> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer Bezoekadres:
Parnassusplein 5
der Staten-Generaal 2511 VX Den Haag
Postbus 20018 T 070 340 79 11
2500 EA DEN HAAG F 070 340 78 34
www.minvws.nl
Ons kenmerk
MEVA/AEB-2954474
Bijlagen
Uw brief
Datum 29 september 2009
Betreft evaluatie RVZ 2004 - 2008
Correspondentie uitsluitend
richten aan het retouradres
met vermelding van de datum
en het kenmerk van deze
brief.
Geachte voorzitter,
Op 19 maart 2009 heeft de RVZ mij de vierjaarlijkse evaluatie (2004 2008) van
de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg aangeboden. De RVZ heeft dit rapport
ook bij uw Kamer neergelegd. Conform artikel 28 van de Kaderwet adviescolleges
geef ik u hierbij mijn standpunt over het evaluatierapport en de conclusies van de
RVZ.
Algemeen beeld over functioneren en positionering van de RVZ
In uw Kamer is het vorig jaar een aantal malen gesproken over het functioneren
van het adviesstelsel in Nederland in het kader van de vernieuwing van de
Rijksdienst. Soms leek het wel of de relatie RVZ VWS model heeft gestaan bij
het beschrijven van de gewenste positionering van een adviesraad. De RVZ heeft
een gezaghebbende positie op gebouwd in het zorgveld, heeft een goed en
intensief contact met het ministerie van VWS, maar weet zijn onafhankelijkheid
goed te bewaren; het aantal uitgebrachte adviezen is select en veelal uitgebracht
op het goede moment. De adviezen van de RVZ kennen veelal een multisectoraal
perspectief en geven vrijwel altijd aanleiding tot beleidsdebatten binnen het
departement en met uw Kamer en dragen relevante bouwstenen aan voor beleid.
Het opvolgen van adviezen in beleid is voor mij geen criterium waarop ik de
bijdragen van adviesorganen beoordeel. Als een advies agendeert, uitdaagt en
dwingt tot een scherper en dieper doordenken van beleid, is dat voor mij de
meest wenselijke wijze van doorwerking. Een goede analyse die een probleem van
verschillende kanten belicht, acht ik belangrijker dan de uiteindelijke
aanbevelingen voor beleid. Om misverstanden te voorkomen: mijn stelling is niet
dat een advies zich moet beperken tot de analyse. Het vertalen van die analyse in
heldere aanbevelingen voor beleid helpt de beleidsvorming. De uitkomst van de
beleidsdiscussie kan echter een andere zijn dan door de RVZ voorgestaan. Het
niet oveen van beleidsaanbevelingen en tegelijkertijd waarderen van het
advies als bijdrage aan beleid kunnen heel goed samengaan.
Door de RVZ aangedragen prioritaire verbeterpunten
In de evaluatie die de RVZ heeft laten uitvoeren heeft de RVZ aanleiding gezien
vier verbeteringen te benoemen die voor de RVZ prioriteit hebben. Ik loop ze alle
vier langs en geef mijn reactie daarop.
1. Verbetering van de adviezen: advisering op maat Ons kenmerk
De RVZ streeft het moderniseren van het adviesproduct na. De ontwikkeling van MEVA/AEB-2954470
het advies op maat, naar inhoud, adressering en vorm is daarvan een belangrijk
element. Iedere adviesvraag verdient een eigen aanpak, zo stelt de RVZ.
Het streven naar voortdurende verbetering en het leveren van maatwerk kan ik
alleen maar toejuichen. Het betrekken van relevante actoren en het ontwerpen
van adviesproducten ook qua vorm, die een optimale bijdrage aan het
beleidsdebat kunnen leveren, beschouw ik als een element van modern
adviesschap. Ik herken dat de RVZ voortdurend op zoek is inhoud te geven aan
dat moderne adviesschap. De inhoud blijft daarbij steeds voorop staan. Dat is
voor mij - en ook voor de RVZ zoals steeds blijkt - een conditio sine qua non. Ik
stel aan die inhoud niet de eis dat die altijd grensverleggend moet zijn.
Grensverleggende, nieuwe visionaire vergezichten zijn uiteraard welkom, maar
soms is een ordenend, enigszins ontmythologiserend advies met een heldere
analyse, waarin de verschillende aspecten worden geordend en verschillende
beleidsopties worden doordacht, goed genoeg.
2. Onafhankelijkheid Raad en betrokkenheid zorgsector bij werkprogramma
De RVZ neemt zich voor verantwoording af te leggen over de keuze van
adviesonderwerpen in het jaarlijkse werkprogramma. Ook neemt hij zich voor de
zorgsector systematisch bij de totstandkoming van het werkprogramma te
betrekken en te rapporteren over de voortgang van de adviestrajecten.
Bij dit voornemen past nadrukkelijk een kanttekening. De RVZ is primair een
adviesraad voor kabinet en parlement. Het werkprogramma van de RVZ wordt
formeel door de ministerraad vastgesteld (met daarin ruimte voor signalementen
die per definitie ongevraagd zijn). Het werkprogramma zelf komt tot stand in een
goede interactie tussen VWS en RVZ, waarbij beide zich gevoed weten door
interacties met partijen in de zorg en beelden hebben over wat goede
adviesvragen zijn. De onafhankelijkheid van de RVZ komt voor mij tot uiting in
het eigenstandig wegen van ontwikkelingen in de zorgsector en wat er op die
sector afkomt, en in interactie met VWS dat vertalen in een adviesprogramma.
Dat adviesprogramma wordt gepresenteerd met het aanbieden van de
Rijksbegroting. In formele zin is het dus de minister van VWS die ter
verantwoording kan worden geroepen over de keuze van de adviesonderwerpen.
Als de RVZ zich wil verantwoorden over de keuze van adviesonderwerpen, heeft
dat dus alleen betrekking op ongevraagde adviezen en signalementen.
Het systematisch betrekken van de zorgsector bij de totstandkoming van het
werkprogramma van de RVZ heeft voor mij alleen betekenis als een rondgang
door de zorgsector op zoek naar signalen over ontwikkelingen en wenselijke
veranderingen. Daar houdt voor mij de betrokkenheid van de zorgsector met de
keuze van onderwerpen voor het werkprogramma op. Dat laat onverlet dat
stakeholders in de gezondheidszorg actief kunnen worden betrokken bij de
verschillende adviestrajecten en dat de RVZ voor iedereen inzichtelijk kan maken
waar hij mee bezig is en wie daarbij (waarom) worden betrokken. De
onafhankelijkheid van de RVZ komt dus ook in de fase van de uitwerking van de
adviestrajecten tot uiting.
3. Samenwerking en gezamenlijke advisering. Ons kenmerk
De RVZ stelt bij elk adviesproject als eerste vraag welke andere adviesorganen MEVA/AEB-2954470
(binnen én buiten VWS) een rol kunnen spelen. De RVZ wil zorgen voor
uitwisseling van leden en adviseurs van de verschillende adviesorganen (buiten
VWS) bij elkaars adviesprojecten en wil daarbij vrijblijvendheid vermijden en dus
concrete afspraken maken.
De door de RVZ nagestreefde en vormgegeven samenwerking draagt bij aan de
door het kabinet gewenste ontkokerde strategische advisering: intersectorale
advisering leidt tot een meerwaarde als synthese van sectorale expertise leidt tot
oplossingen voor beleidsproblemen die een klassieke sectorale aanvliegroute niet
oplevert. De eerste producten die ik van een dergelijke samenwerking heb gezien,
bevestigen dat samenwerking en gezamenlijke advisering nastrevenswaardig is.
4. Nazorg en landing adviezen
De RVZ wil zijn beleid op dit vlak expliciteren en in de nazorg samenwerken met
relevante organisaties binnen en buiten de overheid. De RVZ wil de fakkel van de
implementatie van adviezen overdragen aan anderen en de samenwerking met de
uitvoeringsorganen in de zorgsector versterken.
Ik realiseer me terdege dat nazorg van adviezen aandacht verdient: overdracht
van inzicht, kennis en ervaringen vraagt meer dan het ter beschikking stellen van
adviezen in de vorm van een mooi boekwerkje. Zoals ik in het begin van deze
brief heb gesteld is het opvolgen van adviezen in beleid, en dus het
implementeren van adviezen, voor mij geen criterium waarop ik de bijdragen van
adviesorganen beoordeel. Als een advies uitdaagt en dwingt tot een scherper en
dieper doordenken van beleid, is dat voor mij de meest wenselijke wijze van
doorwerking en landing. Het overdragen van de fakkel van de implementatie van
adviezen vind ik dan ook geen taak voor de RVZ. Samenwerking van de RVZ met
de uitvoeringsorganisaties in de zorgsector wil ik niet uitsluiten het is goed dat
de RVZ de praktijk van de uitvoeringsorganisaties kent - maar vind ik
tegelijkertijd geen onderwerp dat met prioriteit moet worden opgepakt als het
doel daarvan is adviezen beter te doen landen.
De RVZ eindigt zijn brief met het voorstel een onafhankelijke meting te laten
uitvoeren van het effect van de RVZ-adviezen en kondigt aan mij daarvoor een
plan van aanpak te zullen voorleggen. Tegen de achtergrond van mijn
bovenstaande reactie, zal het u niet verbazen dat ik daar weinig belang aan hecht.
De energie die dat vraagt, rendeert mijns inziens meer wanneer ze wordt
aangewend voor het primaire adviesproces.
Tot slot
De evaluatie van de RVZ heeft plaats gevonden in een periode dat er in Den Haag
in het kader van de vernieuwing van de rijksdienst werd gediscussieerd over
aanpassing en versobering van het adviesstelsel. Verschillende opties voor een
doelmatiger inrichting van het adviesstelsel zijn verkend. Inmiddels is de conclusie
dat de RVZ vooralsnog in ongewijzigde vorm blijft voortbestaan. De voorgenomen
fusie met de RMO is van de baan. De beoogde verbeteringen van de werking van
het adviesstelsel worden gezocht in een goede samenwerking tussen de
verschillende raden en het beter gebruik maken van elkaars faciliteiten en
capaciteiten.
Ik neem waar dat de RVZ zich in deze uiterst bereidwillig en constructief opstelt. Ons kenmerk
Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat uit de evaluatie 2009 - 2012 van de RVZ MEVA/AEB-2954470
zal blijken dat de RVZ zijn adviesrol met verve en trendsettend heeft ingevuld.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport