1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2597 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
-
T -
Ons kenmerk
DGLM-2009/3630
Uw kenmerk
Datum 5 oktober 2009 2009Z15740
Onderwerp Antwoord op kamervragen van het lid van Hijum over Nederlandse Bijlage(n)
-
zeezeilschepen
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum aan
de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over het bericht dat de Duitse
autoriteiten in Flensburg vier Nederlandse zeezeilschepen aan de ketting hebben
gelegd.
1
Bent u ervan op de hoogte dat de Duitse autoriteiten in Flensburg vier
Nederlandse zeezeilschepen aan de ketting hebben gelegd, die niet zouden
voldoen aan de internationale veiligheidsvoorschriften?1
1
Op 2 september j.l. heeft de Duitse overheid 4 schepen - de Oban, Pedro
Doncker, Willem en Wytske Eelke - beboet vanwege het ontbreken van een
certificaat in verband met securityeisen (ISPS). De schepen zijn niet aan de
ketting gelegd. Nederland heeft tegenover Duitsland zijn ongenoegen over deze
beboeting geuit. Volgens Nederland zijn deze schepen niet SOLAS- en daarom ook
niet ISPS-plichtig. Op 25 september j.l. hebben 2 schepen - de Pegasus en de
Swaensborgh - in Kiel een bezoek gehad van de Wasserschutzpolizei en dreigde
eenzelfde beboeting. Ik heb de Verkeersraad in Berlijn gevraagd protest aan te
tekenen en opheldering te verkrijgen bij het Bundesministerium für Verkehr, Bau
und Stadtentwicklung, over waarom opnieuw een dergelijke actie wordt
ondernomen.
2
Kunt u aangeven welke boodschap u de ambassadeurs van Duitsland en
Denemarken hebt meegegeven, die in juli door u op het ministerie over deze
kwestie zijn ontboden? En welke reactie hebben de Duitse en Deense autoriteiten
gegeven op uw signaal?
1 de Stentor, 2 september 2009: "Duitsers leggen Kamper zeezeilschip aan ketting"
a
Pagina 1 van 4
Datum
2
Ik heb op 2 en 9 juli j.l een indringend gesprek gehad met respectievelijk de Ons kenmerk
Deense en Duitse ambassadeur. Tijdens deze gesprekken heb ik de uitermate DGLM-2009/3630
moeilijke situatie, waarin de Nederlandse zeezeilschepen nu verkeren, toegelicht
en tevens heb ik het Nederlandse standpunt dat het SOLAS-verdrag en de
Europese richtlijn 2009/45/EG2 niet van toepassing zijn en dat de Nederlandse
nationale certificaten voor deze schepen moeten worden geaccepteerd - nogmaals
uitdrukkelijk kenbaar gemaakt. Ook heb ik een lijst met Deense respectievelijk
Duitse schepen overhandigd die naar de mening van de BBZ wat betreft karakter
en inrichting gelijkwaardig zijn aan de Nederlandse schepen, maar die niet aan
dezelfde strenge eisen hoeven te voldoen. Ik heb de Deense en Duitse
ambassadeurs verzocht om een toelichting over de certificering van deze Deense
en Duitse schepen.
Van beide landen heb ik inmiddels een reactie ontvangen, waarin de bekende
standpunten worden herhaald. Daarnaast wordt verwezen naar het Europese
traject via het Committee on Safe Seas (COSS) dat door een aantal Europese
lidstaten, waaronder Nederland, is geïnitieerd en dat door de Europese Commissie
is opgepakt (zie vraag 4). Van Denemarken heb ik onlangs een reactie ontvangen
op de lijst met schepen. Deze wordt op dit moment beoordeeld. Voor wat betreft
de Duitse lijst zal mijn ministerie blijven aandringen op beantwoording.
3
Is er zicht op een tijdelijk bestand met Duitsland en Denemarken, waarbij de
Nederlandse certificaten worden geaccepteerd in afwachting van de uitspraak van
de Europese Commissie, over de klacht die door BBZ is ingediend?
3
Nee, op dit moment is er geen zicht op een tijdelijk bestand. Zoals hierboven
aangeven blijven Duitsland en Denemarken bij hun standpunt. De enige opening
die ik zie om ervoor te zorgen dat Nederlandse certificaten worden geaccepteerd
tenminste zolang er nog geen uitspraak van de Europese Commissie is over de
klacht die door de BBZ is ingediend is die via het hierboven genoemde Europese
traject. Mijn ministerie heeft richting de Europese Commissie al gewezen op de
urgentie om te komen tot een acceptabele oplossing en zal dat blijven doen.
4
Welke actie heeft u ondernomen om te bevorderen dat de Europese Commissie op
een zo kort mogelijke termijn duidelijkheid biedt in deze slepende kwestie? Is het
waar dat u het juridisch onderzoek van de Parlementair Advocaat, dat in opdracht
van de Tweede Kamer is uitgevoerd3, nog niet bij de Commissie heeft
aangeleverd? Bent u bereid dit op korte termijn alsnog te doen?
4
Ik heb per brief op 15 juni j.l. de zorgen van de Nederlandse regering en het
Nederlands Parlement over deze kwestie aan de orde gesteld bij de vice-voorzitter
van de Europese Commissie, de heer Tajani, en bij hem aangedrongen op een
2 Dit betreft een geconsolideerde versie van richtlijn 98/18/EG
3 Kamerstuk 31 409, nr. 12
Pagina 2 van 4
Europese oplossing. Met betrekking tot dat laatste verwijst ook de heer Tajani
Datum
naar het traject via het Committee on Safe Seas (COSS). COSS is een Comité dat
onder meer toeziet op de uitvoering van de Europese richtlijn 2009/45/EG. Op 23 Ons kenmerk
juli j.l. heeft dit Comité onder meer vergaderd over een wijziging van genoemde DGLM-2009/3630
richtlijn.
Deze wijziging wordt door de Europese Commissie voorbereid om de richtlijn
naar aanleiding van opmerkingen van diverse lidstaten - beter te laten aansluiten
bij de praktijk. Mijn ministerie heeft hierbij de discussie rond de traditionele
zeezeilschepen aan de orde gesteld. De wijziging van de richtlijn zal in eerste
instantie verder worden uitgewerkt in een werkgroep onder het COSS, met
vertegenwoordigers van de lidstaten. Daarna zal de Commissie met deze wijziging
de gebruikelijke procedure via Raad en Europees Parlement volgen. Het
spreekt voor zich dat Nederland hierin actief participeert.
Het traject via de Raad en het Europees Parlement zal naar schatting 1 2 jaar in
beslag nemen. Daarom pleit mijn ministerie in deze discussie vooruitlopend op
dit traject - voor een spoedig standpunt van de Europese Commissie over de
toepasselijkheid van de internationale verdragen en Europese richtlijnen op
traditionele zeilschepen. In dat kader heeft mijn ministerie het juridisch
onderzoek van de Parlementair Advocaat inmiddels aan de Europese Commissie
aangeboden.
De Europese Commissie heeft naar aanleiding van vragen van het Europees
Parlement reeds aangegeven dat de internationale verdragen en ook de
betreffende Europese richtlijn niet van toepassing zijn op historische schepen.
Daarbij is de Europese Commissie uitgegaan van een interpretatie van het begrip
historisch. De Nederlandse traditionele zeilschepen zijn over het algemeen in de
jaren tachtig en negentig omgebouwde vracht- en vissersschepen. Duitsland en
Denemarken, en naar is gebleken ook andere Europese lidstaten, zijn daarom van
mening dat deze schepen niet als historisch zijn aan te merken.
De uitzondering van deze schepen van de internationale verdragen en Europese
richtlijnen baseert Nederland derhalve met name op het begrip `niet mechanisch
voortbewogen'. Sommige landen beschouwen een schip echter als mechanisch
voortbewogen zodra er een motor in het schip is geplaatst. Nederland vereist dat
deze schepen uit veiligheidsoverwegingen een motor hebben, maar beschouwt
de zeilen als hoofdvoortstuwing. Daarom worden deze schepen door Nederland
beschouwd als `niet mechanisch voortbewogen'.
5
Wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat de komende periode opnieuw
zeilschepen in Duitse of Deense havens aan de ketting worden gelegd?
5
Mijn inzet is erop gericht om zo snel als mogelijk meer duidelijkheid te krijgen.
Het traject via het COSS, gericht op wijziging van de Europese richtlijn, is daarbij
het meest kansrijk. Daarnaast blijft mijn ministerie de BBZ ondersteunen bij haar
procedures (de klacht tegen Denemarken en de rechtszaak naar aanleiding van
de aanhouding van de `Catherina'). Ook blijf ik op bilateraal niveau bij Duitsland
en Denemarken aandringen op een bevredigende oplossing.
Pagina 3 van 4
Mochten Duitsland of Denemarken wederom een Nederlands schip aanhouden,
Datum
dan zal ik niet schromen daartegen opnieuw protest aan te tekenen.
Ons kenmerk
DGLM-2009/3630
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
J.C. Huizinga-Heringa
Pagina 4 van 4
Ministerie van Verkeer en Waterstaat