Antwoorden op kamervragen van Leijten over het woonwensenonderzoek en de
gedwongen verhuizen van een bewoner bij Sherpa
Kamerstuk, 28 september 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2954790
28 september 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten
(SP) over het woonwensenonderzoek en de gedwongen verhuizen van een
bewoner bij Sherpa (2009Z15653).
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Leijten over het
woonwensenonderzoek en de gedwongen verhuizen van een bewoner bij
Sherpa.
(2009Z15653)
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat in 1998 een Woonwensenonderzoek is
gehouden door Sherpa? Bent u van mening dat het zeer ongeloofwaardig
is dat het rapport met de uitkomsten van dit onderzoek is
"kwijtgeraakt" zoals de bestuurder van Sherpa beweert.
Antwoord 1
Ja, ik ben op de hoogte dat de instelling in 1998 een
woonwensenonderzoek heeft gehouden. Over uw vervolgopmerking heb ik
geen mening omdat ik daar geen partij in ben.
Vraag 2
Kunt u verklaren waarom u op eerdere Kamervragen antwoordt dat het
WOB-verzoek (Wet openbaarheid van bestuur) om het rapport van dit
woonwensenonderzoek te ontvangen is voldaan, en vervolgens een rapport
wordt meegestuurd dat niet het Woonwensenonderzoek 1998 van Sherpa is?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 2
Bij de beantwoording van uw eerdere kamervraag (2009Z12503) heb ik
aangegeven dat zowel het woonwensenonderzoek uit 1998 als het rapport
"Verhuizen doe je niet zomaar" als bijlage worden toegevoegd. Nu is
mij gebleken dat door een communicatiefout dit rapport niet was
bijgevoegd. Daarvoor bied ik u mijn excuses aan. Hierbij treft u
alsnog een afschrift van het u eerder toegezegde rapport aan.
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat medewerkers van u erkenden in de
richting van journalisten van Netwerk dat u de uitkomsten van de
woonwensenonderzoek Sherpa 1998 niet heeft? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 3
Een dergelijk antwoord is niet gegeven. Gelet op het tijdstip van de
rapportage (januari 1998) is de vraag door Netwerk gesteld of er geen
recenter rapport voorhanden is. In antwoord daarop is aangegeven dat
dit niet bekend was.
Vraag 4
Wat is uw oordeel over het feit dat u geen degelijk geobjectiveerd
onderzoek heeft dat volgens de Wet toelating zorginstellingen (WTZi)
vereist is voor het verlenen van een vergunning en de toelating voor
bouw en braak? Bent u er bekend mee dat dit er moet zijn als er
toestemming wordt gegeven voor een grootschalige wijziging van het
woonterrein?
Antwoord 4
Bij de beantwoording van uw eerdere Kamervragen 3 en 4 (20008Z10144/
2080908430) ben ik al op deze aangelegenheid ingegaan. Ik verwijs u
dan ook naar mij eerder hierover gegeven antwoorden.
Vraag 5
Bent u van mening dat het Structuurplan Eemeroord 1998-2004, waarin
slechts een paar cijfers worden genoemd zonder bronvermelding, en dat
daardoor volstrekt oncontroleerbaar is, niet als " geobjectiveerd
woonwensenonderzoek" kan worden beschouwd, zoals de WTZi vereist?
Antwoord 5
Ik deel uw mening niet. Sherpa heeft in 1998, voor de invoering van
het verplichte (2006) woonwensenonderzoek bij nieuw(ver)bouw, via het
structuurplan Eemeroord onderzoek gedaan naar de woonwensen van zijn
cliënten. De uitkomsten van dit onderzoek zijn vertaald naar het Lange
termijn huisvestingsplan (LTHP) van de instelling. De instelling
objectiveert zijn LTHP voortdurend door cliënten in staat te stellen
via de op te stellen Persoonlijke Ondersteuningsplannen (POP) en het
"Loket Woonwensenonderzoek" de (veranderende) woonwens inzichtelijk te
maken. Sherpa faciliteert de cliënt daarbij door professionele
ondersteuning hierbij te verlenen. Door deze werkwijze is de
instelling in staat tot een geobjectiveerde woonwens van zijn cliënten
te komen.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat de Amerspoort, de instelling aan de
overkant van Sherpa, in 1992 een Woonwensenonderzoek heeft gehouden
dat niet is kwijtgeraakt, en dat daaruit kwam dat verreweg het
grootste deel van de bewoners op het beschermd instellingsterrein wil
blijven wonen?. Bent u van mening dat het onwaarschijnlijk is dat het
Woonwensenonderzoek van Sherpa 1998 een andere uitkomst heeft gehad?
Antwoord 6
Ik beperk mij tot de concrete feiten. Zoals ik op uw eerdere vragen
heb geantwoord (200009Z12503) is het voor mij belangrijk dat het
leidend moet zijn dat de cliënt moet kunnen kiezen hoe en waar zij de
zorg van de instelling ontvangt. In dat kader heb ik toen ook
aangegeven dat naast het woonwensen¬onderzoek in de POP/Zorgplan van
de cliënt afspraken kunnen worden gemaakt over de manier van wonen van
de cliënt (wooncarrière) nu en in de toekomst. Ook heb ik aangegeven
dat wanneer de wens van de cliënt onvoldoende wordt gehonoreerd deze,
op grond van de Wet Klachtenrecht Cliënten zorgsector, hiertegen
bezwaar kan aantekenen. Ik ben nog steeds van mening dat met deze
instrumenten, samen met het advies vanuit de cliëntenraad over de
huisvesting voldoende waarborgen aanwezig zijn om een juist beeld te
krijgen van wat de cliënt feitelijk wil. Ik heb tot nu geen
aanwijzingen dat Sherpa deze woonwens bij de nieuwe huisvesting
onvoldoende opvolgt.
Vraag 7
Bent u ervan op de hoogte dat Sherpa de wens van de bewoners om op het
beschermd instellingsterrein te blijven wonen niet wenst op te nemen
in hun zorgplan (Persoonlijk Ondersteuningsplan, POP), zoals door een
curator is gemeld aan de Inspectie, en waarver een klacht ligt bij de
Nationale Ombudsman?
Antwoord 7
Voor de beantwoording van uw vraag verwijs ik u naar mijn antwoord van
4 augustus 2009 (20009Z12503).
Vraag 8
Kent u het onderzoek Verhuizen doe je niet zomaar (mei 2009), waaruit
blijkt dat tweederde van de verwanten van Sherpa vindt dat ze niet
heeft kunnen kiezen over de verhuizing van hun familielid die woont
bij Sherpa en dat driekwart aangeeft dat er niet gekozen kan worden
waarheen wordt verhuisd? 4) Kunt u een reactie op het rapport geven.
Antwoord 8
Ik heb u dat rapport toegezonden (20009Z12503). Ik ben blij dat de
instelling zelf het initiatief heeft genomen om zijn genomen
"huisvestingsbesluiten" te laten toetsen op kwaliteit door een
onafhankelijk deskundige. Het beeld dat uit deze rapportage naar voren
komt is dat de cliënt en zijn verwant in het algemeen zeer tevreden
zijn over de nieuwe (huisvesting)situatie. Met betrekking tot uw
opmerking over keuzevrijheid is het belangrijk op te merken dat de
bouwplannen die de instelling op mijn aanwijzing moest invullen voor
een belangrijk deel voortvloeien uit de noodzaak de huisvesting snel
op orde te brengen; het ging hier om zo genoemde "rood/oranje
"scorende plaatsen, plaatsen die qua kwaliteit van de huisvesting
(ruim) onvoldoende waren. Goed verklaarbaar is dat de Sherpa in zo'n
situatie, rekening houdend met de algemene woonwens van de te
verhuizen cliënten, nadrukkelijker heeft ingezet op snelheid.
Vraag 9
Erkent u dat er, gezien meegestuurd onderzoek en het feit dat het
vereiste woonwensenonderzoek ontbreekt, alsmede de klacht dat de
woonwens voor wonen op het beschermd instellingsterrein niet is
opgenomen in de POP, er wel sprake is van gedwongen verhuizingen bij
Sherpa? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Ik deel uw mening niet. Ik verwijs u naar mijn hiervoor gegeven
antwoorden.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport