09 > Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid
Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid
EU-voorstel | 15 september 2009
Datum Commissiedocument: 16 juli 2009
1. Algemene gegevens
Titel voorstel: Voorstel voor een Verordening van het Europees
Parlement en de Raad betreffende maatregelen tot veiligstelling van de
aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG
Nr. Commissiedocument: COM(2009)363
Prelex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198459
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
SEC(2009) 980 final. De impact assessment is verder samengevat in het
document waarmee het voorstel voor de verordening wordt gepresenteerd
(COM(2009)363). Verder heeft de Commissie ter nadere onderbouwing twee
aanvullende documenten gepubliceerd:
- The January 2009 Gas Supply Disruption to the EU: An Assessment
(SEC(2009)977).
- Assessment Report of Directive 2004/67/EC on Security of Gas Supply
(SEC(2009)978).
Behandelingstraject Raad: De ontwerp verordening is op 16 juli door de
Europese Commissie gepresenteerd in de Raadswerkgroep Energie. Naar
verwachting start in de eerste week van oktober de inhoudelijke
discussie in de Raadswerkgroep Energie. Op 7 december 2009 volgt de
eerste formele bespreking in de VTE-Raad. De Commissie streeft naar
afronding van de besluitvorming over de verordening tijdens de
VTE-Raad van 12 maart 2010, dan onder Spaans voorzitterschap.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie
a) Rechtsbasis
De Commissie hanteert artikel 95 EG als rechtsbasis. Nederland
bestrijdt deze keuze (zie 4a).
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement
Stemwijze Raad: gekwalificeerde meerderheid.
Rol Europees Parlement: co-decisie bij artikel 95 EG; zie verder
opmerkingen onder 4 a.
c) Comitologie
N.v.t. Wel wordt er een Gas Coordination Group opgericht, die bestaat
uit vertegenwoordigers van de bevoegde instanties, energieregulators,
netbeheerders, representatieve organen van de betrokken bedrijfstak en
afnemers. De Gas Coordination Group heeft geen invloed op de
besluitvorming, maar kan slechts adviserend optreden. De lidstaten
zijn als zodanig niet vertegenwoordigd in de Groep en de Groep is
verder niet ingekaderd conform het Comitologiebesluit. Daarmee kan de
ontwerp-verordening op dit punt niet bij voorbaat op instemming
rekenen. Nader wordt bezien of naast de Gas Coordination Group nog een
(beheers)comité dient te worden ingesteld.
2. Samenvatting BNC-fiche
Korte inhoud voorstel
De ontwerp verordening beoogt de leveringszekerheid van gas in de
Europese Unie te versterken. De voorgestelde maatregelen dienen de
lidstaten beter in staat te stellen de leveringszekerheid ten tijde
van aanvoeronderbrekingen te kunnen blijven garanderen. Lidstaten
worden verplicht een Bevoegde Autoriteit voor de leveringszekerheid
aan te wijzen, die onder meer tot taak krijgt het (doen laten)
opstellen van risico-analyses en noodplannen.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
Bevoegdheidsvaststelling: de Commissie neemt artikel 95 EG als
rechtsbasis. Nederland is van mening dat dit artikel 100 EG moet zijn.
Subsidiariteitsoordeel: positief.
Proportionaliteitsoordeel: negatief.
Risico's / implicaties/ kansen
Een risico is dat met de verordening de indruk wordt gewekt dat
problemen met de gasaanvoer kunnen worden opgelost door (het bouwen
van) voldoende transportcapaciteit. De beschikbaarheid van
transportcapaciteit garandeert echter nog niet dat ten tijde van een
onderbreking van de aanvoer, langs andere wegen gas kan en zal worden
geleverd. De fysieke beschikbaarheid van gas is een minstens zo
belangrijke factor. Die beschikbaarheid wordt grotendeels bepaald door
de markt en ligt daarmee voor een groot deel buiten de directe
invloedssfeer van overheden. Voor de Nederlandse situatie geldt
bijvoorbeeld dat de overheid in beginsel geen directe zeggenschap
heeft over de binnenlandse gasproductie. Daarom is het, buiten het
kader van deze verordening, van groot belang dat de lidstaten inzetten
op een diversificatie van aanvoerbronnen en aanvoerroutes om zodoende
de markt, en daarmee de fysieke beschikbaarheid van gas ook ten tijde
van een aanvoeronderbreking te bevorderen.
Positief is dat iedere lidstaat wordt gedwongen de eigen positie in
termen van leveringszekerheid te evalueren en preventieve maatregelen
te nemen. Ook positief is de intentie van de Commissie om de markt
zoveel mogelijk ruimte te bieden om eventuele verstoringen in de
gaslevering zelf op te vangen. Die intentie zou wel duidelijker
vertaald moeten worden in de tekst van het voorstel.
Nederlandse positie en eventuele acties
Nederland staat positief tegenover de grondgedachte en de doelstelling
van de Commissie met de verordening. Wel heeft Nederland op een aantal
onderdelen kritiek (te korte termijnen, te veel bevoegdheden naar de
Commissie) en vindt dat de soevereiniteit over nationale bodemschatten
beter dient te worden verankerd.
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel
De ontwerp verordening beoogt de leveringszekerheid van gas in de EU
en lidstaten te versterken. De voorgestelde maatregelen dienen de
lidstaten beter in staat te stellen de leveringszekerheid van
huishoudens ten tijde van aanvoeronderbrekingen te kunnen blijven
garanderen (het staat lidstaten overigens vrij om een bredere groep
van te beschermen gebruikers te kiezen). De kern van het voorstel
bestaat dan ook uit concrete verplichtingen voor de lidstaten om zich
op een dergelijke eventualiteit voor te bereiden en uit bepalingen die
in die situatie de coördinatierol van de Commissie regelen.
Om voorbereid te zijn op een onderbreking in de aanvoer, stelt de
ontwerp-verordening minimum eisen aan de infrastructuur van de
individuele lidstaten. De infrastructuur van elke lidstaat zal in
staat moeten zijn de uitval van zijn grootste aanvoerbron te kunnen
opvangen (de zogenaamde N-1 indicator). Verder worden de lidstaten
verplicht om risico-analyses te maken en preventieve actie- en
noodplannen te ontwikkelen, met daarin maatregelen als het afschakelen
van bepaalde groepen van gebruikers en de inzet van voorraden (zie
verder annex II van de verordening). Deze plannen dienen ter
instemming te worden voorgelegd aan de Commissie. Deze kan de
lidstaten aanbevelen hun maatregelen te wijzigen en die wijzigingen
uiteindelijk af te dwingen als zij is van mening is dat de maatregelen
gezien de onderkende risico's ontoereikend zijn of strijdig met
bestaande EU wet- en regelgeving.
Lidstaten dienen verder een Bevoegde Autoriteit aan te wijzen, die
verantwoordelijk is voor de uitvoering en monitoring van deze
verordening. Het is mogelijk om bepaalde taken in het kader van de
verordening te laten uitvoeren door andere entiteiten onder toezicht
van de Bevoegde Autoriteit.
De Commissie krijgt een sterke(re) coördinerende bevoegdheid, en kan
de Bevoegde Autoriteiten van de lidstaten en aardgasbedrijven ten
tijde van een `communautaire noodsituatie' bindende aanwijzingen
geven. Er is sprake van een `communautaire noodsituatie' als de
Commissie die uitroept op verzoek van een Bevoegde Autoriteit of als
de EU 10% van de gasimport uit derde landen verliest.
Impact assessment Commissie
Bij de effectbeoordeling heeft de Commissie de volgende opties
bestudeerd:
1) geen nieuwe actie van de Gemeenschap;
2) betere handhaving van Richtlijn 2004/67/EG;
3) aanpak op basis van vrijwilligheid door de industrie;
4) een herziene richtlijn;
5) een nieuwe verordening.
Met betrekking tot optie 1 en 2 heeft de Commissie een evaluatie
uitgevoerd van de tenuitvoerlegging van de bestaande richtlijn. Die
heeft haar tot de conclusie geleid dat de bestaande richtlijn niet
volstaat gezien de groeiende invoerafhankelijkheid en de toegenomen
leverings- en doorvoerrisico's in derde landen, alsmede de steeds
grotere gasstromen en de ontwikkeling van de interne gasmarkt binnen
de Gemeenschap. Wat optie 3 betreft, is de Commissie van mening dat
een nadeel van een aanpak op basis van vrijwilligheid is dat een
consistente deelname van alle marktspelers niet geheel kan worden
gewaarborgd. Bovendien is de Commissie van mening dat marktkrachten
niet in alle omstandigheden (kunnen) zorgen voor de totstandbrenging
van de benodigde extra capaciteit die nodig is om de
leveringszekerheid te garanderen. Wat de opties 4 en 5 (keuze van het
juridisch instrument) betreft, is de Commissie van mening dat een
verordening een geschikter instrument is dan een richtlijn, en wel om
de volgende redenen: een verordening is rechtstreeks toepasselijk voor
de bevoegde instanties van de lidstaten, de aardgasbedrijven en de
consument; er is geen omslachtige omzetting vereist; een verordening
waarborgt de duidelijkheid en samenhang van de normen en
verplichtingen in de hele Gemeenschap en de betrokkenheid van de
communautaire instellingen wordt hierdoor duidelijk omschreven.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en
proportionaliteitsoordeel
Bevoegdheid
De voorstellen van de Commissie passen binnen de bevoegdheden die de
EG op grond van artikel 100 EG (economisch en monetair beleid) heeft.
De Commissie hanteert artikel 95 EG als rechtsbasis. Nederland
bestrijdt deze keuze. Artikel 95 EG is alleen van toepassing wanneer
de interne markt het hoofddoel van de regeling is, zoals blijkt uit
het arrest van het Hof van Justitie van 5 oktober 2000 in de
tabaksreclamezaak over de reikwijdte van artikel 95 EG (destijds
artikel 100A). De Commissie heeft niet voldoende duidelijk gemaakt
welke belemmeringen voor de handel met het voorstel worden weggenomen,
die het gebruik van artikel 95 EG als rechtsgrondslag kunnen
rechtvaardigen.
De Commissie legt bij de onderbouwing van het voorstel vooral de
nadruk op het bevorderen van de gasinfrastructuur en interconnectoren
(de leidingen die de verbinding vormen tussen, veelal nationale,
gastransportnetwerken) en stelt dat daarmee een goed functioneren van
de interne markt wordt bevorderd en tegelijkertijd ook de
leveringszekerheid wordt geholpen. Hierdoor zou een keuze voor artikel
95 EG te billijken zijn. Het voorstel (artikelen + overwegingen) gaat
echter vooral in op noodvoorzieningen. Weliswaar wordt er veel nadruk
gelegd op infrastructuur en het voldoende beschikbaar hebben van
reservecapaciteit, maar er is geen sprake van focus op alleen
interconnectoren, noch op het bevorderen van marktintegratie. Het gaat
vooral om plannen van (extra) capaciteit en het voorzien in
noodplannen voor het geval dat zich een ernstige onderbreking in de
aanvoer van gas voordoet. Dit vergt een rechtsgrondslag op basis van
artikel 100 EG en niet artikel 95 EG. Na inwerkingtreding van het
Verdrag van Lissabon zou het voorstel gebaseerd moeten worden op
artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. Overigens kan het definitieve standpunt betreffende de
rechtsbasis pas op basis van de uiteindelijke tekst van het voorstel
worden bepaald.
Bij de totstandkoming van een besluit op grond van artikel 100 EG
heeft het Europees Parlement geen rol, terwijl er bij artikel 194 van
het Werkingsverdrag sprake is van codecisie. Nederland pleit er daarom
voor rekening te houden met de rol die het Europees Parlement zal
krijgen bij artikel 194 Werkingsverdrag en roept de Commissie en de
Raad op om het Europees Parlement voldoende te betrekken in afwachting
van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon.
Functionele toets:
Subsidiariteit: positief
Dit voorstel heeft tot doel de continuïteit van de energievoorziening
van de Gemeenschap te versterken. Met de verwezenlijking van de
interne energiemarkt en zoals aangetoond door de verstoring van de
gaslevering in januari 2009, is de aardgasleveringszekerheid een zorg
waarbij de communautaire dimensie steeds belangrijker wordt. In een
grensoverschrijdende noodsituatie is samenwerking en coördinatie
tussen overheden wenselijk.
Gecoördineerde acties van de bevoegde instanties van de lidstaten
dragen bij aan een spoedige oplossing van crises. Daartoe kan sterkere
coördinatie op regionaal niveau wenselijk zijn. Ook coördinatie op
communautair niveau kan bijdragen aan een spoedige oplossing van
crises. Bovendien kan de Commissie een belangrijke rol spelen in de
dialoog met derde landen. Door te spreken met één stem staan de
Europese lidstaten sterker vis-a-vis derde landen.
Nederland staat daarom positief tegenover versterkte Europese
samenwerking.
Proportionaliteit: negatief
Er dient een Bevoegde Autoriteit te worden aangewezen, die onder meer
verantwoordelijk wordt voor preventieve maatregelen en maatregelen in
geval van nood en de daartoe uit te voeren risico-analyse en op te
stellen plannen. De maatregelen die de Bevoegde Autoriteit voorstelt
kunnen echter worden overstemd door de Commissie indien die daar
aanleiding toe ziet. Ook kan Commissie maatregelen die een Bevoegde
Autoriteit neemt ten tijde van een crisis overstemmen en eventueel
andere maatregelen afdwingen. Verder geeft het voorstel de Commissie
het recht om investeringen in de transportinfrastructuur van de
lidstaten af te dwingen indien deze noodzakelijk zijn om gas in twee
richtingen te kunnen laten stromen. De vraag of deze investeringen
maatschappelijk en economisch verantwoord zijn komt echter niet aan de
orde. Nederland is van mening dat deze bevoegdheden een stap verder
gaan dan noodzakelijk voor het gestelde doel en vindt dat een zware
aanbeveling van de Commissie volstaat om tot adequate noodplannen en
crisismaatregelen te komen.
Ook geeft het voorstel de Commissie het recht om te beslissen over de
samenstelling van de Gas Coordination Group. Nederland is echter van
mening dat elke lidstaat zelf moet kunnen beslissen over zijn
afvaardiging naar deze groep.
Het voorgestelde rechtsinstrument (een verordening) kan op Nederlandse
instemming rekenen omdat het rechtstreeks van toepassing is en
daarmee minder risico bestaat op verschillende interpretaties en
uitvoeringspraktijken. Met een verordening kan de implementatielast
worden beperkt omdat omzetting van alle bepalingen in nationale
wetgeving in beginsel niet nodig is. Wel zijn uitvoeringsmaatregelen
nodig, zie punt 6a.
Nederlands oordeel
Hoewel de soevereiniteit van lidstaten over hun bodemschatten is
vastgelegd in één van de overwegingen, valt op basis van de huidige
tekst niet uit te sluiten dat de bevoegdheid van de Commissie zich
uitstrekt tot zeggenschap over bijv. de Nederlandse gasproductie. Dit
kan afbreuk doen aan de soevereiniteit van lidstaten. Dit is voor
Nederland niet acceptabel.
De Commissie moet weliswaar het instrumentarium hebben om lidstaten
aan te spreken op de maatregelen en acties die zij nemen om voorbereid
te zijn op een crisis en ten tijde van een crisis. Maar daarbij kan
het niet zo zijn, zoals nu wel het geval is, dat de Commissie het
laatste woord claimt t.a.v. de preventieve actie- en noodplannen die
de Bevoegde Autoriteiten van de lidstaten moeten opstellen en de
maatregelen die worden genomen ten tijde van een crisis. Ook het recht
dat de Commissie claimt om investeringen in nationale
gastransport-netwerken af te dwingen, gaat te ver aangezien dit tot
omvangrijke investeringen en daarmee tot hogere tarieven voor
eindgebruikers kan leiden, zonder dat daar een economische
rechtvaardiging tegenover staat. Nederland vindt dat dit vergaand
ingrijpt in bevoegdheden van de lidstaten waar volstaan kan worden met
peer-review via de Gas Coordination Group, rapportage aan en
monitoring door de Commissie alsmede verantwoordingsplicht voor
lidstaten richting de Commissie en andere lidstaten.
5. Implicaties financieel
Consequenties EG-begroting
Het voorstel heeft geen grote consequenties voor de EG-begroting.
De kosten zijn vooral gelegen in het houden van bijeenkomsten van de
Gas Coordination Group en de kosten voortvloeiende uit de inzet (op
grond van artikel 10) van een eventuele EU monitoring-missie naar
landen/regio's waar zich problemen voordoen met de gaslevering (aan de
EU).
De totale lasten voor het EG-budget bedragen volgens inschatting van
de Europese Commissie EUR 5,3 miljoen tot en met de eerste vijf jaar
na inwerkingtreding van de verordening.
Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of
decentrale overheden
Nederland beschikt nu niet over een nationaal noodplan en een
preventief actieplan zoals voorgesteld door de Commissie. Deze dienen
te worden gemaakt en moeten periodiek worden bijgesteld, net als de
periodiek te herhalen risico-analyse, wat extra ambtelijke capaciteit
zal vergen van het Ministerie van Economische Zaken en de
toezichthouder (de raad van bestuur van de Nederlandse
mededingingsautoriteit). In totaal 1,5 à 2 fte op jaarbasis.
Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en
burger
Het voorstel voorziet in een minimumstandaard waar de nationale
infrastructuur aan dient te voldoen. Bovendien worden betere
interconnecties, d.w.z. betere verbindingen met gastransportnetwerken
in omringende landen, voorgeschreven. Hoewel Nederland beschikt over
een kwalitatief en kwantitatief zeer goed gastransportnet met veel
internationale verbindingen, valt niet uit te sluiten dat de
verordening eventuele uitbreiding noodzakelijk maakt. Dit komt vooral
door de bepaling dat alle internationale verbindingen, alsmede de
daaraan gekoppelde transportnetten, tweerichtingsverkeer van gas
moeten kunnen ondersteunen om zo het gas vrijer binnen de EU te kunnen
doen circuleren. De hiermee gepaard gaande investeringen zullen eerst
en vooral moeten worden gedragen door het bedrijfsleven, en indirect
de Nederlandse burger (via hogere gastransporttarieven). Financiering
uit andere bron ligt niet in de rede.
Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden
De administratieve lasten zullen als gevolg van het voorstel naar
verwachting toenemen, en in het geval van een crisis zelfs aanzienlijk
toenemen. De monitoring- en rapportage¬verplichtingen aan de Commissie
nemen ten opzichte van de bestaande praktijk sterk toe.
Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger
De administratieve lasten voor het bedrijfsleven nemen eveneens toe,
aangezien de gegevens voor de rapportages dienen te worden aangeleverd
door het bedrijfsleven. Tevens wordt het bedrijfsleven verplicht om
informatie m.b.t. gascontracten die met derde landen zijn gesloten,
aan de Commissie te melden. Het toenemen van de regeldruk en
administratieve lasten voor het bedrijfsleven (evenals de
nalevingskosten en toezichtslasten) dienen zo laag mogelijk te worden
gehouden. Dit streven vormt nadrukkelijk onderdeel van de Nederlandse
onderhandelingsinzet.
Ten aanzien van het nationale programma administratieve lasten voor
bedrijven is sprake van een netto reductiedoelstelling van 25%. Dit
betekent dat onvoorziene stijgingen van de administratieve lasten
(voortvloeiend uit zowel nationale als Europese wet-en regelgeving)
dienen te worden gecompenseerd door het beleidsverantwoordelijke
departement, conform de interdepartementale hoofdafspraken voor
compensatie van administratieve lasten-tegenvallers. Om te komen tot
een merkbare vermindering van de administratieve lasten, dienen
compensaties zoveel mogelijk te geschieden binnen het domein waarin de
tegenvaller plaatsvindt (Bijlage 7 Miljoenennota).
Voor de administratieve lasten van burgers heeft dit voorstel geen
consequenties.
6. Implicaties juridisch
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of
sanctionering beleid
Nederland zal een Bevoegde Autoriteit moeten aanwijzen die
verantwoordelijk wordt voor de leveringszekerheid en de uitvoering van
deze verordening. Deze aanwijzing zal hoogstwaarschijnlijk bij wet
moeten gebeuren.
Nederland zal vermoedelijk de Minister van Economische Zaken aanwijzen
als Bevoegde Autoriteit. Bezien zal worden of het wenselijk is dat
bepaalde werkzaamheden onder toezicht van de Bevoegde Autoriteit door
andere, nader te bepalen entiteiten worden uitgevoerd.Ten slotte
vereist de verordening aanpassing van onder meer de Gaswet (bijv. ten
aanzien van calamiteitenplannen) en het Besluit leveringszekerheid.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten),
dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
De voorgestelde inwerkingtredingsdatum is de 20e dag na publicatie in
het publicatieblad van de Europese Unie.
De Commissie streeft ernaar het voorstel te bekrachtigen in het
voorjaar van 2010. Die planning lijkt optimistisch, want pas in
december vindt de eerste discussie op politiek niveau plaats (VTE-Raad
van 7 december a.s.). De kans is aanwezig dat er in maart nog geen
consensus is over de tekst van de verordening.
Artikel 3, derde lid, van het voorstel stelt dat de lidstaat de
Commissie uiterlijk binnen 3 maanden na inwerkingtreding van de
verordening in kennis stelt van de aangewezen bevoegde instantie.
Gezien de lengte van een formeel wetstraject zal de bevoegde instantie
naar verwachting niet binnen drie maanden zijn aangewezen. Nederland
pleit daarom voor een ruimere termijn.
Na de inwerkingtreding dient er verder binnen 6 maanden een
risico-analyse te zijn uitgevoerd en binnen 12 maanden dienen er een
Preventief Actieplan en een Noodplan te zijn uitgewerkt, die zijn
afgestemd met andere landen en de Commissie. Ook hier zal Nederland
pleiten voor verlenging van de termijn, aangezien het opstellen van
beide plannen pas gerealiseerd kan worden na formele aanwijzing van de
Bevoegde Autoriteit.
Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Een evaluatiebepaling wordt alleen genoemd bij de overwegingen, maar
komt niet terug in de artikelen. Nederland acht het opnemen van een
dergelijke bepaling in de artikelen bij het voorstel wel wenselijk en
zal dit opbrengen in de onderhandelingen.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
Uitvoerbaarheid
De verordening levert naar verwachting geen grote problemen op ten
aanzien van de uitvoering, tenzij uitgebreide investeringen in de
infrastructuur worden afgedwongen. Wel dienen er goede afspraken te
worden gemaakt tussen de Bevoegde Autoriteit, de landelijk
netbeheerder (GTS), de toezichthouder (de raad van bestuur van de
Nederlandse mededingingsautoriteit) en de gassector over de verdeling
van taken en over de wijze van communiceren. De Bevoegde Autoriteit
zal een coördinerende rol moeten (kunnen) spelen.
Ten aanzien van de haalbaarheid kunnen er mogelijk knelpunten
ontstaan. De termijn waarbinnen lidstaten een Bevoegde Autoriteit aan
dienen te wijzen en vervolgens risico-analyses en nationale preventie
en noodplannen moeten opstellen zijn (te) kort.
De beperkte zeggenschap van nationale overheden over de gasproductie,
gashandel en gasopslag zou eveneens een belemmerende factor kunnen
vormen bij het uitvoeren van alle bepalingen uit deze verordening. De
verordening gaat er impliciet vanuit dat lidstaten volledige
zeggenschap hebben over het op hun grond gebied aanwezige gas. In de
meeste lidstaten is dat echter niet het geval.
Handhaafbaarheid
Het is aan de individuele lidstaten om de handhavingsstructuur nader
vorm te geven binnen de kaders van deze verordening, hetgeen mogelijk
nationale wetgeving vereist.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet voorzien
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Nederland bekleedt binnen de Europese Unie een unieke positie, als
enige lidstaat met een omvangrijk exportpotentieel, en beschikt tevens
als enige lidstaat nog over aanzienlijke resterende gasreserves (de
omslag van netto-exporteur naar netto-importeur wordt pas rond 2025
verwacht). Nederland wil zelf kunnen blijven beslissen over zijn gas
en hecht er daarom aan dat de soevereiniteit over nationale
bodemschatten sterker dan momenteel is voorzien, wordt herbevestigd en
verankerd in deze verordening.
Het Nederlandse uitgangspunt is dat de markt en marktpartijen zo lang
mogelijk hun werk moet kunnen doen. De meest recente gascrisis als
gevolg van een dispuut tussen Rusland en Oekraïne (januari 2009) heeft
aangetoond dat de markt, daar waar die aanwezig was, in staat was om
snel, efficiënt en adequaat te reageren. Problemen met de
energievoorziening in sommige regio's werden niet veroorzaakt door
marktfalen, maar door een gebrekkige infrastructuur. Het is dan ook
onduidelijk waarom de drietrapsraket uit de huidige richtlijn niet
meer wordt benadrukt. Volgens deze drietrapsraket is eerst de
industrie aan zet om problemen met de gaslevering weg te nemen,
vervolgens de lidstaat in kwestie en daarna de EU. Tijdens de
gascrisis van januari 2009 heeft dit systeem goed gewerkt en blijft
daarom een verstandige aanpak die past bij de uitgangspunten van de
interne markt en zou dus expliciet moeten terugkeren.
Daarom dient de interne marktwerking te worden versterkt en, daar waar
dat maatschappelijk en economisch verantwoord en noodzakelijk is, de
infrastructuur te worden aangepast en uitgebreid, teneinde de
interconnecties tussen lidstaten te verbeteren. Tevens is het van
belang dat de lidstaten inzetten op een diversificatie van
aanvoerbronnen en aanvoerroutes.
Nederland onderkent het belang van solidariteit ten tijde van crisis.
Producenten zouden kunnen bezien of hun aanbod kan worden verhoogd en
gashandelaren zouden in overleg met de netbeheerders kunnen bezien of
gasstromen kunnen worden verlegd naar gebieden waar zich (ernstige)
tekorten voordoen.
Daarbij tekent Nederland wel aan dat solidariteitsmaatregelen
marktconform dienen te zijn en dat niet in mag worden gegrepen in
bestaande contracten. Wanneer Nederlandse producenten bijvoorbeeld
gevraagd zouden worden om extra gas te produceren en te leveren, dient
hiervoor een financiële vergoeding te komen.
Nederland is het verder eens met de Commissie dat het bestaan van
solidariteitsmechanismen geen excuus mag zijn voor lidstaten om niet
te investeren in hun eigen voorzienings- en leveringszekerheid. Het
blijft eerst en vooral een nationale verantwoordelijkheid.
Laatst aangepast: 15 september 2009
Ministerie van Buitenlandse Zaken