4. Bussemaker pleit voor goede samenwerking tussen gemeenten,
zorgkantoren en verzekeraars
Bussemaker pleit voor goede samenwerking tussen gemeenten, zorgkantoren en
verzekeraars
Toespraak, 22 september 2009
'Voor de cliënt is het belangrijk dat hij geen last heeft van
systemen, dat de zorg naadloos in elkaar overloopt.' Dit zei
staatssecretaris Bussemaker op de jaarlijkse relatiebijeenkomst
Zorgverzekeraars Nederland in Den Haag.
Beste dames en heren,
Er is de laatste tijd veel gesproken over de AWBZ. Er is onder meer
kritiek op de kosten van de AWBZ, het bedrag dat iedere werknemer
jaarlijks afdraagt en op de kwaliteit van zorg die geboden wordt.
Ik word verantwoordelijk geacht voor de AWBZ en daarom krijg ik veel
van de kritiek op mijn bordje. Maar er ligt ook een grote
verantwoordelijkheid bij u. De zorgkantoren, die namens de
zorgverzekeraars, de AWBZ-zorg inkopen bij zorgaanbieders. De
zorgaanbieders die zorg leveren aan de cliënt. De cliënt die gebruik
maakt van AWBZ-zorg.
Naast de kritiek die op de AWBZ wordt uitgeoefend, wordt de wet ook
geconfronteerd met verschillende maatschappelijke ontwikkelingen.
Vergrijzing, tekorten op de arbeidsmarkt en de eisen die we stellen
aan kwaliteit van zorg, zetten de AWBZ onder druk. U weet dat als geen
ander. Op de kritieken en op de maatschappelijke ontwikkelingen moeten
we een antwoord vinden, zodat de AWBZ in de kern kan blijven waarvoor
hij is bedoeld: een verzekering waar chronisch zieken, gehandicapten
en ouderen gebruik van kunnen blijven maken. Want dat moet duidelijk
zijn: daaraan mogen we niet tornen.
We staan daardoor voor belangrijke uitdagingen. Ik wil de drie
grootste noemen. Daarna zal ik ingaan op uw rol als zorgverzekeraar.
De eerste uitdaging is de AWBZ weer terugbrengen naar de kern.
Geloofwaardige en onbetwistbare zorg aan mensen die het écht nodig
hebben, zoals gehandicapten, ouderen en chronisch zieken. Daarbij
hoort geen huiswerkhulp of steun bij het voeren van de administratie.
Willen we ervoor zorgen dat mensen solidair zijn en blijven met andere
mensen dan moet volledig helder zijn welke zorg vanuit de AWBZ wordt
verstrekt en welke niet.
Maar daarmee zijn we er nog niet. Solidariteit nu en in de toekomst is
alleen mogelijk als we daarvoor een redelijke prijs vragen aan mensen.
Dat betekent dat de premies niet teveel mogen drukken op de
koopkracht. Ondanks de vergrijzing, stijgende zorgvraag en krappe
arbeidsmarkt. Dat is de tweede grote uitdaging die ons wacht. Dit
realiseren, hangt sterk samen met de derde uitdaging: de kwaliteit van
de zorg verbeteren. Want betere zorg, is vaak ook doelmatiger zorg.
Immers, wie er vroeg bij is, voorkomt onnodige amputaties bij
diabetici.
Wie er vroeg bij is, voorkomt doorligwonden.
Wie er vroeg bij is, kan een dementiepatiënt nog helpen.
Preventieve begeleiding, ondersteuning en controle dicht bij de
patiënt dus. En ook innovatie en medische technologie kunnen hierbij
helpen. Voorkomen is beter dan genezen. Beter voor de patiënt. Maar
ook beter voor elke euro op onze begroting.
Dat vraagt om een andere kijk op zorg. Dat vraagt om zorg waarin de
cliënt centraal staat. Dat vraagt om denken in mogelijkheden in plaats
van beperkingen. Zorgzwaartepakketten bijvoorbeeld, stimuleren dit
heel concreet. Het geld volgt de cliënt. Een oudere kan kiezen voor
een verzorgingstehuis in de eigen wijk, of voor thuis wonen met extra
begeleiding.
Het zorgleefplan ondersteunt de levering van zorg die aansluit bij de
wensen en verlangens van de cliënt.
De Kwaliteit van langdurige zorg verbeteren, betekent óók een betere
aansluiting op geneeskundige zorg en welzijn. Oftewel een betere
aansluiting tussen de AWBZ en de Zorgverzekeringswet enerzijds en de
WMO anderzijds. Juist hier kunnen we, op lokaal niveau, het leven van
mensen verbeteren. En laten we niet vergeten dat veel zorg door
`gewone' mensen wordt verleend. Vrijwilligers, mantelzorgers, mensen
in een integratietraject, stagiaires. Zij kunnen allemaal een klusje
doen voor een chronisch zieke of een gehandicapte. Ik wil maar zeggen:
een steuntje in de rug hoeft niet altijd vanuit de medische hoek te
komen. Sterker nog, dat is soms zelfs onwenselijk.
Als ik het heb over het thema van vandaag - de toekomst van de AWBZ -
zie ik samengevat deze uitdagingen: Het bewaken van de solidariteit
van de AWBZ, het in de hand houden van de kosten en het inhoudelijk
verbeteren van de zorg.
Wat is daarin de rol van u, de zorgverzekeraars? Op dit moment voeren
zorgkantoren de AWBZ uit voor alle cliënten in een regio. Voor de
periode 2009-2011 heb ik met u afspraken gemaakt over een meer
cliëntgerichte uitvoering van de AWBZ. Daarbij vind ik het van belang
om met elkaar te overleggen om misverstanden uit de weg te ruimen en
partijen bij elkaar te brengen.
Daarom heb ik in mei van dit jaar met alle zorgkantoren gezamenlijk
overleg gevoerd. In dit overleg ging het onder meer over de vraag hoe
om te gaan met de beoordeling of iemand een persoonsgebonden budget
aankan. Zelf een pgb beheren, vraagt nog al wat van iemand. Hoe weet
je dat je kwalitatief goede zorg inhuurt? En hoe beheer je een budget?
De een is in staat dit goed te doen, de ander niet. Ook hebben we
gesproken over de eisen die zorgkantoren stellen aan administratieve
lasten en certificering. Afgesproken is dat er geen overbodige
certificering wordt gevraagd.
Ik ben blij dat we hier gezamenlijk over hebben gesproken. Ik wil dan
ook mijn waardering uitspreken voor de inzet van de mensen op de
zorgkantoren de afgelopen jaren, zeker gezien de onzekere positie
waarin zij verkeerden. De positie van de zorgkantoren staat al jaren
ter discussie. In het SER-advies van vorig jaar is een veranderagenda
voorgesteld, waarbij zorgverzekeraars uiterlijk in 2012 de AWBZ voor
eigen verzekerden uitvoeren.
Ik heb aangegeven uiterlijk 1 juli 2010 een besluit te nemen over een
uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. Een uitvoering van de
AWBZ door zorgverzekeraar betekent overigens niet dat de AWBZ wordt
overgeheveld naar de Zvw, maar dat de zorgverzekeraars de AWBZ
uitvoeren in plaats van de zorgkantoren.
De reden om de uitvoering van de AWBZ anders te organiseren is dat er
een aantal nadelen kleven aan de uitvoering door zorgkantoren. Ten
eerste hebben mensen te maken met drie loketten: de gemeente voor de
WMO, het zorgkantoor voor de AWBZ en de zorgverzekeraar voor de Zvw.
Ten tweede kunnen cliënten niet kiezen voor een verzekeraar die de
AWBZ voor hen uitvoert, tenzij ze verhuizen. Er is immers maar één
zorgkantoor per regio. Ook hebben zorgkantoren geen directe relatie
met de cliënten. Prikkels ontbreken om cliëntgerichte zorg te leveren
en een beheerste kostenontwikkeling te realiseren.
Op de langere termijn zie ik voordelen om u, als zorgverzekeraars, de
AWBZ te laten uitvoeren. U hebt direct contact met uw verzekerden en
daardoor een beter beeld van wat de cliënt nodig heeft. Daarmee zou u
direct kunnen bijdragen aan een van mijn doelstellingen voor de AWBZ
van de toekomst: veel meer vanuit de cliënt denken. Voor de cliënt is
het belangrijk dat hij geen last heeft van systemen, dat de zorg
naadloos in elkaar overloopt. Of dat nu zorg is vanuit de
Zorgverzekeringswet, de AWBZ of de WMO. Het moet gewoon goed geregeld
zijn. Met één loket voor zorg. Dat past in mijn strategie om de cliënt
veel meer centraal te stellen.
Toch heb ik ook aarzelingen om deze stap te zetten. Die komen voort
uit het unieke, solidaire karakter van de AWBZ. We hebben het hier
over het hart van onze verzorgingsstaat: opkomen voor mensen die hulp
nodig hebben. Aan dit systeem iets veranderen, hoe nodig misschien ook
vanwege de feiten en cijfers, moet met uiterste zorgvuldigheid
gebeuren.
Ik schets u dan ook twee absolute voorwaarden waaraan u moet voldoen,
wilt u de AWBZ in de toekomst mogen uitvoeren. Die randvoorwaarden
zijn nodig voor het vertrouwen in u. Ik heb dat vertrouwen nodig. De
cliënten hebben dit nodig. En de gemeenten en professionals in de zorg
hebben dat nodig.
De eerste absolute voorwaarde voor dit vertrouwen is een goede
samenwerking tussen de verzekeraars en de gemeenten. Patiënten en
cliënten willen hulp dicht bij huis. Het gaat dan niet alleen om
AWBZ-zorg maar ook om verbinding met de WMO. Denk bijvoorbeeld aan de
dak- en thuislozen. Om de strijd met dakloosheid aan te gaan hebben we
met de vier grote steden al in 2006 het plan van aanpak
maatschappelijke opvang opgesteld. Ook de centrumgemeenten pakken dak-
en thuisloosheid aan, via de Stedelijk Kompassen. Met de zorgkantoren
willen deze gemeenten verkommering en verloedering tegengaan. Goede
samenwerking tussen gemeenten en zorgkantoren en verzekeraars is
hiervoor cruciaal. En dat is niet makkelijk. Want in de nieuwe
situatie krijgen gemeenten te maken met meerdere zorgverzekeraars in
plaats van één zorgkantoor.
En andersom kan één zorgverzekeraar weer te maken krijgen met ruim 400
gemeenten! Ik heb begrepen dat u daarom zoekt naar een praktische vorm
om hiermee om te gaan. Een vorm van representatief overleg.
Zorgverzekeraars Nederland en de Vereniging Nederlandse Gemeenten
werken de mogelijkheden uit. Dat lijkt mij een goede weg. Ik heb
hierover laatst in een Bestuurlijk Overleg gesproken met de VNG.
Koppels van gemeenten en zorgverzekeraars gaan verkennen hoe die
samenwerking kan plaatsvinden. Ook komt de VNG binnen een maand met
een notitie hoe zij de verbinding kunnen leggen tussen WMO en AWBZ als
zorgverzekeraars de positie van de zorgkantoren overnemen. Welke
borgingsmechanismen hebben gemeenten en welke randvoorwaarden zijn
nodig? Ik ben benieuwd naar de bevindingen van de VNG.
De tweede absolute voorwaarde die ik stel, ik zei het al eerder, is de
garantie van zorg voor de meest kwetsbare groepen. In de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten is het recht op zorg van rechtswege geregeld.
Er is angst bij cliëntenorganisaties dat verzekeraars zich vooral
zullen richten op groepen zoals ouderen, en dan bij voorkeur de wat
beter gesitueerden. En dat bijvoorbeeld zwaar gehandicapten buiten de
boot vallen. Immers, bij deze groep is sprake van hoge individuele
kosten die u als verzekeraars nauwelijks kunt beïnvloeden.
Ook is de samenhang met de curatieve zorg vaak minder van betekenis.
Ouderen daarentegen maken relatief veel gebruik van curatieve zorg.
Daardoor zouden ouderen voor verzekeraars een aantrekkelijke groep
zijn. Want via verbeterde samenhang tussen cure en care kunt u
mogelijk zorgkosten besparen.
Naast deze twee voorwaarden moeten we nog een aantal meer technische
zaken regelen. Zodat ik 1 april 2010 een afgewogen besluit kan nemen
over de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. Deze financiële
en juridische randvoorwaarden, bijvoorbeeld declaraties per cliënt,
heb ik genoemd in mijn brief van 12 juni aan de Tweede Kamer.
U hoorde mij net de datum van 1 april 2010 noemen. U dacht wellicht
dat ik mij vergiste in de datum, maar dat is niet het geval. Ik heb
eerder toegezegd op 1 juli een besluit te nemen over de uitvoering van
de AWBZ door zorgverzekeraars. Ik ben voornemens dit besluit echter al
op 1 april 2010 te nemen. Zo kan ik tijdig, nog voor het einde van
deze kabinetsperiode, de benodigde wetswijziging voorleggen aan de
Tweede en Eerste Kamer. Deze vervroeging geeft u op een eerder
tijdstip duidelijkheid over de toekomst van de AWBZ. Bij een positief
besluit kunt u zich tijdig voorbereiden op de uitvoering van de AWBZ
per 1 januari 2012. Anderzijds legt dit druk op mijzelf en u,
zorgverzekeraars, om uiterlijk op 1 april te voldoen aan de zojuist
genoemde voorwaarden.
Begin november hebben wij een Bestuurlijk Overleg. Ik hoor dan graag
van u als zorgverzekeraars hoe u het vertrouwen wilt winnen. Ik heb
daar hoge verwachtingen van. Als we elkaar vinden in dat vertrouwen,
wacht ons een mooie taak. Het samen vormgeven van de toekomst van de
AWBZ.
Vanuit de cliënt. Met oog voor solidariteit, betaalbaarheid en
kwaliteit van de zorg.
Ik kijk daar naar uit. Dank u wel.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport