Rijksuniversiteit Groningen


Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 146 / 29 september 2009

Blozen helpt om aardig en betrouwbaar te worden gevonden

Veel te laat binnenvallen bij een belangrijke afspraak, op een feest ontdekken dat je dezelfde outfit aanhebt als de gastvrouw, maar ook een presentatie houden voor een grote groep mensen. Het zijn situaties waarvan veel mensen flink gaan blozen. Maar is het eigenlijk erg om zo'n rood hoofd te krijgen? Nee, ontdekte Corine Dijk. Mensen die blozen worden in veel gevallen juist aardiger en betrouwbaarder gevonden dan mensen die niet blozen. Dijk promoveert 8 oktober aan de Rijksuniversiteit Groningen.

'In sommige gevallen is het juist gepast om te blozen', stelt Dijk. Dat geldt met name voor sociale overtredingen. 'Als je iets hebt gestolen en daarbij betrapt wordt, bijvoorbeeld. Of je laat een weinig subtiele scheet in een lift. Mensen die op zo'n moment blozen worden sympathieker gevonden dan mensen die dat niet doen. Door het blozen hebben mensen meer het idee dat je je schaamt.'

Betrouwbaar

'Het is makkelijk om te zeggen dat je iemand die bloost meer vertrouwt', vindt Dijk, 'maar handelen we daar vervolgens ook naar?' Dat onderzocht ze door middel van een computerspel tegen een virtuele tegenstander. In het spel kon de mate van vertrouwen worden gemeten aan het geldbedrag dat de proefpersoon aan de tegenspeler toevertrouwde. Tegenstanders die bloosden kregen meer geld dan zij die dat niet deden. Blozen helpt dus inderdaad om het vertrouwen te herstellen na een morele overtreding.

Oprecht signaal

Met blozen kun je laten zien dat je je schaamt of geneert nadat je de fout in ging waardoor mensen je weer positiever beoordelen. Maar naast dat blozen de indruk vergroot dat iemand zich schaamt of geneert vergroot, is het aannemelijk dat blozen een extra communicatieve waarde heeft, denkt Dijk. Blozen is namelijk niet veinzen, bijvoorbeeld wanneer het gunstig is om te doen alsof je je schaamt. Daardoor is het een oprechter signaal dan andere uitdrukkingen van schaamte of verlegenheid, zoals de ogen neerslaan of wegkijken.

Bloosangst

Mensen die regelmatig blozen voelen dit doorgaans juist niet als positief. Ze zijn bang om negatief beoordeeld te worden op basis van hun rode wangen. En juist omdat dit als vervelend wordt ervaren, wordt de vrees om te blozen groter. Dijk: 'Bijzonder is dat bloosangstige mensen niet per se sneller of meer rood worden. Dat is bijvoorbeeld getest door mensen iet schaamtevols te laten doen. Een liedje zingen voor een camera bijvoorbeeld. Mensen met bloosangst verwachten dat ze vrijwel zeker gaan blozen op zo'n moment. Bij mensen die die angst niet voelen, ligt die verwachting aanzienlijk lager. Maar meet je de doorbloeding van hun wangen, dan blijkt er geen verschil te zijn. Mensen met bloosangst overschatten de blooskans, mensen zonder, onderschatten het juist.'

Meer blozen met publiek

Mensen blozen ook als ze alleen zijn. Toch speelt publiek wel degelijk een rol. Hoe meer mensen getuige zijn van een gênant moment, hoe roder de blos. Dijk: 'Als je je ongelofelijk hebt misdragen in de kroeg en je wordt de volgende ochtend wakker kun je enorm gaan blozen bij de gedachte aan al die mensen die je zo hebben gezien. Ben je in dezelfde dronken bui met je fiets in de sloot gereden zonder dat iemand het gezien heeft, word je veel minder rood bij de gedachte aan dat moment.'

Cognitief probleem

De angst om te blozen is vooral een cognitief probleem, stelt Dijk. 'Het negatieve gevoel maakt het daadwerkelijke blozen erger. Als je denkt: help, ik bloos, dan ga je ook blozen. Mensen die bang zijn voor honden komen net zoveel honden tegen als anderen. Het enige verschil is dat zij bang zijn dat zo'n hond bijt. Met blozen is dat net zo. Mensen zijn bang om te blozen, omdat ze het idee hebben dat dat negatieve gevolgen heeft.' Hoewel dit een heel harde overtuiging is, kun je dit volgens Dijk wel aanpakken in therapie. 'Bijvoorbeeld door de aandacht te trainen en van het blozen af te houden.

Curriculum vitae

Corine Dijk (Veendam, 1978) studeerde psychologie in Groningen en deed haar promotieonderzoek bij de afdeling Klinische Psychologie, sectie experimentele psychopathologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze promoveert in de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. P.J. de Jong en prof.dr. M.L. Peters. De titel van haar proefschrift is 'To blush, or not to blush'. Momenteel werkt Dijk als universitair docent klinische psychologie bij de Universiteit van Amsterdam.