4. Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over de
ambulancezorg
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over de ambulancezorg
Kamerstuk, 22 september 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2954704
22 september 2009
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van
Gerven (SP) over de ambulancezorg (2 september 2009).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat er nog geen cao is voor de gehele
ambulancezorg?
Antwoord 1
Arbeidsvoorwaarden zijn in essentie een zaak van werkgevers en
werknemers. Het is mij bekend dat deze partijen werken aan het
harmoniseren van de verschillende arbeidsvoorwaarden in de
ambulancesector onder leiding van een onafhankelijk informateur, dhr.
drs. H. Borstlap. Dit vind ik een goed initiatief, een dergelijke
kleine sector is er naar mijn mening bij gebaat dat er uniforme
arbeidsvoorwaarden gelden. Ik hoop dan ook dat partijen tot
overeenstemming zullen komen.
Het is mij bekend dat partijen momenteel nog met elkaar in overleg
zijn over de inhoud van deze cao. In relatie tot de
vergunningverlening onder de Wet ambulancezorg (Waz) heb ik richting
partijen aangegeven dat ik bereid ben een werkgelegenheidsgarantie op
te nemen in het programma van eisen als het partijen lukt om voor 1
oktober 2009 te komen tot één cao. Recent heb ik, na overleg met dhr.
Borstlap, besloten deze datum te verlengen naar 1 november 2009.
Daarbij heb ik aangegeven dat verder uitstel voor mij niet meer
mogelijk is omdat ik dan het programma van eisen niet kan afronden
waardoor de vergunningverlening niet op tijd kan starten om de Waz op
1 januari 2011 in werking te laten treden.
Vraag 2
Deelt u de vrees van het ambulancepersoneel en de bonden dat de
opgebouwde rechten, en de garantie op behoud van werk, in gevaar komen
omdat de afgesproken datum van 1 oktober 2009 dan niet gehaald kan
worden? Zo ja, bent u bereid u in te zetten voor het behoud van de
werkgarantie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Wanneer het partijen niet lukt om voor 1 november 2009 te komen tot
een geharmoniseerde cao dan ben ik niet bereid om een
werkgelegenheidsgarantie op te nemen in het programma van eisen. Zoals
ik ook aan betrokken partijen heb aangegeven legt een dergelijke
voorwaarde zonder één uniforme cao een te zware belasting op de
toekomstige vergunninghouders. Het is bijna onuitvoerbaar om onder
dergelijke condities het personeel over te laten gaan naar de nieuwe
vergunninghouder. Daarnaast is het voor de vergunningaanvrager
onmogelijk om met een dergelijke conditie een reële vergunningaanvraag
met een goed onderbouwde meerjarenraming te doen.
Ambulancepersoneel verliest niet in alle gevallen haar rechten. Er kan
bij een overgang van een vergunning ook sprake zijn van een overgang
van onderneming. In dat geval treedt een werknemer op basis van
gelijkblijvende arbeidsvoorwaarden van rechtswege in dienst bij de
nieuwe werkgever.
Vraag 3
Welke maatregelen gaat u nemen om er zorg voor te dragen dat er per 1
oktober a.s. een sociale cao ligt.
Antwoord 3
Ik heb besloten om het verzoek van partijen voor een maand extra tijd
te honoreren. Als er op 1 november 2009 een geharmoniseerde cao tot
stand is gekomen neem ik een werkgelegenheidsgarantie op in het
programma van eisen.
Vraag 4
Speelt het gegeven dat de cao-onderhandelingen kostenneutraal dienen
te zijn volgens u nog een rol? Zo nee, waar baseert u dat op? Zo ja,
bent u bereid hiernaar te kijken?
Antwoord 4
Ik ben geen partij in de cao-onderhandelingen waardoor ik geen inzicht
heb in waarom een geharmoniseerde cao niet tot stand komt. Ik ben niet
bereid om momenteel extra middelen beschikbaar te stellen voor
loonkostenontwikkelingen in de ambulancezorg. De afgelopen jaren zijn
er naar mijn mening al voldoende extra middelen naar de
ambulancesector gegaan voor onder meer het financieren van de
verschillende ouderenregelingen.
Vraag 5
Hoe staat het met de financiële positie van de
ambulancezorgaanbieders, waaronder de B3-stichtingen? Speelt dit
volgens u een rol in de cao-onderhandelingen? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, bent u bereid dit te onderzoeken?
Antwoord 5
Ik ben niet bekend met de financiële positie van de individuele
ambulanceaanbieders anders dan dat mij bekend is dat de verschillende
ouderenregelingen in de ambulancezorg tot financiële problemen hebben
geleid bij zowel publieke diensten als private diensten als
B3-stichtingen. Vorig jaar heb ik afspraken gemaakt met zowel
B3-stichtingen als private ambulancediensten over een tegemoetkoming
in de kosten voor ouderenregelingen. Recent heeft de Nederlandse
Zorgautoriteit in een beslissing op bezwaar besloten de publieke
ambulancediensten te compenseren voor het Functioneel
Leeftijdsontslag.
In een gesprek dat ik op 7 mei van dit jaar met cao-partijen heb
gevoerd hebben partijen mij verzocht om het initiatief te nemen in het
technisch afronden van de verschillende ouderenregelingen zodat voor
de vergunningverlening, start hierover voor iedereen helderheid is. Ik
heb mijn bereidheid hiertoe aan partijen kenbaar gemaakt. Dit heeft
geleid tot het instellen van een werkgroep onder leiding van mijn
departement om hier vorm aan te geven. Met de cao-partijen is
afgesproken het traject om de cao's te harmoniseren niet te belasten
met ongelijkheden uit het verleden. De cao richt zich op de toekomst
en de werkgroep beperkt zich tot ouderenregelingen uit het verleden.
Dit is voor alle partijen duidelijk en behoeft naar mijn mening geen
nader onderzoek.
Vraag 6
Is er feitelijk geen sprake van aanbesteding van de ambulancezorg? Zo
nee, wilt u dit uitleggen? Zo ja, wilt u het programma van eisen voor
het algemeen overleg op 8 oktober aanstaande over de ambulancezorg
naar de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Er is hier feitelijk geen sprake van een aanbesteding van
ambulancezorg, maar van een vergunningverleningsprocedure op grond van
de Algemene wet bestuursrecht. Dat zal ook blijken uit het programma
van eisen dat ik voor het algemeen overleg van 8 oktober aanstaande
naar de Kamer zal zenden. Bij de vergunningverlening staat de
continuïteit en de kwaliteit van de ambulancezorg voorop.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het ongewenst is dat buitenlandse aanbieders
meedingen naar de vergunningen voor het verlenen van ambulancezorg? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 7
Ook buitenlandse aanbieders kunnen meedingen naar een vergunning voor
het verlenen van ambulancezorg. De vergunningverleningsprocedure is
objectief, transparant en non-discriminatoir. Dit is tijdens de
behandeling van de Wet ambulancezorg in de Kamer meerdere malen aan de
orde geweest. Ik neem dan ook geen maatregelen om zo'n vervoerder
buiten te sluiten van de procedure, dat zou discriminerend zijn. Wat
ik wel doe is eisen formuleren waaraan een aanbieder van ambulancezorg
moet voldoen. Die eisen gelden ook voor een buitenlandse aanbieder. Zo
zal deze aanbieder moeten aantonen dat hij op het moment dat de
vergunning van kracht wordt voldoende personeel en materieel heeft om
verantwoorde ambulancezorg te verrichten, dat hij afspraken heeft met
de partners in de veiligheidsketen en met de partners in de zorgketen.
Vraag 8
Wilt u deze vragen vóór 1 oktober a.s. beantwoorden, dat wil zeggen
ruim voor het genoemde algemeen overleg?
Antwoord 8
Ja.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport