ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Grondbeleid'
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Grondbeleid'
woensdag 23 september 2009 10:43
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Bij
grondbeleid gaat het over de vraag of de huidige grondprijzen wel
bijdragen aan de ruimtelijke doelen die wij hebben. Onze ambities voor
binnenstedelijk bouwen zijn hoog, maar de grondprijzen ook. Buiten de
steden is bouwen financieel veel aantrekkelijker. De minister probeert
binnenstedelijk bouwen te stimuleren via haar eigen budgetten en via
afspraken met gemeenten en bedrijfsleven. De vraag is wel of wij
hiermee onze hoge ambities gaan halen.
In de Grondexploitatiewet is er door de Kamer een mogelijkheid
geschapen om bovenplans en bovenwijks te kunnen verevenen op basis van
een structuurvisie. Er zit echter een onduidelijkheid in deze wet. Het
gaat om de vraag of de algemene criteria voor kostenverhaal, namelijk
proportionaliteit en toerekenbaarheid, ook gelden bij bovenplanse
verevening. Volgens de minister zal deze onduidelijkheid in de komende
jaren in de praktijk worden meegenomen, maar wat bedoelt zij daarmee?
Gaat zij jurisprudentie afwachten of zal de wet worden verduidelijkt?
Onderzoekers die hebben gekeken naar voorbeeldprojecten van gebruik
van het grondbeleidsinstrumentarium stellen dat een instrument
ontbreekt om nieuwe bedrijventerreinen afdwingbaar te laten bijdragen
aan de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. Ook de
VROM-raad wijst in aanbeveling 6 op de noodzaak van regionale
verevening in een meer verplichtende vorm. Nu verdienen randgemeenten
meestal nog op hun weilandlocaties, terwijl binnenstedelijke
herstructurerings- en transformatieprojecten niet van de grond komen.
De minister neemt deze adviezen niet over en verwijst daarvoor naar de
kabinetsreactie op het advies van de commissie-Noordanus. Niets ten
nadele van de afspraken die in het kader van Noordanus zijn gemaakt
over verzakelijking van de aanpak van bedrijventerreinen, regionale
afstemming en parkmanagement, maar de kern van het advies dat wij
vandaag bespreken, is juist dat er geen instrument is dat verevening
afdwingbaar maakt. Beter gezegd, het instrument dat dit mogelijk zou
moeten maken in de wet is onduidelijk.
De minister noemt als opties regionalisering van het grondbedrijf of
vrijwillige verevening, maar ziet zij dit in de praktijk ook werkelijk
gebeuren? Ik zie tot op dit moment niet echt aansprekende voorbeelden.
De minister verwijst vervolgens naar de monitoring van de nieuwe Wro
door het PBL, maar deze monitor kijkt alleen naar de werking van het
bestaande instrumentarium en niet naar de noodzaak van aanvullende
instrumenten.
Momenteel vindt er naar aanleiding van de motie-Cramer/Jacobi
onderzoek plaats naar de mogelijkheden, effecten en wenselijkheid van
verplichte verevening ten behoeve van het landschap. De ChristenUnie
stelt voor, dit te verbreden en ook de genoemde onduidelijkheid uit de
Wro te halen, zodat tegelijk een verplichtende vorm van regionale
verevening voor herstructurering van bedrijventerreinen en voor
binnenstedelijk bouwen ontstaat.
Dan het geld. Ik vraag de minister om in de beantwoording ook stil te
staan bij de aangescherpte ambitie van 60% binnenstedelijke
verdichting in de Randstad, die er dankzij mijn motie is gekomen. Veel
regio's hebben zelfs een hogere ambitie, maar het probleem daarbij is
wel de financiering. De ChristenUnie maakt zich zorgen over de
financiële ruimte voor binnenstedelijk bouwen, nu de ISV-middelen de
komende jaren fors dalen. Het PBL voert nog een second opinion uit
naar de benodigde middelen op de lange termijn, maar mijn vraag is: is
dit onderzoek voor de MIRT-behandeling klaar? Wat de ChristenUnie
betreft, moet er namelijk niet alleen voor de infrabudgetten, maar ook
voor de ruimtebudgetten duidelijkheid komen voor de lange termijn,
richting 2028. De ChristenUnie begrijpt dat het in deze tijd lastig
zal zijn om extra geld te vinden, maar juist daarom moeten wij
creatief zijn en ook naar andere mogelijkheden kijken, zoals het
voorstel voor verplichte verevening.
Door het Auroux-arrest zijn er nu strenge regels voor het wel of niet
verplicht zijn van openbare aanbestedingen. Als ik het goed begrijp,
stelt de minister dat de gemeente moet voorkomen opdrachtgever te
zijn, zodat conform het Auroux-arrest niet een aanbestedingsplicht
ontstaat; maar het gaat vaak om maatschappelijke projecten van
corporaties waarbij een gemeente in sterke mate betrokken is. Ook
heeft de gemeente er soms belang bij voorwaarden te stellen voor de
gronduitgifte. Wat betekent het Auroux-arrest voor de zeggenschap van
de gemeenteraad over dit soort projecten?
Ten slotte worstel ik nog met de beantwoording van de minister over
het laten meebetalen voor sectorale wensen bij plannen. Voor water
zijn hierover afspraken gemaakt. De minister heeft gelijk dat andere
sectoren, zoals groen, hiervoor geen geld hebben. Verevening biedt
mogelijkheden, maar de minister stelt dat de verdeling van indirecte
kosten, dus lagere opbrengsten van de grond, een kwestie van
onderhandeling is tussen partijen. Zit hier nu niet juist het
probleem? Want wat betekenen in zo'n geval van onderhandelingen
bijvoorbeeld nog groennormen? Ik proef hierbij een benadering waarbij
elke sector zich sterk moet maken voor zijn eigen belang, terwijl de
focus juist zou moeten liggen op een integrale benadering van
ruimtelijke problemen. Volgens de ChristenUnie zijn duidelijke
spelregels nodig voor sectorale wensen, maar ook voor verevening.
Onzekerheid belemmert de voortgang van projecten door dat hele
onderhandelcircuit; en dat is in deze tijd van economische crisis
natuurlijk erg ongewenst.
De heer Van Heugten (CDA): U gaf aan dat het verdichtingspercentage
voor nieuwe woningbouw- of bedrijventerreinopgaven, het
binnenstedelijk gebied bebouwen, onder andere door uw motie is
opgehoogd. U zegt zelf dat buitenstedelijk toch wel ooit geld te
verdienen is en dat je het geld dat je daarmee verdient
binnenstedelijk moet inzetten, maar u hebt met het ophogen van het
percentage het financiële gat wel steeds groter gemaakt. Meer
binnenstedelijk betekent meer verlieslocaties. Meer buitenstedelijk
betekent minder winstlocaties. Dan hebt u toch gewoon het probleem en
het gat alleen maar groter gemaakt met uw motie?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op het moment
dat wij het hadden over de structuurvisie Randstad 2040 hadden wij het
natuurlijk wel echt over de vraag hoe wij de Randstad zien op de lange
termijn en hoe wij onze ambities kunnen waarmaken. Die ambities zijn
hoog. Zij liggen ook hoger dan wat er aanvankelijk in Randstad 2040
werd voorgesteld, dus er is een enorme behoefte aan die ambitie. Het
probleem is niet eens zozeer het geldtekort, want geld is er, maar de
vraag hoe wij zo creatief met een en ander kunnen omgaan dat het geld
ook op de juiste plekken komt, dat wij afraken van het idee dat het
binnenstedelijk allemaal ingewikkeld is en dat wij maar doorgaan met
het oude gebruik dat er steeds een stukje grond aan de rand van de
bebouwing bij wordt gesnoept om een en ander financieel weer voor
elkaar te krijgen. Vandaar mijn oproep om creatief te zijn en anders
om te gaan met verevening en de mogelijkheden te benutten die er al
zijn.
De heer Van Heugten (CDA): U zei in een tussenzinnetje: het geld is
er, wij moeten het alleen goed inzetten, maar u gaf zelf al aan dat u
de minister vraagt om duidelijkheid waar zij het geld vandaan haalt
tot 2028 voor de ruimtelijke kwaliteit. Wat bedoelt u als u zegt dat
het geld er is?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Geld is er
altijd te weinig. Wij hebben altijd meer wensen dan wij kunnen
vervullen, dus mijn oproep was tweeledig. Aan de ene kant de oproep
tot creativiteit, aan de andere kant de oproep: er loopt nu onderzoek,
als wij het straks over het MIRT hebben en over de verdeling van het
geld over al die wensen die wij hebben, let dan niet alleen op
langetermijnideeën over infrastructuur maar ook op ideeën hoe wij geld
kunnen inzetten voor ruimtelijke projecten. Dat is volgens mij het
grote geldverhaal waar wij ook later dit jaar nog verder over zullen
spreken.
De heer Van Leeuwen (SP): Ik reageer ook maar even op de opmerking dat
het geld er is. Dat betekent dat wij daar niet naar hoeven te zoeken
maar dat wij er alleen maar creatief mee moeten omgaan. Waar zit dat
geld dan op dit moment?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Er is geld. Ik
zeg ook dat er altijd onvoldoende geld is. Het wordt in deze tijd
alleen maar lastiger. Daarom zeg ik dat ik ook wel zie hoe dat met de
ISV-middelen loopt. Maar dat er geld is, is wel duidelijk. Straks
hebben wij het ook weer over het MIRT. Maar het gaat er wel om hoe wij
het verdelen en hoe wij het ook goed creatief ingezet krijgen, om niet
voortdurend te blijven uitbreiden maar ook daadwerkelijk werk te maken
van binnenstedelijke herstructurering en transformatie.
De heer Van Leeuwen (SP): Is het voor mevrouw Wiegman ook denkbaar dat
wij doen wat bijvoorbeeld in Groot-Brittannië gebeurt? In het Engels
heet dat netjes creaming of the betterment, dus de winst van
grondspeculatie een beetje afromen. Of zoals het in Spanje en
Frankrijk gebeurt, waar er gewoon een recht is om een vast deel van
die meerwaarde in te zetten? Moet het eenzijdig om het belastinggeld
van de overheid gaan of gaan wij ook creatief naar geld zoeken, dat er
volgens mevrouw Wiegman is?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Mijn oproep
vandaag is om creatief te zoeken naar geld. Ik besef ook dat dit
vandaag geen begrotingsbehandeling is, dus dat wij het slechts hebben
over grondbeleid. Ik heb het zoeken naar geld nu concreet gekoppeld
aan de vraag hoe wij beter kunnen omgaan met de verevening. Hoe de
dingen precies geregeld zijn in Groot-Brittannië weet ik niet, dus ik
kan onvoldoende de diepte in als het gaat om het antwoord op uw vraag.
Maar wellicht kan de minister ook een reactie geven op deze suggestie
en wellicht komt zij zelf ook met creatieve ideeën.
Esmé Wiegman