College van Beroep voor het bedrijfsleven
Heeft een verdachte recht op aanwezigheid van een advocaat tijdens een
politieverhoor
Appellant heeft onder verwijzing naar de arresten van het Europese Hof
voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) van 27 november 2008,
36391/01 (Salduz), LJN BH0679 en 11 december 2008, 4268/04 (Panovits),
LJN BH0680, betoogd dat hij niet aan zijn verklaring kan worden
gehouden, omdat hij op dat moment niet in de gelegenheid was gesteld
om zich te laten bijstaan door een raadsman. De Raad volgt appellant
niet in zijn betoog. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen (zie
onder meer de uitspraak van 19 mei 2009, LJN BI6036) strekt de
bescherming van artikel 6, derde lid, van het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) zich niet tot appellant uit wat betreft de herziening en de
terugvordering van de bijstand, omdat het daarbij niet gaat om een
strafrechtelijke procedure. Met betrekking tot de betekenis van
genoemde arresten voor de onderhavige als "criminal charge" aan te
merken opgelegde maatregel overweegt de Raad - onder verwijzing naar
en aansluitend bij de arresten van de Hoge Raad van 30 juni 2009, LJN
BH3079, BH3081 en LJN BH3084 - het volgende. Uit genoemde rechtspraak
van het EHRM kan worden afgeleid dat een verdachte die door de politie
is aangehouden, aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op
rechtsbijstand kan ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt
geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie aangaande zijn
betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen. Uit
die rechtspraak kan niet worden afgeleid dat de verdachte recht heeft
op aanwezigheid van een advocaat bij een politieverhoor, tenzij
bijvoorbeeld sprake is van een aangehouden jeugdige verdachte. De
jurisprudentie van het EHRM biedt naar het oordeel van de Raad geen
aanknopingspunten voor het standpunt van appellant dat de
strafrechtelijke waarborgen zo ver gaan dat bedoeld recht om een
advocaat te consulteren ook moet gelden in een situatie waarin geen
sprake is van een aangehouden verdachte op wie een vrijheidsbenemend
dwangmiddel is toegepast.
LJ Nummer:
BJ7968
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 23 september 2009