Gemeente Leiden niet verplicht gebruik Vrijplaats Koppenhinksteeg te
legaliseren
Den Haag, 23 september 2009 - De rechtbank 's-Gravenhage heeft vandaag
uitspraak gedaan in de civiele (bodem-)zaak die de Stichting
Vrijplaats Koppenhinksteeg, de Stichting Ontmoetingsruimte De Linkse
Kerk en de Vereniging Cultureel Centrum Bar en Boos in Leiden tegen de
gemeente Leiden hadden aangespannen over het gebruik van de Vrijplaats
Koppenhinksteeg.
De rechtbank heeft in haar vonnis geoordeeld dat de gemeente niet
verplicht is om het gebruik van de kraakpanden aan de Koppenhinksteeg
en de Hooglandsekerkgracht te Leiden, beter bekend als de Vrijplaats
Koppenhinksteeg, te legaliseren.
Medio 2005 heeft de gemeente besloten het gebruik van de Vrijplaats te
legaliseren en zijn onderhandelingen begonnen met de gebruikers van de
Vrijplaats en de Leidse Woningstichting Ons Doel. In maart 2008 heeft
Ons Doel zich uit het legaliseringsproces teruggetrokken omdat de
kosten voor renovatie van de panden hoger uitvielen in verband met
bouwkostenstijgingen en deze kosten niet gecompenseerd kunnen worden
door verhuur aan en exploitatie van de panden door de huidige
gebruikers van de Vrijplaats. De financiële bijdrage van de gemeente,
die in het coalitieakkoord van 18 december 2007 is vastgesteld op
maximaal EUR 460.000, is onvoldoende om het financiële gat te dichten.
De gemeente heeft vervolgens besloten tot herontwikkeling van de
Vrijplaats, waarna het complex is verkocht aan Atrium
Vastgoedontwikkeling B.V.
De gebruikers van de Vrijplaats zijn van mening dat de gemeente de
legalisering onvoorwaardelijk heeft toegezegd en hebben de rechtbank
gevraagd om de gemeente te veroordelen om met hen door te
onderhandelen. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente
randvoorwaarden heeft gesteld voor de legalisering van de Vrijplaats
en dat in het bijzonder aan de financiële randvoorwaarde dat de
renovatie en exploitatie van de Vrijplaats plaatsvindt met een
bijdrage van de gemeente van maximaal EUR 460.000 niet is voldaan. Ook
overigens is niet gebleken dat de gemeente harde en onvoorwaardelijke
toezeggingen heeft gedaan aan de gebruikers van de Vrijplaats. Dit
betekent dat het de gemeente vrijstond om zich uit de onderhandelingen
terug te trekken.
LJ Nummer
BJ8330
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 23 september 2009
Rechtbank 's-Gravenhage