Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2000 EA 'S-GRAVENHAGE www.minocw.nl
Onze referentie
DCE/153079
Datum 28 september 2009
Betreft Kabinetsreactie beleidsevaluatie fiscale regelingen
monumentenpanden
Geachte Voorzitter,
Hierbij sturen wij u het evaluatierapport van een tweetal fiscale regelingen ten
aanzien van monumentenpanden:
a) faciliteit uitgaven voor monumentenpanden (Wet inkomstenbelasting 2001),
b) vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten door
aangewezen rechtspersonen (Wet op belastingen van rechtsverkeer 1970).
Dit rapport geeft gevolg aan de periodieke evaluatieverplichting van de
belastinguitgaven op grond van de Regeling Prestatiegegevens en
Evaluatieonderzoek. Deze evaluatie is aangekondigd in de Miljoenennota 2008. In
de evaluatie is de effectiviteit en doelmatigheid van beide voornoemde regelingen
onderzocht. Het rapport is opgesteld door PricewaterhouseCoopers Advisory N.V.
(PWC) en begeleid door de ministeries van OCW en Financiën.
Met de faciliteit uitgaven voor monumentenpanden is in 2008 circa 66 miljoen
gemoeid.
Met de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor aangewezen rechtspersonen is
jaarlijks een bedrag van circa 33 miljoen gemoeid.
Wat betreft de effectiviteit en doelmatigheid van de faciliteit uitgaven voor
monumentenpanden worden in het rapport ondermeer de volgende bevindingen
gepresenteerd:
· De faciliteit uitgaven voor monumentenpanden draagt bij aan de
instandhouding van rijksmonumenten, door een rechtstreeks verband met
onderhoud;
· De regeling is bij een brede doelgroep goed bekend;
· De regeling wordt gebruikt voor zowel klein als groot onderhoud, en voor zowel
regulier als acuut onderhoud. Bij groot onderhoud wordt vaker een beroep gedaan
op de mogelijkheid om de aftrek op voorhand door het Bureau Belastingen
Monumenten (BBM) te laten vaststellen;
· De drempels in Box1 en Box 3 hebben geen aantoonbare invloed op tempo en
intensiteit van onderhoud;
· Controle op de aangifte leidt in veel gevallen tot correcties. Dit wordt met name
veroorzaakt door het feit dat gebruikers veelal het onderscheid tussen
eigenaarlasten (wel aftrekbaar) en huurderlasten (niet aftrekbaar) alsmede het
a
na 1 van 4
Pagi
onderscheid tussen onderhoud en verfraaiingen foutief hanteren (deze correcties Datum
kunnen goeddeels voorkomen worden door betere voorlichting op voornoemde
punten); Onze referentie
· De regeling wordt efficiënt/doelmatig uitgevoerd. Afgezet tegen de totale DCE/153079
belastingderving ( 66 mln) bedragen de uitvoeringskosten (circa 850.000)
ongeveer 1,3%. Ten opzichte van directe subsidies lijkt de fiscale faciliteit
doelmatigheidsvoordelen te hebben.
Gelet op bovenstaande bevindingen is het kabinet van mening dat de faciliteit
uitgaven voor monumentenpanden effectief en efficiënt is en thans geen
aanleiding geeft tot wijziging van de faciliteit.
Voor wat betreft de effectiviteit en doelmatigheid van de vrijstelling
overdrachtsbelasting (OVB) voor aangewezen rechtspersonen presenteert het
rapport ondermeer de volgende bevindingen:
· Het impliciete doel, namelijk het bevorderen van de instandhouding van
monumenten door middel van onderhoud, wordt door de regeling nauwelijks
gestimuleerd. De ideële monumentenorganisaties profiteren nauwelijks van de
regeling.
· Er is een enorme toename van commerciële en private partijen, die de
vrijstelling hebben ontdekt om zo niet langer overdrachtsbelasting te hoeven
betalen.
· De relatie tussen aanschaf van een monument (de aankoopsubsidie) en de
instandhouding daarvan door middel van onderhoud en/of restauratie (=doeleis)
is niet aan te tonen. Dit leidt tot neveneffecten die weinig met instandhouding van
monumenten te maken hebben.
· De belastingderving ten gevolge van de toename van het aantal transacties
(waarvan een deel niet tot de beoogde doelgroep behoort) is gestegen van 11
miljoen in 2004 naar 39 miljoen in 2008 (zonder de recente uitbreiding van de
werkingssfeer).
· Uitbreiding van de werkingssfeer naar natuurlijke en alle andere
rechtspersonen leidt tot een aanzienlijke stijging van de belastingderving, zonder
dat er zekerheid is dat er méér geld naar instandhouding gaat.
Op basis van bovenstaande bevindingen is het kabinet van mening dat de
regeling weliswaar doelmatig is waar het de uitvoering betreft, maar bepaald niet
als effectief te karakteriseren valt waar het de instandhouding en renovatie van
monumenten betreft. Het zijn met name commerciële partijen die van deze
voorziening profiteren, terwijl het doel van de vrijstelling, namelijk het
onderbrengen van monumenten bij ideële monumentenorganisaties om deze in
stand te houden, door de regeling nauwelijks gestimuleerd wordt. Op grond van
deze bevindingen heeft het kabinet derhalve besloten de vrijstelling
overdrachtsbelasting voor monumentenpanden af te schaffen.
In de plaats daarvan zal ter compensatie voor de monumentenzorg een extra
budget aan de begroting van OCW worden toegevoegd die op een veel
effectievere wijze ten behoeve van de monumentenzorg kan worden ingezet.
Voor de bepaling van dit budget is uitgegaan van het budgettaire beslag van de
bestaande vrijstelling dat ten goede komt aan de beoogde doelgroep van (ideële)
stichtingen ter instandhouding van monumenten. Bij de omzetting van de huidige
fiscale regeling in een effectievere subsidieregeling die op de beoogde doelgroep
Pagina 2 van 4
kan worden toegespitst acht het kabinet het evenwel van belang dat ook in Datum
tijden van economische crisis er voldoende budgettaire middelen beschikbaar
blijven voor de instandhouding van het Nederlandse culturele erfgoed, hetgeen er Onze referentie
toe heeft geleid dat is besloten dit budget met 15% te verhogen tot een bedrag DCE/153079
van 23 miljoen.
Een nadere toelichting voor de afschaffing van de vrijstelling overdrachtsbelasting
voor monumenten, zoals ook opgenomen in de Memorie van Toelichting bij het
Belastingplan 2010, luidt als volgt.
In Nederland zijn er enerzijds veel stichtingen die één of een aantal specifieke
monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988 bezitten om er voor te
zorgen dat dit monument of deze monumenten in stand blijven. Te denken valt
aan een kerkgebouw, een bijzonder landhuis, een molen, een gemaal of ander
bouwwerk dat voor de betreffende gemeenschap van historische waarde is.
Regelmatig verwerven dergelijke stichtingen de monumenten tegen een
symbolische koopprijs. Doordat de restauratie- en instandhoudingkosten van deze
monumenten in relatie tot de mogelijke opbrengsten veelal hoog zijn, is de
economische waarde veelal gering. Het aandeel van dergelijke
monumentenstichtingen in het totaal aantal rechtspersonen dat in aanmerking
komt voor de monumentenvrijstelling in de overdrachtsbelasting wordt steeds
beperkter. Van de in totaal 900 aangewezen rechtspersonen bestaat namelijk
70% uit BV's en 27,5% uit stichtingen. Het aandeel monumentenstichtingen in
het totale budgettaire beslag is beperkt, doordat zij doorgaans geen dure
gebouwen kopen en veelal slechts eenmalig een monument aanschaffen dat zij
lang in bezit houden.
Anderzijds heeft de laatste tien jaar een enorme toename plaatsgevonden van
commerciële en private partijen, die de vrijstelling hebben ontdekt als middel om
vrijgesteld te worden van overdrachtsbelasting. Dit blijkt uit de grote stijging van
het aantal rechtspersonen dat als monumentenlichaam is gerangschikt. Veel van
deze rechtspersonen maken onderdeel uit van het concern van een belegger of
een projectontwikkelaar. Beleggers en projectontwikkelaars hebben als hoofddoel
het behalen van een goed beleggingsresultaat en de verkoop van monumenten.
Doorgaans behoren restauratie en behoud daar niet toe.
De monumentenpanden waar het meest aan gerestaureerd moet worden, zijn
commercieel veelal niet interessant. Dit verklaart de verkoop van dergelijke
panden aan ideële monumentenstichtingen, soms tegen een symbolische prijs.
Voor dergelijke monumenten met een relatief lage waarde is het fiscale voordeel
gering. Daarentegen zijn monumentenpanden met een grote commerciële waarde
niet per definitie panden met een grote monumentale waarde. Voorbeelden
hiervan zijn een pand waarbij achter de monumentale gevel een volledig nieuw
pand is gebouwd en verhuurbare monumentenpanden die gerestaureerd zijn. Het
gaat dan vooral om kantoor- en winkelpanden. Deze commerciële panden hoeven
lange tijd niet gerestaureerd te worden en worden veel verhandeld. Hierdoor
wordt op langere termijn voor hetzelfde pand de monumentenvrijstelling van de
overdrachtsbelasting meerdere keren verleend zonder een essentiële bijdrage van
de opvolgende verkrijgers aan de daadwerkelijke restauratie of onderhoud van
het monument. De fiscale faciliteit komt door deze praktijk dus vooral toe aan
rechtspersonen die niet tot de beoogde doelgroep behoren.
Inmiddels is naar aanleiding van het arrest van Hof Den Haag, de vrijstelling bij
besluit ook van toepassing verklaard op verkrijgingen door particulieren en niet
aangewezen rechtspersonen. In het besluit is evenwel uitdrukkelijk aangegeven
Pagina 3 van 4
dat deze maatregel een voorlopig karakter heeft en dat voor de verdere Datum
vormgeving van de vrijstelling de uitkomst van de evaluatie zal worden
afgewacht. Nu het kabinet als gevolg van de uitkomst van deze evaluatie Onze referentie
voorstelt de vrijstelling in de overdrachtsbelasting af te schaffen, werkt dit ook DCE/153079
door naar de uitbreiding van de vrijstelling naar verkrijgingen door particulieren
en niet aangewezen rechtspersonen. Ook voor deze uitbreiding geldt dat deze valt
onder het voorstel de vrijstelling per 1 januari 2010 te beëindigen.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
de staatssecretaris van Financiën
mr. drs. J. C. de Jager
Pagina 4 van 4