Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 143 / 28 september 2009
Nieuwe oorzaak voor hart- en herseninfarct
Een tekort aan proteïne S en proteïne C in het bloed kan het risico op beroertes en hartinfarcten vijfmaal vergroten. Jonge patiënten met een onverklaard hersen- of hartinfarct met aanwijzingen op trombose in de familie moeten daarom getest worden op tekorten van deze proteïnes. Dat blijkt uit onderzoek van stollingsarts en cardioloog in opleiding Jan-Leendert Brouwer van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Brouwer promoveert 7 oktober 2009 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Wanneer in een ader of een slagader een bloedprop (trombose) ontstaat, kan het gebeuren dat achterliggende organen of spieren geen bloed meer krijgen of de afvoer van bloed belemmerd wordt. Het orgaan of de spier in kwestie kan dan zijn werk niet meer doen waardoor zich levensgevaarlijke situaties voor kunnen doen. Trombose kan ontstaan door schade aan de vaatwand en afwijkingen aan bloedplaatjes. Maar ook een verstoring van het stollingssysteem - het systeem dat zorgt voor een "korstje" op een wond en bloedverlies beperkt - is een belangrijke risicofactor. Brouwer verrichtte promotieonderzoek naar de risico's door verstoring van het stollingssysteem. Delen van zijn onderzoeksresultaten werden gepubliceerd in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften, zoals Circulation en Blood. Zij bieden een mogelijke verklaring voor trombose op jonge leeftijd, aanknopingspunten voor behandeling en nieuw inzicht in de fundamentele werking van het stollingssysteem.
Verstoord stollingssysteem
Het stollingssysteem is een complex systeem, gebaseerd op een gevoelig evenwicht tussen onder meer stollingsfactoren en remmende stollingsfactoren. Zijn er te weinig stollingsfactoren, dan kan er een bloeding optreden. Zijn er te weinig remmende stollingsfactoren, dan kan een bloedprop ontstaan. Een zeldzame genetische aandoening kan zorgen voor een structureel tekort aan remmende stollingsfactoren. Brouwer onderzocht 172 families waarin een dergelijke erfelijke afwijking voorkomt en volgde deze families gedurende negen jaar.
Dat een gebrek aan proteïne C of proteïne S het risico op herseninfarcten en beroertes vergroot, werd al langere tijd vermoed, maar kon niet worden aangetoond. Uit het onderzoek van Brouwer blijkt nu dat een tekort aan deze proteïnes het risico op beroertes en hartinfarcten vijfmaal kan vergroten. Bijkomende interne risicofactoren, zoals factor V Leiden en hoog factor VIII, en externe risicofactoren, zoals operatieve ingrepen, gebruik van de anticonceptiepil en zwangerschap, kunnen het gevaar voor deze patiënten op trombose tot zelfs honderd keer vergroten.
Preventieve medicatie, screening
Door preventieve toediening van antistollingsmedicijnen kan de kans op trombose verminderd worden. Dit brengt wel het risico op ernstige bloedingen met zich mee. Uit het onderzoek van Brouwer blijkt echter dat het verstandig is langdurig antistollingsmedicijnen voor te schrijven aan patiënten met een gebrek aan proteïne S, proteïne C of antitrombine die al een trombose hebben doorgemaakt. Het risico op een levensbedreigende bloeding is in deze patiëntengroep veel lager dan het risico op een terugkerende trombose wanneer geen behandeling (meer) plaatsvindt. Bovendien lijkt deze stollingsafwijking te beschermen tegen bloedingen indien deze patiënten worden behandeld.
Bij jonge patiënten met een onverklaard hersen- of hartinfarct moet onderzocht worden of er sprake is van een tekort aan proteïne C of proteïne S. Wanneer inderdaad een tekort aan deze proteïnes wordt aangetroffen, is het verstandig ook eerstegraads familieleden te screenen, aldus Brouwer. Zo kan vastgesteld worden of het verstandig is om preventief antistollingsmedicijnen voor te schrijven en kan de kans op een hart- of herseninfarct of trombose verminderd worden. Wel moet hierbij rekening worden gehouden met de psychische belasting, het bloedingsrisico en de kosten van deze screening en behandeling. Naar dit laatste moet nog nader onderzoek worden verricht.
Curriculum vitae
Jan-Leendert P. Brouwer (Delfzijl, 1973) studeerde geneeskunde te Groningen. Hij verrichtte zijn onderzoek aan de afdeling Interne geneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en binnen onderzoeksschool Trombose, rheologie en hemofilie. Het onderzoek werd mede gefinancierd door de Nederlandse Hartstichting. Brouwer promoveert tot doctor in de medische wetenschappen bij prof.dr. J.C. Kluin-Nelemans en prof.dr. J. van der Meer (postuum). Hij werkt thans als cardioloog in opleiding in het UMCN St. Radboud te Nijmegen en is medisch directeur van de Nationale Trombosedienst in Ede. De titel van zijn proefschrift luidt: "Clinical implications of deficiencies of protein S, protein C or antithrombin".
Rijksuniversiteit Groningen