ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'IGZ en Toezicht'
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'IGZ en Toezicht'
donderdag 24 september 2009 15:00
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. In
mijn bijdrage wil ik mij vooral concentreren op de verschenen
onderzoeksrapporten rondom de Twentse neuroloog en de reactie van het
kabinet daarop. Ook zal ik ingaan op de daaraan gekoppelde conclusies
over de manier waarop het toezicht en de handhaving beter vormgegeven
kunnen worden en op de rol die de IGZ daarbij zou moeten spelen.
De ChristenUnie onderschrijft de conclusies in de rapporten van de
commissie-Lemstra en de commissie-Legemaate op hoofdlijnen. Wij willen
wel een opmerking maken over de beroepsbeperkende afspraken. Hier zou
terughoudend mee worden omgegaan, maar die terughoudendheid tref ik
bij Legemaate onvoldoende aan. Ik citeer uit zijn rapport: de vaste
jurisprudentie van de Hoge Raad ter zake de tweewegenleer houdt kort
gezegd in dat het een overheidsinstantie die beschikt over wettelijke
publiekrechtelijke bevoegdheden ter behartiging van het algemeen
belang, niet zomaar vrijstaat om dat algemeen belang te realiseren
door middel van privaatrechtelijke middelen. Ondanks die overwegingen
geeft hij meer ruimte aan de beroepsbeperkende afspraken. Dat is dus
toch die privaatrechtelijke weg. De voormalige inspecteur-generaal van
IGZ, nu voorzitter van de raad van bestuur van het Medisch Spectrum
Twente, sprak in de media van de "conspiracy of silence".
Nog een citaat: nog maar kort geleden hielden wij elkaar eerder de
hand boven het hoofd dan dat wij fouten openbaar maakten. Het te veel
toepassen van privaatrechtelijke maatregelen door IGZ kan wel eens de
indruk wekken dat ook de inspectie deel uitmaakt van die cultuur
waarin men elkaar de hand boven het hoofd houdt, de cultuur van de
doofpot. Volgens mij is dat een fout signaal aan de samenleving.
Volgens mij zou de IGZ als hoofdregel ervoor moeten kiezen dat zij
gebruikmaakt van haar wettelijke, publiekrechtelijke bevoegdheden en
slechts in uitzonderingsgevallen van privaatrechtelijke maatregelen.
Volgens mij komt dat de geloofwaardigheid van de IGZ ten goede. Ik
denk bovendien dat van dat soort type maatregelen een meer
afschrikwekkende werking uitgaat naar de beroepsgroep en dat het een
vertrouwenwekkend signaal aan de bevolking geeft.
De commissie-Lemstra spreekt over gebeurtenissen die tot schade kunnen
leiden. Daarbij gaat het om gebeurtenissen waarbij het handelen van de
medisch specialist medisch verwijtbaar is, maar niet tot schade heeft
geleid. De minister wil geen verruiming van de wet. Daar zitten
natuurlijk wel wat haken en ogen aan, maar als wij dat niet doen, ben
ik er toch bang voor dat wij misschien onvoldoende lessen trekken uit
de kwestie van de Twentse neuroloog en de kennis die wij daarbij
hebben opgedaan. Wij zijn er bang voor dat iets dan uiteindelijk toch
weer te laat bij de IGZ wordt gemeld en dat te laat wordt ingegrepen.
Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.
Een citaat uit de brief van het kabinet.
Op basis van de nieuwe feiten in het rapport komt de IGZ tot de
conclusie dat het onverantwoord is dat deze neuroloog nog ooit zijn
beroep uitoefent. De inspectie zal zich daarvoor inspannen. Zij zal
deze neuroloog tuchtrechtelijk vervolgen als dat de beste manier is om
dat doel te bereiken. Hiertoe zal de IGZ ook met het OM overleggen. Er
loopt immers inmiddels een gerechtelijk vooronderzoek door het
Openbaar Ministerie waaraan de IGZ medewerking verleent.
Ik heb begrepen dat de IGZ eerst probeert te bewerkstelligen dat de
neuroloog zich zelf laat uitschrijven uit het BIG-register en dat als
de neuroloog dat niet doet, de zaak aan de tuchtrechter zal worden
voorgelegd. Als de IGZ eerst langs privaatrechtelijke weg de arts wil
bewegen tot uitschrijving uit het BIG-register en pas naar de
tuchtrechter stapt als dat niet lukt, dan gaat daar volgens mij een
verkeerd signaal van uit. Dat wekt namelijk de indruk dat artsen het
wel onderling kunnen regelen met de IGZ en zich niet hoeven te
verantwoorden voor de tuchtrechter. Natuurlijk, er zijn gevallen
waarbij dat misschien zo is, maar als de zaak van de Twentse neuroloog
het niet verdient om door de tuchtrechter te worden afgedaan, welke
zaak verdient dat dan nog wel? Het is natuurlijk anders als de IGZ in
overleg met het OM besluit om een ontzetting uit het beroep van arts
in eerste instantie over te laten aan de strafrechter. Dat geldt zeker
als daaraan de overweging ten grondslag ligt het eigen handelen van de
IGZ in de te verwachten strafzaak niet te ondermijnen.
Ik vraag mij af of de opdracht van de commissie-Lemstra volledig is
uitgevoerd. De opdracht was nadrukkelijk ook het opsporen van mogelijk
benadeelde patiënten. Hierover kom ik in het rapport niks tegen. De
heer Zijlstra zei al dat zich nog steeds nieuwe slachtoffers melden.
Onder de cliënten bevinden zich ook mensen die pas dit jaar hebben
vernomen dat de diagnose gesteld voor 2004 onjuist was. Deze mensen
zijn dus pas onlangs gestopt met de inname van medicijnen die op een
foute diagnose waren gebaseerd. De raad van bestuur van het MST moet
het tot zijn taak rekenen om alle slachtoffers op te sporen, zeker de
slachtoffers die nu nog steeds uitgaan van de onjuiste diagnose en dus
ook onjuiste medicijnen gebruiken. Het is jammer dat de commissie
alleen de opdracht had om te kijken naar de periode tot 2004. Ook op
de periode daarna valt immers veel kritiek te geven. Ik denk daarbij
vooral aan de rol van de raad van bestuur en van de raad van
commissarissen. Waarom bleef het bijvoorbeeld zo oorverdovend stil en
waarom werd er niks gedaan met de meldingen die binnenkwamen? Ik denk
dat het heel makkelijk is voor de huidige raad van bestuur om de rol
van de vorige raad van bestuur wel kritisch tegen het licht te houden,
maar de eigen rol niet. Ik pleit daarom ook voor een aanvullend
onderzoek. Daar hebben alle patiënten recht op. Het zou goed zijn als
dat vanuit het MST zelf wordt gedaan. Ik denk dat dit goed kan helpen
om echt een einde te maken aan de doofpotcultuur.
Ik denk dat de Consumentenbond een aantal goede suggesties heeft
gedaan over de rechten van de patiënten op informatie en inzicht. Ik
vraag de minister om ook dit bij de lopende zaken te betrekken en
daarmee aan de slag te gaan bij de aanpassing van het tuchtrecht en
bij de hernieuwde rol en taak van de IGZ. Bij dit alles moet
voortdurend in gedachten worden gehouden dat het allemaal gaat om de
patiënt.
De heer Van der Veen (PvdA): Wij onderstrepen dat zeer. Ook wij vinden
dat onderzoek moet plaatsvinden naar de periode na 2003. Mevrouw
Wiegman zegt dat het onderzoek plaats zou moeten vinden in het MST.
Vindt zij dat het MST zelf opdrachtgever en onderzoeker moet zijn? Of
vindt zij dat dit door buitenstaanders moet worden onderzocht?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): De heer Van der
Veen noemde al de slager die zijn eigen vlees gaat keuren. Dat is een
risico, maar de doofpotcultuur, die in het MST expliciet naar boven is
gekomen, is ongelooflijk hardnekkig. Het lijkt mij dat het wel eens
heel goed kan zijn als het onderzoek juist door de organisatie zelf op
gang wordt gebracht met het doel om de doofpotcultuur echt uit de
hoofden en de harten van de mensen halen.
De heer Van der Veen (PvdA): Daar geloof ik helemaal niet in. Dat zeg
ik heel eerlijk. Als er sprake is van een doofpot, dan moet je het
onderzoek niet laten doen door de mensen die zelf de zaken in de
doofpot stoppen. Dat moet je door iemand van buiten laten doen. Verder
begrijp ik dat mevrouw Wiegman vindt dat bezien moet worden welke rol
de toenmalige inspecteur-generaal van de IGZ, de huidige voorzitter
van de raad van bestuur, heeft gespeeld.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Over dat
laatste aspect heb ik niet expliciet een opvatting uitgesproken. Ik
denk wel dat het een heel bijzondere combinatie is die zonder meer
aandacht behoeft. Ik denk dan aan de verschillende petten, de
verschillende ervaringen die mensen hebben opgedaan en de
verantwoordelijkheid die dat met zich brengt. Dat van buitenaf een
onderzoek wordt opgedragen of dat mensen van buitenaf erbij worden
betrokken, kan wellicht helpen, maar ik denk dat wij nu geen onderzoek
moeten laten uitvoeren door externen, waarbij men over de hoofden van
de mensen heen gaat, zonder dat de mensen worden gedwongen om naar hun
eigen functioneren te kijken en daarmee aan de slag te gaan. Dat is
een beetje de angst die ik heb bij een extern onderzoek en een extern
rapport.
De heer Zijlstra (VVD): Is het voor de ChristenUnie net als voor de
VVD een optie om de commissie-Lemstra een vervolgonderzoek te laten
uitvoeren? Het eerste deel hebben zij prima gedaan. Daarmee wordt
voorkomen dat weer opnieuw met al die mensen gesproken moet worden.
Daarmee zouden wij hen opnieuw belasten. Is dat ook voor de
ChristenUnie een optie?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Over de
precieze vorm van het vervolgonderzoek heb ik geen
uitgekristalliseerde ideeën waaruit blijkt wie dat onderzoek precies
zou moeten doen. Een ding staat voor mij wel vast: het onderzoek moet
niet opnieuw worden gedaan, maar de verantwoordelijken moeten er wel
bij betrokken worden en gedwongen worden om zelf onderzoek te doen en
om aan hun eigen patiënten informatie te verstrekken. Volgens mij
helpt dat om de cultuur te verbeteren en de vertrouwensband tussen
bestuur en patiënten weer op gang te brengen.
Esmé Wiegman