Partij voor de Vrijheid (PVV)

Implementatie richtlijnen BTW-pakket - Inbreng
donderdag 24 september 2009
Hieronder de inbreng van Teun van Dijck tijdens het debat d.d. 23 september 2009 over Implementatie richtlijnen BTW-pakket (31 907).

Vandaag bespreken we een wijziging van de wet op de omzetbelasting 1968 ingegeven door het akkoord dat de Europese ministers van Financien bereikten in 2006 over het zogeheten BTW pakket. Enerzijds wijzigt hierdoor de BTW richtlijn 2006 ter bepaling van de plaats van dienst en anderzijds wordt de teruggaaf procedure van in andere lidstaten betaalde btw vereenvoudigd.

Waarom heeft het zolang moeten duren voordat dit politieke akkoord door de Raad (van de Europese unie) werd gepubliceerd? Moet dat nu echt twee jaar duren! Nu moet het een en ander snel door beide kamers, want per 1 januari 2010 moet het in werking treden. Dit is kort dag. Zijn alle lidstaten wel klaar voor deze wijziging?

De PVV kan zich vinden in de wijziging van het oorsprongsland naar het bestemmingslandbeginsel. Deze verlegging van de belastingheffing maakt het voor de ondernemers die de dienst verrichten in een andere EU lidstaat een stuk eenvoudiger.

Ondernemers die een dienst verlenen in een andere lidstaat hoeven geen BTW-aangifte meer te doen in deze lidstaat; de afnemende ondernemer zal dat zelf doen. Nederland past dit systeem al jaren toe, maar passen andere lidstaten dit systeem ook al toe?.

Wel is het noodzakelijk dat de ondernemer een lijst met grensoverschrijdende dienstverrichtingen aan de eigen belastingdienst verstrekt, voor de controle op BTW fraude in de ontvangende lidstaat. Hoe worden deze gegevens doorgespeeld aan andere lidstaten en hoe vindt de controle op fraude plaats?

Voor de teruggaaf van BTW uit andere lidstaten wordt bij de eigen belastingdienst (van alle lidstaten) een elektronisch portaal ingericht, die de verzoeken tot BTW teruggaaf naar de andere lidstaten doorgeleid. Dit verzoek dient binnen 4 maanden te worden behandeld. Ook nieuw is dat deze landen rente verschuldigd zijn indien de teruggaaf te laat wordt uitbetaald.

De PVV vindt echter dat 4 maanden nog erg lang is voor de BTW teruggave. We bevinden ons in een economische crisis, waarbij het van belang is dat ondernemers tijdig over hun geld kunnen beschikken. Ziet de staatsecretaris mogelijkheden om deze teruggave te bespoedigen. Waarom wordt de in andere landen betaalde btw niet worden betrokken in de binnenlandse BTW aangifte met daarna verrekening tussen de lidstaten (achteraf). Dit zou pas echt een lastenverlichting zijn voor bedrijven.

De PVV mist nog een reactie van de staatssecretaris op onrust uit het veld. VNO-NCW verwacht grote uitvoeringsproblemen doordat niet meer de factuurdatum bepalend is maar de datum waarop de dienst is verricht. Ook de nieuwe elektronische procedure voor teruggaaf van BTW uit een andere lidstaat baart VNO-NCW grote zorgen. Met name worden grote aanloopproblemen verwacht doordat andere lidstaten er nog niet klaar voor zijn. Kan de Staatssecretaris deze zorg wegnemen. Gaarne een reactie!

Door de verlegging naar de lidstaat waar de dienst wordt afgenomen, dienen ondernemers te voldoen aan de factureringsregels van die betreffende lidstaat. Dit is ondoenlijk, daar elke lidstaat andere regels kent. Het is dan ook van belang dat de aangepaste EC richtlijnenvoorstel tot herziening van de BTW factureringsregels snel worden aanvaard. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat tot die tijd coulance zal worden betracht.

Ook wijst de VNO op problemen met het samenvoegen van diensten en leveringen. Is een separate opgave niet beter, dit met het oog op de vragen van buitenlandse belastingdiensten.

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs vraagt zich af hoe Nederlandse ondernemers zich kunnen vergewissen dat de afnemer wel een ondernemersstatus heeft. De Staatssecretaris stelt in de nota (blz. 8) dat de ondernemer dit dient te controleren aan de hand van het VIES-Systeem (controle van BTW-identificatienummer). Echter dit systeem is alleen geënt op of het BTW nummer correct is en zegt niks over de ondernemersidentificatie.

NOB wijst er ook op dat dubbelheffing kan plaatsvinden. Bijvoorbeeld bij transport in een derdeland, waarbij de transportondernemer als diens afnemer in Nederland is gevestigd. In dat geval lijkt de kans groot dat zowel Nederlandse btw als de btw van het derde land verschuldigd zal zijn, de Staatssecretaris gaf aan dat deze kans klein is.
Deze kleine kans zal wel grote gevolgen hebben voor de betrokken ondernemers! Waarom heeft de Staatssecretaris deze mogelijkheid niet bij voorbaar uitgesloten! (middels implementatie van artikel 59 bis).