4. Antwoorden op kamervragen van Arib over suïcidaal gedrag van jonge
migranten vrouwen in Nederland
Antwoorden op kamervragen van Arib over suïcidaal gedrag van jonge migranten
vrouwen in Nederland
Kamerstuk, 5 oktober 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ/K-U-2942950
5 oktober 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de ministers voor Jeugd en Gezin en
voor Wonen, Wijken en Integratie en de Staatssecretaris van VWS, de
antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over suïcidaal
gedrag van jonge migranten vrouwen in Nederland (ingezonden 7 juli
2009).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Arib over suïcidaal gedrag
van jonge migranten vrouwen in Nederland.
(ingezonden 7 juli 2009)
Vragen van het lid Arib (PvdA) aan de ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Wonen, Wijken en Integratie over suïcidaal
gedrag van jonge migranten vrouwen in Nederland. (Ingezonden 7 juli
2009)
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het onlangs verschenen onderzoek "Suïcidaal
gedrag van jonge migranten vrouwen in Nederland"? 1)
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u ervan dat 20 procent van de Surinaams-Hindoestaanse, 15
procent van de Turkse, 10 procent van de Nederlandse en ruim zes
procent van de Marokkaanse meisjes ooit een zelfmoordpoging heeft
gedaan?
Antwoord 2
Allereerst merk ik op het afschuwelijk te vinden dat een aanzienlijk
percentage meisjes, al dan niet van allochtone afkomst, een
zelfmoordpoging doet.
Verder betreur ik het gegeven dat er bij meisjes van
Surinaams-Hindoestaanse en Turkse afkomst sprake is van een verhoogd
percentage suïcidepogingen ten opzichte van meisjes van Nederlandse
afkomst.
Vraag 3
Worden zelfmoordpogingen geregistreerd door ziekenhuizen en
crisisdiensten? Zo nee, waarom niet? Wordt de etnische afkomst bij
suïcidepogingen landelijk geregistreerd door het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
In het algemeen registreren ziekenhuizen en crisisdiensten,
suïcidepogingen in het (electronisch) patiëntendossier.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) registreert landelijk een
beperkt aantal (demografische) gegevens over het aantal suïcides onder
de Nederlandse bevolking. Het CBS registreert en publiceert geen
gegevens over suïcidepogingen, omdat zij daarvoor geen data krijgt
aangeleverd. In dit verband verwijs ik tevens naar mijn antwoorden op
uw eerdere vragen over zelfmoordpogingen van Surinaamse en Turkse
meisjes in de regio Haaglanden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2005 -
2006, Aanhangsel nr. 619).
Vraag 4
Herinnert u zich mijn eerdere schriftelijke vragen over
zelfmoordpogingen van Surinaamse en Turkse meisjes in de regio
Haaglanden en de antwoorden hierop, namelijk dat het de
verantwoordelijkheid van de (koepels van) zorgaanbieders is om er voor
te zorgen dat de hulpverlening aan allochtone meisjes toegankelijk
moet zijn? 2) Bent u van mening dat de hulpverlening voor allochtone
meisjes op dit moment voldoende toegankelijk is?
Bent u, gezien de schrikbarende cijfers over zelfmoordpogingen onder
allochtone meisjes, nog steeds van mening dat dit alleen een
verantwoordelijkheid is van de (koepels van de) zorgaanbieders? Bent u
van mening dat zij hun verantwoordelijkheid in dezen voldoende nemen?
Heeft de overheid een verantwoordelijkheid in dezen? Zo ja, welke?
Vraag 5
Deelt u de mening dat de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en
reguliere hulpverlening ernstig tekortschieten als het gaat om
adequate hulpverlening aan allochtone meisjes met psychische
problemen? Zo ja, deelt u de mening dat het de verantwoordelijkheid
van de overheid is om de instellingen voor geestelijke gezondheidszorg
en reguliere zorginstellingen aan te spreken op hun
verantwoordelijkheid om deze doelgroep te bereiken? Hoe gaat u dit
doen?
Antwoord 4 en 5
In de antwoorden op de eerdere vragen mevrouw Arib heeft de toenmalige
minister van VWS vermeld dat het (verder) verkrijgen en verspreiden
van kennis over verbeteringen van de hulpverlening aan allochtonen
primair de verantwoordelijkheid is van de (koepels van) zorgaanbieders
en dat de overheid daarbij een stimulerende rol speelt (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2005 - 2006, Aanhangsel nr. 619). Op dit punt ben ik
thans geen andere mening toegedaan.
De toegankelijkheid van de zorg voor allochtonen geeft een genuanceerd
beeld. Uit de Trendrapportage GGZ 2008 van het Trimbos instituut
blijkt onder meer dat allochtonen hun weg naar de GGZ steeds beter
weten te vinden. Meer specifiek blijkt uit de Trendrapportage dat
allochtone vrouwen de laatste jaren sterk emanciperen wat betreft
zorggebruik bij psychische problemen; hun zorggebruik nam sterker toe
dan onder allochtone mannen. In dit verband verwijs ik tevens naar de
antwoorden van de Staatssecretaris van VWS op vragen van mevrouw Arib
over allochtone meisjes die voor hun ouders of hun schoonouders zorgen
(ingezonden 13 mei 2009).
De rol en de verantwoordelijkheid die de overheid in dezen heeft, is
ervoor zorgen dat de zorg voldoende toegankelijk is voor alle burgers.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat bij zelfmoordpogingen onder allochtone meisjes
de beperking van keuzevrijheid bij deze meisjes een belangrijke factor
is? Vindt u het acceptabel dat deze meisjes nog steeds in hun
keuzevrijheid, wat betreft huwelijk, relatievorming, echtscheiding,
seksualiteit en bewegingsvrijheid, worden beperkt door hun familie en
omgeving? Zo nee, kunt u aangeven wat u tot nu toe hebt gedaan om deze
meisjes in hun gevecht voor meer vrije keuze te steunen of te
stimuleren? Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die u heeft
genomen vanaf 2006 en de effecten van deze maatregelen?
Antwoord 6
In antwoord op het eerste deel van deze vraag merk ik op dat ik het
zorgelijk vind dat (allochtone) meisjes zich beperkt voelen in hun
keuzevrijheid. Overigens blijkt uit het onderzoek dat vooral bij de
Turkse meisjes de beperking van de keuzevrijheid een rol speelt. Voor
het percentage van suïcidepogingen bij Hindostaanse meisjes geeft het
onderzoek geen eenduidige verklaring.
Op het tweede deel van de vraag antwoord ik dat ik het niet acceptabel
vind dat volwassen allochtone meisjes in hun keuzevrijheid en daardoor
ook in hun emancipatieproces worden belemmerd door hun partners of
vaders. Daarom stimuleren de ministers van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap en voor Wonen, Wijken en Integratie het opzetten van
vadercentra om de emancipatie van mannen uit traditionele milieus te
bevorderen. Maatregelen voor het bevorderen van keuzevrijheid zijn
veelal generiek en geldend voor alle groepen. Meer specifieke
programma's zoals bovengenoemd lopen nog, waardoor over de uitkomsten
nog geen uitspraken kunnen worden gedaan.
Voorts merk ik op dat daar waar sprake is van vrijheidsbeperking
waarbij grenzen van de Nederlandse rechtsstaat worden overschreden,
handelen aan de orde is. Het kabinet heeft binnen de aanpak van
eergerelateerd geweld maatregelen getroffen op het gebied van
preventie, bescherming en de strafrechtelijke aanpak van maatregelen
om het proces van mentaliteitsverandering onder migranten- en
vluchtelingengroepen te bevorderen en op te treden tegen daders en
medeplegers van deze vorm van geweld.
Vraag 7
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de
interculturalisatie van de zorg, in het bijzonder van de GGZ? Bestaat
de projectgroep interculturalisatie van de zorg nog en zo ja wat zijn
de activiteiten die deze projectgroep tot nu toe heeft ondernomen?
Antwoord 7
In augustus 2001 is de Projectorganisatie interculturalisatie van de
gezondheidszorg voor een periode van vier jaar ingesteld en is na het
verstrijken van die periode met ingang van 1 mei 2005 opgeheven.
Over de activiteiten die de Projectorganisatie interculturalisatie van
de gezondheidszorg gepland had en heeft ondernomen tot de opheffing,
heeft de projectorganisatie een plan van aanpak (november 2001)
uitgebracht. Ook heeft de projectorganisatie destijds een
voortgangsrapportage uitgebracht. Deze stukken heeft de toenmalige
minister van VWS als bijlagen bij de brief over allochtonen in de
gezondheidszorg (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003 - 2004, 29 484, nr.
1) gericht aan de Tweede Kamer gevoegd. Voor de activiteiten die de
projectorganisatie heeft ondernomen, verwijs ik naar de inhoud van
deze bijlagen.
Vraag 8
Bent u bereid samen met collega-bewindspersonen met een integraal plan
van aanpak te komen waarin u de huidige stand van zaken aangeeft, de
gewenste situatie, concrete maatregelen om deze meisjes in hun strijd
voor meer keuzevrijheid te steunen, de verschillende actoren,
organisaties en instellingen die hierbij worden betrokken en het
tijdpad dat hiervoor wordt gehanteerd? Wanneer kan de Kamer dit plan
van aanpak ontvangen?
Antwoord 8
Een apart plan van aanpak voor allochtone meisjes is niet nodig. Via
de emancipatiesubsidieregeling (Staatscourant van 29 december 2003,
nr. 250/pag. 37) zijn in de periode 2004-2007, tal van projecten
ondersteund om de emancipatie van allochtone vrouwen en meisjes te
bevorderen. Over de uitkomsten van de afgeronde projecten is de Tweede
Kamer eerder schriftelijk geïnformeerd (Tweede Kamer, vergaderjaar
2007-2008, 30 420, nr. 119).
Het bevorderen van de emancipatie van vrouwen én meisjes uit etnische
minderheidsgroepen is nog steeds speerpunt van het emancipatiebeleid
van de rijksoverheid. Het kabinet zet in op de bevordering van de
maatschappelijke- en arbeidsparticipatie, maar ook op de bevordering
van de zelfredzaamheid en de persoonlijke ontwikkeling van vrouwen en
meisjes uit etnische minderheidsgroepen. Dat doet zij door het
versterken van de lokale regie onder meer door het bevorderen van
emancipatiebeleid door gemeenten en via de lokale uitrol van 18 "best
practice"-projecten die zijn uitgevoerd binnen de bovengenoemde
emancipatiesubsidieregeling. Hiervoor stelt zij middelen beschikbaar
voor gemeenten en provincies. Eén van de 18 "best practice"- projecten
die door gemeenten en provincies geadopteerd kan worden betreft het
project `Hand en hand tegen huwelijksdwang' van de Stichting SPIOR.
Dit project maakt meisjes weerbaar en het onderwerp bespreekbaar in
islamitische gemeenschappen. Een ander voorbeeld is het project Zwarte
Tulp van de Stichting Verdwaalde Gezichten dat eergerelateerd geweld
op scholen bespreekbaar maakt.
1) Suïcidaal gedrag van jonge migranten vrouwen in Nederland, Diana
van Bergen, Vrije Universiteit Amsterdam, juni 2009
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2005-2006, nr. 619
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport