Beantwoording Kamervragen over energiebelasting op HRe-ketels
Kamervragen | 22-09-2009
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Ons kenmerk: DV/2009/439 U
Uw brief (kenmerk): 13 juli 2009/2009Z13810
Betreft: Vragen van het lid Jansen (SP) over de effecten van de
energiebelasting op het gebruik van HRe-ketels
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u mede namens de Minister van Economische Zaken en de
Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
toekomen de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Jansen
(SP) over de effecten van de energiebelasting op het gebruik van
HRe-ketels.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager
Antwoorden naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het lid Jansen
(SP) over de effecten van de energiebelasting op het gebruik van HRe-ketels.
(ingezonden 13 juli 2009, nr. 2009Z13810);
Vraag 1
Is het waar dat - bij de huidige tariefstelling van de
energiebelasting - het voor de eigenaar van een HRe-ketel financieel
aantrekkelijk is om elektriciteit op te wekken óók in situaties waarin
hij de opgewekte warmte niet nuttig kan inzetten? Zo nee, kunt u deze
conclusie onderbouwen met een rekenvoorbeeld dat gebaseerd is op een
gemiddeld huishouden (gebruik 1650m3 gas en 3350 kWh per jaar)? Zo ja,
onderschrijft u dat dit effect haaks staat op de doelstelling van het
programma Schoon & Zuinig?
Een HRe-ketel is als opvolger van de HR-ketel in hoofdzaak bedoeld om
te voorzien in de behoefte aan ruimteverwarming en warm leidingwater,
en wordt gestuurd op warmtevraag. De elektriciteit kan alleen worden
opgewekt wanneer ook warmte wordt opgewekt. Zoals uit het
hiernavolgende rekenvoorbeeld zal blijken, is het financieel niet
aantrekkelijk om elektriciteit op te wekken zonder de warmte nuttig in
te zetten. Dit laat onverlet dat bij het volgen van de warmtevraag,
het gebruik van een HRe-ketel voor een huishouden leidt tot een
besparing aan energiekosten.
In het rekenvoorbeeld wordt bij de HRe-ketel uitgegaan van een
elektrisch rendement van 17% . In het door het lid aangehaalde
artikel in Vrijhandelsoptiek van 6 juli 2009 wordt bij de HRe-ketel
uitgegaan van een elektrisch rendement van 25 tot 30%. Dergelijke
percentages worden nog niet bereikt en zullen pas op langere termijn
mogelijk worden. Op dit moment ligt het elektrisch rendement van een
HRe-ketel ongeveer tussen 12% en 19%.
Voorts moet in het rekenvoorbeeld worden gekeken naar zowel de
leveringskosten als de energiebelastingtarieven voor aardgas en
elektriciteit (incl. BTW). Aangezien de leveringskosten begin dit jaar
fors hoger waren dan in de tweede helft van dit jaar, worden de
gemiddelde leveringskosten van zowel januari 2009 als juli 2009
vermeld .
Gemiddelde leveringskosten januari 2009
Aardgas: EUR 0,5308 per m3 incl. BTW
Elektriciteit: circa EUR 0,1126 per kWh incl. BTW
Gemiddelde leveringskosten juli 2009
Aardgas: EUR 0,3538 per m3 incl. BTW
Elektriciteit: EUR 0,1058 per kWh incl. BTW
Energiebelasting (EB) 2009
Aardgas (0-5.000 m3): EUR 0,1580 per m3 (EUR 0,1880 incl. BTW)
Elektriciteit (0-10.000 kWh): EUR 0,1085 per kWh (EUR 0,1291 incl.
BTW)
Totaal (gemiddelde leveringskosten, EB en BTW)
Aardgas per m3 in januari 2009: EUR 0,7188
Aardgas per m3 in juli 2009: EUR 0,5418
Elektriciteit per kWh in januari 2009: EUR 0,2417
Elektriciteit per kWh in juli 2009: EUR 0,2349
Uitgaande van de onderste verbrandingswaarde van aardgas (31,65 MJ per
m3; overeenkomend met 8,8 kWh energie per m3) levert dit het
volgende beeld op.
Aardgas kostte in januari 2009 EUR 0,7188 en in juli 2009 EUR 0,5418
per kubieke meter. Uitgedrukt in kWh komt dit neer op EUR 0,0817(EUR
0,7188:8,8 kWh) respectievelijk EUR 0,0616 (EUR 0,5418:8,8 kWh).
Bij een elektrisch rendement van 17% is 5,88 kWh aan aardgas nodig om
1 kWh elektriciteit op te wekken. In januari 2009 kostte dit EUR
0,4804 (EUR 0,0817x5,88 kWh) en in juli 2009 EUR 0,3622 (EUR
0,0616x5,88 kWh). Deze kosten liggen aanmerkelijk hoger dan de kosten
voor het afnemen van elektriciteit via de energieleverancier, te weten
EUR 0,2417 in januari 2009 resp. EUR 0,2349 in juli 2009. Een
huishouden is in dat geval meer kwijt aan energiekosten, dan wanneer
alleen de warmtevraag wordt gevolgd. Het is financieel daardoor niet
aantrekkelijk voor een gemiddeld huishouden om te voorzien in de
elektriciteitsbehoefte van 3350 kWh zonder daarbij tegelijkertijd de
warmte nuttig te gebruiken.
Vraag 2
Bent u bereid de energiebelasting zodanig aan te passen dat
bovenomschreven perverse prikkel tot energieverspilling wordt
weggenomen? Zo ja, bent u bereid hierbij het voorstel te betrekken
om - budgettair neutraal - een extra schijf van de energiebelasting in
te voeren, waarmee zuinig gebruik van energie een extra stimulans
krijgt?
Aangezien geen sprake is van een perverse prikkel tot
energieverspilling is een aanpassing van de energiebelasting niet
nodig.
Vrijhandelsoptiek, 6 juli 2009.
Bron: Cogen Nederland.
Bron: CBS.
Onderste verbrandingswaarde: de warmte die vrijkomt bij
verbranding zonder de condensatiewarmte van de verbrandingsgassen mee
te nemen (het warmtegevend vermogen)
'14 praktische schone en zuinige voorstellen van de SP-fractie',
voorstel 8, aangeboden aan de minister van VROM tijdens het
notaoverleg Schoon & Zuinig op 28 oktober 2007, zie:
http://paulusjansen.sp.nl/weblog/files/2007/11/mil-20071028-rap-schoon
Ministerie van Financiën