De Commissie liet er geen twijfel over bestaan dat zij de deal
en alle verdere stappen nauwgezet zal volgen en onderzoeken op verenigbaarheid
met EU-regels interne markt en staatssteun. Herstructurering dient te geschieden
op basis van bedrijfseconomische redenen.
Tijdens het onderzoeksdeel is een debat gevoerd over de Europese
onderzoeksruimte (ERA) in relatie tot innovatie.
Een uitgebreid verslag van de Raad vindt u in de bijlage bij deze brief. Van 14-16
oktober zal de Raad in informele setting bij elkaar komen in Umeå, Zweden (de
geannoteerde agenda van deze Raad is u inmiddels toegekomen). De
eerstvolgende formele Raad voor Concurrentievermogen vindt plaats op 3 en 4
december a.s. in Brussel.
Tijdens het AO op 23 september jl. ter voorbereiding van de Raad vroeg kamerlid
Bestelink naar de relatie tussen de aandacht in het EU-innovatiebeleid voor
ruimtevaart en het nationale ruimtevaartbeleid. Ruimtevaart is interessant vanuit
het oogpunt van de ontwikkeling van state-of-the-art technologie en de
opkomende markt voor ruimtevaarttoepassingen. Nederland heeft in zijn nationale
ruimtevaartbeleid gekozen voor speerpunten binnen wetenschap,
maatschappelijk gebruik en technologie-ontwikkeling (zie kamerbrief 24446 nr.
37). Om deze nationale speerpunten te versterken, zoekt Nederland actief naar de
mogelijkheden die er zijn voor Nederlandse partijen in de
ruimtevaartprogramma's van ESA en de EU. Aandacht voor ruimtevaart in het
Europese innovatiebeleid biedt mogelijkheden voor Nederland om zijn
beleidsdoelstellingen wat betreft ruimtevaart te verwezenlijken.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken
Innovatiebeleid
Beleidsdebat
Het Voorzitterschap wees op de nieuwe strategie voor groei en banen
(Lissabonstrategie post 2010) die komend voorjaar zal worden vastgesteld.
Innovatie en de overstap naar een eco-efficiënte economie moeten een centrale
rol krijgen binnen deze nieuwe strategie. Het Voorzitterschap gaf aan tijdens de
Raad in december conclusies over innovatie te willen aannemen. Die conclusies
zullen dienen als input voor zowel de toekomstige strategie voor groei en banen
als ook de zogenaamde 'innovatie act' die de Commissie in het voorjaar van
2010 wil presenteren.
Ook de Commissie, bij monde van Commissaris Verheugen, benadrukte de
centrale rol van innovatie binnen de nieuwe hervormingsstrategie. Belangrijkste
doel van innovatie is volgens de Commissie het helpen van de maatschappij in de
transitie naar een kennismaatschappij en naar een CO2 arme samenleving. Als
hoekstenen van het toekomstig innovatiebeleid noemde de Commissaris: 1) ecoinnovatie,
2) verbeteren van de voorwaarden voor innovatie
(gemeenschapsoctrooi, risicokapitaal, normalisering), 3) vereenvoudiging van de
toegang tot kaderprogramma's, 4) innovatie-gedreven overheidsaanbestedingen.
De Commissie kondigde aan volgend jaar een 'Innovatie act' te willen presenteren
naar analogie van de Small Business Act.
Veel lidstaten gaven aan innovatie vooral te willen richten op de uitdagingen voor
de toekomst: klimaat, duurzaam gebruik van grondstoffen, demografie. Lidstaten
waren eensgezind in de elementen die van belang zijn voor een toekomstig
innovatiebeleid, in lijn met de elementen zoals benoemd door de Commissie.
Nadruk lag daarbij, net als bij de Commissie, op het creëren van de juiste
randvoorwaarden, zoals het tot stand komen van een gemeenschapsoctrooi;
betere toegang tot risicokapitaal en modernisering van het normalisatieproces.
Daarnaast was er veel aandacht voor vereenvoudiging van de instrumenten
(minder administratieve lasten) en een grotere aandacht voor de toegang van het
MKB, o.a. door concentratie en bundeling van instrumenten. In aanvulling op de
punten van de Commissie spraken veel lidstaten zich uit voor een sterke focus
binnen de instrumenten op innovatie in diensten (non-technologische innovatie);
een betere coördinatie tussen instrumenten op EU, nationaal en lokaal niveau; en
betere samenwerking tussen bedrijven, overheid en onderzoeksinstellingen. Ook
pleitte een aantal lidstaten voor een meer op innovatie gericht EU-budget.
Ook Nederland benadrukte veel van bovengenoemde punten (randvoorwaarden,
diensteninnovatie, vereenvoudigen van toegang tot programma's) en vroeg in
aanvulling op het thema administratieve lasten aandacht voor het belang van een
betere toegankelijkheid van de Europese programma's voor het MKB, bijvoorbeeld
door middel van een 'high-trust'-benadering. Volgens die benadering doen
bedrijven mee op basis van vertrouwen, zonder dat in detail wordt gecontroleerd
op alle voorwaarden. Daarnaast bracht Nederland in dat het goed zou zijn om
naast aandacht voor innovatiebeleid op Europees niveau, ook aandacht te
besteden aan het uitwisselen van best practices en peer review van nationaal
innovatiebeleid van de lidstaten.
Ontwikkeling van de Europese onderzoeksruimte in relatie tot innovatie
Beleidsdebat
Tijdens de tweede dag werd verder gesproken over de ontwikkeling van de
Europese onderzoeksruimte (ERA) in relatie tot innovatie. Het Voorzitterschap
schetste het proces voor de totstandkoming van de visie ERA 2020 (toekomstvisie
voor de Europese Onderzoeksruimte). Het Voorzitterschap wil in december
raadsconclusies aannemen over de governance (aansturing) van de ERA en over
de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie, die als input zullen
gelden voor de Lissabon-strategie post 2010.
De Commissie, bij monde van Commissaris Potocnik, gaf aan dat een meer
kennisintensieve samenleving nodig is mede met het oog op de grote
maatschappelijke uitdagingen waarvoor we gesteld zijn. Het gezamenlijk
programmeren van onderzoek door de EU-lidstaten en samenwerking op het
gebied van onderzoek en innovatie met landen van buiten de EU zijn hiervoor
nodig. Ook is het van belang om in deze tijden van economische neergang nog
meer in te zetten op het vergroten van de effectiviteit en efficiëntie van
onderzoek. Innovatie is het antwoord op de wijze waarop de maatschappelijke
vraagstukken moeten worden aangepakt, daarom moeten de investeringen in
onderzoek en kennis op peil worden gehouden.
Uit de inbreng van de lidstaten waren vier hoofdboodschappen af te leiden: de
onderzoeksprioriteiten op Europees niveau zijn goed te coördineren volgens de
grote maatschappelijke uitdagingen; stroomlijning van bestaande instrumenten op
Europees en nationaal niveau is nodig om een betere inzet van
onderzoeksmiddelen te bewerkstellingen; het op peil houden en het intensiveren
van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling zijn van essentieel belang voor
onze toekomstige groei en concurrentievermogen; en om deze investeringen te
verantwoorden zijn kwalitatieve indicatoren en doelen nodig.
Het verbeteren van de werking van de interne markt
Raadsconclusies
Het Voorzitterschap lichtte kort de conclusies toe en wees op de drie prioriteiten
bij de verbetering van de werking van de interne markt in de praktijk: 1)
praktische informatievoorziening, 2) administratieve samenwerking, en 3)
handhaving, inclusief probleemoplossing. De Commissie onderstreepte het belang
van de politieke aandacht voor de werking van de interne markt in de praktijk.
Het was nu aan lidstaten om de aanbeveling op te pakken. De Commissie wees
specifiek op het interne markt scorebord, en benadrukte dat regels weliswaar
steeds vaker op tijd worden geïmplementeerd, maar nog altijd te vaak niet correct
worden omgezet. De conclusies werden zonder verdere discussie aangenomen.
Stand van zaken implementatie dienstenrichtlijn
Gedachtewisseling
Het Voorzitterschap en de Commissie gaven een terugkoppeling uit de informele
lunchbespreking over de implementatie van de dienstenrichtlijn. Het
Voorzitterschap gaf aan dat de belangrijkste conclusie was dat sommige lidstaten
vergevorderd zijn, terwijl anderen lidstaten nog veel werk te verrichten hebben.
Wel hadden alle lidstaten aangegeven de deadline voor implementatie te willen
halen. Alle lidstaten vinden de dienstenrichtlijn van strategisch belang voor het
groeivermogen van de EU en hebben hoge verwachtingen van de voordelen die
het zal opleveren voor bedrijven en consumenten. Het Voorzitterschap gaf aan dat
het nu aan lidstaten is de potentiële voordelen ook te benutten. Hierbij ging
volgens het Voorzitterschap niet alleen om wettelijke aanpassingen maar ook om
het teweeg brengen van een dienstencultuur. In dit verband had een aantal
lidstaten ook het belang benadrukt van een juiste invoering van het één-loket,
inclusief toegang tot het loket in een taal die men begrijpt. Het Voorzitterschap
concludeerde dat er consensus is over het belang van tijdige implementatie en
riep lidstaten op alle mogelijkheden te benutten om de richtlijn voor het eind van
dit jaar te implementeren.
De Commissie, bij monde van Commissaris McCreevy, constateerde dat lidstaten
verschillende ambitieniveaus hebben en dat in een aantal lidstaten een kloof
bestaat tussen wat politiek wordt uitgedragen en wat in de praktijk gebeurt. Hij
uitte vooral zorg over die lidstaten die hun horizontale of sectorale
omzettingswetgeving nog naar het parlement moeten sturen. Dit diende zo snel
mogelijk te worden gedaan, evenals de opzet van het één-loket.
Nederland kon zich goed vinden in de terugkoppeling van het Voorzitterschap en
de Commissie. Dit sloot goed aan bij de interventie van Nederland tijdens de
informele lunch. Daarbij riep Nederland de lidstaten nadrukkelijk op de richtlijn
tijdig en correct te implementeren. Nederland is dan ook blij met de kracht die
Commissie en Voorzitterschap uitstralen ten aanzien van het belang om de
implementatietermijn te halen. Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor het
belang van afronding van de 'screening' van resterende eisen aan
dienstenverleners dit jaar, met het oog op de wederzijdse evaluatie hiervan
volgend jaar. Tot slot benadrukte Nederland het belang dat de één-loketten
worden aangeboden in een voor het Europese bedrijfsleven begrijpelijke taal.
Vrijstelling van jaarrekeningverplichtingen voor micro-entiteiten
Beleidsdebat
De Raad hield een oriënterend debat over de mogelijkheid voor lidstaten om hun
micro-ondernemingen buiten de werkingssfeer van de vierde richtlijn
jaarrekeningenrecht te laten. De Commissie gaf aan het voorstel hiervoor te
hebben ingediend naar aanleiding van oproepen van de Europese Raad voor
dringende maatregelen ter vermindering van de administratieve lasten voor
vennootschappen in de Gemeenschap. Volgens de Commissie kan het voorstel tot
een besparing van ¤ 6,3 miljard aan lastenverlichting bij kleine ondernemingen
leiden.
Hoewel alle lidstaten het belang van het bereiken van de reductiedoelstelling van
25% in 2012 delen, bleek uit de discussie in de Raad dat nog steeds sprake is van
een blokkerende minderheid. De lidstaten die tegenstander van het
Commissievoorstel zijn, gaven aan dat ze liever zouden zien dat het voorstel voor
micro-entiteiten wordt meegenomen bij de herziening van de vierde richtlijn
jaarrekeningenrecht (om tot geharmoniseerde aanpak te komen). Ook zijn de
lidstaten van mening dat de voorgestelde richtlijn door haar facultatieve karakter
leidt tot aantasting van de harmonisering van de regels op het gebied van
financiële verslaglegging, als ook tot rechtsonzekerheid en minder transparantie
met betrekking tot micro-entiteiten. Dit laatste kan volgens de tegenstanders de
kredietverlening aan deze ondernemingen bemoeilijken.
De lidstaten die zich voorstander betoonden, waaronder Nederland, stelden dat
gezien de huidige economische situatie een snelle aanpak van lastenvermindering
voor micro-entiteiten nodig is op korte termijn. De Stoibergroep heeft hier in het
verleden ook meerdere malen op gewezen. De voorstanders gaven aan dat de
geplande vereenvoudigingsmaatregelen niet mogen worden uitgesteld tot de
discussie over de herziening van de vierde richtlijn jaarrekeningenrecht. Die
herziening wordt niet voor de tweede helft van 2010 verwacht. Ook benadrukten
de voorstanders dat het slechts gaat om een optie voor lidstaten om gebruik te
maken van de vrijstelling. Lidstaten die geen gebruik van de vrijstelling wensen te
maken, mogen andere lidstaten niet verhinderen dit wel te doen. De voorstanders
achten het grensoverschrijdend effect te verwaarlozen. Het grootste deel van de
betrokken micro-ondernemingen heeft geen handel over landsgrenzen. Het
voorstel biedt ook waarborgen om de fiscale controle mogelijk te maken. Deze
oplossing vormt volgens de voorstanders derhalve een goed compromis, waarbij
lidstaten de optie hebben om zelf tot vrijstelling van micro-entiteiten van
jaarrekeningverplichtingen over te gaan en hiertoe dus niet verplicht zijn. De
Commissie houdt vast aan haar voorstel.
Het Voorzitterschap benadrukte het belang van het voorstel en concludeerde dat
voortzetting van de discussie vereist is, mede in samenhang met het advies van
Europees Parlement. Vooralsnog is bespreking over het voorstel voorzien tijdens
de Raad van december.
Diversen
Onder het punt diversen gaven het Voorzitterschap, de Commissie en een
aantal lidstaten informatie over:
Betere regelgeving
Het Voorzitterschap gaf aan dat de Raad van december naar verwachting
Raadsconclusies zal aannemen over betere regelgeving. Daarnaast nodigde het
Voorzitterschap de lidstaten uit om verdere reductievoorstellen te doen aan de
hand van praktijkvoorbeelden. Commissaris Verheugen gaf aan dat op 20 oktober
a.s. de Commissie het definitieve rapport over het EU-programma administratieve
lasten zal publiceren.
Memorandum of Understanding (MoU) met Braziliaanse mededingingsautoriteiten
De Commissie lichtte toe dat de Commissaris voor Mededinging op 8 oktober a.s.
een MoU zal ondertekenen met de Braziliaanse mededingingsautoriteit. Dit MoU
legt de basis voor een verdere gedachtewisseling tussen de EU en Brazilië over
mededinging.
High-Level groep over het concurrentievermogen van de agro-food industrie
De Commissie benadrukte het grote belang van de agro-food industrie. De Highlevel
groep heeft 30 aanbevelingen gedaan om betere voorwaarden te scheppen.
De Commissie gaf aan hiermee aan de slag te gaan en met voorstellen te zullen
komen.
Stand van Zaken Opel
Bij de start van de Raad werd het onderwerp Opel op verzoek van België als
diversenpunt toegevoegd aan de agenda. De Commissie informeerde de Raad
over de laatste stand van zaken ten aanzien van de overname van Opel door een
consortium onder leiding van Magna. De Commissie liet er geen twijfel over
bestaan dat zij de deal en alle verdere stappen nauwgezet zal volgen en
onderzoeken op verenigbaarheid met EU-regels interne markt en staatssteun.
Herstructurering dient te geschieden op basis van bedrijfseconomische redenen.
De Commissie gaf aan dat lidstaten met GM Europe vestigingen tot 7 oktober
inzage hebben in het bedrijfsplan van Magna. Duitsland verwelkomde de actieve
rol van de Commissie en benadrukte net als de Commissie dat Opel alleen
levensvatbaar is indien herstructurering plaatsvindt op basis van
bedrijfseconomische overwegingen. Ieder andere overweging zou fataal zijn.
Duitsland gaf tot slot aan alle betrokken lidstaten permanent op de hoogte te
zullen houden van het business plan en andere relevante zaken.
Mededeling indeling en rapportage van klachten en vragen van consumenten
De Commissie gaf een presentatie over de mededeling van 7 juli 2009 over een
geharmoniseerde methode voor de indeling en rapportage van klachten en vragen
van consumenten. Consumentenklachten geven volgens de Commissie een
indicatie of de markt goed werkt. De gegevens zijn tot nu toe echter niet goed
vergelijkbaar. De Commissie gaf aan om deze reden een consultatie te zijn
gestart over een geharmoniseerde methode, met het oog op een concrete
aanbeveling eind dit jaar.
Handhaving van het consumentenacquis
De Commissie gaf een presentatie over de mededeling van 7 juli 2009 over
handhaving van het consumentenacquis. De Commissie benadrukte het belang
van effectieve handhaving van consumentenregels, voor een goede werking van
de interne markt. De Commissie lichtte kort een aantal prioriteiten toe die aan de
orde komen in de mededeling (o.a. versteken van het CPC (Consumer
Cooperation) Network, versterken van de market monitoring, en versterken van
de samenwerking met handhavingsautoriteiten in derde landen), en gaf aan te
zijner tijd met concrete voorstellen te zullen komen.
Conferentie safe products at the core of the EU single market (11 september jl.)
Het Voorzitterschap deed verslag van de conferentie van 11 september over
veilige producten. Centraal stond de implementatie van verordening 765/2008
met eisen aan accreditatie en markttoezicht (onderdeel van het vrij verkeer van
goederenpakket). Het Voorzitterschap trok een aantal conclusies uit de discussies
tijdens de conferentie: er is behoefte aan versterking van de markttoezicht;
markttoezicht is een gemeenschappelijke taak; het gaat om aspecten als
consumentenbescherming, productveiligheid, en de werking van de interne markt;
en er moet aandacht zijn voor de externe dimensie van productveiligheid. Het
aankomend Spaans voorzitterschap gaf aan een vervolgseminar over dit
onderwerp te zullen organiseren.
Joint Programming
De voorzitter van de GPC (High level Group on Joint Programming) gaf verslag
van de stand van zaken rond Gezamenlijk programmeren, dat begin 2009 van
start is gegaan. Verder presenteerde de Commissie de recentelijk uitgebrachte
Raadsaanbeveling voor het Joint Programming-initiatief ter bestrijding van
neurodegeneratieve ziekten, in het bijzonder Alzheimer.
Internationale samenwerking op onderzoeksgebied
De voorzitter van het strategische forum voor internationale samenwerking in
onderzoek en ontwikkeling (SFIC) gaf een presentatie over het werk van SFIC. Hij
gaf aan wat de voordelen zijn om op onderzoeksgebied niet bilateraal maar op
Europees niveau met internationale partners samen te werken.
ITER
Commissaris Potocnik gaf een stand van zaken van de ontwikkeling van ITER. De
commissaris benadrukte dat het van belang is dat aan de noodzakelijke
randvoorwaarden wordt voldaan, dit betreft een geloofwaardige kostenschatting,
acceptabele kosten, een acceptabel risiconiveau, een realistisch tijdpad en
deugdelijk management.