Levenslang en 16 jaar cel geëist voor moord op Dickenslaan
6 oktober 2009 - Arrondissementsparket Utrecht
De officier van justitie te Utrecht heeft vandaag tegen de
hoofdverdachte van de moord op de Dickenslaan op 13 januari 2008 een
levenslange gevangenisstraf geëist. Tegen zijn medeverdachte eiste hij
een celstraf van 16 jaar.
Niet alleen de moord op 13 januari 2008 is aan te merken als een
gewetenloze daad, ook is het schokkend dat de beide verdachten drie
weken later in Eindhoven met een doorgeladen pistool een poging doen
om bewoners van een huis te beroven en een week later zich schuldig
maken aan diefstal met geweld in Breda. Ten aanzien van de
hoofdverdachte merkt de officier op dat het niet te bevatten is dat
deze nog maar elf dagen vrij was na een gevangenisstraf van zes jaar
voor soortgelijke feiten gepleegd in 2003. Als zes jaar
gevangenisstraf leidt tot het begaan van een moord binnen 11 dagen na
vrijlating, de verdachte alle medewerking weigert en volledig
toerekeningsvatbaar blijkt, "dan heb ik geen andere keus de rechtbank
te vragen u een levenslange gevangenisstraf op te leggen."
De medeverdachte wordt volledig verantwoordelijk gehouden voor het
medeplegen van de moord. Hij heeft weliswaar het dodelijke schot niet
gelost, maar heeft zich op geen enkele manier gedistantieerd. Omdat
ook hij niet heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, is
een langdurige gevangenisstraf van 16 jaar, zowel als preventie maar
ook als vergelding, op zijn plaats, zo stelde de officier.
In zijn ruim twee uur durende requisitoir schetste de officier een
beeld van het onderzoek dat stapje voor stapje leidde tot de
verdenking en het bewijs dat de twee mannen omwille van een geringe
hoeveelheid cocaïne het slachtoffer hebben geslagen en door het
lichaam hebben geschoten.
Op basis van getuigenverklaringen ontstond er een beeld van de
toedracht: het slachtoffer rijdt op de bewuste avond met de twee
mannen van het koffiehuis naar zijn huis en haalt daar een zakje wit
poeder op, ze rijden iets verder, daar wordt het slachtoffer bedreigd
met een vuurwapen, hij haalt de sleutel uit de auto en eenmaal buiten
wordt hij tegen de grond gewerkt, geschopt, geslagen en uiteindelijk
doodgeschoten. Het zakje met witte poeder wordt niet meer gevonden.
Het onderzoek leidt naar de auto waar bloedsporen van het slachtoffer
in worden gevonden. Vervolgens kan worden bewezen dat een van de
verdachte deze auto had bestuurd. Ook het onderzoek naar het wapen
leidt naar deze verdachte en tapgesprekken en paalgegevens bevestigen
zijn aanwezigheid op de plaats delict op het moment van de moord. Door
tapgesprekken en verklaringen komt de hoofdverdachte in beeld en ook
hij kan gelinkt worden aan de plaats delict. De bewijsmiddelen passen
naadloos in elkaar; de verdachten zwijgen.
Op 13 oktober om 10.00 uur wordt de behandeling voortgezet. Dan zijn
de advocaten van de beide verdachten aan het woord.
Openbaar Ministerie