Wageningen Universiteit en Researchcentrum
30 sep 2009
Nummer: 053
In de komende jaren is het mogelijk de behoefte aan energie van
gewassen die in kassen worden geteeld met maar liefst vijftig procent
terug te dringen. Tegelijk kan de opbrengst van die gewassen omhoog.
Met energiebesparende maatregelen in de kassen kan de glastuinbouw
fors bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van CO2, meer dan
wat Europa en Nederland ambiëren. Dat zegt pof.dr.ir. Leo Marcelis
bij de aanvaarding van het ambt van buitengewoon hoogleraar
Plantenteelt in energiezuinige kassen aan Wageningen University op 1
oktober.
De glastuinbouwsector is van groot belang voor de Nederlandse
economie, met een toegevoegde waarde van 5,6 miljard euro. Aan de
andere kant is de sector grootverbruiker van energie, met een aandeel
van circa tien procent van het totale nationale aardgasverbruik, aldus
Leo Marcelis is zijn inaugurele rede Energiezuinigheid door
innovatieve vlijt.
De sector is al jaren bezig met het terugdringen van zijn
energieverbruik. Streeft de EU een vermindering in 2020 na van twintig
procent ten opzichte van 1990 en Nederland dertig procent, de
glastuinbouw wil toe naar 48 procent. De ambitie is dat in de kassen
die vanaf 2020 worden gebouwd klimaatneutraal en rendabel kan worden
geteeld.
Innovaties
In de afgelopen jaren heeft de glastuinbouw een aantal innovaties
doorgevoerd die tot een verandering in het energieverbruik hebben
geleid, zoals warmtekrachtkoppeling, het gebruik van aardwarmte, het
âs zomers opslaan van warmte in de grond voor gebruik in de winter en
recentelijk proeven in Wageningen met elektriciteitsproducerende
kassen. En in de toekomst is het wellicht mogelijk dat planten zelf
energie produceren.
Naast deze duurzame vormen van energieverbruik wil prof. Marcelis met
zijn groep de komende jaren vooral inzetten op het terugdringen van de
energiebehoefte van planten zelf. Met creatieve oplossingen en ânoeste
vlijt van onderzoekers, telers en overige partijen in de
tuinbouwsectorâ kan een energiebesparing worden bereikt van meer dan
vijftig procent, terwijl een hogere productie mogelijk is, meent hij.
Daarvoor moet fors worden ingegrepen in de teeltcondities. Met de
uitgebreide kennis van gewasfysiologie die in Wageningen voorhanden is
en ontwikkeld wordt, alsmede met kennis op dit terrein in het
buitenland, kan zodanig met deze teeltcondities om worden gegaan dat
een goede productie kan worden gehaald halen met een zeer laag
energiegebruik.
Via proeven en simulatiemodellen voor gewasgroei wordt de
fysiologische respons van planten op energiezuinige teeltcondities
ontrafeld. Enerzijds levert dat een beeld op van de ideale
teeltomstandigheden voor een energiezuinige teelt. Anderzijds kan
optimale opbrengst worden bepaald, uitgaande van een bepaald klimaat
dat voorvloeit uit verschillende besparingsmaatregelen.
Energiebesparing betekent veelal de grenzen van de mogelijkheden van
het gewas opzoeken, aldus Marcelis.
Precieze sturing
Uiteindelijk moet precieze sturing van kas en gewas mogelijk zijn.
Marcelis geeft als voorbeeld: ââ¦dat we niet meer op de computer
instellen wat de temperatuur moet zijn, maar dat we instellen dat we
bijvoorbeeld donderdag 1 oktober drie rozentakken per vierkante meter
willen oogsten en dat die takken elk 80 centimeter lang zijn, bij een
energieverbruik in de afgelopen week van niet meer dan 0.1 kubieke
meter aardgas per vierkante meter kas. Dit is een hoog ambitie niveau,
en vereist een grote kennis van reacties van het gewas op de
omstandigheden in de kas.â