Implementatie welzijnsrichtlijn vleeskuikens
06 oktober 2009 - kamerstuk
Kamerbrief waarin de minister meldt dat zij afspraken heeft gemaakt
over welzijnsmaatregelen voor vleeskuikens. De afspraken zijn een
uitvoering van de Europese welzijnsrichtlijn vleeskuikens.
Datum 6 oktober 2009
Betreft Implementatie welzijnsrichtlijn vleeskuikens
Geachte Voorzitter,
Vandaag heb ik met het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), de Nederlandse
Organisatie van Pluimveehouders (NOP), de Vereniging van de Nederlandse
Pluimveeverwerkende industrie (Nepluvi) en de Nederlandse Vakbond van
Pluimveehouders (NVP) afspraken gemaakt over de welzijnsmaatregelen voor
vleeskuikens. Met dit akkoord geef ik nadere uitvoering aan richtlijn nr.
2007/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 2007 tot vaststelling
van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU L 182)
(hierna: de richtlijn). De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2010 aan deze
richtlijn te voldoen.
Ik heb met het pluimveebedrijfsleven afgesproken dat vleeskuikenhouders een
bezetting van 42 kg per m2 mogen aanhouden, als ze voldoen aan aanvullende
nationale welzijnseisen. Op deze wijze heb ik een evenwichtige balans
aangebracht tussen de gewenste verbetering van het welzijn van vleeskuikens en
economische belangen.
Ik zal de richtlijn zodanig invoeren dat vleeskuikenhouders op het moment van de
inwerkingtreding van de richtlijn (30 juni 2010) de gelegenheid wordt geboden
vleeskuikens te houden bij een maximale bezettingsgraad van 42 kg per m2 als
aan de basisvoorwaarden van de richtlijn wordt voldaan. Het gaat hierbij om
onder meer het uitvalcriterium en de gids voor goede praktijken. Met het oog op
de implementatie van de richtlijn zal ik op korte termijn een algemene maatregel
van bestuur aan beide Kamers van de Staten-Generaal voorleggen.
Daarnaast heb ik afspraken gemaakt over het stapsgewijs stellen van aanvullende
nationale welzijnsvoorwaarden waarmee vleeskuikenbedrijven ook de komende
jaren in aanmerking kunnen blijven komen voor een maximale bezettingsgraad
van 42 kg per m2. Deze voorwaarden hebben betrekking op het monitoren en het
stellen van normen voor het niveau van het voorkomen van hakdermatitis en
voetzoollaesies. Vleeskuikenhouders die niet kunnen voldoen aan de norm voor
hakdermatitis en voetzoollaesies mogen een bezetting van maximaal 39 kg per
m2 hanteren.
Ik heb hierover met de bovengenoemde organisaties van het pluimveebedrijfsleven
een afsprakenkader met een tijdschema vastgesteld. Het afsprakenkader
is als bijlage bijgevoegd. Hierin is vastgelegd op welke wijze de aanvullende
welzijnsvoorwaarden tot stand komen en de komende jaren in regelgeving worden
vastgelegd. De Dierenbescherming en de Koninklijke Maatschappij voor
Diergeneeskunde wordt gevraagd als adviseur deel te nemen aan de uitwerking
van het afsprakenkader. In de jaarlijkse Voortgangsrapportage over de Nota
dierenwelzijn zal ik u op de hoogte houden over de stand van zaken van de
uitwerking.
De welzijnsrichtlijn voor vleeskuikens
De richtlijn stelt een maximale bezettingsnorm van 33 kg per m2. Wanneer aan
een aantal technische basisvereisten is voldaan, is deze norm maximaal 39 kg per
m2. Een maximale bezettingsnorm van 42 kg per m2 kan worden toegestaan als
wordt voldaan aan het uitvalcriterium van de richtlijn en voor het overige de
richtlijn goed wordt nageleefd. Het uitvalcriterium houdt in een sterftepercentage
van maximaal 1% + 0.06% vermenigvuldigd met de leeftijd in dagen op het
moment van slachten. Met een bezettingsnorm van 42 kg per m2 mag begonnen
worden na een monitoringsperiode van twee jaar. In uitzondering hierop is deze
bezettingsgraad toegestaan vanaf de ingangsdatum van de richtlijn, mits er een
monitoring heeft plaatsgevonden op de bedrijven die in aanmerking willen komen
voor 42 kg per m2.
Het staat de lidstaten vrij om uit welzijnsoogpunt verdergaande nationale
maatregelen te nemen dan die welke zijn neergelegd in de Europese richtlijn.
Huidige situatie
In vergelijking met andere niet-grondgebonden veehouderijsectoren zijn er voor
de vleeskuikenhouderij nog geen specifieke minimumnormen voor dierenwelzijn.
De welzijnsproblemen in deze sector zijn aanzienlijk door de hoge dierbezettingen
en - voor een deel van de bedrijven - door hoge uitval en frequent optredende
huidaandoeningen.
De Nederlandse vleeskuikenbedrijven hebben een gemiddelde dierbezetting van
45 kg per m2. Circa 5% van de bedrijven hanteert op dit moment een bezetting
van 50 kg per m2. Dergelijke dierbezettingen zijn onder andere mogelijk vanwege
de moderne stallen en het vakmanschap van de vleeskuikenhouders.
Naast de dierbezetting in de stal hebben indicatoren zoals het uitvalpercentage
(sterfte) en het optreden van huidaandoeningen aan de hakken (hakdermatitis)
en de voetzolen (voetzoollaesies) een grote invloed op het welzijn van de
vleeskuikens. Voetzoollaesies komen eerder en vaker voor en hebben daardoor
een grotere impact op het welzijn van de vleeskuikens dan hakdermatitis. Het
voorkomen en terugdringen van hakdermatitis is op dit moment door de
vleeskuikenhouders beter te beïnvloeden dan voetzoollaesies. De sector heeft tot
nu toe nog relatief weinig aandacht besteed aan het beperken van voetzoollaesies.
Voorloperbedrijven in Nederland laten zien dat op dit terrein winst is te boeken.
Ervaringen uit Denemarken en Zweden, die al een aantal jaren sturen op het
terugdringen van voetzoollaesies, geven aan dat vleeskuikenhouders eerst na een
intensief kennis- en voorlichtingsprogramma verbeteringen wisten te realiseren.
Het LEI heeft berekend dat op basis van het arbeidsinkomen in de afgelopen tien
jaar, het terugbrengen van de dierbezetting naar 42 kg per m2 bij de huidige
bedrijfsvoering een gemiddelde daling van het arbeidsinkomen betekent van 25%.
Bij het teruggaan van de dierbezetting naar 39 kg per m2 bedraagt deze daling
circa 40%. De pluimveeslachterijen verwachten vanwege de afname van het
aantal aangevoerde kuikens bij de huidige bedrijfsvoering een omzetverlies van
circa 50 miljoen euro per jaar bij een maximale bezettingsnorm van 42 kg per m2
en 100 miljoen euro bij 39 kg per m2. Vanwege de huidige hoge dierbezetting zijn
de economische gevolgen van de richtlijn voor de Nederlandse vleeskuikensector
relatief groter dan in andere lidstaten.
Implementatie van de richtlijn
Met de implementatie van de richtlijn wordt een eerste stap gezet in het
verbeteren van het welzijn van vleeskuikens. Ik heb de volgende uitgangspunten
gehanteerd bij de implementatie van de richtlijn:
· het welzijn van vleeskuikens wordt niet alleen bepaald door de bezettingsgraad.
Met welzijnsmaatregelen gericht op het verminderen van de uitval en
van huidaandoeningen kan bij de huidige dierbezettingen op de vleeskuikenbedrijven
meer winst voor het welzijn geboekt worden dan alleen sturing op
de bezettingsgraad. Dit is ook mijn inzet geweest bij de Europese onderhandelingen
over de totstandkoming van de richtlijn;
· een evenwichtige afweging tussen de gewenste verbetering van het welzijn
van de vleeskuikens en de economische gevolgen van de richtlijn voor de
Nederlandse vleeskuikensector;
· het stimuleren van innovatieve en toekomstgerichte ondernemers die
management- en huisvestingsmaatregelen nemen die leiden tot een
verbetering van het welzijn van de vleeskuikens;
· een gezamenlijke aanpak met en inzet van het pluimveebedrijfsleven om de
komende jaren via een gefaseerde aanpak een forse verbetering van het
welzijn voor vleeskuikens te realiseren.
Alles overwegende ben ik akkoord gegaan met een maximale bezettingsgraad van
42 kg per m2 onder de voorwaarde dat er een aanvullend nationaal welzijnscriterium
wordt ingevoerd. Dit vergt een gezamenlijke inzet en de bereidheid van
het bedrijfsleven om hiervoor verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb er
vertrouwen in dat deze doelstelling zal worden bereikt door de volle inzet van alle
partijen, die betrokken zijn bij dit afsprakenkader.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit