Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Stut of steunpilaar?

Een onderzoek naar de provinciale steunpunten
monumentenzorg

Erfgoedinspectie

Augustus 2009





2 Erfgoedinspectie





Inhoud

Samenvatting 5
1 Inleiding 13
1.1 De probleemstelling 13
1.2 Leeswijzer 15
2 Ontstaan en opzet van de steunpunten 17
2.1 Ontstaan van de steunpunten 17
2.2 Opzet van de steunpunten 18
2.3 Recente ontwikkelingen 19
3 Veld 21
3.1 Gemeenten 21
3.2 Gemeentelijke monumentencommissies 22
3.3 Provinciale welstands- en monumentenorganisaties 23
3.4 Provincies 24
3.5 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) 26
3.6 Particuliere organisaties 27
3.7 Monumentenwacht 27
3.8 Eigenaren van rijksmonumenten 28
4 Vergelijking steunpunten 29
4.1 Opzet steunpunten 29
4.2 Relatie met het veld 30
4.3 Huisvesting 34
4.4 Samenstelling 35
4.5 Financiële situatie 37
4.6 Uitvoering taken 39
4.7 Archeologie in het steunpunt 47
4.8 Overige, meer structurele werkzaamheden 50
5 De gemeenten 55
5.1 Gemeenten over de steunpunten 55
5.2 Gemeenten over de steunpunttaken 56
5.3 Gemeenten over de andere mogelijkheden 57
6 Conclusies en aanbevelingen 59
6.1 Beleidsdoelstellingen 62
3 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


6.2 Opzet steunpunten 63
6.3 Steunpunttaken en andere werkzaamheden 64
6.4 Archeologie 68
6.5 Ten slotte 70 Bijlage 1 Werkmethodiek 71 Bijlage 2 Afkortingen en bronnen 75 Colofon 79

Losse bijlage: de steunpunten nader bekeken


4 Erfgoedinspectie





Samenvatting

Inleiding
De Erfgoedinspectie heeft een inventariserend onderzoek uitgevoerd naar de inrichting en het functioneren van de provinciale steunpunten monumentenzorg.
Vanaf 1995 is door het Rijk ter ondersteuning van gemeenten met een beperkt aantal monumenten een netwerk van provinciale steunpunten gevormd. De steunpunten ondersteunen deze gemeenten bij de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van monumentenzorg en archeologie. Het doel van de steunpunten is de kwaliteit van de monumentenzorg in de gemeenten te verbeteren door het bevorderen van kennis en het ondersteunen van het tot stand brengen van monumentenbeleid.

Vraagstelling
Er zijn drie aanleidingen om dit onderzoek uit te voeren:
· de inspectie-ervaringen van de Erfgoedinspectie, waarbij door de geïnspecteerde gemeenten de steunpunten nauwelijks werden genoemd als partij;

· de recente ontwikkelingen in de monumentenzorg met onder andere het project Modernisering Monumentenzorg, waarbij de vraag is gesteld of het systeem van de steunpunten voldoet;
· onduidelijkheid over de mate waarin het onderwerp archeologie is ingebed bij de steunpunten.
In dit inspectieonderzoek zijn de volgende vragen beantwoord: Voldoen de steunpunten aan de bij de opzet geformuleerde beleidsdoelstellingen? Welke basistaken worden uitgevoerd en op welke wijze, en welke taken niet? Welke activiteiten ontplooit het steunpunt verder nog op een meer structurele basis? Voert het steunpunt ook betaalde taken uit? Wat doet het steunpunt aan archeologie? Ook is gekeken wat er is veranderd sinds de evaluatie van de steunpunten in 2003.

Methodiek
Voor de inspectiekaders die zijn gebruikt wordt verwezen naar bijlage 1: werkmethodiek.
Voor het inspectieonderzoek zijn alle provinciale steunpunten door de onderzoekers op dezelfde aspecten bevraagd, de meeste steunpunten zijn daarvoor ter plaatse bezocht. Per steunpunt is een vergelijkbare analyse gemaakt die is opgenomen in de afzonderlijke bijlage bij dit onderzoek (bijlage: de steunpunten nader bekeken). Vervolgens zijn vergelijkingen getrokken tussen de verschillende steunpunten: wat voert welk steunpunt uit
5 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

op welke wijze? Hierbij is ook een vergelijking gemaakt met het evaluatieonderzoek van de steunpunten dat in 2003 is uitgevoerd door Bureau Research voor Beleid, in opdracht van het ministerie van OCW. In een tweede onderzoeksfase zijn per provincie een aantal kleinere gemeenten bevraagd naar hun ervaringen met het steunpunt in de betreffende provincie. De reacties van deze gemeenten zijn geanalyseerd en gecombineerd met de feitelijke gegevens. Dit alles leidt tot een aantal conclusies en aanbevelingen, die zoveel mogelijk zijn geadresseerd aan de verantwoordelijke partijen.

Bevindingen
Tevredenheid gemeenten
Uit het onderzoek is gebleken dat tweederde van de benaderde gemeenten tevreden tot zeer tevreden is over het steunpunt in hun provincie. Deze gemeenten zien het steunpunt als een welkome aanvulling op het monumentenstelsel, en geven aan dat continuering van het steunpunt in hun provincie zeker gewenst is. Er zijn per steunpunt wel heel duidelijke verschillen in tevredenheid.

Opzet steunpunten
De steunpunten zijn verschillend opgezet: als zelfstandige stichting, of ondergebracht bij een moederorganisatie zoals een erfgoedhuis of welstandsorganisatie. Opvallende conclusie uit het onderzoek is dat de wijze waarop het steunpunt is opgezet geen invloed hoeft te hebben op het functioneren; de beter functionerende steunpunten hebben alle een verschillende opzet. Wel leidt onderbrenging van een steunpunt bij een moederorganisatie soms bij de gebruikers tot onduidelijkheid over de taakverdeling tussen steunpunt en moederorganisatie. De steunpunten werden tot voor kort gefinancierd door Rijk en provincie, en worden met ingang van 2009 alleen door de provincies gefinancierd, die daarbij het rijksbudget voor het steunpunt ontvangen. De financiële bijdrage van het Rijk, die bedoeld was voor een minimaal benodigde bezetting, is sinds de oprichting van het steunpuntennetwerk in 1995 nooit geïndexeerd. Ditzelfde geldt veelal ook voor de provinciale bijdrage voor de steunpunten. Hierdoor zijn de steunpunten sindsdien feitelijk steeds `armer' geworden. Het aantal gemeenten dat binnen een provincie ligt varieert van 6 tot 76. Bij de opzet is echter geen financiële verdeelsleutel per provincie gehanteerd; provinciale steunpunten die veel gemeenten moeten bedienen ontvangen geen hoger subsidiebedrag dan steunpunten in een provincie met een gering aantal
6 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

gemeenten. Al in het evaluatieonderzoek in 2003 is hierover een aanbeveling gedaan; deze is echter nooit opgevolgd.

Beleidsdoelstellingen
Een belangrijke vraag in dit onderzoek is of de steunpunten voldoen aan de eigen beleidsdoelstellingen zoals deze bij de oprichting zijn geformuleerd:
· het ondersteunen van gemeenten ten einde de kwaliteit van de monumentenzorg en de cultuurhistorie te verbeteren;
· het stimuleren van gemeenten bij het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid.
Ten behoeve van de eerste doelstelling zijn bij de opzet van het steunpuntennetwerk voor elk steunpunt basistaken geformuleerd, te weten een helpdesk, spreekuur, Bouwplanoverleg en Ruimtelijk planoverleg. Vrijwel alle steunpunten voeren (een deel van) deze taken uit, met wisselend succes. Aan de tweede doelstelling is bij de opzet minder vorm gegeven, met als gevolg dat dit aspect niet bij alle steunpunten even goed uit de verf komt.

Basistaken
Vooral de helpdesk blijkt bij alle steunpunten goed te worden benut. Het spreekuur wordt veel minder gebruikt. Het Bouwplanoverleg functioneert vooral goed in die provincies waarbij bijna alle gemeenten gebruik maken van de provinciale welstandsorganisatie voor de advisering over monumentenvergunningen. Voor gemeenten met een eigen monumentencommissie is deelname aan een Bouwplanoverleg veel minder interessant. Het Ruimtelijk planoverleg functioneert niet overal naar behoren. Deze overlegvorm kan wel een rol gaan spelen in de inbedding van het actuele onderwerp gebiedsgerichte monumentenzorg bij gemeenten. Ook een proactieve houding van het steunpunt naar gemeenten kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Belangrijk voor het welslagen van zowel het Bouwplanoverleg als het Ruimtelijk planoverleg is dat alle benodigde partners (gemeenten, provincies, provinciale welstandsorganisaties en RCE) zich hier aan verbinden en hun medewerking toezeggen.

Archeologie
De Wet op de archeologische monumentenzorg heeft ertoe geleid dat veel steunpunten de laatste jaren hebben ingezet op de ondersteuning van gemeenten bij het opzetten van een eigen archeologisch beleid. Hiertoe zijn sindsdien veel, maar nog niet alle, steunpunten versterkt met archeologische
7 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

kennis. Sommige steunpunten kunnen deze kennis halen bij de moederorganisatie.
Een aantal steunpunten voert kosteloos archeologische quickscans uit voor gemeenten die zelf nog geen archeologisch beleid hebben op basis waarvan verantwoorde besluiten kunnen worden genomen. Gemeentelijke (selectie)besluiten in het kader van de archeologische monumentenzorg kunnen alleen op verantwoorde wijze genomen worden als daar een gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt. Dit kan vormgegeven zijn in een gemeentelijke archeologische waarden- of beleidskaart. Bij gemeenten die hun archeologiebeleid goed op orde hebben is de uitvoering van quickscans, die niet voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, niet meer nodig.

Overige werkzaamheden
De mogelijkheid tot het uitvoeren van betaalde taken ter verruiming van het budget is nadrukkelijk in de opzet van de steunpunten meegenomen. Veel steunpunten laten deze betaalde werkzaamheden, die wel kunnen voortvloeien uit de steunpunttaken, uitvoeren door de moederorganisatie. Hierbij bestaat wel een risico op belangenverstrengeling tussen het steunpunt en de moederorganisatie, een risico dat zich op dit moment met name manifesteert bij archeologische werkzaamheden.
Ook voor kleinere monumentengemeenten blijft het voor een adequate uitvoering van de monumentenzorg noodzakelijk een basisniveau aan monumentenkennis zelf in huis te hebben. Gebleken is dat de mogelijkheid van inhuur van specifieke kennis voor gemeenten een welkome oplossing is voor het ondervangen van dit gebrek aan kennis. Een aantal steunpunten of hun moederorganisaties biedt deze mogelijkheid aan, dit is echter niet in alle provincies een mogelijke faciliteit.
Alle steunpunten leveren in verschillende mate ook andere waardevolle bijdragen aan de implementatie van de kennis over monumentenzorg en archeologie bij gemeenten, die veelal kosteloos worden aangeboden aan gemeenten. Genoemd kunnen worden het organiseren van bijeenkomsten en cursussen voor gemeenteambtenaren, of het uitbrengen van nieuwsbrieven.

Ten slotte
De steunpunten vormen in de complexe beleidsomgeving van archeologie en monumentenzorg een belangrijke `haven' voor met name kleinere gemeenten. Een aantal steunpunten functioneert optimaal, een aantal functioneert onder niveau. In de opzet en werkwijze van de steunpunten kan een aantal zaken worden verbeterd. Indien dit stevig wordt opgepakt, zowel in het kader van het
8 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

project Modernisering Monumentenzorg, als bij de voorgenomen provinciale evaluatie van het steunpuntennetwerk in 2012, kunnen steunpunten zich allemaal ontwikkelen van een tijdelijke stut tot een onmisbare steunpilaar voor de kleinere monumentengemeenten.

Algemene conclusies:
De steunpunten zijn heel verschillend ingericht en zijn bij verschillende partijen en organisaties ondergebracht.
De steunpunten voeren niet allemaal alle basistaken uit. Door tweederde van alle geïnterviewde gemeenten wordt het werk van de steunpunten zeer positief ervaren.
Per provincie zijn er grote verschillen in tevredenheid bij de gemeenten.

Aanbevelingen:

Aan de Minister:

· Erken het belang van een goed werkende kennisinfrastructuur voor de monumentenzorg. Een ondersteuningsstructuur voor kleinere monumentengemeenten, die zelf voldoende kennis ontberen, vormt hierin een onmisbare schakel.

· Bezie, in het kader van het huidige project Modernisering Monumentenzorg, op welke wijze kan worden gestimuleerd dat in alle provincies de mogelijkheid van inhuur van aanvullende monumentenkennis aanwezig is. Gebleken is dat bij met name de kleinere monumentengemeenten hieraan een behoefte bestaat. Een dergelijke faciliteit maakt overigens geen onderdeel uit van de opzet van de steunpunten, en kan ook bij de moederorganisaties of extern worden ondergebracht.

· Bezie, mede in verband met de kabinetsplannen voor regionale uitvoeringsdiensten in het kader van de Wabo, of de huidige schaalgrootte van de steunpunten voldoet. Wellicht kan dit aspect worden meegenomen in de voorgenomen provinciale evaluatie van het steunpuntennetwerk.

· Draag in het kader van de modernisering van het monumentenstelsel zorg voor vergroting van de bekendheid van de steunpunten. Ook een uitleg van de ondersteuningsstructuur op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is een voor de hand liggende maatregel.
9 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


· Onderzoek of de rijksbijdrage voor de steunpunten, ten behoeve van een minimum bezetting, nog voldoet, aangezien deze sinds de oprichting van de steunpunten nooit is geïndexeerd.

· Bestendig dat alle steunpunten voor de uitvoering van de basistaken medewerking krijgen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Onderzoek of hiervoor binnen de RCE voor elke provincie een gelijk beleid wordt gevoerd.

Aan de provincies/IPO:

· Stimuleer een verbetering van de opzet en werkwijze van de minder goed functionerende steunpunten.

· Geef de tweede doelstelling die is geformuleerd bij de opzet van het steunpuntennetwerk, het stimuleren van het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid, meer aandacht. Overleg met de steunpunten over de methoden die hiervoor kunnen worden ontwikkeld.

· Stimuleer de rol die steunpunten kunnen hebben bij de inbedding in gemeenten van het actuele onderwerp gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg, als zijnde één van de voornemens in het kader van het project Modernisering Monumentenzorg.

· Stimuleer een betere samenwerking tussen en verbintenis van alle betrokken partijen: Rijk, provincies, welstandsorganisaties en gemeenten. Hiermee kunnen de steunpunten worden geholpen bij het opzetten of perfectioneren van het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk planoverleg.

· Onderzoek, bijvoorbeeld bij de voorgenomen evaluatie van het steunpuntennetwerk, of de eigen provinciale subsidiebijdrage moet worden aangepast naar gelang het aantal door het steunpunt te bedienen gemeenten. Betrek hierbij de verzwaring van het takenpakket in verband met de gebiedsgerichte monumentenzorg. Uitgangspunt moet hierbij zijn dat de vaste rijksbijdrage per steunpunt onaangetast blijft.
· Stimuleer dat alle steunpunten archeologische kennis in huis hebben, vooral ten behoeve van de invulling van de helpdeskfunctie.
· Wees attent op een duidelijke scheiding tussen basistaken en markttaken bij de steunpunten en hun moederorganisaties, zodat het risico op belangenverstrengeling wordt geminimaliseerd.


10 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Aanbevelingen aan het steunpuntennetwerk:
NB. Niet elke aanbeveling is op elk steunpunt van toepassing.
· Werk aan een vergroting van de bekendheid van de steunpunten, onder andere door goed functionerende en informatieve websites per steunpunt, en door een gezamenlijke steunpuntenwebsite.
· Geef de tweede doelstelling die is geformuleerd bij de opzet van het steunpuntennetwerk, het stimuleren van het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid, meer aandacht. Dit kan bijvoorbeeld door netwerkbijeenkomsten te organiseren voor alle gemeenten in de betreffende provincie, waarbij de gemeenten geïnformeerd kunnen worden en van elkaar kunnen leren.
· Stimuleer de inbedding bij gemeenten van het actuele onderwerp gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg. Dit kan bijvoorbeeld door te zorgen voor een proactieve houding naar gemeenten. Ook is het hierbij van belang om vanaf de start van ruimtelijke ontwikkelingsprocessen te participeren, en niet pas in de vergunningsfase. Analyseer de opzet en werking van de bestaande Ruimtelijke planoverleggen; bezie of deze overlegvorm in alle steunpunten vorm kan krijgen. Werk aan een betere bekendheid hiervan bij gemeenten en daarmee een verhoging van de participatie.
· Draag er zorg voor dat het toesturen van aanvragen voor een monumentenvergunning aan, en agendering in, het Bouwplanoverleg bij alle steunpunten vrijwillig is voor gemeenten met een eigen monumentencommissie.

· Bevorder de totstandkoming van een eigen archeologisch beleid bij gemeenten, op basis waarvan de gemeente zelf verantwoorde besluiten kan nemen. Verminder het uitvoeren van archeologische quickscans, zodat gemeenten meer worden gestimuleerd tot het nemen van deze eigen verantwoordelijkheid.


11 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


12 Erfgoedinspectie






1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de probleemstelling en de achtergronden verwoord en is een leeswijzer opgenomen.


1.1 De probleemstelling
Inleiding
Vanaf 1995 is door het Rijk ter ondersteuning van gemeenten met een beperkt aantal monumenten een netwerk van provinciale steunpunten opgericht. Deze werden gefinancierd door Rijk en provincie, en worden met ingang van 2009 alleen door de provincies gefinancierd, die daarbij het rijksbudget voor het steunpunt ontvangen.
De steunpunten ondersteunen gemeenten bij de uitvoering van hun wettelijke taken op het gebied van monumentenzorg en archeologie. Het doel is de kwaliteit van de monumentenzorg in de gemeenten te verbeteren door het bevorderen van kennis en het ondersteunen van het tot stand brengen van monumentenbeleid. De steunpunten hebben een ondersteunende en een platformfunctie.
In 2003 is er, in opdracht van het Ministerie van OCW, een evaluatie van de steunpunten uitgevoerd door Bureau Research voor Beleid. Dat onderzoek bevat een analyse van het takenpakket van alle steunpunten die op dat moment functioneerden.

Aanleiding onderzoek
Er zijn drie concrete aanleidingen voor dit inspectieonderzoek: a) De inspectie-ervaringen van de Erfgoedinspectie In de inspecties die de Erfgoedinspectie de afgelopen jaren heeft uitgevoerd bij
28, veelal kleinere monumentengemeenten zijn de steunpunten nauwelijks aan de orde gekomen. Ze werden bij veel gemeenten niet genoemd als partij. Wel kwam een enkele keer een door het steunpunt georganiseerd Samenwerkingsverband of Bouwplanoverleg ter sprake, als plek waar aanvragen voor een monumentenvergunning werden doorgesproken. Ook wordt een enkele keer iemand vanuit het steunpunt afgevaardigd naar de plaatselijke monumentencommissie.
De steunpunten zijn destijds ingericht ter ondersteuning van met name kleinere monumentengemeenten. Vraag is in hoeverre hier door de gemeenten gebruik van wordt gemaakt. Wat wordt afgenomen en wat niet, en waarom?


13 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

b) De recente ontwikkelingen in de monumentenzorg
Na de zomer van 2009 zal het project Modernisering Monumentenzorg leiden tot een brief van de Minister aan de Tweede Kamer. Eén van de plannen uit dit project is een verandering van de rol van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Gemeenten kunnen al minder gebruik maken van de kennis van de RCE doordat de adviesplicht van deze organisatie bij aanvragen voor een monumentenvergunning recent sterk is ingeperkt. Hiermee is de rol van de gemeentelijke monumentencommissie verzwaard. Zij is nu de enige partij die altijd moet adviseren over een vergunningaanvraag voor een rijksmonument, de RCE adviseert alleen nog maar in een aantal specifieke gevallen. Als gevolg van deze ontwikkelingen moeten gemeenten steeds meer zelfstandig kunnen opereren in de monumentenzorg, waarbij het de vraag is of met name de kleinere gemeenten dit aankunnen. Zij kunnen in principe met hun vragen terecht bij de provinciale steunpunten monumentenzorg. De vraag die hierbij kan worden gesteld is of het huidige systeem van provinciale steunpunten voldoet, of dat het moet worden aangepast als gevolg van de laatste ontwikkelingen.

c) De archeologische werkzaamheden bij de steunpunten In het onderzoeksrapport uit 2003 wordt gemeld dat op dat moment de vraag naar informatie op het gebied van de archeologie groeiende was, maar dat de steunpunten destijds veelal niet beschikten over archeologische kennis. De invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg in 2007 heeft de gemeenten ook op het gebied van de archeologie meer eigen verantwoordelijkheid gegeven. Onbekend is of de steunpunten gemeenten hierin hebben kunnen ondersteunen. Beschikken zij nu wel over archeologische kennis en in hoeverre kunnen gemeenten hiervan gebruik maken? Verder is een vraag in hoeverre archeologische taken zijn verdeeld tussen provincies en steunpunten. En ook is onduidelijk wat bij de steunpunten aan betaalde en onbetaalde archeologische werkzaamheden worden verricht; dit zijn vaak werkzaamheden die ook op de archeologische markt worden aangeboden.

Doelstelling
Het doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de opzet en werkwijze van alle provinciale steunpunten monumentenzorg. Een tweede doelstelling is het verkrijgen van inzicht in het functioneren van de steunpunten monumentenzorg. Voldoen zij aan de doelstellingen die bij de
14 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

oprichting zijn opgesteld? Zijn zij effectief? In welke mate voldoen zij aan een behoefte? Kan dit worden versterkt?
Het Rijk wil na de zomer van 2009 de plannen voor de modernisering van de monumentenzorg concreet hebben en aan de Kamer voorleggen. Onbekend is nog in hoeverre de steunpunten hierin een rol gaan spelen. Belangrijk voor de planvorming van het project Modernisering Monumentenzorg is dat er voldoende inzicht is in bovengenoemde aspecten van de steunpunten.


1.2 Leeswijzer
Dit themarapport is als volgt opgebouwd: het begint met een samenvatting op hoofdlijnen inclusief conclusies en aanbevelingen. In Hoofdstuk 1 worden de probleemstelling en het onderzoeksdoel toegelicht. Hoofdstuk 2 gaat in op het ontstaan en de opzet van de provinciale steunpunten monumentenzorg, en de invloed van toekomstige ontwikkelingen hierop. In Hoofdstuk 3 is een beschouwing opgenomen over het veld van de monumentenzorg, waarin de steunpunten één van de spelers zijn. In Hoofdstuk 4 wordt een vergelijking getrokken tussen de verschillende steunpunten. In Hoofdstuk 5 zijn conclusies getrokken uit de gemeente-interviews. Hoofdstuk 6 tenslotte geeft de conclusies van het totale onderzoek weer, en geeft ook aanbevelingen die voortvloeien uit de conclusies.

Het rapport gaat vergezeld van drie bijlagen: bijlage 1 bevat de werkmethodiek voor deze thematische inspectie; in bijlage 2 is een overzichtslijst met de gebruikte afkortingen en geraadpleegde bronnen opgenomen. In de losse bijlage De steunpunten nader bekeken is een overzicht van de opzet en werkwijze per provinciaal steunpunt opgenomen, inclusief de resultaten van de gemeente-interviews per provincie.

15 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


16 Erfgoedinspectie






2 Ontstaan en opzet van de steunpunten

In dit hoofdstuk wordt kort beschreven hoe het systeem van de provinciale steunpunten is ontstaan, op welke wijze de steunpunten zijn opgezet en wat hun taak en doelstelling was. Ook worden enkele belangrijke recente ontwikkelingen geschetst, en hun mogelijke invloed op het systeem van de steunpunten.


2.1 Ontstaan van de steunpunten
In 1988 is een deel van de rijkstaken op het gebied van de monumentenzorg gedecentraliseerd naar gemeenten, zoals is vastgelegd in de Monumentenwet
1988. In 1994 werd de beleidsnota Monumenten goed gefundeerd, strategisch plan monumentenzorg uitgebracht door de toenmalige bewindspersoon belast met monumentenzorg. Hierin werd geconstateerd dat de kleine monumentengemeenten (de zogenaamde niet-budgethoudende gemeenten, met minder dan 100 rijksmonumenten) problemen ondervinden bij de uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van de monumentenzorg. Hierop adviseerde de minister een ondersteuningsstructuur op te zetten voor gemeenten en andere partijen die bij de uitvoering van de monumentenzorg waren betrokken. Deze structuur was bedoeld om vooral de kleinere monumentengemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van de monumentenzorg en om gemeenten op te voeden in het zelfstandig kunnen uitvoeren van de wettelijke taken.
Hierop bracht de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) in
1995 de notitie `Naar een decentrale ondersteuning van integrale monumentenzorg' uit. Deze notitie was het startpunt van een experiment met de provinciaal ingerichte steunpunten. In een proefperiode werd in een aantal provincies geëxperimenteerd met verschillende organisatiemodellen voor de steunpunten. Hierna werd besloten een landelijk dekkend steunpuntennetwerk in te richten. De steunpunten zijn opgericht door de toenmalige RDMZ, de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), de provincies en de provinciale VNG-afdelingen. In een aantal provincies maken ook de provinciale welstands/monumentenorganisatie en de provinciale stichting Monumentenwacht onderdeel uit van het samenwerkingsverband.

Dat een compleet en landelijk dekkend netwerk nog niet zo snel tot stand was gekomen is herkenbaar in de evaluatie die in 2003 is uitgevoerd door het Bureau Research voor Beleid, en dat heeft geresulteerd in een eindrapport en een verzameling case-verslagen per steunpunt. Ten tijde van deze evaluatie
17 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

waren in de provincies Utrecht, Zeeland en Flevoland nog geen steunpunten ingericht.
Een aantal steunpunten zijn sinds de evaluatie in 2003 sterk gewijzigd van opzet, met name Noord-Holland en Limburg. Ook zijn er steunpunten die nauwelijks zijn gewijzigd sinds 2003, zoals in Drenthe, Overijssel en Gelderland. De jongste telg is het steunpunt in Flevoland, dat functioneert sinds 1 januari 2008, en nog in een tweejarige `proeftijd' zit. Het steunpunt in Utrecht is een jaar eerder opgestart, op 1 januari 2007. De meeste steunpunten bestaan al zo'n 10 tot 14 jaar.


2.2 Opzet van de steunpunten
Bij de opzet van de steunpunten in 1995 zijn twee beleidsdoelstellingen bepaald:

- het ondersteunen van gemeenten ten einde de kwaliteit van de monumentenzorg en de cultuurhistorie te verbeteren;
- het stimuleren van gemeenten bij het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid.
Om aan deze doelstellingen te kunnen voldoen zijn aan de steunpunten een ondersteunende en een platformfunctie toegekend:

- de ondersteuning is gericht op gemeenten en particulier initiatief, en is concreet vertaald in een helpdeskfunctie en het houden van een spreekuur;
- de platformfunctie betreft het faciliteren van overleg tussen de betrokken partijen, om tot overeenstemming te komen in de advisering over bouwplannen, ruimtelijke plannen of bestemmingsplannen. Concreet is deze functie destijds vertaald in het Bouwplanoverleg, het Ruimtelijk planoverleg, en een netwerk- of beleidsoverleg met andere partijen in het veld.
Taak van de steunpunten is de betrokken partijen bij elkaar te brengen, zodat zij ervaringen kunnen uitwisselen. Bij de oprichting is uitgegaan van maatwerk per provincie. Naast de min of meer gelijke subsidie die van Rijk en provincie werd ontvangen was het van meet af aan ook mogelijk dat de steunpunten betaalde werkzaamheden verrichten om hun budget aan te kunnen vullen. Hierbij geldt dat de gemeenten geen kosten in rekening worden gebracht voor de levering van diensten die tot het takenpakket van Rijk en provincie horen. Voor de uitvoering van taken die gemeenten zelf zouden moeten uitvoeren moeten zij wel betalen.

18 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Een klein aantal steunpunten functioneert zelfstandig, de meeste zijn ondergebracht bij een bestaande organisatie. Een dergelijke organisatie wordt in deze rapportage de `moederorganisatie' van het steunpunt genoemd. Deze moederorganisaties kunnen zijn de provinciale
welstands/monumentenorganisatie, een erfgoedhuis of een museum. In een erfgoedhuis zijn veel provinciaal werkende particuliere organisaties op het brede gebied van het culturele erfgoed ondergebracht. Soms functioneert in een provincie een monumentenhuis, waarin alleen particuliere organisaties op het gebied van de monumentenzorg en de archeologie zijn ondergebracht.


2.3 Recente ontwikkelingen
Met ingang van 1 januari 2009 is de verantwoordelijkheid voor de steunpunten gedecentraliseerd naar de provincies, zoals is vastgelegd in een bestuursakkoord tussen Rijk en provincies (IPO). Het doel van dit akkoord is dat de provincies een centrale rol krijgen in de financiële en beleidsmatige aansturing van de steunpunten. Inhoudelijk is afgesproken dat een steunpunt een drietal basistaken heeft:

· het bieden van een loket voor ondersteuning aan gemeenten;
· het bieden van een platform ter bevordering van de afstemming tussen de betrokken overheden en andere partijen;
· het bevorderen van kennis en deskundigheid bij gemeenten op het gebied van wet- en regelgeving voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten en de inhoudelijke praktijk daarvan. Afgesproken is ook dat de RCE de steunpunten actief op de hoogte houdt van ontwikkelingen en actualiteiten, dat hij contacten onderhoudt met de steunpunten en dat hij participeert in overleggen in het kader van de platformfunctie en bij voorlichtingsbijeenkomsten voor gemeenten.

De financiële bijdrage van het Rijk voor elk steunpunt wordt met dit akkoord beëindigd; de rijksgelden worden volledig overgedragen naar het Provinciefonds. Elk steunpunt krijgt in principe hetzelfde subsidiebedrag als voorheen, maar dan uitgekeerd door alleen de provincie. De provincies zijn van plan in 2012 de decentralisatie van de zogenaamde `steunfunctie' van het Rijk naar de provincies te evalueren.

De decentralisatie van bevoegdheden naar gemeenten is de afgelopen jaren nog verder doorgevoerd. Zo hebben gemeenten met de wijziging van de
19 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Monumentenwet 1988 als gevolg van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) op 1 september 2007 meer verantwoordelijkheid en beleidsvrijheid gekregen. Op 1 januari 2009 is de adviesplicht van de minister bij aanvragen om een monumentenvergunning ingeperkt, waarbij gemeenten verplicht zijn zelf een deskundige monumentenadviescommissie in te richten en zelf alle monumentenvergunningen te verlenen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (en de provincie bij objecten in het buitengebied) hoeft niet meer bij alle aanvragen voor een monumentenvergunning advies uit te brengen.

De meest recente ontwikkeling is de uitvoering van het project Modernisering Monumentenzorg. In het kader van dit project zal de minister het gehele stelsel van monumentenzorg herzien. Hierbij worden twee thema's nader uitgewerkt: van objectgericht naar omgevingsgericht, en van conserverend naar ontwikkelend. Ook de verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende partijen zal worden bezien. Naar verwachting zal de decentralisatie niet worden teruggedraaid, waarmee ondersteuning van de gemeenten ook de komende jaren nog nodig zal blijven. Een wettelijke verankering van de ondersteuning is een mogelijkheid die door het IPO wordt bestudeerd.
Een toekomstige ontwikkeling is het kabinetsvoornemen voor de opzet van regionale uitvoeringsdiensten in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Deze ontwikkeling zou wellicht van invloed kunnen zijn op de huidige opzet van het steunpuntennetwerk.


20 Erfgoedinspectie






3 Veld

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de belangrijkste partijen die een rol spelen in de zorg voor de gebouwde en archeologische rijksmonumenten. Ook de provinciale steunpunten monumentenzorg vormen één van de spelers in het monumentenveld. Kort is beschreven wat de taken zijn van alle andere partijen, en wat hun relatie is met de steunpunten.


3.1 Gemeenten
De belangrijkste doelgroep van de steunpunten zijn de kleinere monumentengemeenten. De groep grote monumentengemeenten, die meer dan 200 rijksmonumenten op hun grondgebied hebben, zijn verenigd in de Federatie Grote Monumentengemeenten. Dit betreft ruim 50 gemeenten. Zij hebben onderling veel contact en profiteren van kennisvergroting en - uitwisseling tijdens de door de Federatie georganiseerde themabijeenkomsten. Op het archeologische vlak vindt kennisuitwisseling tussen gemeenten met eigen archeologen plaats binnen het Convent van Gemeentelijke Archeologen (CGA). Hierin zijn, direct of via regionale archeologen, ruim 90 gemeenten vertegenwoordigd.
Een belangrijke partner in de oprichting van de steunpunten is de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De provinciale afdeling van de VNG participeert veelal in het beleidsoverleg tussen het steunpunt en de oprichtingspartners.

Vooral de kleinere monumentengemeenten hebben onderling weinig contact op het gebied van de monumentenzorg. Uit eerder onderzoek van de Erfgoedinspectie1 is gebleken dat veel van de onderzochte gemeenten te weinig kennis van de monumentenzorg in huis hebben. De belangrijkste knelpunten zijn naast het gebrek aan voldoende restauratietechnische en cultuurhistorische kennis, vooral te weinig capaciteit, te weinig deskundig toezicht op de uitvoering van de restauraties en een gering inzicht in de cultuurhistorische waarden. Een platform of netwerk voor de groep kleinere monumentengemeenten ontbreekt, waardoor zij niet op eenvoudige wijze kunnen profiteren van elkaars kennis en ideeën.
Met de wijziging van de Monumentenwet 1988 per 1 september 2007 (Wet op de archeologische monumentenzorg ) zijn de gemeenten nu bij het


1 Erfgoedinspectie: Op weg naar een professionele monumentenzorg. Inspectie 16 gemeenten met 150-200 rijksmonumenten. September 2008.
21 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

vaststellen van bestemmingsplannen verplicht rekening te houden met archeologie. Dit dwingt de gemeenten ertoe een duidelijkere invulling te geven aan hun taak in de archeologische monumentenzorg (AMZ) dan dat voorheen het geval was. Voorheen werd in het belang van de AMZ die rol in de praktijk vooral door het Rijk en de provincies behartigd. Ten behoeve van de bestemmingsplannen kunnen de gemeenten regels opstellen in een verordening. De consequenties van deze nieuwe verantwoordelijkheid beginnen bij veel gemeenten pas langzaam door te dringen. Gemeenten met slechts enkele rijksmonumenten hebben vaak helemaal geen afdeling monumentenzorg. Ook is daar vaak geen kennis van de waarde van het archeologische bodemarchief. Daarom vormt met name de omvangrijke groep kleinere monumentengemeenten de doelgroep van de steunpunten monumentenzorg, zij kunnen profiteren van de kennis die hier vaak wel aanwezig is.
De gemeenten kunnen bij vragen gebruik maken van de helpdesk van het steunpunt, en bij de meeste steunpunten ook van het spreekuur. Ze kunnen binnengekomen plannen voor restauraties of ruimtelijke ontwikkelingen voorleggen in het Bouwplanoverleg of het Ruimtelijk planoverleg, als dat door het steunpunt wordt georganiseerd. De ambtenaar monumentenzorg van de gemeente is vaak zelf ook fysiek aanwezig bij het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk planoverleg, zodat hij de plannen kan toelichten en de beraadslaging kan meemaken.


3.2 Gemeentelijke monumentencommissies
Volgens artikel 15 van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht een eigen monumentenverordening vast te stellen waarin tenminste de inschakeling wordt geregeld van een commissie op het gebied van de monumentenzorg die de gemeente adviseert over aanvragen voor een vergunning tot wijziging of restauratie van gebouwde monumenten. Veel gemeenten hebben hiervoor een eigen monumentencommissie ingericht, al dan niet gecombineerd met de welstandscommissie tot een gecombineerde commissie. Ook zijn er gemeenten die in gezamenlijkheid een monumentenadviescommissie hebben ingericht, of die gebruik maken van een provinciaal werkende welstands- en monumentenorganisatie. Over deze laatste mogelijkheid is meer te lezen in de volgende paragraaf. Op het gebied van de archeologie hebben de monumentencommissies geen wettelijke taak.
22 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Sinds de wijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 januari 2009 is de advisering door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in veel gevallen niet meer verplicht, waarmee het belang van een deskundige en onafhankelijke advisering door de gemeentelijke monumentencommissie is vergroot. Dat veel van deze commissies hiertoe niet voldoende zijn geëquipeerd is de conclusie van een onderzoek van de Erfgoedinspectie in 2008.2 Gemeentelijke monumentencommissies vormen geen vaste deelnemers van de door de Steunpunten georganiseerde Bouwplanoverleggen en Ruimtelijke planoverleggen. Zij zijn meestal niet aanwezig bij deze overleggen, hoewel dit wel vaak mogelijk is.


3.3 Provinciale welstands- en monumentenorganisaties3 In de meeste provincies functioneren zowel gemeentelijke adviescommissies als provinciaal ingerichte adviesorganen. Zij kunnen op verzoek van gemeenten de wettelijk verplichte advisering verzorgen op het gebied van welstand en monumentenzorg.
Veel vooral kleinere gemeenten maken gebruik van zo'n provinciaal adviesorgaan omdat zij zelf te klein zijn om een eigen welstands en/of monumentencommissie te kunnen inrichten. Sommige gemeenten maken alleen voor de welstandsadvisering gebruik van het provinciale adviesorgaan, andere juist alleen voor de monumentenadvisering of voor beide. De meeste provinciale adviesorganen bieden gemeenten twee mogelijkheden: óf de gemeente maakt gebruik van de monumentencommissie van het adviesorgaan, óf een monumentenadviseur van het adviesorgaan neemt deel aan de vergaderingen van de eigen gemeentelijke monumentencommissie en levert hiermee specifieke deskundigheid.
Niet alle provincies kennen een adviesorgaan dat het gehele grondgebied van deze provincie in principe kan bedienen. In Limburg bijvoorbeeld hebben veel bij elkaar gelegen gemeenten een eigen regionale adviescommissie opgericht, waarmee er in die provincie weinig behoefte is aan een provinciaal werkend


2 Erfgoedinspectie: Een goed advies is het halve werk - onderzoek naar monumentencommissies. Oktober 2008.

3 Daar waar in deze rapportage wordt gesproken van provinciale welstandsorganisatie wordt altijd de organisatie bedoeld die zowel de welstands- als de monumentenadvisering kan verzorgen.


23 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

adviesorgaan. Het provinciaal werkende adviesorgaan in Noord-Brabant wordt eind 2011 opgeheven. Voor de provincies Zuid-Holland en Zeeland is één interprovinciaal werkende welstandsorganisatie werkzaam. De welstandsorganisatie in Overijssel verzorgt ook de advisering op het gebied van de monumentenzorg voor één gemeente in de provincie Flevoland.

Provincie Welstands/monumentenorganisatie Aantal gemeenten in deze provincie waarvoor zij werkzaam is* Groningen Libau 23 (van de 25) Friesland Hûs en Hiem 30 (van de 31) Drenthe Drents Plateau 11 (van de 12) Overijssel Het Oversticht 21 (van de 25) Flevoland Geen, voor 1 gemeente werkt het 1 (van de 6) Oversticht
Gelderland Gelders Genootschap 40 (van de 56) Utrecht Welstand Monumenten Midden 12 (van de 29) Nederland
Noord-Holland Welstandszorg Noord-Holland 22 (van de 60) Zuid-Holland Dorp, Stad en Land 33 (van de 76) Zeeland Dorp, Stad en Land 7 (van de 13) Noord-Brabant Welstandszorg Noord-Brabant 0 (van de 68) Limburg Geen 0 (van de 40)
* Aantal gemeenten waarvoor de welstandsorganisatie de gehele monumentenadvisering verzorgt, of waar een lid van de welstandsorganisatie deel uitmaakt van de gemeentelijke monumentencommissie.

Tabel 1: Welstandsorganisatie per provincie en aantal gemeenten waarvoor zij werkzaam is.


3.4 Provincies
In het vergunningproces rond een restauratie of wijziging van een rijksmonument hebben de provincies slechts een bescheiden rol. Volgens de
24 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

recente wijziging van de Monumentenwet 19884 is het aan de provincie om te bepalen of en in welke gevallen zij wil adviseren over vergunningaanvragen. Een aantal provincies, waaronder vooral Noord-Holland en sinds kort ook Drenthe, hebben provinciale monumenten aangewezen. Verder nemen de provincieambtenaren vaak deel aan de door de steunpunten georganiseerde Bouwplanoverleggen en Ruimtelijke planoverleggen.
De provincies bewegen zich vooral op het gebied van de ruimtelijke ontwikkelingen; ook houden zij zich bezig met grote cultuurhistorische projecten die de gemeentegrenzen overstijgen.
Sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)5 is de taak van de provincie bij ontwikkelingen binnen het stads- en dorpsgezicht gewijzigd. Zij heeft nu een sturende invloed op de gemeentelijke bestemmingsplannen of op ontwikkelingen binnen het vastgestelde bestemmingsplan. Hiertoe dient zij vooraf een structuurvisie op te stellen waarin het ruimtelijke ontwikkelingsbeeld voor het gehele gebied wordt beschreven.
Ook op het archeologische vlak is de taak van de provincies veranderd. In plaats van directe betrokkenheid bij al het archeologisch onderzoek beperken zij zich nu tot dat wat in de structuurvisie wordt aangemerkt als het provinciaal belang. Ook kan de provincie nog in beeld komen als er sprake is van projectbesluiten bij de aanpassing van bestemmingsplannen (de opvolger van de artikel 19-procedures volgens de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening). Door de Erfgoedinspectie wordt een afzonderlijk onderzoek uitgevoerd naar de rol die provincies hebben bij beschermde gezichten en archeologische attentiegebieden. Dit onderzoeksrapport zal naar verwachting na de zomer van
2009 verschijnen.

In de provincies Drenthe en Noord-Holland, is de provinciale erfgoedorganisatie aangewezen als uitvoeringsorganisatie voor bepaalde provinciale taken en voor provinciaal beleid op het gebied van het culturele erfgoed. De steunpunten in deze provincies zijn eveneens bij deze erfgoedorganisaties ondergebracht. In de provincie Drenthe is het Drents Plateau ontstaan vanuit een privatisering van provinciale taken, in combinatie met een fusie met de provinciale welstandsorganisatie. Ook de provinciale advisering in het kader van de Monumentenwet wordt verzorgd door het Drents Plateau. In de provincie


4 Per 1 januari 2009 is de Monumentenwet 1988 op dit punt gewijzigd.
5 De Wro is ingegaan op 1 juli 2008.

25 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Overijssel is dit ook het geval; Het Oversticht fungeert als adviseur van de provincie.
Elk steunpunt voert op reguliere basis beleidsoverleg met de subsidiënten, waaraan ook de desbetreffende provincie deelneemt.


3.5 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) Het Rijk is één van de oprichtingspartners van de steunpunten. Tot mei 2009 heette deze organisatie nog de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). De RACM op zijn beurt was in 2006 ontstaan vanuit een fusie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). De RCE vormt het kennisinstituut op het gebied van de monumentenzorg, voor zowel gebouwde en archeologische monumenten als cultuurlandschappen. In de vergunningprocedure voor wijzigingen of restauraties van rijksmonumenten heeft deze instantie een adviestaak die is vastgelegd in de Monumentenwet. Tot 2009 was de RCE verplicht advies uit te brengen aan de gemeente over elke aanvraag tot monumentenvergunning. Met ingang van 1 januari 2009 is een wijziging van de Monumentenwet in werking getreden6, waarin onder meer is geregeld dat de RCE niet meer in alle gevallen verplicht is te adviseren. In het geval van (gedeeltelijke) afbraak, ingrijpende wijzigingen vergelijkbaar met gedeeltelijke afbraak, reconstructie en/of herbestemming (het wijzigen van de functie) is de gemeente verplicht de RCE om advies te vragen. Als overgangsmaatregel kan in het hele jaar 2009 een gemeente indien gewenst de RCE om advies vragen bij élke aanvraag tot monumentenvergunning. Op het gebied van de archeologie geeft de RCE nog steeds zelf (namens de Minister) de monumentenvergunningen af.
Consulenten van de RCE nemen veelal deel aan het Bouwplanoverleg of het Ruimtelijk planoverleg dat door veel van de steunpunten wordt georganiseerd. Ook zijn zij bij sommige steunpunten beschikbaar in het kader van een spreekuur.


6 Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 december 2008, nr. WJZ/84032 (8236), houdende vaststelling van de gevallen, bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 (Regeling ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning).


26 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Elk steunpunt voert op reguliere basis beleidsoverleg met de subsidiënten; aan dit overleg neemt ook de RCE deel.


3.6 Particuliere organisaties
In elke provincie zijn vele particuliere organisaties werkzaam op het gebied van het cultureel erfgoed. In een aantal provincies functioneert een Erfgoedhuis, waarvan veel van deze organisaties deel uit maken. Andere organisaties bevinden zich niet onder hetzelfde dak, maar aan hen worden vergader- en secretariële faciliteiten geboden. De provincies Drenthe, Utrecht, Zuid-Holland, Zeeland, Limburg en in enige mate ook Noord-Holland, kennen een Erfgoedhuis waarin een groot aantal monumentenorganisaties zijn verenigd. In Zeeland noemt deze organisatie zichzelf geen `Erfgoedhuis', omdat zij slechts een aantal particuliere organisaties op het gebied van het cultureel erfgoed bundelt. Ook de provinciale organisatie in Noord-Holland wil zichzelf geen `Erfgoedhuis' noemen, ondermeer vanwege mogelijke verwarring met de in Amsterdam gevestigde Stichting Erfgoed Nederland. Hier bestaat de organisatie uit een aantal voormalige stichtingen op het gebied van cultureel erfgoed; tevens biedt deze organisatie ondersteuning aan een aantal andere particuliere organisaties.


3.7 Monumentenwacht
De Stichting Monumentenwacht Nederland is in 1973 opgericht, als een onafhankelijke adviesorganisatie die periodiek de staat van gebouwen kan inspecteren en kleine reparaties kan verrichten. De gedachte hierachter is dat door een periodieke controle grote en kostbare restauraties kunnen worden voorkomen. Een eigenaar van een monument, of van een beeldbepalend of beeldondersteunend gebouw kan een abonnement afsluiten op de diensten van de Monumentenwacht.
Per provincie functioneert een provinciale Stichting Monumentenwacht; voor Overijssel en Flevoland is één gezamenlijke Monumentenwacht. Daarnaast is er een Archeologische Monumentenwacht die het gehele land bestrijkt. De elf provinciale stichtingen en de Archeologische Monumentenwacht leveren ieder een lid voor het algemeen bestuur van de sinds 1984 `Federatie Monumentenwacht Nederland' genoemde centrale organisatie. Rijk en provincies subsidiëren gezamenlijk bijna de helft van de exploitatiekosten van
27 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

de Monumentenwacht, andere kosten worden gedekt door de abonnements- en inspectiekosten voor eigenaren.
Vrijwel alle steunpunten maken veel gebruik van de specifieke kennis van de Monumentenwacht; soms vormt zij een samenwerkingspartner of is zij op hetzelfde adres gehuisvest.


3.8 Eigenaren van rijksmonumenten
Eigenaren van rijksmonumenten vormen een heel belangrijke groep. Zij zijn verantwoordelijk voor het in een goede staat houden van hun rijksmonument. Bij plannen voor wijziging of restauratie van hun object of terrein moeten zij bij de gemeente een aanvraag indienen voor een monumentenvergunning. Indien het een archeologisch rijksmonument betreft dient de vergunning bij het Rijk (lees: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) te worden aangevraagd. Voor restauratie van een rijksmonument zijn financiële regelingen beschikbaar. Bij agendering van plannen voor een restauratie of wijziging van gebouwde monumenten in het door het steunpunt georganiseerde Bouwplanoverleg, kan de eigenaar en/of de architect aanwezig zijn en wordt deze de gelegenheid geboden om zijn plan toe te lichten.
Voor eigenaren van een object of terrein in een beschermd stads- of dorpsgezicht is het beleid ten aanzien van plannen voor verbouwingen vastgelegd in het beschermende bestemmingsplan en vaak ook in een specifiek welstandsregime voor het gebied. Bij gehele of gedeeltelijke sloop van een pand in een beschermd gezicht is de eigenaar verplicht een sloopvergunning aan te vragen bij de gemeente.


28 Erfgoedinspectie






4 Vergelijking steunpunten

In dit hoofdstuk wordt de opzet en werkwijze van alle provinciale steunpunten met elkaar vergeleken, op basis van de teksten per steunpunt die zijn weergegeven in de afzonderlijke bijlage `de steunpunten nader bekeken' . Onderzocht is wat voor elk steunpunt de relatie met het veld is, hoe ze zijn gehuisvest en wat de samenstelling en de financiële situatie is. Vergeleken is hoe de steunpunten alle specifieke taken oppakken, wat zij voor archeologische werkzaamheden verrichten en wat zij nog meer voor structurele werkzaamheden uitvoeren. Hierbij is de vraag gesteld welke van deze werkzaamheden worden betaald door externen.


4.1 Opzet steunpunten
Opzet Ondergebracht bij Groningen Niet zelfstandig welstandsorganisatie Friesland Zelfstandige
stichting
Drenthe Niet zelfstandig welstandsorganisatie/erfgoedhuis Overijssel Niet zelfstandig welstandsorganisatie Flevoland Niet zelfstandig erfgoedmuseum/onderzoekscentrum Gelderland Niet zelfstandig welstandsorganisatie Utrecht Niet zelfstandig landschapsbeheer als rechtspersoon, welstandsorganisatie als uitvoerder en voor huisvesting Noord-Holland Zelfstandige
stichting samen
met twee andere
organisaties
Zuid-Holland Niet zelfstandig erfgoedhuis Zeeland Niet zelfstandig erfgoedhuis Noord-Brabant Zelfstandige
stichting
Limburg Niet zelfstandig erfgoedhuis/kunstencentrum Tabel 2: Opzet en onderbrenging steunpunten

De meeste steunpunten functioneren niet zelfstandig. Alleen de steunpunten in Friesland en Noord-Brabant zijn ieder een zelfstandige stichting. Het steunpunt in Friesland is echter wel gehuisvest samen met andere particuliere monumentenorganisaties, waarmee toch een soort `monumentenhuis' is ontstaan.

29 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Het steunpunt in Limburg is, na een faillissement in juli 2005, tijdelijk ondergebracht geweest bij het Limburgs Museum en nu ondergebracht bij het Huis voor de Kunsten. Ook het steunpunt in Flevoland is ondergebracht bij een museum annex onderzoekscentrum en archief. De andere steunpunten zijn ofwel ondergebracht bij de provinciale welstands- en monumentenorganisatie, ofwel in een provinciaal erfgoedhuis, ofwel in een combinatie van beide. Het steunpunt in Utrecht is formeel ondergebracht bij de provinciale organisatie voor landschapsbeheer, terwijl de provinciale welstandsorganisatie als uitvoeringsorganisatie optreedt en de huisvesting verzorgt. Het steunpunt in Gelderland is op verzoek van de Provincie Gelderland iets afwijkend opgezet. De naam `steunpunt' wordt hier niet gebruikt en is vervangen door de naam `Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland'. Opvallend is dat hierin, naast de gangbare partners Rijk, Provincie, provinciale VNG-afdeling en steunpunt, ook de Monumentenwacht Gelderland een partner vormt.
In de provincies Drenthe en Noord-Holland zijn de provinciale erfgoedorganisaties aangewezen als uitvoeringsorganisatie van provinciale taken en provinciaal beleid op het gebied van het culturele erfgoed, waarbij de steunpunten in deze provincies eveneens bij deze erfgoedorganisaties zijn ondergebracht. Het voorheen zelfstandige steunpunt in Noord-Holland is in februari 2007 gefuseerd met twee andere kleine organisaties op het gebied van het erfgoed tot een zelfstandige stichting die min of meer fungeert als `erfgoedhuis' voor Noord-Holland. De provinciale erfgoedorganisatie het Drents Plateau is ontstaan vanuit een privatisering van provinciale taken, in combinatie met een fusie met de provinciale welstandsorganisatie. Ook de provinciale advisering in het kader van de Monumentenwet 1988 wordt verzorgd door het Drents Plateau. In de provincie Overijssel is dit ook het geval; Het Oversticht is aangewezen als adviseur van de provincie.


4.2 Relatie met het veld
Particulier Monumentenwacht Welstandsorganisatie initiatief
Groningen Contacten, Huisvesting, Rechtspersoon, overleg samenwerking, huisvesting, in gezamenlijk Bouwplanoverleg secretariaat, directie en bestuur

30 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Particulier Monumentenwacht Welstandsorganisatie initiatief
Friesland Contacten, Huisvesting, In Bouwplanoverleg huisvesting samenwerking
Drenthe Samenwerking, Contacten Rechtspersoon, administratie huisvesting, in Bouwplanoverleg Overijssel Contacten Contacten Rechtspersoon, huisvesting, in Bouwplanoverleg Flevoland Contacten Contacten Is er niet in Flevoland Gelderland Contacten Deelnemer aan Rechtspersoon, Bouwplanoverleg, huisvesting, uitvoeringsorganisatie uitvoeringsorganisatie, in Bouwplanoverleg Utrecht Weinig contact Neemt deel aan Huisvesting, themabijeenkomsten uitvoeringsorganisatie, met alle Utrechtse in Bouwplanoverleg gemeenten
Noord- Contacten, Contacten Contacten Holland ondersteuning
Zuid- Contacten, Maakt ook onderdeel Contacten Holland huisvesting uit van erfgoedhuis Zeeland Huisvesting, Samenwerking, Contacten, in administratie, huisvesting Bouwplanoverleg contacten, n.a.v. agenda overleg
Noord- Samenwerking Samenwerking, Samenwerking, in Brabant overleg Bouwplanoverleg naar gelang van agenda NB. Welstandsorganisatie wordt eind 2011 opgeheven Limburg Samenwerking, Samenwerking, Is er niet in Limburg huisvesting digitale verbinding Tabel 3: Relatie tussen steunpunten en het veld


31 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Particulier initiatief
Bij een aantal steunpunten zijn particuliere monumenten- of erfgoedorganisaties in hetzelfde gebouw gehuisvest als (de moederorganisatie van) het steunpunt, hetgeen de samenwerking uiteraard bevordert. Vaak kunnen de organisaties die niet intern zijn gehuisvest wel gebruik maken van vergaderfaciliteiten, of van de administratie of het secretariaat. Cultureel Erfgoed Noord-Holland en Drents Plateau werken heel veel samen met de particuliere erfgoedorganisaties in de provincie, terwijl zij niet in dezelfde organisatie zijn gehuisvest. Bij de oprichting van het steunpuntennetwerk was specifiek bepaald dat zij een platform voor particulier initiatief in de provincie moesten vormen. Dit lijkt niet meer actueel te zijn. Ongeveer de helft van de steunpunten heeft, vaak slechts incidenteel, contacten met de particuliere organisaties. Slechts een paar steunpunten organiseren een reguliere overlegvorm met de particuliere organisaties in de provincie. Vaak bestaat deze overlegvorm wel elders in de provincie, of is deze belegd bij de moederorganisatie van het steunpunt, zodat hier voor het steunpunt zelf geen taak meer ligt.

Monumentenwacht
Bij twee steunpunten (Zuid-Holland en Zeeland) maakt de Monumentenwacht onderdeel uit van de organisatie en is op hetzelfde adres gehuisvest. In Groningen is de Monumentenwacht op hetzelfde adres gehuisvest als het steunpunt. Hier worden secretariaat, directie en bestuur gedeeld met de moederorganisatie. In Friesland is de Monumentenwacht op hetzelfde adres gehuisvest als het steunpunt, maar vormt zij een afzonderlijke organisatie. De steunpunten in Noord-Brabant en Limburg werken op veel gebieden nauw samen met de Monumentenwacht. Als eerder vermeld is in Gelderland de Monumentenwacht één van de partners van het Samenwerkingsverband; zij wordt gezien als één van de uitvoeringsorganisaties van het provinciale beleid en zij heeft een adviserende en ondersteunende rol. Voor de uitoefening van deze taak ontvangt de Monumentenwacht Gelderland een (bescheiden) subsidiebedrag van de provincie Gelderland.

Provinciale welstandsorganisatie
Bij vier steunpunten, in Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland is het steunpunt formeel ondergebracht bij de welstandsorganisatie. In Utrecht is het steunpunt fysiek bij de welstandsorganisatie ondergebracht. Deze organisatie vormt de uitvoeringsorganisatie van het steunpunt; het steunpunt is formeel ondergebracht bij Landschap Erfgoed Utrecht. In Noord-Brabant wordt de
32 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

welstandsorganisatie eind 2011 opgeheven. Deze organisatie verzorgt voor een aantal Brabantse gemeenten de welstandsadvisering en niet de advisering voor monumenten, zij heeft hiervoor ook niet de deskundigheid in huis. In de praktijk wordt zij hiervoor door sommige gemeenten nog wel incidenteel ingeschakeld.
In Limburg en in Flevoland bestaat er geen provinciale welstandsorganisatie. In Limburg is hier minder behoefte aan omdat veel gemeenten in gezamenlijkheid monumentencommissies hebben ingericht. De steunpunten in Flevoland en Noord-Brabant onderzoeken de mogelijkheden om een provinciale organisatie voor monumentenadvisering op te richten.

Aantal gemeenten Waarvan grote (per 1-1-2009) monumentengemeente (meer dan 200 rijksmonumenten) * Groningen 25 1 Fryslân 31 4 Drenthe 12 0 Overijssel 25 5 Flevoland 6 0 Gelderland 56 6 Utrecht 29 4 Noord-Holland 60 7 Zuid-Holland 76 8 Zeeland 13 6 Noord-Brabant 68 4 Limburg 40 4
* Gebaseerd op gegevens uit het Jaarboek Monumenten, Archeologie en Cultuurlandschap
2008 van de Stichting Erfgoed Nederland, waarbij de telling van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is gehanteerd.

Tabel 4: Aantal te bedienen gemeenten per steunpunt

Uit de tabel blijkt dat het aantal gemeenten dat een steunpunt moet bedienen per provincie enorm verschilt, dit aantal varieert van 6 tot 76. De provincie met het kleinste aantal gemeenten is Flevoland, hetgeen ook de provincie is met de minste (gebouwde) rijksmonumenten, maar wel met een belangrijke archeologische component. Ook de provincies Drenthe en Zeeland hebben in verhouding een beperkt aantal monumenten op hun grondgebied, waarbij
33 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Zeeland tevens een relatief hoog aantal grote monumentengemeenten telt. De steunpunten in de provincies Noord- en Zuid-Holland, Noord-Brabant en Gelderland hebben de meeste gemeenten te bedienen.


4.3 Huisvesting
Een centrale locatie in de provincie en een goede bereikbaarheid maakt het gemakkelijk voor alle gemeenten en eigenaren om gebruik te maken van spreekuur en planoverleggen. Negen steunpunten zijn gesitueerd in de provinciehoofdstad, meestal in het centrum. Flevoland is hierop een uitzondering, deze locatie in Lelystad ligt in een ontwikkelingsgebied aan de rand van de stad. Ook het steunpunt in Gelderland ligt weliswaar in Arnhem, maar niet in het centrum.
Het steunpunt in Noord-Holland is in 2007 verhuisd van Wormer naar de provinciehoofdstad Haarlem, en is hiermee een stuk beter bereikbaar geworden. Een nieuwe verhuizing, naar Alkmaar, zit in de planning. De steunpunten in Utrecht en Noord-Brabant zijn gevestigd in kleinere plaatsen, respectievelijk Bunnik en Geertruidenberg. Het steunpunt in Zuid- Holland is in 2005 verhuisd van Leiden naar Delft. Het steunpunt in Limburg is bij de oprichting gevestigd in Roermond, daarna tijdelijk gehuisvest in Venlo en sinds 2008 weer in Roermond gesitueerd.


34 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


4.4 Samenstelling

2008 fte en medewerkers Medewerkers Fte steunpunt moederorganisatie steunpunt Groningen 13,4 fte; 17 Ca. 5 Ca. 3,9 fte medewerkers
Friesland n.v.t. 4 4 fte Drenthe 23,9 fte; 30 5 1,2 fte medewerkers
Overijssel 48 fte; 55 Ca. 10 Ca. 1 fte medewerkers
Flevoland Ca. 24 fte; 1 coördinator + 0,7 fte vast ca. 30 medewerkers extra inhuur 0,3 fte inhuur Gelderland 33,8 fte; 43 3 (waarvan 1 Ca. 2 fte medewerkers coördinator) Utrecht Welstand en WMMN: 3 WMMN: 0,9 Monumenten Midden LEU: 3 fte Nederland (WMMN): LEU: 0,6 fte
7,5 fte;

9 medewerkers.
Landschap Erfgoed
Utrecht (LEU): ca. 40
fte;

51 medewerkers
Noord-Holland Ca. 25 fte; Ca. 7 Ca. 6 fte
37 medewerkers
Zuid-Holland 33,7 fte; 45 4 3 fte medewerkers
Zeeland 27 fte; 32 4 Ca. 1,55 fte medewerkers (+ 6
uitzend/detachering)
Noord-Brabant 6 fte; 8 medewerkers 5 0 Limburg 21,8 fte; 26 4 (vnl. 2) 1,54 fte medewerkers
Tabel 5: Samenstelling steunpunten en moederorganisaties

Bijna alle steunpunten zijn ondergebracht bij een moederorganisatie, die in grootte varieert van 6 fte (Noord-Brabant) tot 48 fte (Overijssel). Het aantal fte's van de steunpunten maakt onderdeel uit van het aantal fte's van deze
35 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

moederorganisatie. Vaak besteden meerdere mensen die werkzaam zijn bij de moederorganisatie een deel van hun werktijd aan het steunpunt. In de meeste gevallen vormt één persoon het aanspreekpunt en de coördinator. Deze persoon is in de meeste gevallen volledig voor het steunpunt werkzaam. Soms voert deze persoon tevens werkzaamheden uit voor de moederorganisatie. Behalve in administratief en/of financieel opzicht wordt het onderscheid tussen steunpunt en moederorganisatie door de medewerkers veelal niet meer relevant geacht. Ook voor de buitenstaander is het onderscheid vaak niet meer te maken.
Het aantal personen dat structureel een deel van de werktijd besteedt aan de uitvoering van de steunpunttaken varieert van 1 (Flevoland) tot 10 (Overijssel). Het aantal fte's dat voor de uitvoering van steunpunttaken beschikbaar is varieert van 0 (Noord-Brabant) tot circa 6 fte (Noord-Holland). Het zelfstandige steunpunt in Noord-Brabant heeft zelf geen personeel in dienst; dit wordt ingehuurd van een afzonderlijke, hiervoor speciaal opgerichte stichting. Door deze constructie is 6 fte beschikbaar voor de uitvoering van zowel betaalde als onbetaalde steunpuntwerkzaamheden. Het eveneens zelfstandige steunpunt in Friesland heeft vier medewerkers verdeeld over 4 fte. Naast de gesubsidieerde steunpunttaken voeren deze medewerkers ook betaalde werkzaamheden uit namens het steunpunt. Het aantal fte voor het steunpunt is niet meer bij alle moederorganisaties herkenbaar in de getallen; in die gevallen is in de bovenstaande tabel een schatting opgenomen hoeveel uur wordt besteed aan de uitvoering van de werkzaamheden in het kader van het steunpunt. De meeste steunpunten hebben circa 1 á 1,5 fte beschikbaar, dit getal is rechtstreeks toe te schrijven aan de hoogte van het subsidiebedrag dat de steunpunten jaarlijks ontvangen. Bij een aantal steunpunten (Groningen, Friesland, Noord-Holland en Zuid- Holland) is een hoger aantal fte's aan het steunpunt verbonden. Doordat deze steunpunten ook betaalde werkzaamheden uitvoeren, kunnen zij hiervoor meer mensen in dienst nemen.


36 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


4.5 Financiële situatie
Financiën 2009 Subsidie Bijdrage Totaal provincie moederorganisatie inkomsten (inclusief
rijksbijdrage á

68.067,-)
Groningen 122.467,- 15.000,- 137.467,- Friesland 163.483,- n.v.t. 163.483,- Drenthe 136.000,- faciliterend 136.000,- Overijssel 136.134,- faciliterend 136.134,- Flevoland 136.134,- faciliterend 136.134,- Gelderland (*1) 136.134,- (*2) 20.106,- 146.957,- Utrecht 194.067,- faciliterend 194.067,- Noord-Holland 1.249.982,- n.v.t. 1.249.982,- (*3)
Zuid-Holland 242.600,- 25.100,- 295.200,- (*4) Zeeland 139.025,- 9.775,- 148.800,- Noord-Brabant 150.623,- n.v.t. 172.623,- (*5) Limburg 136.000,- faciliterend 136.000,-
*1 Volgens begroting 2008, want op het moment van schrijven was de begroting voor 2009 nog niet vastgesteld.

*2 Van de Provinciesubsidie gaat 9.283,- naar de Monumentenwacht voor de bijdrage van deze organisatie aan de uitvoering van de steunpunttaken, waarmee het totaalbedrag ten behoeve van het steunpunt lager uitkomt.

*3 Ten behoeve van de uitvoering van provinciaal beleid op het gebied van het cultureel erfgoed, waaronder de steunpunttaken.

*4 Inclusief 27.500,- inkomsten uit betaalde werkzaamheden.
*5 Inclusief 22.000,- Provinciesubsidie ten behoeve van de coördinatie van het Regionaal Opleidings Project

Tabel 6: Structurele inkomsten steunpunten

Bij de opzet in 1995 was de afspraak dat elk steunpunt een gelijk subsidiebedrag ontving van het Rijk en van de betreffende provincie, ter grootte van elk 68.067,-. Het totaal bedrag aan inkomsten bedroeg hiermee in principe bij elk steunpunt minimaal 136.134,-. Sinds 2009 ligt de
37 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

verantwoordelijkheid voor de steunpunten bij de provincies, die hiertoe het vastgestelde subsidiebedrag van het Rijk ontvangen. De bijdrage van het Rijk is sinds 1995 nooit geïndexeerd, en bedraagt dus nog steeds 68.067,-. Bij de provinciesubsidie is indexering in wisselende mate gebeurd.
De steunpunten in Drenthe, Overijssel, Flevoland, Gelderland en Limburg ontvangen nu nog steeds het jaarlijkse basisbedrag van ruim 136.000,-. In Gelderland gaat hier nog een kleine 10.000,- van af ten behoeve van de Monumentenwacht. Groningen ontvangt een nog lager bedrag van de provincie, en heeft hiermee het minst te besteden aan subsidiegelden. Een aantal provincies draagt substantieel meer bij aan het steunpunt, met name de provincie Zuid-Holland, en in aflopende mate de provincies Utrecht, Friesland en Noord-Brabant. In Noord-Holland ontvangt de stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland een forse bijdrage van de provincie, die is bedoeld voor de uitvoering van het provinciale erfgoedbeleid. De steunpunttaken maken hier onderdeel van uit, maar zijn niet meer afzonderlijk herkenbaar in het financiële inkomstenplaatje.
Voor Gelderland zijn de getallen volgens de afrekening van 2008 opgenomen in het schema. Hier is de Provincie voornemens het steunpunt - hier genoemd het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie Gelderland - enigszins anders vorm te geven in 2009, met wellicht een ander inkomstenplaatje tot gevolg. Waar aanwezig, dragen de moederorganisaties van de steunpunten in alle gevallen zorg voor de facilitering van het steunpunt. Zij bieden huisvesting, en secretariële en administratieve ondersteuning. Daarnaast stelt een aantal moederorganisaties structureel extra gelden ter beschikking voor de uitvoering van de steunpunttaken.
Bij de vraaggesprekken is vaak gehoord dat het subsidiebedrag structureel te gering is voor de uitvoering van alle gewenste werkzaamheden door het steunpunt, waarmee de moederorganisatie wel gedwongen wordt bij te springen of waarmee de uitvoering van betaalde werkzaamheden een noodzaak wordt ter vergroting van de inkomsten.


38 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


4.6 Uitvoering taken

2008 Helpdesk Spreekuur Bouwplanoverleg* Ruimtelijk planoverleg Groningen Ja Ja, 1x per 2 weken Ja, 1x per 2 Ja, ad hoc weken (om en om vergadering monumenten- commissie en Bouwplanoverleg Friesland Ja, ook Nee Ja, 1x per 2 Ja, 1x per veel via weken maand website
Drenthe Ja, ook Nee; tot 2009 wel Ja (hier Nee, in veel via voor boerderijen, nu `spreekuur' ontwikkeling website ondergebracht bij genoemd), 1x per Bouwplanoverleg 2 weken Overijssel Ja, ook Ja, 1x per 3 weken Ja, 1x per 3 Nee veel via weken brochures /
publicaties
Flevoland Ja Nee Nee Nee

Gelderland Ja Ja, 1x per 2 weken Ja, 1x per 2 Enkele weken keren per jaar Utrecht Ja; veel Ja, op afspraak Ja, 1x per maand Nee, in archeologie ontwikkeling via de
website
Noord- Ja, ook Nee Wordt opgestart Alleen nog Holland proactief in 2009 per post naar
gemeenten
Zuid- Ja Ja, op afspraak, Ja, niet regulier, Nee Holland zonder de RCE, niet op afspraak over bouwplannen.
Archeologiespreekuur
1x per maand

39 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


2008 Helpdesk Spreekuur Bouwplanoverleg* Ruimtelijk planoverleg Zeeland Ja Ja, op afspraak Ja, 1x per 6 Ja, 1x per 2 weken maanden Noord- Ja, ook Ja, op afspraak Ja, 1x per 4 Ja, ad hoc, Brabant veel via weken ca. 10x per website, jaar afzonderlijk
voor
boerderijen
Limburg Ja, ook Nee Ja, gecombineerd tot veel via Planoverleg, 1x per maand website

* Zie ook tabel 8

Tabel 7: Uitvoering steunpunttaken

Bij de oprichting van de steunpunten is bepaald dat zij een ondersteunende en een platformfunctie kennen. De ondersteuning van gemeenten wordt vormgegeven door middel van een helpdesk en een spreekuur. De platformfunctie krijgt vorm door een aantal overlegvormen, waarvan de belangrijkste zijn het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk planoverleg. Daarnaast wordt vaak ook een beleids- of subsidiëntenoverleg gevoerd. Zie voor meer informatie over deze laatste overlegvorm de paragraaf Overige structurele werkzaamheden.

Helpdesk
Alle steunpunten bieden een helpdesk aan via telefoon en e-mail, die in het algemeen is bedoeld voor ambtenaren van gemeenten, particulieren en particuliere organisaties. Uit een recente enquête onder monumenteneigenaren7 is gebleken dat 75% van hen onbekend is met het steunpunt. Ook een aantal steunpunten geeft aan dat de helpdesk in principe niet is bedoeld voor particulieren. Bij deze steunpunten worden particulieren ofwel doorverwezen naar de betreffende gemeente (Gelderland, Zeeland en Noord-Brabant), ofwel de vraag wordt wel beantwoord en vervolgens


7 Uw mening telt! Onderzoek onder monumenteneigenaren in het kader van het project Modernisering Monumentenzorg, Intomart, november 2008.
40 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

doorgespeeld naar de betreffende gemeente (Groningen). In Drenthe is hiervoor zelfs, in samenwerking met twaalf Drentse monumentenzorgorganisaties, een afzonderlijk Monumentenloket opgericht, waar ook bedreigde panden en plekken kunnen worden gemeld. In Noord- Brabant functioneert een afzonderlijke boerderijenlijn onder de verantwoordelijkheid van het steunpunt, die wel mede bedoeld is voor particulieren. Hier kunnen vragen over verbouw en herbestemming van boerderijen worden gesteld.
Vijf steunpunten beheren informatieve websites, waarmee veel vragen kunnen worden beantwoord. Het steunpunt in Friesland geeft aan dat sinds de inrichting van deze website het aantal vragen per telefoon en mail duidelijk is afgenomen. De moederorganisatie van het steunpunt in Overijssel (Het Oversticht) heeft veel informatieve brochures en publicaties uitgebracht onder andere over transformatie van boerderijen en erven, en over nieuwbouw van stallen. Het steunpunt in Overijssel zelf gebruikt, evenals het steunpunt in Zuid-Holland, digitale nieuwsflitsen om gemeenten snel te kunnen informeren over actuele ontwikkelingen.
Het steunpunt in Noord-Holland heeft in vervolg op het wegvallen van de Belvédèreregeling een helpdesk cultuur en ruimte opgestart. Hierbij gaat het steunpunt pro-actief naar gemeenten toe ter promotie van dit onderwerp en ter ondersteuning van de gemeente.
Veel steunpunten geven aan dat sinds de wijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 september 2009 met de invoering van de Wet op de archeologische monumentenzorg het aantal archeologische vragen bij de helpdesk sterk is toegenomen, maar dat dat zich nu stabiliseert. In Noord-Holland is het uitvoeren van archeologische quickscans aan gemeenten en particulieren een onderdeel van de helpdesk. Zie voor meer informatie hierover de paragraaf `Archeologie in de steunpunten'.

Spreekuur
Veel steunpunten kennen een spreekuur; een vijftal steunpunten kent niet een dergelijke faciliteit. In het spreekuur kunnen gemeenten meer ingewikkelde plannen of vragen bespreken met een medewerker van het steunpunt, met consulenten van de RCE en soms ook met consulenten van de betreffende provincie. Het wordt veel gebruikt voor vooroverleg over bouwplannen. In Zuid-Holland is de RCE niet beschikbaar voor een spreekuur; hier worden geen bouwplannen in het spreekuur besproken maar alleen beleidszaken. Het spreekuur wordt ofwel op afspraak georganiseerd, ofwel op reguliere basis. Bij een aantal steunpunten wordt het georganiseerd in combinatie met het
41 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Bouwplanoverleg, wat als voordeel heeft dat partners als de RCE en de provincie dan ook al aanwezig zijn.
In Drenthe functioneerde tot 2009 een `boerderijenspreekuur', dat met name bedoeld was voor particulieren. In dit spreekuur werkten een aantal particuliere organisaties in Drenthe samen met het Drents Plateau. Na een evaluatie van het boerderijenspreekuur is besloten het onder te brengen in het Bouwplanoverleg van het Drentse steunpunt (dat hier overigens `spreekuur' wordt genoemd), waarbij bij agendering van een agrarisch object vertegenwoordigers van deze particuliere organisaties aanschuiven. Bij de opzet van de steunpunten was het de bedoeling dat ten behoeve van het spreekuur bij elk steunpunt op reguliere basis consulenten van de RCE op kantoor aanwezig zouden zijn; voor hen was ook een werkruimte ingericht. In de praktijk bleek dit een te grote tijdsinvestering voor de medewerkers van de RCE; tegenwoordig zijn zij slechts op afspraak bij de steunpunten aanwezig. Het betreft hierbij steeds consulenten op het gebied van de gebouwde monumentenzorg.

Bouwplanoverleg
Veel steunpunten kennen een regulier Bouwplanoverleg, waarin plannen voor rijksmonumenten worden besproken met in ieder geval de RCE en met de betreffende provincie indien het object in het buitengebied is gelegen. In de meeste gevallen neemt ook de monumentencommissie van de provinciale welstandsorganisatie deel aan het Bouwplanoverleg. Soms worden ook plaatselijke monumentencommissies uitgenodigd. In Gelderland neemt ook de Monumentenwacht als uitvoeringsorganisatie van het Samenwerkingsverband deel aan het Bouwplanoverleg, ofschoon deze organisatie geen wettelijke taak heeft in de vergunningprocedure. Zij heeft hierin een adviserende rol vanwege haar restauratietechnische deskundigheid. Het steunpunt functioneert in het Bouwplanoverleg als organisator, coördinator, voorzitter en secretaris van dit overleg. Eigenaren, architecten of gemeenteambtenaren kunnen indien gewenst een toelichting komen geven op de plannen. De frequentie van de Bouwplanoverleggen varieert van een keer per twee weken tot een keer per zes weken. Een lage frequentie van het overleg kan het risico in zich dragen dat de procedure hiermee wordt vertraagd.
Het Bouwplanoverleg is vooral bedoeld als afstemmingsoverleg tussen de verschillende betrokken partijen. Door bouwplannen voor rijksmonumenten op één moment te bespreken met alle instanties die wettelijk verplicht zijn te adviseren kunnen de adviezen op elkaar worden afgestemd en worden tegenstrijdigheden voorkomen. Steeds vaker wordt het overleg gebruikt als
42 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

vooroverleg over het plan; hierbij gaat deze bespreking vooraf aan de officiële indiening.
Het steunpunt in Flevoland kent geen Bouwplanoverleg. Vanwege het geringe aantal gebouwde rijksmonumenten in deze regio zou hieraan geen behoefte zijn. De Flevolandse gemeenten Dronten en Noordoostpolder hebben wel meerdere rijksmonumenten. Zij zijn voor de monumentenadvisering aangesloten bij de provinciale monumentencommissie in Overijssel, en kunnen daarom ook gebruik maken van het Bouwplanoverleg van het steunpunt in Overijssel. Ook het steunpunt in Noord-Holland organiseert geen Bouwplanoverleg. Tot 2004 functioneerde hier wel een goed lopend Bouwplanoverleg, maar in dat jaar trok de provinciale welstandsorganisatie zich om financiële redenen terug uit dit overleg, waarmee het werd opgeheven. Op dit moment wordt door het steunpunt gedacht over het opnieuw opstarten van het Bouwplanoverleg, maar dan zonder deelname van de provinciale welstandsorganisatie.

Ook Zuid-Holland kent geen regulier Bouwplanoverleg. Ook hier is één van de oorzaken dat de provinciale welstandsorganisatie om financiële redenen niet wil deelnemen. Andere oorzaak is dat de provincie advisering over objecten niet als provinciale taak ziet, waarmee zij ook geen deelnemer is aan het overleg. Een derde belangrijke oorzaak is dat de RCE in deze provincie, in tegenstelling tot het gevoerde beleid in andere provincies, eigen directe contacten onderhoudt met de gemeenten. Hiermee is het aantal deelnemers aan het Bouwplanoverleg gemarginaliseerd en is daarmee het overleg niet meer zinvol. Op afspraak kan er nog wel een overleg over bouwplannen met het steunpunt worden gevoerd. De steunpunten die geen Bouwplanoverleg organiseren (Noord-Holland, Zuid-Holland en Flevoland) hebben soms als gevolg hiervan weinig contact met de RCE. Ook in Utrecht geldt dat er bij de gemeenten soms minder behoefte aan deelname aan een Bouwplanoverleg vanwege de korte fysieke afstand naar de RCE.
Gebleken is dat ook in de provincie Zeeland deelname aan het Bouwplanoverleg door de provinciale welstandsorganisatie (deze organisatie is dezelfde als die in Zuid-Holland) niet altijd vanzelfsprekend is.

`Postbus'functie Verplichting Groningen Ja, alleen voor gemeenten Ja, idem aangesloten bij
monumentencommissie van Libau

43 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

`Postbus'functie Verplichting Friesland Ja, behalve voor Sneek Ja, idem (heeft eigen
monumentencommissie) Drenthe Ja, behalve voor Assen Nee (heeft eigen
monumentencommissie) en Westerveld
Overijssel Nee Nee Flevoland N.v.t. N.v.t. Gelderland Ja, voor alle gemeenten Ja, idem Utrecht Nee Nee Noord-Holland Nee (is nog in onderzoek) Nee (is nog in onderzoek) Zuid-Holland Nee Nee Zeeland Nee Nee Noord-Brabant Nee Nee Limburg Nee Nee Tabel 8: `Postbus'functie en/of verplichting deelname Bouwplanoverleg

Vier steunpunten, te weten Groningen, Friesland, Drenthe en Gelderland, fungeren als `postbus' voor de aanvragen voor een monumentenvergunning. Deze steunpunten ontvangen deze aanvragen van de gemeenten en sturen ze ter advisering door aan de wettelijke adviesorganen. Vervolgens worden de aanvragen met deze adviesorganen besproken in het Bouwplanoverleg. Hierna ontvangt het steunpunt van hen de adviezen en stuurt deze weer als één pakket terug naar de gemeente. Bij drie van deze steunpunten is afgesproken dat deze procedure verplicht is voor alle gemeenten die gebruik maken van de provinciale monumentencommissie; in Groningen en Friesland zijn dat bijna alle gemeenten in de provincie. In Drenthe is deelname aan het Bouwplanoverleg vrijwillig voor deze gemeenten. In Gelderland is afgesproken dat agendering van alle plannen in het Samenwerkingsverband in principe ook een verplichting is, ook voor de zestien gemeenten die een eigen monumentencommissie hebben en geen gebruik maken van de provinciale monumentenorganisatie voor de monumentenadvisering. Het steunpunt in Limburg heeft het Bouwplanoverleg gecombineerd met het Ruimtelijk planoverleg tot het zogenaamde `Planoverleg'. Hieraan neemt nog slechts een bescheiden aantal Limburgse gemeenten deel, doch deze deelname
44 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

vertoont wel een stijgende lijn. Zie voor meer informatie over het Ruimtelijk planoverleg de volgende paragraaf.

NB. Met de ingang van de wijziging van de Monumentenwet per 1 januari 2009 is de RCE niet meer verplicht te adviseren over elke aanvraag voor een monumentenvergunning, en ook de provincies kunnen sinds deze wetswijziging hierin eigen beleid ontwikkelen. De verwachting is dat deze wetswijziging invloed heeft op het aantal plannen dat in de Bouwplanoverleggen zal worden geagendeerd. Onbekend is nog in hoeverre dit effect heeft op de aanwezigheid van de RCE bij elk Bouwplanoverleg.

Ruimtelijk planoverleg
In het Ruimtelijk planoverleg kunnen ruimtelijke ontwikkelingen en ontwerpbestemmingsplannen worden besproken met alle betrokken partijen. Doel hiervan is, naast het op elkaar afstemmen van alle partijen, het inbrengen van het onderwerp cultuurhistorie in de gemeentelijke agenda bij de ontwikkeling van stedenbouwkundige plannen en bestemmingsplannen. Circa de helft van alle steunpunten organiseert niet op reguliere basis een dergelijke overlegvorm. Mede doordat hier een wettelijke adviesverplichting ontbreekt, blijkt dat dit overleg niet bij alle steunpunten even goed loopt. Gebleken is voor een aantal steunpunten dat het moeilijk is om vanuit de provincie de ambtenaar ruimtelijke ordening naar dit overleg te krijgen. Ook de RCE geeft hieraan niet altijd genoeg prioriteit. Mede hierdoor werkt deze overlegvorm niet optimaal.
In Noord-Holland is naast het al genoemde Bouwplanoverleg ook het Ruimtelijk planoverleg wegens gebrek aan belangstelling in 2004 opgeheven; desondanks sturen gemeenten nog geregeld hun ontwerpbestemmingsplannen naar het steunpunt met een verzoek om commentaar. Ook het steunpunt in Zuid- Holland, dat zelf evenmin een Ruimtelijk planoverleg kent, becommentarieert geregeld schriftelijk ontwerpbestemmingsplannen op verzoek van gemeenten. Daarnaast worden hier de doelstellingen van het Ruimtelijk planoverleg verwezenlijkt door beleidsbeïnvloeding van gemeenten, en door te participeren in het opstellen van regioprofielen en in gebiedsconvenanten tussen verschillende overheden.
In Groningen en Gelderland heeft het Ruimtelijk planoverleg geen reguliere vorm, maar wordt het op verzoek georganiseerd. In Groningen is hier minder behoefte aan vanwege de aanwezigheid van een provinciale bouwheer, waardoor veel ontwikkelingen in deze provincie cultuurhistorisch goed worden onderbouwd. Drenthe en Utrecht geven aan dat een Ruimtelijk planoverleg in
45 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

ontwikkeling is; Utrecht agendeert tot op heden relevante stedenbouwkundige plannen in het Bouwplanoverleg, maar wil dit wel zelfstandig gaan agenderen in een Ruimtelijk planoverleg. De provinciale welstandsorganisatie in Drenthe heeft een stedenbouwkundige commissie die gemeenten adviseert over ruimtelijke plannen. De wens hier is deze commissie aan te vullen met specifieke cultuurhistorische kennis, waarmee dit onderwerp kan worden ingebracht in de plannen voor ontwikkelingen.
De steunpunten in Overijssel en Zuid-Holland kennen geen Ruimtelijk planoverleg. Overijssel geeft aan dat ook hier dit onderwerp in de overleggen van de provinciale welstandscommissie wordt ingebracht. Nadeel van deze oplossing in Drenthe en Overijssel is natuurlijk wel dat de paar gemeenten die geen gebruik maken van de provinciale welstandscommissie niet kunnen profiteren van deze mogelijkheid.
Als eerder gezegd is in Limburg het Ruimtelijk planoverleg gecombineerd met het Bouwplanoverleg. Tot op heden worden echter vooral plannen voor monumenten geagendeerd, en niet voor ontwikkelingen. De agendering van ruimtelijke ontwikkelingen geschiedt vooral op verzoek van de RCE en de Provincie.
Een aantal steunpunten, waaronder Friesland en Noord-Holland, zet in het kader van de Belvedèregedachte vooral in op het zelf proactief benaderen van gemeenten op dit onderwerp. Hiermee wordt getracht in de planvorming voor ontwikkelingen cultuurhistorie in een vroeg stadium op de agenda te krijgen, en om een cultuuromslag te bewerkstelligen in de werkwijze van gemeenten.


46 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

4.7 Archeologie in het steunpunt
Archeologen Quick- Relatie Relatie regio- in dienst scans provinciale archeologen archeologen Groningen bij steunpunt nee contacten n.v.t. De eigen archeologen hebben een vergelijkbare functie Friesland nee nee contacten bij welstandsorganisatie, geen contacten Drenthe bij moeder- ja bij moeder- n.v.t. Mogelijk in de organisatie organisatie toekomst bij moederorganisatie Overijssel bij moeder- nee bij moeder- bij moederorganisatie organisatie organisatie Flevoland bij steunpunt nee contacten n.v.t. Gelderland vacature bij nee contacten opgezet door moeder- provincie, contacten organisatie
Utrecht bij moeder- nee contacten bij Milieudienst organisatie Zuidoost-Utrecht, samenwerking Noord- bij steunpunt ja contacten bij moederorganisatie Holland
Zuid- bij moeder- nee contacten bij diverse Holland organisatie gemeenten Zeeland bij moeder- nee voorheen bij bij Walcherse organisatie moeder- Archeologische organisatie Dienst, contacten Noord- bij Stichting nee contacten bij SRE Milieudienst Brabant Behoud en Regiobureau Monumenten Breda, contacten Brabant
Limburg bij moeder- ja contacten n.v.t. organisatie
Tabel 9: Archeologie in de steunpunten


47 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Archeologische expertise
Een belangrijke wijziging sinds het evaluatieonderzoek dat in 2003 is uitgevoerd, is dat archeologische expertise nu in veel ruimere mate bij de steunpunten voorhanden is. Dit houdt een direct verband met de wijziging van de Monumentenwet 1988 van 1 september 2007 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg), waarbij de gemeenten nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van de archeologische monumentenzorg hebben gekregen. Tijdens de vraaggesprekken met medewerkers van de steunpunten werd herhaaldelijk opgemerkt dat het nu met de regelgeving in de archeologie op gemeentelijk niveau beter is geregeld dan op het gebied van de gebouwde monumentenzorg.
Alleen in Friesland is er bij het steunpunt in dit opzicht geen verandering opgetreden omdat daar in de advisering aan gemeenten door andere instellingen wordt voorzien. In Groningen en Flevoland zijn de archeologen in dienst van het steunpunt zelf, in Noord-Brabant bij een zusterorganisatie en bij de acht andere provincies bij de moederorganisaties. De inzet op de nieuwe hulpvraag op archeologisch gebied gaat soms zelfs ten koste van de ondersteuning op het gebied van de gebouwde monumentenzorg (bijv. in Utrecht). Wel wordt daar de verwachting uitgesproken dat de grootste inspanning nu is geleverd en dat er in de nabije toekomst weer meer op de advisering op de gebouwde monumentenzorg kan worden ingezet. Ook in Groningen wordt in de nabije toekomst bezien wat de benodigde archeologische capaciteit is, nu de meeste gemeenten een aanvang hebben gemaakt met de implementatie van archeologisch beleid.

Quickscans
In algemene zin is een archeologische quickscan een gratis dienst die verleend wordt aan gemeenten die zelf nog geen archeologiebeleid hebben. Door middel van de quickscan kan in een vroeg stadium worden bepaald of het aspect archeologie meegewogen moet worden in planontwikkeling. De steunpunten van Drenthe, Noord-Holland, Noord-Brabant en Limburg bieden gemeente de mogelijkheid tot het uitvoeren van een archeologische quickscan. In Zuid- Holland wordt de quickscan ook aangeboden maar daar wordt door de gemeenten geen gebruik van gemaakt. De overige provincies bieden de quickscan niet (meer) aan, bijvoorbeeld omdat zoals in Groningen en Zuid- Holland de prioriteit is gelegd bij de introductie van archeologisch beleid bij de gemeenten. In Drenthe beperkt de quickscan zich tot de onderzoeksnoodzaak bij vergunningaanvragen (aanlegvergunning, bouwvergunning met archeologievoorschriften). De quickscan bestaat doorgaans uit een zeer kort
48 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

onderzoek waarbij de archeologische database Archis II, de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) worden geraadpleegd. Hieruit volgt dan een advies tot wel of geen onderzoek. De quickscan is geen vastomlijnd product, en komt dan ook niet voor in het proces van de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) zoals die is vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Bij gemeenten die wel een vastgesteld beleid hebben ligt idealiter een veel uitgebreider en degelijker bureauonderzoek, vertaald in een archeologiebeleidskaart, aan een dergelijk besluit ten grondslag.
Drenthe, Limburg en Zeeland beschouwen het instrument van een quickscan dan ook als een tijdelijke stoplap zo lang een vastgesteld gemeentelijk beleid ontbreekt. De intentie is dat gemeenten een eigen archeologiebeleid ontwikkelen en eigen deskundigheid in huis halen. De medewerkers van deze steunpunten menen dan ook dat het aantal quickscans in de komende periode flink zal dalen.
Des te opvallender is daarom dat men in Noord-Holland daarentegen verwacht dat het aantal uit te voeren quickscans vanwege het gebrek aan archeologische kennis in veel gemeenten in de toekomst eerder toe dan af zal nemen. Dit ondanks het feit dat ook daar wordt ingezet op implementatie van archeologisch beleid bij de gemeenten.

Provinciale archeologen
Van oudsher had elke provincie een Provinciaal Archeoloog. In het laatste decennium trad deze in toenemende mate op als gezaghebbende overheid. Dat wil zeggen dat hij of zij programma's van eisen goedkeurde en archeologische standaardrapporten beoordeelde, en besloot waar archeologisch onderzoek uitgevoerd moest worden. Tegenwoordig zijn vaak per provincie meerdere archeologen in dienst, maar is de rol als gezaghebbende grotendeels uitgespeeld vanwege de grotere verantwoordelijkheid van gemeenten. In Drenthe is de situatie afwijkend omdat de provincie daar via een provinciale verordening een grotere vinger in de pap houdt dan in de overige provincies. Bij drie van de steunpunten zijn (of waren) er directe banden met de provinciale archeologen. In Drenthe zijn zij bij de moederorganisatie Drents Plateau ondergebracht, en in Overijssel bij het Oversticht. Ook in Zeeland waren de provinciale archeologen bij de SCEZ gestationeerd. Sinds kort voeren zij daar die titel niet meer maar functioneren zij als archeologische adviseurs. Hiermee is er in deze provincie een duidelijkere rolverdeling tussen het steunpunt en de gemeenten, waarbij de verantwoordelijkheid voor de archeologische monumentenzorg bij de gemeenten ligt.
49 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Regionale archeologen
Een vrij recente ontwikkeling is de opkomst van regionale archeologen. Regionale archeologen worden ingezet door een combinatie van gemeenten, omdat ieder voor zich geen complete fte kan inzetten op de archeologische monumentenzorg of omdat men wil profiteren van de lokale kennis van archeologische ambtenaren in naburige gemeenten. Zij begeleiden planprocedures, toetsen onderzoeken en Programma's van Eisen en werken aan de implementatie van archeologiebeleid. Zo worden onder meer archeologische beleidsadvieskaarten opgesteld die als onderlegger voor bestemmingsplannen dienen. Doordat deze archeologen in deeltijd of op uurbasis in dienst zijn van de diverse gemeenten kunnen zij namens de betreffende overheid optreden. Het is een uitstekende manier voor kleinere gemeenten om hun verantwoordelijkheid op het gebied van archeologische monumentenzorg gestalte te geven. Initiatieven tot de instelling van regionale archeologen kunnen komen van de provincie (Gelderland), welstandsorganisatie (Friesland), milieudiensten (Utrecht, Noord-Brabant) of vanuit de gemeenten zelf (Zuid-Holland, Noord-Brabant, Zeeland). In Overijssel en Noord-Holland worden de regionale archeologen vanuit de moederorganisatie van de steunpunten aangeboden. In Drenthe wordt die mogelijkheid overwogen en in Groningen is eigenlijk een zelfde soort situatie aan het ontstaan.

4.8 Overige, meer structurele werkzaamheden
Onbetaalde werkzaamheden
De activiteiten die steunpunten verder nog ontplooien zijn zeer divers van aard, en de scheiding met de werkzaamheden van de moederorganisatie is niet altijd even duidelijk; een uitputtend overzicht is om die reden niet te geven. Overeenkomst is dat alle steunpunten meewerken aan de implementatie van elk themajaar op het gebied van het cultureel erfgoed in de provincie. Verder organiseren vrijwel alle steunpunten met enige regelmaat een beleidsoverleg tussen de subsidiepartners, en thematische bijeenkomsten of cursussen voor gemeenten. Ook werken alle steunpunten mee aan de cursus Actualiteiten en Ontwikkelingen van Erfgoed in de Praktijk, een initiatief van de RCE, het Nationaal Restauratiefonds en Erfgoed Nederland. Het initiëren van een meldpunt bedreigd erfgoed is een activiteit die een aantal steunpunten trekken, onder andere in Drenthe en Zeeland.

50 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Een aantal steunpunten stelt zich proactief op in het verstrekken van voorlichting aan en het contact leggen met en tussen gemeenteambtenaren (Friesland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant) of in het geven van voorlichting aan eigenaren van boerderijen (Groningen). Het steunpunt in Flevoland voert een aantal meer beleidsmatige werkzaamheden uit, zoals het opstellen van een jaarlijkse erfgoedbalans van de provincie, waarvoor het erfgoed jaarlijks wordt gemonitord. Ook adviseert dit steunpunt proactief gemeenten over monumentenlijsten en kan het zelf voorstellen doen voor de aanwijzing van nieuwe gemeentelijke monumenten. Een aantal andere steunpunten stimuleert en ondersteunt gemeenten bij het opstellen van een eigen erfgoedbeleid.

De samenwerking op het gebied van cultuurlandschap staat bij veel steunpunten nog in de kinderschoenen. Het steunpunt in Utrecht is hierin koploper, het is immers formeel ondergebracht bij Landschap Erfgoed Utrecht (dat weer voortkomt uit een fusie van het Erfgoedhuis Utrecht met Landschapsbeheer Utrecht). In Friesland wordt steeds meer samengewerkt met Landschapsbeheer Friesland; in gezamenlijkheid is een Belvédèrescan voor de provincie ontwikkeld. In Zuid-Holland wordt ook samengewerkt met landschapsbeheer, en wordt in 2009 gezamenlijk een cursus cultuurlandschap georganiseerd.
Ook op het gebied van erfgoededucatie en -opleidingen vervullen sommige steunpunten een rol. Zo beheert het steunpunt in Friesland de Friese monumentenkist en heeft het meegewerkt aan een educatief project voor middelbare scholen. De steunpunten in Zeeland en Noord-Brabant begeleiden beide het Restauratie Opleidings Project in hun provincie.

Betaalde werkzaamheden
De steunpunten brengen gemeenten geen kosten in rekening voor de levering van diensten die tot het takenpakket van Rijk en provincie behoren. Een aantal steunpunten voert, vooral om hun beperkte subsidiebudget aan te vullen, betaalde werkzaamheden uit in opdracht van gemeenten. Hierbij is het uitgangspunt dat de steunpunten kosten in rekening brengen voor taken die gemeenten normaal gesproken zelf zouden uitvoeren. De steunpunten in Groningen en Noord-Holland voeren betaalde werkzaamheden uit op zowel de gebouwde als de archeologische monumentenzorg. De steunpunten in Friesland en Zuid-Holland voeren alleen betaalde werkzaamheden op het gebied van de monumentenzorg uit. Het steunpunt in Noord-Brabant heeft ten behoeve van de betaalde werkzaamheden een afzonderlijke stichting opgericht, waarvan het
51 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

steunpunt werknemers inhuurt. Het steunpunt zelf verricht dus formeel geen betaalde werkzaamheden, maar de afzonderlijke stichting wel, zowel op het gebied van de monumentenzorg als de archeologie.

Diverse archeologische producten die de steunpunten Groningen en Noord- Holland aanbieden (o.a. bureauonderzoek, opstellen PvE's, begeleiden processen, opstellen beleidsnota's en ­kaarten) zijn ook op de archeologische markt verkrijgbaar. Deze archeologische markt is in het laatste decennium ontstaan naar aanleiding van de Maltawetgeving. Vanwege de gratis verleende diensten die de steunpunten aan gemeenten bieden hebben zij een directe toegang tot hun klanten, die andere marktpartijen ontberen. Een zelfde voordeel geldt voor de moederorganisaties van de steunpunten Drenthe, Overijssel, Gelderland en Zeeland en voor de zusterorganisatie van het steunpunt Noord-Brabant. Daarbij dient nogmaals benadrukt te worden dat het onderscheid tussen steunpunt en moederorganisatie dikwijls met moeite gemaakt kan worden.
Omdat de moederorganisatie van het steunpunt Zeeland, de SCEZ, een eigen opgravingsvergunning heeft, is deze organisatie op basis van de vergunningsvoorwaarden er ook aan gebonden om conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie te werken. Bij de overige steunpunten is deze verplichting niet opgelegd.
Een aantal steunpunten voert ook betaalde werkzaamheden uit op het gebied van de gebouwde monumentenzorg. Het steunpunt in Groningen heeft een zogenaamde `vliegende keep' in dienst. Met zeven Groningse gemeenten werkt deze op contractbasis, andere gemeenten kunnen zijn diensten inhuren. De vliegende keep kan door de gemeenten voor allerhande werkzaamheden worden ingezet.
Het steunpunt in Friesland heeft een medewerker aangetrokken die voor een aantal Friese gemeenten tegen betaling al dan niet tijdelijk de volledige vervanging van de monumentenambtenaar verzorgt. Ook voert de technisch consulent van het steunpunt voor een deel van zijn tijd tegen betaling opdrachten van gemeenten uit.
Het steunpunt in Noord-Holland voert ook diverse werkzaamheden tegen betaling uit voor gemeenten; bij de fusie in 2007 van het steunpunt met twee andere stichtingen tot de stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland is ook een commerciële tak opgericht die betaalde werkzaamheden kan verrichten. Ook in Zuid-Holland worden, zij het op bescheiden schaal, betaalde werkzaamheden verricht voor gemeenten. Dit varieert van het uitvoeren van bouwhistorische verkenningen, het vervaardigen van beleidsnota's, het
52 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

voorbereiden en begeleiden van restauratieprojecten, tot tijdelijke vervanging van gemeenteambtenaren.
Bij een aantal andere steunpunten worden tegen betaling werkzaamheden, die soms wel voortvloeien uit steunpuntactiviteiten, uitgevoerd door de moederorganisatie. Dit betreft de steunpunten in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Zeeland. In sommige gevallen ontvangt het steunpunt ter verruiming van het budget een financiële bijdrage van deze moederorganisatie, die afkomstig is uit deze betaalde opdrachten.

Uitvoering Voor Voor archeologie monumentenzorg Groningen Ja Ja (1 fte) Ja (2,4 fte)
- vliegende keep voor - bureauonderzoek gemeenten - opstellen PvE's
- beoordelen rapporten
- begeleiden processen
- opstellen beleidsnota's en ­ kaarten
- beoordelen bestemmings- plannen Friesland Ja Ja (1,6 fte) Nee
- (tijdelijke) vervanging ambtenaren monumentenzorg
- technische ondersteuning gemeenten Drenthe Nee (wel door Nee Nee Drents Plateau)
Overijssel Nee (wel door Nee Nee Het Oversticht)
Flevoland Nee Nee Nee


53 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Uitvoering Voor Voor archeologie monumentenzorg Gelderland Nee (wel door Nee Nee Gelders
Genootschap)
Utrecht Nee (wel door Nee Nee WMMN en LEU)
Noord-Holland Ja, door Ja Ja Cultureel - diverse opdrachten - bureauonderzoek Erfgoed Noord- - opstellen en Holland toetsen PvE's
- beoordelen rapporten
- opstellen beleidsnota's en beleidskaarten Zuid-Holland Ja, op Ja Nee bescheiden - bouwhistorische schaal verkenningen
- beleidsnota's
- voorbereiden en begeleiden van restauratieprojecten
- tijdelijke vervanging gemeenteambtenar en
Zeeland Nee (wel door Nee Nee SCEZ)
Noord-Brabant Nee (wel door Nee (wel door Nee (wel door Stichting Stichting Behoud Stichting Behoud Behoud Monumenten Monumenten Monumenten Brabant) Brabant) Brabant)
Limburg Nee Nee Nee

Tabel 10: Betaalde werkzaamheden van de steunpunten
54 Erfgoedinspectie





5 De gemeenten

In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven van de interviews van kleinere monumentengemeenten. Gevraagd is welke ervaringen gemeenten met de steunpunten hebben. Wat wordt wel en niet gebruikt van het aanbod en hoe tevreden is men hierover?

5.1 Gemeenten over de steunpunten
Per provincie zijn vier gemeenten gevraagd naar hun ervaringen met het steunpunt in hun provincie; in totaal zijn 48 gemeenten ondervraagd. Dit waren allemaal kleinere monumentengemeenten, met tussen de 25 en de 150 rijksmonumenten.

Tevreden Matig Niet tevreden Totaal tevreden
Aantal 31 7 10 48 gemeenten
Percentage 65 % 7 % 20 % 100 %

Tabel 11: Tevredenheid van gemeenten met de steunpunten

Uit de interviews is gebleken dat tweederde van de benaderde gemeenten tevreden tot zeer tevreden is over het steunpunt in hun provincie. Ook al maken niet al deze gemeenten even vaak gebruik van het steunpunt, op de momenten dat ze het steunpunt gebruiken is dat naar tevredenheid. Deze gemeenten zien de steunpunten als een welkome aanvulling op het monumentenstelsel, en geven aan dat continuering van het steunpunt in hun provincie zeker gewenst is. Er zijn per steunpunt wel overduidelijke verschillen in de tevredenheid.
Opvallend is dat alle geïnterviewde gemeenten in de provincies Groningen, Friesland, Overijssel en Zeeland zonder uitzondering heel tevreden waren over hun steunpunt. In de provincies Drenthe en Noord-Brabant was de tevredenheid iets minder maar toch nog steeds hoog; over de overige steunpunten zijn de geïnterviewde gemeenten in wisselende mate tevreden, en soms zeer ontevreden.
De beste scorende steunpunten zijn op een verschillende wijze opgezet: in Groningen en Overijssel zijn de steunpunten ondergebracht bij de provinciale welstandsorganisatie, het steunpunt in Friesland is zelfstandig en het steunpunt in Zeeland is ondergebracht bij een erfgoedhuis. De wijze waarop
55 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

een steunpunt is opgezet lijkt dus niet van invloed te zijn op de tevredenheid van de gemeenten. Opvallend is dat daar waar het steunpunt is ondergebracht bij een provinciale welstandsorganisatie, het bij gemeenten niet altijd duidelijk is wat het steunpunt precies is en wat de relatie is met de welstandsorganisatie. In de interviews viel op dat gemeenten in deze provincies nogal eens de naam noemen van de welstandsorganisatie als zijnde het steunpunt.

5.2 Gemeenten over de steunpunttaken
Helpdesk
De helpdesk wordt bij bijna alle steunpunten goed en vaak gebruikt door gemeenten. Daar waar steunpunten zijn ondergebracht bij een commercieel werkende organisatie is het niet altijd duidelijk welke vragen gratis kunnen worden gesteld en wanneer hiervoor moet worden betaald. Vragen over archeologie worden vaker gesteld aan regioarcheologen waarmee wordt samengewerkt, en niet aan het steunpunt. Als een gemeente niet is aangesloten bij een dergelijk regionaal verband is voor de gemeente handig om archeologische vragen te kunnen stellen bij een steunpunt of bij de moederorganisatie. Eén steunpunt kan niet aan deze vraag voldoen, bij een ander steunpunt kan men juist weer minder goed terecht met vragen over gebouwde monumenten.

Spreekuur
Het spreekuur wordt niet vaak gebruikt door gemeenten, ook omdat veel steunpunten deze mogelijkheid niet meer zo duidelijk aanbieden.

Bouwplanoverleg
Daar waar steunpunten een Bouwplanoverleg organiseren wordt dit door veel gemeenten goed gebruikt en wordt dit vrijwel altijd als positief ervaren. Wel geven veel gemeenten aan dat, nu de adviesplicht van de RCE (en soms ook de provincie) is vervallen, minder gebruik wordt gemaakt van het Bouwplanoverleg. Aanvragen waarover deze adviesorganen niet meer hoeven te adviseren worden door gemeenten zelf afgehandeld, en worden niet meer opgestuurd ten behoeve van een bespreking in het Bouwplanoverleg. In provincies waar (nog) geen Bouwplanoverleg wordt georganiseerd door het steunpunt is hier niet altijd behoefte aan bij de gemeenten. Sommige gemeenten hebben negatieve ervaringen hiermee uit de tijd dat het nog wel
56 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

bestond, anderen geven aan dat zij geen meerwaarde zien in de afstemming van adviezen in een Bouwplanoverleg. Zij vinden (terecht) dat de afweging van de, soms tegenstrijdige, adviezen bij de gemeente zelf moet blijven liggen. Duidelijk is wel dat een Bouwplanoverleg veel minder zinvol is voor gemeenten met een eigen monumentencommissie.

Ruimtelijk planoverleg
Veel geïnterviewde gemeenten maken maar beperkt gebruik van het Ruimtelijk planoverleg als steunpunten dat aanbieden. Daar waar gemeenten deze overlegvorm hebben gebruikt was dit wel naar tevredenheid. Soms is men niet bekend met deze mogelijkheid, maar dat kan ook samenhangen met de organisatiestructuur en de interne communicatie in de gemeenten. Geregeld wordt aangegeven door de ambtenaar monumentenzorg dat collega's van ruimtelijke ordening wellicht wel bekend zijn met het Ruimtelijk planoverleg.
De gemeenten geven geregeld aan dat zij bij voorkeur zelf rechtstreeks overleggen met de provincie over ontwikkelingen, of dat ontwikkelingen altijd met de eigen monumentencommissie worden besproken.

5.3 Gemeenten over de andere mogelijkheden
Netwerkbijeenkomsten en cursussen
Diverse keren is vernomen dat gemeenten vooral de bijeenkomsten voor alle gemeenten in de provincie, die sommige steunpunten organiseren, zeer nuttig en informatief vonden. De gemeenten zijn enthousiast over de informatieverstrekking via deze bijeenkomsten; vaak zijn ze thematisch opgezet rond een actueel onderwerp. Ook wordt de mogelijkheid om contacten te leggen en informatie uit te wisselen met andere gemeenten in de provincie als zeer nuttig ervaren.
Gemeenten nemen ook geregeld en naar tevredenheid deel aan cursussen die sommige steunpunten organiseren.

Inhuur kennis
De mogelijkheid die sommige steunpunten of moederorganisatie aanbieden ter ondersteuning van monumentenambtenaren wordt door alle gemeenten die hiervan gebruik maken positief ervaren. Het betreft hier de al dan niet tijdelijke vervanging of aanvulling van de ambtenaren monumentenzorg, of de inhuur van gespecialiseerde menskracht ten behoeve van bijvoorbeeld de technische
57 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

begeleiding van restauraties of de afhandeling van subsidies. Alle geïnterviewde gemeenten die hier gebruik van maken zijn hierover zeer tevreden. Op deze wijze kan ontbrekende kennis binnen de gemeente op maat worden aangevuld.

Archeologie
Onder Helpdesk is al aangegeven dat gemeenten die zelf niet zijn aangesloten bij een regionaal archeologieverband hun vragen over archeologie bij het steunpunt stellen of zouden willen stellen. Een enkel steunpunt heeft niet de mogelijkheid archeologische vragen te beantwoorden. Sommige steunpunten bieden nog meer archeologische mogelijkheden, zoals de uitvoering van quickscans, en soms ook het beoordelen van PvE's en rapporten. Hiervan wordt door een aantal gemeenten gebruik gemaakt, niet altijd echter zijn zij op de hoogte van deze mogelijkheid. Sommige gemeenten geven aan dat het steunpunt betrokken is geweest bij het opzetten van het archeologiebeleid. Vaker is gehoord dat de meer omvangrijke archeologische werkzaamheden worden uitbesteed aan de moederorganisatie van het steunpunt, of aan een andere commercieel werkende organisatie.


58 Erfgoedinspectie





6 Conclusies en aanbevelingen

In dit hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de vergelijking tussen de verschillende provinciale steunpunten monumentenzorg, in combinatie met de reacties uit de gemeente-interviews. Hierbij is tevens gekeken of de steunpunten voldoen aan de doelstellingen waarvoor ze zijn opgericht. Waar mogelijk worden aanbevelingen gedaan. Hierbij is getracht deze te adresseren aan de eerst verantwoordelijke partij; in het kader van de plannen volgens het project Modernisering Monumentenzorg zouden de aanbevelingen echter ook aan andere partijen kunnen worden gericht.

Algemene conclusies:
De steunpunten zijn heel verschillend ingericht en zijn bij verschillende partijen en organisaties ondergebracht.
De steunpunten voeren niet allemaal alle basistaken uit. Door tweederde van alle geïnterviewde gemeenten wordt het werk van de steunpunten zeer positief ervaren.
Per provincie zijn er grote verschillen in tevredenheid bij de gemeenten.

Aanbevelingen:

Aan de Minister:

· Erken het belang van een goed werkende kennisinfrastructuur voor de monumentenzorg. Een ondersteuningsstructuur voor kleinere monumentengemeenten, die zelf voldoende kennis ontberen, vormt hierin een onmisbare schakel.

· Bezie, in het kader van het huidige project Modernisering Monumentenzorg, op welke wijze kan worden gestimuleerd dat in alle provincies de mogelijkheid van inhuur van aanvullende monumentenkennis aanwezig is. Gebleken is dat bij met name de kleinere monumentengemeenten hieraan een behoefte bestaat. Een dergelijke faciliteit maakt overigens geen onderdeel uit van de opzet van de steunpunten, en kan ook bij de moederorganisaties of extern worden ondergebracht.

· Bezie, mede in verband met de kabinetsplannen voor regionale uitvoeringsdiensten in het kader van de Wabo, of de huidige schaalgrootte van de steunpunten voldoet. Wellicht kan dit aspect worden meegenomen in de voorgenomen provinciale evaluatie van het steunpuntennetwerk.

59 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


· Draag in het kader van de modernisering van het monumentenstelsel zorg voor vergroting van de bekendheid van de steunpunten. Ook een uitleg van de ondersteuningsstructuur op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is een voor de hand liggende maatregel.
· Onderzoek of de rijksbijdrage voor de steunpunten, ten behoeve van een minimum bezetting, nog voldoet, aangezien deze sinds de oprichting van de steunpunten nooit is geïndexeerd.

· Bestendig dat alle steunpunten voor de uitvoering van de basistaken medewerking krijgen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Onderzoek of hiervoor binnen de RCE voor elke provincie een gelijk beleid wordt gevoerd.

Aan de provincies/IPO:

· Stimuleer een verbetering van de opzet en werkwijze van de minder goed functionerende steunpunten.

· Geef de tweede doelstelling die is geformuleerd bij de opzet van het steunpuntennetwerk, het stimuleren van het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid, meer aandacht. Overleg met de steunpunten over de methoden die hiervoor kunnen worden ontwikkeld.

· Stimuleer de rol die steunpunten kunnen hebben bij de inbedding in gemeenten van het actuele onderwerp gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg, als zijnde één van de voornemens in het kader van het project Modernisering Monumentenzorg.

· Stimuleer een betere samenwerking tussen en verbintenis van alle betrokken partijen: Rijk, provincies, welstandsorganisaties en gemeenten. Hiermee kunnen de steunpunten worden geholpen bij het opzetten of perfectioneren van het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk planoverleg.

· Onderzoek, bijvoorbeeld bij de voorgenomen evaluatie van het steunpuntennetwerk, of de eigen provinciale subsidiebijdrage moet worden aangepast naar gelang het aantal door het steunpunt te bedienen gemeenten. Betrek hierbij de verzwaring van het takenpakket in verband met de gebiedsgerichte monumentenzorg. Uitgangspunt moet hierbij zijn dat de vaste rijksbijdrage per steunpunt onaangetast blijft.
· Stimuleer dat alle steunpunten archeologische kennis in huis hebben, vooral ten behoeve van de invulling van de helpdeskfunctie.
60 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


· Wees attent op een duidelijke scheiding tussen basistaken en markttaken bij de steunpunten en hun moederorganisaties, zodat het risico op belangenverstrengeling wordt geminimaliseerd.

Aanbevelingen aan het steunpuntennetwerk:
NB. Niet elke aanbeveling is op elk steunpunt van toepassing.
· Werk aan een vergroting van de bekendheid van de steunpunten, onder andere door goed functionerende en informatieve websites per steunpunt, en door een gezamenlijke steunpuntenwebsite.
· Geef de tweede doelstelling die is geformuleerd bij de opzet van het steunpuntennetwerk, het stimuleren van het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid, meer aandacht. Dit kan bijvoorbeeld door netwerkbijeenkomsten te organiseren voor alle gemeenten in de betreffende provincie, waarbij de gemeenten geïnformeerd kunnen worden en van elkaar kunnen leren.
· Stimuleer de inbedding bij gemeenten van het actuele onderwerp gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg. Dit kan bijvoorbeeld door te zorgen voor een proactieve houding naar gemeenten. Ook is het hierbij van belang om vanaf de start van ruimtelijke ontwikkelingsprocessen te participeren, en niet pas in de vergunningsfase. Analyseer de opzet en werking van de bestaande Ruimtelijke planoverleggen; bezie of deze overlegvorm in alle steunpunten vorm kan krijgen. Werk aan een betere bekendheid hiervan bij gemeenten en daarmee een verhoging van de participatie.
· Draag er zorg voor dat het toesturen van aanvragen voor een monumentenvergunning aan, en agendering in, het Bouwplanoverleg bij alle steunpunten vrijwillig is voor gemeenten met een eigen monumentencommissie.

· Bevorder de totstandkoming van een eigen archeologisch beleid bij gemeenten, op basis waarvan de gemeente zelf verantwoorde besluiten kan nemen. Verminder het uitvoeren van archeologische quickscans, zodat gemeenten meer worden gestimuleerd tot het nemen van deze eigen verantwoordelijkheid.


61 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

6.1 Beleidsdoelstellingen
Een belangrijke vraag in dit onderzoek is of de steunpunten voldoen aan de eigen beleidsdoelstellingen zoals deze bij de oprichting zijn geformuleerd:
· het ondersteunen van gemeenten ten einde de kwaliteit van de monumentenzorg en de cultuurhistorie te verbeteren;
· het stimuleren van gemeenten bij het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid.

Ad.1
De eerste doelstelling, het ondersteunen van gemeenten ter verbetering van de kwaliteit, wordt vooral vormgegeven in de basistaken, zoals de helpdesk, het spreekuur, het Bouwplanoverleg en het Ruimtelijk planoverleg. Vrijwel alle steunpunten voeren deze taken uit. Een aantal steunpunten kent geen spreekuur of geen (goed functionerend) Ruimtelijk planoverleg. Een uitzondering vormt het jongste steunpunt, in Flevoland, dat alleen de helpdeskfunctie kent. Vanwege de bijzondere situatie van de monumentenzorg in Flevoland, met zijn geringe aantal gebouwde rijksmonumenten, is de invoering van een Bouwplanoverleg hier wat minder vanzelfsprekend. Ofschoon de steunpunten in hun werkwijze aan de eerste doelstelling voldoen, blijkt uit de gemeente-interviews dat niet door alle gemeenten deze ondersteuning op voldoende wijze wordt ervaren, en ook niet bij alle steunpunttaken even veel.

Conclusie: Op basis van de onderzoeken per steunpunt kan worden gesteld dat de steunpunten allemaal in meer of mindere mate aan de eerste beleidsdoelstelling voldoen. De gemeenten zelf ervaren deze ondersteuning niet bij elk steunpunt in afdoende mate. Bovendien is per steunpunttaak de mate waarin de gemeenten ondersteuning ervaren verschillend.

Ad. 2
Opvallend is dat de tweede beleidsdoelstelling die bij de oprichting van het steunpuntennetwerk is geformuleerd, in tegenstelling tot de eerste doelstelling weinig vorm heeft gekregen. Hij is niet vertaald in een concrete activiteit die alle steunpunten zouden moeten uitvoeren.
Voor deze tweede doelstelling zouden de steunpunten proactief alle gemeenten kunnen benaderen, om ze met elkaar in contact brengen en om ze te attenderen op de mogelijkheden van het steunpunt. Niet alle steunpunten hebben een reguliere overlegvorm waarbij alle gemeenten worden uitgenodigd,
62 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

zodat ze van elkaars `best practices' kunnen leren. Ook kan hierbij actuele informatie aan alle gemeenten worden overgedragen. Dit aspect zou bij een aantal steunpunten verder kunnen worden vormgegeven. De gemeenten geven zelf ook aan dat zij netwerkbijeenkomsten met alle gemeenten uit de betreffende provincie zeer nuttig vinden.

Conclusie: de tweede beleidsdoelstelling, het stimuleren van gemeenten bij het ontwikkelen van cultuurhistorisch (ruimtelijk) kwaliteitsbeleid, is bij de oprichting weinig concreet gemaakt voor de steunpunten, en komt dan ook niet overal goed uit de verf. Geconstateerd is in het onderzoek dat het organiseren van netwerkbijeenkomsten voor gemeenten hier een positieve bijdrage aan levert.

Op het gebied van de invoering van archeologisch beleid hebben een aantal steunpunten wel een actieve rol gespeeld. Door de nieuwe regelgeving in de archeologie kon op gemeentelijk niveau de archeologische monumentenzorg meer gestructureerd op poten worden gezet dan op het gebied van de gebouwde monumentenzorg het geval was. Als gevolg daarvan hebben veel steunpunten sindsdien extra op de implementatie van het archeologisch beleid ingezet, ten koste van de aandacht voor de gebouwde monumentenzorg. Bij deze steunpunten is de verwachting dat er in de nabije toekomst weer meer op de gebouwde monumentenzorg kan worden ingezet.

6.2 Opzet steunpunten
Opvallend is de diversiteit tussen de steunpunten in de opzet en onderbrenging in de moederorganisatie (zelfstandig, bij welstandsorganisatie, bij landschapsbeheer, in erfgoedhuis of museum). Dit komt de helderheid en de herkenbaarheid voor de buitenstaander/particulier niet ten goede, hoewel de meeste gemeenten de steunpunten wel weten te vinden. Hierin zou een gezamenlijke website veel helderheid kunnen brengen, evenals een uitleg op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De jaarlijks uitkomende gezamenlijke steunpuntenbrochure voldoet al voor een deel in deze behoefte.
Veel steunpunten geven aan dat hun taken steeds meer in de moederorganisatie worden opgenomen, waarmee de contouren van het afzonderlijke steunpunt verder vervagen. Dit is een tegengestelde beweging ten opzichte van het advies uit het onderzoek in 2003, waar werd aanbevolen
63 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

om tot meer profilering van de steunpunten te komen. Ook de verantwoording en financiële afrekening is steeds vaker opgenomen in die van de moederorganisatie en soms niet meer herkenbaar als die van het steunpunt. In Gelderland is de ondersteuning vormgegeven in een samenwerkingsverband tussen de betrokken partijen, waarbij de term steunpunt niet wordt gebruikt.

Uit de gemeente-interviews is gebleken dat het voor het functioneren van het steunpunt niet uitmaakt op welke wijze het is opgezet. Onder de beter functionerende steunpunten zijn zowel een zelfstandig steunpunt, steunpunten die zijn ondergebracht bij een welstandsorganisatie, als een steunpunt dat is gekoppeld aan een erfgoedhuis.

Conclusie: het steunpunt is steeds minder herkenbaar als afzonderlijke organisatie. Het al dan niet onderbrengen van een steunpunt bij een welstandsorganisatie of een erfgoedhuis hoeft geen invloed te hebben op het functioneren.

In de toekomst zou het kabinetsvoornemen voor de ontwikkeling van de regionale uitvoeringsdiensten in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een rol kunnen spelen bij de opzet van het steunpuntennetwerk. Hierbij zou de vraag kunnen worden gesteld of de steunpunten wellicht ook een meer regionale opzet zouden moeten hebben in plaats van de huidige provinciale. Ook zou kunnen worden onderzocht of, en zo ja op welke wijze, een koppeling van de steunpunten met deze regionale uitvoeringsdiensten handig is.

6.3 Steunpunttaken en andere werkzaamheden
Helpdesk
De helpdesk functioneert bij alle steunpunten goed. Opvallend is wel het verschil in de doelgroep van de helpdesk van de verschillende steunpunten: is deze bijvoorbeeld wel of niet ook bedoeld voor de particulier? Omwille van de eenheid en van de duidelijkheid voor de particulier zou het goed zijn hierover eenduidige landelijke afspraken te maken.
De steunpunten die een uitgebreide informatieve website hebben geven aan dat zij als gevolg hiervan duidelijk minder vragen per mail of telefoon krijgen. Het is voor alle steunpunten aan te raden een dergelijke informatieve website in te richten, eventueel in gezamenlijkheid.

64 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Conclusie: de helpdesk van de steunpunten functioneert veelal naar tevredenheid, hoewel bij een enkel steunpunt archeologische kennis wordt gemist.

Een voorwaarde voor het goed functioneren van het stelsel van vergunningverlening is dat gemeenten ook zelf voldoende technische en cultuurhistorische kennis in huis hebben om plannen voor restauraties te kunnen beoordelen en begeleiden. Een basisniveau aan kennis binnen de gemeente is noodzakelijk; het ontbreken van dit basisniveau aan kennis binnen de gemeente kan niet worden ondervangen door gebruik te maken van de helpdesk van het steunpunt. Een mogelijkheid voor gemeenten om een kennistekort te ondervangen is het, al dan niet tijdelijk, inhuren van kennis bij bijvoorbeeld een steunpunt of bij de moederorganisatie. Het gaat hierbij om menskracht die daadwerkelijk in de gemeente wordt ingezet, bijvoorbeeld voor een deskundige inbreng bij de vergunningverlening of bij de begeleiding van de uitvoering.

Conclusie: het in huis hebben van een basisniveau aan kennis over de monumentenzorg blijft noodzakelijk, ook bij kleine monumentengemeenten. Inhuur van kennis biedt hiervoor een oplossing voor deze gemeenten.

Spreekuur
Voor de inrichting van het spreekuur is in het verleden bedacht dat medewerkers van de RCE op gezette tijden een bureau zouden bezetten in het steunpunt. Vanwege tijdgebrek bij de RCE heeft deze afspraak in de praktijk bij veel steunpunten geen vorm gekregen, of heeft deze slechts kort als zodanig gefunctioneerd. Het spreekuur wordt nu vooral gevoerd met medewerkers van het steunpunt zelf, of eventueel van de moederorganisatie. Het lijkt handig het spreekuur te laten plaatsvinden voorafgaand of na afloop van het Bouwplanoverleg, wat het voordeel biedt dat de RCE en ook de provincieambtenaar dan toch al aanwezig zijn.

Bouwplanoverleg
Het welslagen van het Bouwplanoverleg hangt samen met de participatie van alle betrokken partijen: de RCE, de provincie, de provinciale welstandsorganisatie en natuurlijk de gemeente. Daar waar één of meer partijen niet meedoen, functioneert het overleg niet omdat het aantal partijen waartussen moet worden afgestemd te gering wordt. Dit is bijvoorbeeld het
65 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

geval in de provincies Noord- en Zuid-Holland, waar het Bouwplanoverleg niet van de grond komt doordat de provinciale welstandsorganisatie niet kosteloos mee wil werken. Ook de medewerking van de RCE is noodzakelijk voor het welslagen van een Bouwplanoverleg; belangrijk is dat de RCE hierbij voor alle steunpunten één beleidslijn hanteert.

Conclusie: deelname aan het Bouwplanoverleg door de provinciale welstandsorganisatie, daar waar aanwezig in de provincie, is cruciaal voor het welslagen ervan. Dit geldt ook voor de medewerking van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Agendering van plannen in een Bouwplanoverleg is vooral zinvol voor gemeenten die gebruik maken van een provinciale welstandsorganisatie voor de advisering over monumentenvergunningen. Gemeenten met een eigen monumentencommissie halen hier minder voordeel uit, zeker nu de RCE en ook de provincies niet meer verplicht zijn over elke vergunningaanvraag te adviseren. Hierdoor neemt het aantal te agenderen plannen in een Bouwplanoverleg sterk af.
Gemeentelijke monumentencommissies nemen vrijwel nooit deel aan een Bouwplanoverleg. Voor gemeenten die geen gebruik maken van de provinciale welstandsorganisatie, maar een eigen monumentencommissie hebben, lijkt het verplicht toesturen van bouwplannen aan het steunpunt dan ook niet zinvol. Dit is het geval bij een aantal gemeenten in Gelderland. Het min of meer verplichten van deze gemeenten tot deelname aan het Bouwplanoverleg kan tot vertraging van de procedure leiden, en tevens ontstaat hier de situatie dat de provinciale welstandsorganisatie (en ook de Monumentenwacht) meedenkt over bouwplannen waarbij zij formeel geen enkele rol hebben.

Conclusie: deelname aan het Bouwplanoverleg is vooral zinvol voor gemeenten die gebruik maken van een provinciale monumentencommissie. Voor gemeenten met een eigen monumentencommissie zou deelname vrijblijvend moeten zijn.

Van belang is verder dat alle partijen wel een eigen advies blijven uitbrengen, waarin zij hun eigen afwegingen maken, omdat anders het belang van de advisering door de verschillende overheidslagen wordt miskend. De bespreking van plannen door de verschillende adviesorganen in een Bouwplanoverleg zou niet moeten leiden tot gelijkluidende adviezen. De uiteindelijke afweging van de verschillende adviezen is een taak voor het gemeentebestuur.
66 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Ruimtelijk planoverleg
Het Ruimtelijk planoverleg heeft niet overal vorm gekregen. In provincies waar dit overleg wel wordt aangeboden geven veel gemeenten aan deze mogelijkheid niet te kennen of niet te gebruiken, of zelf het nodige overleg te organiseren. Niet overal werken de provincie en de RCE even goed mee aan het Ruimtelijk planoverleg. Gemeenten die plannen hebben besproken in een Ruimtelijk planoverleg zijn hier wel tevreden over. Het is zeker zinvol om vooral de meer omvangrijke en ingrijpende ontwikkelingen binnen een gemeente in een vroeg stadium te bespreken met deskundigen van de RCE en van de betreffende provincie. Dit zou ook kunnen gelden voor ontwikkelingen in een beschermd gezicht. Het onderwerp cultuurhistorie staat nog onvoldoende in de aandacht bij ontwikkelingsplannen van veel gemeenten.
Door sommige steunpunten wordt aangegeven dat het overleg soms op een te laat moment in de procedure wordt gevoerd. Soms wordt er daarom door de steunpunten bewust voor gekozen om gemeenten proactief te benaderen om cultuurhistorie in ontwikkelingen ingebed te krijgen, en niet pas in fase van de vergunningverlening.
Dit geldt overigens ook voor de provincie indien deze instantie nog steeds adviseert over vergunningaanvragen voor rijksmonumenten.

Conclusie: het Ruimtelijk planoverleg functioneert lang nog niet overal zoals gewenst. Hiermee wordt een kans gemist om het onderwerp cultuurhistorie in een vroeg stadium in gemeentelijke ontwikkelingen op te nemen. De steunpunten kunnen ook een rol spelen bij de gemeentelijke inbedding van de actuele visie op de gebiedsgerichte benadering van de monumentenzorg, hoewel dit wel een zwaardere wissel zal trekken op de steunpunten. In dit onderzoek is geconstateerd dat een proactieve houding van de steunpunten naar gemeenten toe een positieve bijdrage levert aan deze inbedding.

Overige werkzaamheden
De mogelijkheid tot het uitvoeren van betaalde taken ter verruiming van het budget is nadrukkelijk in de opzet van de steunpunten meegenomen. Veel steunpunten laten deze betaalde werkzaamheden, die wel kunnen voortvloeien uit de steunpunttaken, uitvoeren door de moederorganisatie. De meeste steunpunten zijn voor de uitvoering van hun werkzaamheden ook afhankelijk van deze betaalde opdrachten of van een extra financiële bijdrage vanuit de moederorganisatie. De subsidie die wordt ontvangen van het Rijk is
67 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

al sinds de oprichting in 1995 niet meer geïndexeerd, en is daarmee niet meer toereikend om de taken op eenzelfde niveau te houden als ten tijde van de oprichting. Ook een aantal provinciale bijdragen zijn nooit geïndexeerd. Een paar provincies bieden een hoger subsidiebedrag, waarmee het steunpunt aldaar meer mogelijkheden heeft. In het Evaluatierapport uit 2003 is ook al aangegeven dat het wonderlijk is dat veel van de subsidiebijdragen nooit zijn geïndexeerd. En ook toen werd al aanbevolen na te denken over een verdeelsleutel per steunpunt. Het ene steunpunt bedient heel veel gemeenten, het andere slechts een handjevol; allemaal ontvangen ze eenzelfde basissubsidie. Meer gemeenten te moeten bedienen betekent ook evenredig meer werk voor het steunpunt, zeker als dit veel kleine monumentengemeenten zijn. Dit zou vertaald moeten worden in een aangepaste financiële bijdrage voor het steunpunt, een aanbeveling uit 2003 die niet is opgevolgd. Wel is de financiering sinds 2009 in handen van één partij gelegd, de provincies. Deze aanbeveling uit 2003 is daarmee recentelijk opgevolgd.

Conclusies: de subsidiebijdragen van het Rijk en van veel provincies zijn sinds de oprichting nooit geïndexeerd, waarmee deze bijdragen feitelijk elk jaar minder werden.
Ook is de aanbeveling uit het evaluatieonderzoek in 2003, om een financiële verdeelsleutel per steunpunt op te zetten, niet opgevolgd. Hierdoor is het ene steunpunt feitelijk `rijker' dan het andere.

Naast deze betaalde werkzaamheden voeren veel steunpunten ook diverse waardevolle onbetaalde taken uit. Ze organiseren bijvoorbeeld bijeenkomsten of cursussen voor gemeenteambtenaren of particuliere organisaties, en leveren een bijdrage aan de cursus Actualiteiten en Ontwikkelingen van Erfgoed in de Praktijk. De meeste steunpunten dragen bij aan de implementatie van het erfgoedjaar in de betreffende provincie, sommige werkten aan het opzetten van een meldpunt bedreigd erfgoed in de provincie. Ook brengt een aantal steunpunten informatieve nieuwsbrieven uit.

6.4 Archeologie
In 2003 was bij veel steunpunten nog geen archeologische kennis in huis. De nieuwe regelgeving op het gebied van de archeologische monumentenzorg heeft er sindsdien voor gezorgd dat er bij de gemeenten behoefte aan
68 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

ondersteuning ontstond. Veel steunpunten hebben de afgelopen jaren dan ook prioriteit bij de versterking van de archeologische expertise gelegd. Alleen in Friesland is er bij het steunpunt in dit opzicht geen verandering opgetreden omdat in de archeologische advisering aan gemeenten daar door andere instellingen wordt voorzien. In Groningen en Flevoland berust de expertise bij archeologen in dienst van het steunpunt zelf, in acht andere provincies bij de moederorganisaties en in Noord-Brabant bij een zusterorganisatie. Naarmate meer gemeenten een eigen archeologisch beleid formuleren, zal de noodzaak tot ondersteuning van de steunpunten op dit onderwerp minder worden. Dat neemt niet weg dat bij de gemeenten nog steeds een behoefte zal blijven bestaan aan ondersteuning bij de implementatie en uitvoering van dat beleid.

Conclusie: de meeste steunpunten, maar niet alle, hebben zelf archeologische kennis in huis, of halen deze indien nodig uit de moederorganisatie.

Vier van de steunpunten voeren geregeld archeologische quickscans voor gemeenten uit. Een quickscan is een zeer kort archeologisch onderzoek, dat de toets van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie niet kan doorstaan. De steunpunten in Drenthe, Limburg en Zeeland beschouwen dit instrument dan ook als een tijdelijke stoplap voor gemeenten waarin tot op heden een vastgesteld gemeentelijk archeologisch beleid ontbreekt. Het steunpunt in Noord-Holland voorziet in de toekomst echter een structurele inzet van de quickscan.

Conclusie: een aantal steunpunten voert archeologische quickscans uit. Quickscans kunnen de toets van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie niet doorstaan. Gemeentelijke (selectie)besluiten in het kader van de archeologische monumentenzorg kunnen alleen op verantwoorde wijze genomen worden als daar een gedegen onderzoek aan ten grondslag ligt. Dit kan vormgegeven zijn in een gemeentelijke archeologische waarden- of beleidskaart.

De steunpunten Groningen en Noord-Holland, en de moederorganisaties van de steunpunten Drenthe, Overijssel, Gelderland, Zeeland en Noord-Brabant zijn actief op de archeologische markt. Vanwege de gratis diensten die de steunpunten aan gemeenten verlenen hebben zij een directe toegang tot hun klanten, die andere marktpartijen ontberen. Een ander punt is dat medewerkers geregeld namens een gemeentelijke overheid optreden. Bij een
69 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

combinatie van overheidstaken en de aanbieding van betaalde diensten ligt een gevaar van belangenverstrengeling op de loer.

Conclusie: met name in de archeologie is bij een aantal steunpunten vanwege commerciële activiteiten enig risico op belangenverstrengeling.

In ieder geval in formele zin kan het bovenstaande deels worden vermeden door de inzet van regionale archeologen die de betreffende diensten overnemen van de steunpunten. Doordat deze archeologen in deeltijd of op uurbasis in dienst zijn van de diverse gemeenten kunnen zij onafhankelijker van het steunpunt optreden. Het is een uitstekende manier voor kleinere gemeenten om hun verantwoordelijkheid op het gebied van archeologische monumentenzorg gestalte te geven. De installering van deze regionale archeologen is een beweging die reeds volop in gang is gezet, soms vanuit de steunpunten en soms vanuit andere instanties. Het is aan te bevelen deze zo onafhankelijk mogelijk van commercieel werkende organisaties te laten opereren.

Conclusie: de instelling van regionale archeologen is een positieve ontwikkeling. Dit is echter niet specifiek gebonden aan de steunpunten.

6.5 Ten slotte
In het evaluatieonderzoek uit 2003 werd gesteld dat de steunpunten in de complexe beleidsomgeving van archeologie en monumentenzorg een belangrijke `haven' vormen voor met name kleinere gemeenten. Anno 2009 lijkt dit voor veel gemeenten nog steeds zo te zijn, hoewel dit wel varieert per steunpunt. Een aantal steunpunten functioneert optimaal, een aantal functioneert duidelijk onder niveau.
In het kader van de Wet Beperking Adviesplicht, waarbij het rijk niet langer in alle gevallen adviseert, is het functioneren van steunpunten voor kleinere gemeenten van levensbelang.
In de opzet en werkwijze van de steunpunten kan een aantal zaken worden verbeterd. Indien dit stevig wordt opgepakt kunnen steunpunten zich allemaal ontwikkelen van een tijdelijke stut tot een onmisbare steunpilaar voor de kleinere monumentengemeenten.

70 Erfgoedinspectie





Bijlage 1 Werkmethodiek

Inleiding
De Erfgoedinspectie ziet toe op de naleving van de Monumentenwet 1988, waar het gaat om archeologische en gebouwde rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Daartoe verricht zij verschillende soorten inspecties met als doel te rapporteren over de kwaliteit van de rijksmonumentenzorg.
Een van de soorten inspecties is de zogenaamde thematische inspectie. Een dergelijke inspectie vindt plaats naar aanleiding van een gesignaleerd of aangedragen probleem en bestaat uit een analyse van vooraf te bestuderen documenten en uit onderzoek naar de situatie. Hierbij worden gesprekken gevoerd met verschillende betrokkenen. Een thematische inspectie wordt afgerond met een rapportage aan de Minister, met een afschrift aan betrokken en bevraagde partijen. Het rapport zal ook worden gepubliceerd op de website van de Erfgoedinspectie.

Waarderingskaders
Op het gebied van de archeologie houdt de Erfgoedinspectie de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie aan.
Ten behoeve van de inspecties op het gebied van instandhouding van gebouwde monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten maakt de Erfgoedinspectie gebruik van waarderingskaders. Dit is gebeurd in samenspraak met betrokkenen in het monumentenveld in een daartoe ingestelde klankbordgroep. De waarderingskaders geven de contouren aan waarbinnen een inspectie plaatsvindt. In de waarderingskaders heeft de Erfgoedinspectie kwaliteitskenmerken opgenomen die aangeven waaraan een goede monumentenzorg moet voldoen. Uitgangspunt is toetsing op de naleving van de Monumentenwet 1988 in de ruimste zin van het woord.

Uit het Waarderingskader instandhouding rijksmonumenten (2 september 2008) zijn de volgende kwaliteitskenmerken van toepassing op dit onderzoek:
- Er is voldoende actuele kennis beschikbaar op het gebied van de monumentenzorg, ten behoeve van de ontwikkeling van cultuurhistorisch beleid en ten behoeve van de behandeling van bouwplannen
- De overheden hebben een beleidsvisie voor de monumentenzorg
- De overheid zorgt voor informatieoverdracht op het gebied van de monumentenzorg
Voor het Bouwplanoverleg dat steunpunten organiseren gelden tevens de volgende kwaliteitskenmerken uit dit kader:

- De werkwijze bij het verlenen van vergunningen is correct
71 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


- De adviezen doen recht aan de waarden van het monument

Uit het Waarderingskader instandhouding beschermde stads- en dorpsgezichten (2 september 2008):

- Er is voldoende actuele kennis beschikbaar op het gebied van het beschermde gezicht, ten behoeve van de ontwikkeling van ruimtelijk en cultuurhistorisch beleid en de behandeling van bouwplannen
- De overheid heeft een integrale ruimtelijke beleidsvisie die rekening houdt met het beschermde gezicht

- De overheid zorgt voor informatieoverdracht op het gebied van het beschermde gezicht
Voor het Ruimtelijk planoverleg gelden tevens de volgende kwaliteitskenmerken uit dit kader:

- Bij de planbehandeling zijn de cultuurhistorische waarden van het beschermde gezicht kaderstellend

- De adviezen doen recht aan de waarden van het beschermde gezicht

Fasering
Het onderzoek is uitgevoerd in twee fasen:
Fase 1: onderzoek naar de opzet en werkwijze van de steunpunten (in vergelijking met het Evaluatierapport uit 2003)
Fase 2: onderzoek bij gemeenten naar het functioneren van de steunpunten

Verantwoording van het onderzoek
Voor fase 1 van het onderzoek zijn de volgende activiteiten verricht:
- een onderzoek naar bestaande literatuur over het steunpuntennetwerk, waarbij het in 2003 door het bureau Research voor Beleid uitgevoerde evaluatieonderzoek een belangrijk ijkpunt vormde.
- een interview met personen die betrokken zijn geweest bij de opzet van de steunpunten, zoals van de RCE, of die zich bezig houden met de begeleiding ervan, zoals de secretaris van het steunpuntennetwerk.
- analyse van de website van elk steunpunt, eventueel informatiemateriaal en het meest recente jaarverslag en/of jaarwerkprogramma van elk steunpunt.

- een gesprek met alle provinciale steunpunten monumentenzorg; de meeste zijn daartoe fysiek bezocht, een aantal zijn telefonisch of schriftelijk geïnterviewd.


72 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

In fase 2 zijn een aantal kleinere gemeenten telefonisch ondervraagd naar hun ervaringen met het steunpunten. Gekozen is voor vier kleinere monumentengemeenten per provincie. Hierbij is getracht twee gemeenten met tussen de 25 en de 50 rijksmonumenten en twee gemeenten met tussen de 100 en de 150 rijksmonumenten te ondervragen. Uit de groep gemeenten met 150-200 rijksmonumenten was al enige informatie over de steunpunten bekend aangezien deze de afgelopen jaren alle zijn geïnspecteerd door de Erfgoedinspectie. Grote monumentengemeenten (meer dan 200 rijksmonumenten) zijn niet benaderd, aangezien deze vaak een relatief omvangrijke ambtelijke organisatie voor de monumentenzorg in huis hebben. De steunpunten zijn in principe ook niet bedoeld voor deze gemeenten. Gekozen is zowel voor gemeenten die een eigen monumentencommissie hebben als voor gemeenten die zijn aangesloten bij een provinciale welstands/monumentenorganisatie. Tevens is geprobeerd zo min mogelijk gemeenten te benaderen die bij het evaluatieonderzoek in 2003 al zijn benaderd; evenmin zijn gemeenten benaderd die al door de Erfgoedinspectie zijn of worden geïnspecteerd op de monumentenzorg. Als gesprekspartner binnen de gemeente werd gevraagd naar de contactpersoon voor de monumentenzorg, of naar de contactpersoon voor cultuurhistorie/archeologie in gemeenten zonder rijksmonumenten zoals in Flevoland.
In de telefonische interviews is geïnventariseerd in welke mate de steunpunten voldoen aan de behoeften van de gemeenten. Gevraagd is ook welke producten van de steunpunten worden afgenomen en hoe tevreden men daar over is.

Op basis van de onderzoeksresultaten heeft de Erfgoedinspecties bevindingen en aanbevelingen geformuleerd. De bevindingen van beide onderzoeksfasen zijn vastgelegd in de onderliggende rapportage. Bij deze rapportage hoort de afzonderlijke bijlage `De steunpunten nader bekeken' waarin alle steunpunten zijn beschreven, en waarin de reacties van de gemeenten per steunpunt zijn opgenomen.

73 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


74 Erfgoedinspectie





Bijlage 2 Afkortingen en bronnen

Afkortingen
AMK Archeologische Monumenten Kaart AMZ Archeologische monumentenzorg A&O Actualiteit & Ontwikkelingen CENH Cultureel Erfgoed Noord-Holland CGA Convent van Gemeentelijke Archeologen DCE Directie Cultureel Erfgoed van het Ministerie van OCW DSL Dorp, Stad en Land
EOS Eigen overleg steunpunten
FGM Federatie Grote Monumentengemeenten fte full time equivalent
IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden IPO Interprovinciaal overleg
KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie LEU Landschap Erfgoed Utrecht
LOS Landelijk overleg steunpunten m.e.r. milieueffectrapportage
MoMo Project Modernisering Monumentenzorg OCW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap PvA Plan van Aanpak (van een archeologisch onderzoek) PvE Programma van Eisen (voor een archeologisch onderzoek)
RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (per mei 2009 RCE) RCE Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voorheen RACM) RDMZ Rijksdienst voor de Monumentenzorg (in 2006 gefuseerd met de ROB tot RACM)
ROB Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (in 2006 gefuseerd met de RDMZ tot RACM) ROMA Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Archeologie ROP Regionaal Opleidings Project SAM Steunpunt Archeologie & Monumenten Limburg SCEZ Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland SKRL Stichting Ruimtelijke Kwaliteit Limburg STAMU Steunpunt Archeologie en Monumenten Utrecht VNG Vereniging Nederlandse Gemeenten Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
75 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Wamz Wet op de archeologische monumentenzorg (wijzigingswet op de Monumentenwet 1988, ingevoerd op 1 september 2007)
WMMN Welstand Monumenten Midden Nederland WRO Wet op de Ruimtelijke Ordening (tot 1 juli 2008) Wro Wet ruimtelijke ordening (vanaf 1 juli 2008)

Literatuur

- Evaluatie van de steunpunten monumentenzorg en archeologie, een onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Twee delen: Eindrapport en Caseverslagen. Anne Ketelaar, Bureau Research voor Beleid, november 2003.
- Monumenten goed gefundeerd, strategisch plan monumentenzorg, april 1994, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
- Jaarboek Monumenten, Archeologie en Cultuurlandschap 2008, Erfgoed Nederland.

- MoMo en de Mens, van monumentenzorger tot vakspecialist cultuurhistorie, Yana van Tienen, 12 december 2008.
- Uw mening telt! Onderzoek onder monumenteneigenaren in het kader van het project Modernisering Monumentenzorg, Intomart, november 2008.

- Brochure: Steunpunten Cultureel Erfgoed, het netwerk van monumentenhuizen, 2009. Uitgave ten behoeve van de Nederlandse Restauratiebeurs 2009 te `s­Hertogenbosch.
- De meest recente jaarverslagen en/of jaarwerkprogramma's van alle steunpunten monumentenzorg, en eventueel ander informatiemateriaal per steunpunt.


76 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg

Websites
De websites van de steunpunten, of van de moederorganisaties waar zij zijn ondergebracht:

- www.libau.nl (steunpunt Groningen)

- www.monumentenzorgfryslan.nl (steunpunt Friesland)
- www.drentsplateau.nl (steunpunt Drenthe)
- www.oversticht.nl (steunpunt Overijssel)
- www.nieuwlanderfgoed.nl (steunpunt Flevoland)
- www.geldersgenootschap.nl (steunpunt Gelderland)
- www.stamu.nl (steunpunt Utrecht)

- www.cultureelerfgoednh.nl (steunpunt Noord-Holland)
- www.erfgoedhuis-zh.nl (steunpunt Zuid-Holland)
- www.scez.nl (steunpunt Zeeland)

- www.monumentenhuisbrabant.nl (steunpunt Noord-Brabant)
- www.sam-limburg.nl (steunpunt Limburg)

Het evaluatierapport van Bureau Research voor Beleid uit 2003, en de bijbehorende caseverslagen, zijn te downloaden via www.research.nl.


77 Erfgoedinspectie




Stut of steunpilaar? Een onderzoek naar de provinciale steunpunten monumentenzorg


78 Erfgoedinspectie





Colofon

Uitgave:

Erfgoedinspectie
Koninginnegracht 25
Postbus 16478 (IPC 3500)
2500 BL Den Haag

Algemeen telefoonnummer +31 (0)70 ­ 412 4012
Fax +31 (0)70 ­ 412 4014 E-mail info@erfgoedinspectie.nl Website www.erfgoedinspectie.nl

Den Haag, augustus 2009

Over de Erfgoedinspectie

De Erfgoedinspectie waakt op nationaal niveau over een belangrijk deel van het Nederlands erfgoed. Het toezicht is gericht op archeologische opgravingen, archieven bij de centrale overheid, het roerend cultureel erfgoed en onroerende monumenten.

De Erfgoedinspectie ziet erop toe dat de regels worden nageleefd en stimuleert verbeteringen in het behoud en beheer en een goede omgang met het erfgoed. Waar nodig treedt zij op bij incidenten en calamiteiten.

De Erfgoedinspectie valt onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De inspectie werkt onafhankelijk en stelt objectief haar bevindingen vast en rapporteert daarover. Daarnaast adviseert zij de Minister over de kwaliteit en effectiviteit van de regelgeving.
79 Erfgoedinspectie