INLIA


Ambtsbericht Afghanistan onaantastbaar 30/09/2009

Op 2/3/09 meldden wij op deze site dat de Rechtbank in Den Haag in een zaak over de toepassing van art. 1F van het Vluchtelingenverdrag het ambtsbericht van 29/2/2000 niet als voldoende en enig betrouwbare bron van informatie beschouwt om beslissingen te nemen om Afghaanse asielzoekers die worden verdacht van oorlogsmisdaden uit te sluiten van een verblijfsvergunning of om ze ongewenst te verklaren.

De Staatssecretaris van Justitie is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Raad van State. Deze verklaart de grief van de Staatssecretaris op 24 september jl. gegrond en wijst de zaak terug naar de rechtbank ter herbeoordeling.

De eerste overweging van de Raad van State was dat er geen nieuwe feiten waren aangevoerd en dat er zich geen relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan: de rechtbank had het besluit helemaal niet mogen toetsen. Desondanks kwam de RvS toch nog tot een aantal inhoudelijke overwegingen.

De rechtbank had niet de UNHCR-notitie van 13/5/08 over de Afghaanse geheime dienst KhAD/WAD mogen gebruiken om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van eerdergenoemd ambtsbericht. Ten eerste had dit niet gemogen omdat een deel van de informatie (de visie en standpunten van dr. Giustozzi inzake de KhAD/WAD) in de notitie al bekend was bij een eerder genomen besluit t.a.v. de zelfde persoon. Daarnaast vond de RvS dat de herkomst van de andere informatie in de UNHCR-notitie te weinig gespecificeerd was en zo dus te weinig inzicht gaf in de objectiviteit, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de informatiebronnen, belangrijke voorwaarden om als concreet aanknopingspunt te kunnen dienen voor twijfel aan een besluit.

Het Comit