4. Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over Zorgverzekeraars die
gezonde mensen voortrekken
Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over Zorgverzekeraars die gezonde
mensen voortrekken
Kamerstuk, 28 september 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DZ-K-U-2946554
28 september 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van
Gerven (SP) over Zorgverzekeraars die gezonde mensen voortrekken
(ingezonden 23 juli 2009).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over
Zorgverzekeraars die gezonde mensen voortrekken.
(2009Z14237)
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat ouderen- en patiëntenorganisaties
zich zorgen maken over zorgverzekeraars die via de aanvullende
verzekering aan risicoselectie doen en gezonde mensen bevoordelen? 1)
Antwoord 1
Begin dit jaar heb ik signalen ontvangen over constructies waarbij via
een collectiviteit een aanvullende verzekering wordt aangeboden
waarmee het (verplichte en/of vrijwillige) eigen risico wordt
verzekerd. Tijdens het AO Zvw op 2 juli j.l. heb ik aangegeven dat ik
naar aanleiding daarvan de NZa gevraagd heb een analyse uit te voeren.
Inmiddels heeft de NZa deze analyse aan mij doen toekomen. Conform
mijn toezegging informeer ik u hierbij over de uitkomsten.
De NZa komt tot de conclusie dat er ten eerste geen sprake is van
strijdigheid met het verbod op premiedifferentiatie. Het verbod op
premiedifferentiatie is geënt op een gelijke premiegrondslag . Het
herverzekeren van het eigen risico via een aanvullende verzekering
leidt tot een aanvullend financieel voordeel voor verzekerden, maar
niet tot een gewijzigde premiegrondslag. Er is dus geen strijdigheid
met het verbod op premiedifferentiatie. Ook wordt de maximale
collectiviteitskorting van 10% niet overschreden.
Daarnaast komt de NZa tot de conclusie dat er geen aanleiding is om
aan te nemen dat er bij de betreffende constructies sprake is van het
weren van verzekerden op grond van gezondheidskenmerken. De
collectieve verzekeringen zijn binnen de geoormerkte doelgroepen ook
toegankelijk voor verzekerden met een slechte gezondheid.
De NZa geeft vanuit haar rol als toezichthouder op de zorgverzekeraars
aan geen probleem te zien met de betreffende constructies. De
constructies doen zich voor buiten het wettelijk kader van de Zvw, in
de aanvullende verzekering, de constructies hebben een beperkte omvang
en het is niet vastgesteld dat er binnen de betreffende
collectiviteiten risicoselectie plaatsvindt.
Gelet op de uitkomsten van de analyse van de NZa ben ik van mening dat
de solidariteit door het herverzekeren van het (vrijwillige en/of
verplichte) eigen risico via de aanvullende verzekering op dit moment
niet onder druk staat.
Desalniettemin vind ik het van belang de ontwikkelingen nauwgezet te
monitoren. Bij vraag 5 licht ik dit nader toe.
Vraag 2
Wilt u laten uitzoeken op welke schaal door verzekeraars van
dergelijke constructies gebruik wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Uit de analyse van de NZa blijkt dat de bij hen bekende constructies
de volgende groepen verzekerden en collectiviteiten betreffen:
- Burgers met een (gezins-)inkomen van (net boven) het sociaal minimum
(aangeboden door diverse gemeenten in Nederland);
- Buitenlandse uitzendkrachten (aangeboden door de Algemene Bond van
Uitzendondernemingen);
- Buitenlandse seizoenarbeiders (aangeboden door LTO Seizoensarbeid);
- Studenten met een studiefinanciering (aangeboden door de Rabobank).
Bij vraag 7 ga ik nader in op de omvang van de collectiviteiten die
Gemeenten bieden aan minima.
Voor de bedoelde constructies is de combinatie noodzakelijk van een
collectiviteit en gebruikmaking van het vrijwillig eigen risico. Ik
kan melden dat in 2008 bijna 95% van de verzekerden boven de 18 jaar
een eigen risico van 0 euro hadden. Ruim 5% van de verzekerden had een
eigen risico van tussen de 100 en 500 euro, waarvan bijna 2% een eigen
risico van 500 euro. Een gedeelte hiervan (het exacte aandeel is niet
bekend) heeft dit eigen risico herverzekerd. Hieruit kan geconcludeerd
worden dat betreffende constructies niet op grote schaal voorkomen.
Vraag 3
Deelt u de mening van de voorzitter van de raad van bestuur van de
Leidse verzekeraar Zorg en Zekerheid dat twee basisprincipes uit de
Zorgverzekeringswet (Zvw) - de acceptatieplicht en geen risicoselectie
- door deze constructies worden geschonden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Bij de invoering van de Zvw is ervoor gekozen om een stelsel in te
voeren met aan de ene kant de robuuste sociale waarborg dat iedereen
in Nederland toegang heeft tot betaalbare en goede zorg. De sociale
waarborg komt niet tot uitdrukking in een expliciet verbod op
risicoselectie door verzekeraars maar is verankerd in de
acceptatieplicht, het wettelijk vastgelegd verzekeringspakket, het
verbod op premiedifferentiatie en de verplichte deelname van
verzekeraars aan de risicoverevening. Het stelsel bevat aan de andere
kant keuzemogelijkheden voor zowel aanbieders als afnemers van
zorgverzekeringen.
In het kader van de keuzemogelijkheden zijn twee uitzonderingen op het
verbod op premiedifferentiatie gecreëerd. Ten eerste is de
mogelijkheid opgenomen om als verzekerde een zorgverzekering te hebben
als deelnemer in een collectief contract en daarmee premiekorting (van
max. 10%) te ontvangen op de basisverzekering. Collectiviteiten zijn
niet toegankelijk voor andere consumenten dan de geoormerkte
doelgroepen, maar binnen de geoormerkte doelgroepen kunnen ook
verzekerden met een slechte gezondheid zich aanmelden. De NZa heeft in
haar analyse aangegeven dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat
er bij de betreffende constructies sprake is van het weren van
verzekerden op grond van gezondheidskenmerken.
Daarnaast bestaat de mogelijkheid van een (niet begrensde)
premiekorting bij de keuze voor een vrijwillig eigen risico. Zoals bij
het antwoord op vraag 1 is uiteengezet, doen deze constructies zich
voor buiten het wettelijk kader van de Zvw. Er is echter geen sprake
van schending van de basisprincipes van de Zvw.
Vraag 4
Beschouwt u dergelijke verzekeringsproducten als een innovatief
product zoals beoogd met de Zorgverzekeringswet waarmee men zich op
een positieve manier onderscheidt van concurrenten? Zo ja, kunt u dit
toelichten?
Antwoord 4
Met de invoering van het nieuwe zorgstelsel is er bewust voor gekozen
de zorgverzekeraars de kans te geven om zich te onderscheiden van
concurrenten. Dit kan door nieuwe en innovatieve verzekeringsproducten
te ontwikkelen en op de markt te zetten, die bijvoorbeeld gericht zijn
op bepaalde doelgroepen. Ik vind het belangrijk dat deze ruimte,
binnen de grenzen van de wet, voor zorgverzekeraars behouden blijft.
Ik onderschrijf de conclusies van de NZa en ben ik niet van plan
aanvullende maatregelen te nemen. Desalniettemin vind ik het van
belang dergelijke constructies en de ontwikkelingen hierin te
monitoren (zie mijn antwoord op vraag 5).
Vraag 5
Is uw mening inmiddels gewijzigd sinds uw antwoord op eerdere
schriftelijke vragen van de leden Ulenbelt en Van Gerven over misbruik
van het eigen risico en risicoselectie bij studenten en buitenlandse
flexwerkers? 2)
Antwoord 5
Nee, op dit moment is mijn mening niet gewijzigd. De analyse van de
NZa heeft mij daarin bevestigd. Echter, ik vind het wel van belang te
weten op welke schaal herverzekering van het eigen risico via
collectiviteiten en de aanvullende verzekering plaats vind. Ik heb
daarom aan de NZa gevraagd de ontwikkelingen te volgen, mede gelet op
de nieuwe polissen die eind 2009 op de markt komen. Ik heb de NZa
gevraagd hierover zo spoedig mogelijk in 2010 te rapporteren doch
uiterlijk in de monitor Zorgverzekeringsmarkt 2010 die medio volgend
jaar gepubliceerd zal worden. Indien daar aanleiding toe is zal ik
tezijnertijd beslissen of het treffen van aanvullende maatregelen
alsnog noodzakelijk is.
Vraag 6
Verandert uw mening over dergelijke constructies als deze op grote
schaal (zouden) voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom dan?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Vraag 7
Kunt u aangeven hoeveel gemeenten in Nederland collectieve contracten
hebben gesloten voor de minima waarbij het eigen risico is afgekocht?
Kunt u aangeven om welke premiekortingen het gaat? Gaan deze de
toegestane collectiviteitskortingen van 10% te boven zoals bij boven
genoemde constructies? Als u dit niet bekend is, wilt u dit dan laten
onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Op dit moment hebben 9 gemeenten een collectieve zorgverzekering voor
minima gesloten waarin het verplichte eigen risico van EUR155 per jaar
is herverzekerd via de aanvullende verzekering of waar de Gemeenten
zelf dit risico namens de verzekerden dragen. Indien het eigen risico
is herverzekerd via een aanvullende verzekering, bedraagt de premie
die met de dekking van het eigen risico gemoeid is EUR130 per jaar.
Indien de Gemeente zelf het eigen risico namens de minima draagt,
wordt achteraf vastgesteld op basis van werkelijk gerealiseerde kosten
welk bedrag de gemeente aan de verzekeraar dient te betalen.
Ook in dit geval leidt het herverzekeren van het eigen risico niet tot
een gewijzigde premiegrondslag en wordt de collectiviteitskorting van
maximaal 10% niet overschreden.
Vraag 8
Wat is het nut van een vrijwillig eigen risico als verzekerden dit
massaal afwijzen 3) terwijl dit wel gebruikt kan worden voor
risicoselectie voor het
basispakket?
Antwoord 8
Het opnemen van het vrijwillig eigen risico in de Zorgverzekeringswet
(Zvw) is een bewuste keuze geweest om de keuzemogelijkheid van
verzekerden te creëren (zie antwoord op vraag 3). Dat er weinig
gebruik wordt gemaakt van het vrijwillig eigen risico (in 2008 koos 5%
van de verzekerden voor een vrijwillig eigen risico) is voor mij geen
reden om het vrijwillig eigen risico af te schaffen.
Daarnaast zijn er volgens de analyse van de NZa op dit moment geen
redenen om aan te nemen dat er bij de betreffende constructies sprake
is van het weren van verzekerden op grond van gezondheidskenmerken.
Vraag 9
Vindt u niet nu er een duidelijke relatie is tussen de aanvullende
pakketten en het verplichte basispakket dat de aanvullende pakketten
onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet moeten worden gebracht?
Bent u bereid de regelgeving hierop aan te passen zodat de Nederlandse
Zorgautoriteit (Nza) ook effectief toezicht kan houden op de
aanvullende pakketten zodat risicoselectie voor het basispakket wordt
voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
In een aanvullende verzekering zitten die voorzieningen waarvan de
regering vindt dat die voor rekening en verantwoordelijkheid van de
verzekerde zelf kunnen komen. De aanvullende pakketten kunnen alleen
onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet gebracht worden, indien
ik het basispakket uitbreid. Ik ben niet voornemens het basispakket in
dit kader uit te breiden.
Daarnaast verbieden de Europese richtlijnen schadeverzekering het om
verzekeringsondernemingen te onderwerpen aan wettelijke voorschriften
over acceptatie, verzekeringsdekking en premiestelling. Voor de
zorgverzekering is afwijking van dit verbod, voor zover dat
noodzakelijk is ter bescherming van het algemeen belang toegestaan
(zie met name artikel 54 van de Derde richtlijn schadeverzekering).
Voor de aanvullende verzekering geldt dit echter niet.
Pakketsamenstelling, acceptatiebeleid en premiestelling van zo'n
aanvullende verzekering behoren tot de eigen bevoegdheden van de
verzekeraar die de aanvullende verzekering aanbiedt. De NZa heeft
daarom ook geen rol als toezichthouder op de aanvullende
verzekeringen. Wel kan de NZa de ontwikkelingen op die markt volgen.
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 5 heb ik de NZa
gevraagd de ontwikkelingen nauwgezet te volgen en mij hierover te
rapporteren.
1) Algemeen Dagblad 21 juli 2009
2) Aanhangsel Handelingen, nr.2698, vergaderjaar 2008-2009
3) Monitor Eigen Risico. NZa, maart 2009
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport