Actiz
30 september 2009
Wmo-tarieven bij veel gemeenten nog steeds onder de kostprijs
Tientallen gemeenten bieden bij de huidige aanbesteding van
huishoudelijke hulp nog steeds een tarief onder de gemiddelde
kostprijs. Dit blijkt uit onderzoek van ActiZ onder haar leden
zorgorganisaties. Op dit moment hanteren zeker 80 gemeenten voor
huishoudelijke hulp 1 aanbestedings-tarieven die liggen onder de
kosten. Volgens ActiZ bedragen de kosten voor huishoudelijke hulp 1 in
2010 gemiddeld tussen de EUR 23,= en EUR 25,= per uur. De kosten
stijgen omdat alfahulpen door een wetswijziging in dienst treden van
zorgorganisaties.
Het onderzoek van ActiZ geeft een beeld van de tarieven die gemeenten
hanteren in hun aanbestedingen voor 2010. Voor huishoudelijke hulp 1
(hh1) worden gemeentelijke tarieven gemeld variërend van EUR 14,85 tot
EUR 22,90. Het merendeel van de gemeentelijke tarieven voor hh1 ligt
tussen de EUR 18,= tot EUR 22,=. Door een wetswijziging treden
alfahulpen per 1 januari 2010 weer in dienst bij
thuiszorgorganisaties. Daardoor stijgen de personeelskosten. Omdat
alfahulpen vooral worden ingezet voor hh1 is het effect van de
wetswijziging op de kosten daar het grootst.
Aan de hand van het kostprijsmodel en gegevens over 2008 van
PricewaterhouseCoopers berekende ActiZ dat de kosten voor
huishoudelijke hulp 1 voor 2010 gemiddeld zullen liggen tussen de EUR
23,= en EUR 25,= per uur. "Uit het onderzoek onder onze leden blijkt
dat zeker 80 gemeenten een hh1-tarief hanteren onder de EUR 23,= per
uur", zegt Aad Koster, directeur ActiZ. "Daarmee zitten die gemeenten
met hun tarieven dus nog steeds onder de gemiddelde kosten waar
zorgorganisaties mee te maken hebben als ze huishoudelijke hulp willen
verlenen aan hun cliënten".
Huishoudelijke hulp 2
Het merendeel van de gemeentelijke tarieven voor huishoudelijke hulp 2
(hh2) ligt tussen de EUR 20,50 en EUR 23,50 per uur. Uit de berekende
kostenbandbreedte voor hh1 wordt duidelijk dat ook voor huishoudelijke
hulp 2 de mogelijkheden voor zorgorganisaties om verantwoord te
ondernemen beperkt zijn. Huishoudelijke hulp 2 kent namelijk hogere
kosten omdat die zorg ook wordt verleend door verzorgenden.
Dilemma
Veel zorgorganisaties staan in de Wmo-aanbesteding voor een duivels
dilemma: meedoen met verder financieel verlies maar behoud van
werkgelegenheid en cliënten of afhaken met negatieve gevolgen voor
medewerkers en cliënten. Ook in de eerste aanbesteding stonden
zorgorganisaties voor dit dilemma. Velen kozen voor hun cliënten en
werknemers. Financieel gezien heeft dat de sector geen goed gedaan:
68% van de organisaties leed in 2007 verlies op de Wmo en over 2008
steeg dit tot 72%. Het CBS constateerde onlangs dat
thuiszorgorganisaties waarbij huishoudelijke Wmo-hulp meer dan 5% van
de totale opbrengsten bedroeg, veel vaker in de rode cijfers verkeren
dan thuiszorgorganisaties die geen of weinig huishoudelijke Wmo-hulp
verlenen. Dat tij moet gekeerd worden, aldus ActiZ.
Onderzoek PwC
December vorig jaar waarschuwde ActiZ al voor Wmo-tarieven onder de
kostprijs. In opdracht van VWS voerde PricewaterhouseCoopers (PwC)
toen onderzoek uit waaruit bleek dat de Wmo-tarieven van gemeenten in
2008 gemiddeld 2,= tot 4,= euro per uur onder de kostprijs lagen. PwC
gaf aan dat de kostprijs voor een uur huishoudelijke hulp met ingang
van 2010 fors omhoog gaat. "Helaas zien we dat veel gemeenten hun
rekenwerk niet goed gedaan hebben", aldus Aad Koster. "Vaak hebben
gemeenten hun tarieven wel verhoogd maar onvoldoende om de
kostenstijging door de nieuwe wetgeving op te vangen".
In haar onderzoek stelde PwC vast dat de overhead van de
thuiszorgorganisaties 14% bedraagt van de totale kosten. Dat is een
scherp percentage dat nog eens laat zien dat thuiszorgorganisaties
uiterst efficiënt werken.