Toespraak Balkenende op jaarcongres IPO
Toespraak | 30-09-2009
Minister-president Balkenende heeft een toespraak gehouden op het
jaarcongres van het Interprovinciaal Overleg (IPO) in Utrecht.
Dames en heren,
Thorbecke, de architect en bouwer van het bestuurlijke huis waarin u
woont, zei ooit:
'Behoud en verandering, beide goed en nodig, zoolang zij zamengaan;
beide kwaad zo ze elkander uitsluiten.'
Ik wil deze wijze woorden vandaag graag als vertrekpunt gebruiken om
een paar gedachten met u te delen over de toekomst van de provincies.
Daar is ook aanleiding voor. Vorige week nog noemde het blad
Binnenlands Bestuur de provincies de 'betwiste bestuurslaag'. Ik zou
bijna zeggen: dat kunt u niet over uw kant laten gaan. De huidige
crisis dwingt ons om zonder taboes naar alles te kijken - ook naar het
openbaar bestuur. Mij lijkt dat daarin meteen een kans ligt om een
aantal veranderingen door te voeren en zo de vragen over het
bestaansrecht van de provincies te beantwoorden. En dat bestaansrecht
is er, als de bereidheid tot verandering er ook is. Dat is vandaag in
het kort mijn boodschap aan u.
Ik wil deze wijze woorden vandaag graag als vertrekpunt gebruiken om
een paar gedachten met u te delen over de toekomst van de provincies.
Daar is ook aanleiding voor. Vorige week nog noemde het blad de
provincies de 'betwiste bestuurslaag'. Ik zou bijna zeggen: dat kunt u
niet over uw kant laten gaan. De huidige crisis dwingt ons om zonder
taboes naar alles te kijken - ook naar het openbaar bestuur. Mij lijkt
dat daarin meteen een kans ligt om een aantal veranderingen door te
voeren en zo de vragen over het bestaansrecht van de provincies te
beantwoorden. En dat bestaansrecht is er, als de bereidheid tot
verandering er ook is. Dat is vandaag in het kort mijn boodschap aan
u.
Voordat u nu denkt dat ik hier de bestuurlijke revolutie kom preken,
dat is niet het geval. Ik was en ben geen voorstander van nieuwe
alomvattende bestuurlijke blauwdrukken. Die leiden alleen maar tot
jarenlange bestuurlijke onrust en niet tot het oplossen van problemen.
Vandaar ook - u weet het - dat het kabinet aan het begin van deze
periode heeft gezegd: vernieuwing prima, maar dan wel heel functioneel
en doelgericht. Geen bestuurlijke navelstaarderij, maar binnen de
bestaande structuren meteen aan de slag.
Het kabinet heeft vorig jaar niet voor niets nog een bestuursakkoord
met u gesloten dat er juist op is gericht het profiel van de
provincies te versterken. Daar staan we uiteraard voluit achter en de
plooien die er in de uitvoering nog zijn, moeten we gladstrijken. Ik
zie verder in deze moeilijke economische tijd ook een belangrijke en
zichtbare rol weggelegd voor de provincies bij het aanpakken van de
crisis. En die rol pakt u ook, getuige alle plannen voor provinciale
stimuleringspakketten. Ik ben daar heel positief over en ik twijfel er
niet aan dat u resultaten straks in de etalage zult zetten. Be good
and tell it, zeggen de communicatiedeskundigen dan.
Tegelijkertijd begon ik mijn verhaal bewust met het citaat van
Thorbecke. Behoud is goed en nodig, maar verandering ook. Er is immers
wel wat aan de hand. Want waarom wordt het bestaansrecht van de andere
verdiepingen in Thorbeckes huis - de gemeenten en het Rijk - niet of
nauwelijks betwist en dat van de provincies wel?
Het antwoord op die vraag is natuurlijk uitermate complex, maar het
element dat naar mijn overtuiging de grootste rol speelt, is het grote
probleem van de bestuurlijke drukte. Daar bent u absoluut niet alleen
schuldig aan, maar u hebt er wel het meeste last van. Feit is namelijk
dat het de afgelopen decennia vooral erg bestuurlijk druk is geworden
in het bovenlokale en regionale veld waarin u opereert. Dat maakt het
steeds moeilijker om precies aan te geven waar nu precies de eigen rol
en de toegevoegde waarde van de provincie zit ten opzichte van andere
regionale bestuursverbanden.
Oud commissaris van de koningin Nijpels adviseerde u vorige week in
Binnenlands Bestuur gewoon te accepteren 'dat burgers geen foto van
een provinciebestuurder boven hun bed hangen'. Dat mag zo zijn, maar
dat wil niet zeggen dat de provincies hun licht maar onder de
korenmaat moet laten schijnen. In de basis is de provincie namelijk
van grote betekenis voor mensen. Vergeet niet dat in veel provincies
tot op de dag van vandaag zoiets bestaat als een positief provinciaal
gevoel. Dat is, als je er even over nadenkt, een opvallend fenomeen in
een tijd waarin grenzen in snel tempo vervagen.
Het antwoord op de vraag waar dat gevoel van een provinciale
identiteit vandaan komt, laat ik graag aan de historici en
antropologen. Maar Nederland is in de 16e en 17e eeuw natuurlijk niet
voor niets ontstaan als een samenwerking van soevereine provincies. De
provincies speelden in ons staatsbestel lange tijd een hoofdrol en
hebben burgers eeuwenlang een sterk en zelfbewust gevoel gegeven - het
gevoel ergens bij te horen. Over toegevoegde waarde gesproken!
Er zou de provincies er veel aan gelegen moeten zijn om dat eigen
karakter niet alleen te koesteren, maar vooral bij de tijd te brengen.
Ik pleit dus niet voor een nostalgische PR-actie voor de Friese
Beerenburger, de Limburgse vlaai of de Zeeuwse bolus - al kan ik u die
laatste van harte aanbevelen. Maar waar ik wel voor pleit is serieuze
aandacht voor de vraag wat die provinciale eigenheid vandaag de dag
inhoudt en hoe dat zichtbaar gemaakt kan worden in een herkenbaar
ruimtelijk en sociaal-economisch profiel.
Mevrouw Maij, misschien mag ik op uw allerlaatste dag als Commissaris
uw mooie provincie even als voorbeeld nemen. Noord-Brabant is al lang
niet meer het land van de gastvrije koffietafels, de kapelletjes langs
de weg en de vendels van de schuttersgilden. Het Noord-Brabant van nu
is in de eerste plaats een verstedelijkte hi-tech provincie, waar oude
en moderne steden en dorpen, intensieve landbouw en open ruimte naast
elkaar bestaan. Dat beeld van Noord-Brabant, die 21e-eeuwse
identiteit, hangt nauw samen met de keuzes die provinciale en
gedeputeerde staten maken. Daarin liggen dus ook kansen voor een
duidelijker profiel van de provincie als bestuurslaag.
Ik zeg dit ook vanuit een meer principiële opvatting over de relatie
tussen de bestuurslagen. Die is in de loop van de tijd behoorlijk
veranderd. Vroeger spraken we van 'lagere overheden', nu van
'medeoverheden'. Dat impliceert minder hiërarchie en meer een
samenspel van bestuurlijke kringen met elk hun eigen plaats. Hun eigen
'soevereiniteit', zo u wilt. Onder invloed van de netwerksamenleving
waarin we leven, zal het belang van een goede wisselwerking tussen de
bestuurslagen alleen maar toenemen. Ook daarom zeg ik: laten we minder
denken in bestuurlijke blauwdrukken en meer in termen van een juiste
verantwoordelijkheidsverdeling, herkenbaarheid en zichtbare
toegevoegde waarde.
Feitelijk zit ik daarmee meteen in het hart van de discussie over
differentiatie van provinciale taken en bevoegdheden. Ik geloof dat we
daar heel serieus naar moeten kijken. Want laat ik het zo formuleren:
de artikelen 123 tot en met 132 van de Grondwet gelden zowel voor
Drenthe als Zuid-Holland, en toch begrijpt iedereen dat de
bestuurlijke agenda op de provinciehuizen van Den Haag en Assen totaal
van elkaar verschilt. Dat heeft met heel veel dingen te maken: het
aantal inwoners en gemeentes, oppervlakte, sociaal-economische
structuur, de aanwezigheid van grote steden, stads- of
plattelandsprovincie, financiële positie en zo kan ik nog even
doorgaan. Maar waar het om gaat, is dat die verschillen reëel zijn en
ook zichtbaar mogen worden in de taken die u als provinciale besturen
krijgt en in de keuzes die u maakt.
Vandaar dat ik zeg: provincies kies uw rol en stel duidelijke
prioriteiten. Doe waar u goed in bent. Doe wat u waar kunt maken. Maar
doe niet alles en doe vooral niet allemaal hetzelfde. En geen
misverstand: het is in mijn beleving zeker niet zo dat de
Randstadprovincies per definitie meer kunnen of moeten doen dan de
provincies buiten de Randstad. Sterker nog, uw voorzitter en zijn
college worden in Den Haag door zoveel bestuurskracht omgeven - de
steden Rotterdam en Den Haag, de regio's Haaglanden en Rijnmond, de
rijksoverheid - dat de bestuurlijke agenda voor de heer Tichelaar en
de zijnen wel eens veel breder kan zijn.
En daarmee kom ik op mijn laatste punt: de bijzondere positie van de
Randstad en de Randstadprovincies. Het is een feit dat de bestuurlijke
opgave in dit gebied in veel opzichten op zichzelf staat. De
ruimtedruk is er enorm, de mobiliteit een heel groot probleem, de
grotestadsproblematiek het meest nijpend en de dreiging van een
veranderend klimaat het grootst - om maar een paar dingen te noemen.
Tegelijkertijd is de bestuurlijke constellatie nergens ingewikkelder
dan juist in de Randstad, waar Nederland zestig procent van zijn
nationaal inkomen verdient. In geen enkel deel van Nederland is de
samenloop tussen de bestuurslagen zo onmiskenbaar aanwezig en de
besluitvorming zo ingewikkeld geworden. Om maar één voorbeeld te
geven: na meer dan veertig jaar is er een paar weken geleden eindelijk
een doorbraak bereikt in de besluitvorming over de A4 Delft-Schiedam.
Veertig jaar over een paar kilometer weg! Veertig jaar juridische
procedures van milieuorganisaties en andere maatschappelijke partijen.
Maar ook: veertig jaar bestuurlijke impasses door over elkaar heen
buitelende overheden! Dat is aan niemand meer uit te leggen.
Nogmaals, ik geloof niet in vernieuwing om de vernieuwing. Het gaat
erom dat we het tempo in de besluitvorming opschroeven en de problemen
aanpakken waar we voor staan. En dat doen we ook. Het advies van de
commissie-Elverding en het Urgentieprogramma voor de Randstad zijn
beide gericht op versnelling en minder bestuurlijk en juridisch
getouwtrek. Met de Crisis- en herstelwet doen we daar nog een schepje
bovenop - met uw steun en daar ben ik blij mee. Het geeft namelijk aan
dat we in politiek-bestuurlijk Nederland samen de noodzaak van
snellere procedures inzien. Dat is winst, maar het meer fundamentele
bestuurlijke probleem in de Randstad vraagt om meer.
U, mijnheer Franssen, hebt een aantal jaren geleden al eens gepleit
voor samenvoeging van de provincies Noord- en Zuid-Holland. Anderen
hebben daarna ideeën geopperd voor een Randstadautoriteit en voor
nieuwe vormen van middenbestuur voor de Noord- en Zuidvleugel. Ik denk
zelf dat elke oplossing begint met de erkenning van het feit dat we
geen behoefte hebben aan meer bestuursorganen. Geen oude wijn in
nieuwe zakken. Geen groot opgetuigde staatscommissies. Geen rapporten
met nieuwe bestuurlijke organogrammen. Maar wel een fundamentele
discussie tussen alle bestuurslagen over een juiste verdeling van
taken en verantwoordelijkheden in de Randstad. Een discussie die wat
mij betreft gaat over problemen en oplossingen in plaats van over
bestuurlijke verhoudingen.
Dames en heren,
Behoud en verandering, beide goed en nodig (...). Met die woorden van
Thorbecke begon ik mijn verhaal. 'Behoud', omdat ik geloof in de
bestuurlijke kracht van provincies met een herkenbaar en samenbindend
profiel. Maar ook 'verandering', omdat ik denk dat daarvoor keuzes
nodig zijn in de rol die elke provincie op zich neemt. Differentiatie
van taken en bevoegdheden is een serieuze optie om - zonder nieuwe
alomvattende blauwdrukken - recht te doen aan de bestuurlijke
vraagstukken waar we voor staan. Daar moeten we het over durven
hebben, in de Randstad én daarbuiten.
Dank u wel.
Ministerie van Algemene Zaken