Gemeente Utrecht
2009 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
106 Vragen van de heer drs C.J. Verhoef
(ingekomen 4 september 2009
en antwoorden door het college verzonden op 22 september 2009)
Schriftelijke vragen inzake Aanpassen van ambtelijk apparaat aan de eisen van de tijd
Enige tijd geleden stapte binnen een maand drie wethouders op in de gemeente Utrecht. Bij twee wethouders speelden een rol dat een deel van de coalitie uitgekeken was op coalitie partner Groen Links. Bij de derde wethouder was er het feit dat hij de raad naar het oordeel van diezelfde raad onvoldoende op de hoogte hield van wat er gaande was en het feit dat hij in de brief aan de minister niet expliciet gesteld had dat de raad over de voorstellen nog een besluit moest nemen.
Daarvoor lagen de posities van de twee Groen Links wethouders al enigszins onder vuur. Bomen werden gekapt buiten de regelgeving om, er was een 12 jarig contact aangegaan voor de huur van een pand zonder budget, de (bestuurlijk) verborgen tekorten op het Muziek Paleis en de Rode Doos. Allemaal zaken die te laat naar de raad, en misschien wel naar de betreffende wethouder, kwamen. Ook elders in Nederland zien we dergelijke zaken gebeuren.
In artikel 169 van de Gemeentewet staat: "Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over door het college gevoerde bestuur".
Dit wordt strikt doorgevoerd. Maar zo langzamerhand kost het veel wethouders en daarmee ook veel wachtgeld (en dat moeten de burgers betalen). En dan spreken we nog niet over het feit dat veel opgedane bestuurlijke kennis verloren gaat.
Door het dualistische stelsel worden nu niet raadsleden, zoals gewoonlijk was, met jaren ervaring in de raad en daarmede een zekere mate van historisch besef, wethouder. Wethouders worden steeds vaker van elders (niet zijnde de gemeenteraad) "ingevlogen". Hierdoor wordt de rol van het ambtelijk apparaat wezenlijk anders. Los hiervan worden de beleidsterreinen waarmede de bestuurders zich bezig houden steeds complexer door de wirwar van regels en het steeds verder toenemend aantal partijen die bij het beleid betrokken worden.
Maar ook de raad blijkt veel minder oudgediende te hebben. Enerzijds kan dat voordelen hebben, daar vernieuwingen eenvoudiger door te voeren zijn. Anderzijds is het historisch besef door de korte zittingsperiode van de individuele raadsleden beperkt.
Hierdoor verdwijnt het geheugen van het waarom en hoe van besluiten uit verleden, met als gevolg dat te veel het wiel opnieuw uitgevonden, discussies vrolijk overgedaan worden.
De raad laat zich steeds meer leiden door de pers. Maar de raad is ook het kind van zijn tijd(geest): het individualisme maakt dat mensen minder oog hebben voor het brede algemene belang en vooral voor hun eigen belang gaan.
Een deel van de nieuwe wethouders blijken minder politieke ervaring te hebben. Hier is de rol van het ambtelijk apparaat van belang. Zij moeten nog meer dan voorheen de wethouders wijze op de politieke haken en ogen die in de voorstellen zitten.
Bij de nieuwe wethouders kan het historisch besef rond dossiers, etc. ook minder. Het ambtelijk apparaat moet voor de bewaking van het historisch besef zorgen.
Maar ook bij het ambtelijk apparaat geldt ook, dat ze veel korter op een plek zitten en
daardoor historisch besef missen. Ten onrechte wordt aan alle lagen van het
personeel geadviseerd binnen een paar jaar weer wat anders te gaan doen. Wat
voor managers goed is hoeft dat nog niet te zijn voor specialisten. Bovendien wordt er tijdelijk personeel ingehuurd.
Maar is dat apparaat er ook echt op berekend? Veel ambtenaren hebben niet veel zicht op wat zich afspeelt in de raadszaal. Zij doen hun werk met de nodige betrokkenheid met de
stad (heel veel wonen er niet eens), vanuit hun vakkennis en vinden al dat
politieke gedoe maar vreemd, lastig of helemaal niks. Dit is in een grote stad als Utrecht sterker aanwezig is dan ik kleinere gemeenten. Daar komt bij, dat een groter ambtelijk apparaat onvermijdelijk bureaucratischer is. Dit leidt er toe dat regelmatig ambtenaren en hun diensten in Utrecht (soms hopeloos) langs elkaar en het bestuur heen werken.
In het belang van de democratie is het ook van belang dat de ambtelijke en bestuurlijke processen duidelijker herkenbaar zijn. Zo geschiedt soms dat een portefeuillehouder of een college een andere mening over een bepaalde beleidszaak heeft dan er ambtelijk wordt geadviseerd. Gebruikelijk is dan dat de ambtelijke adviesnota aangepast wordt conform de wensen van de wethouder of het college. In zulke gevallen is het dan niet meer te zien wat de ambtelijke advisering was.
Door in de adviesnota duidelijk naar voren te laten komen wat de ambtelijke advisering is en wat de mening van betrokken wethouder of college is wordt het ambtelijk apparaat gestimuleerd om extra aandacht aan de kwaliteit van de advisering te besteden.
Zonder kritiek te willen uitoefenen op het ambtelijk apparaat constateert Burger en Gemeenschap dat het ambtelijk apparaat beter berekend dient te zijn op deze nieuwe ontwikkelingen. Dat kan gestimuleerd worden door betrokken ambtenaren te trainen om ambtelijke advisering te versterken op de terreinen van:
1. De politieke gevoeligheden binnen het politiek apparaat.
2. Het goed monitoren van termijnen ten aanzien van politieke gevoelige dossiers.
3. Het historisch besef ten aanzien van beleid en bestuur.
Op grond van wat hiervoor gesteld is heeft B en G de volgende vragen.
1. Vindt u dat het ambtelijk apparaat voldoende uitgerust dient te zijn om op een juiste wijze bestuurders te adviseren op de hiervoor genoemde drie terreinen?
Ja
2. Bent u bereid om dat deel van het ambtelijk apparaat dat betrokken is bij de advisering van bestuurders op deze drie terreinen bij te scholen c.q. te trainen?
Ja
3. Bent u bereid om meer aandacht te besteden aan het opbouwen en versterken van het meer historisch (beleids- en bestuurs) besef onder het ambtelijk apparaat om daarmee het verminderde historisch besef van de raad en het college te compenseren.
Ja
4. Bent u bereid om in de adviesnota afwijkende ambtelijke adviezen mede in het stuk te verwoorden?
Ja, bestuursadviezen zijn ambtelijke adviezen. Het is aannemelijk dat politiekbewuste ambtenaren in hun adviezen rekening houden met de opvattingen van het gemeentebestuur en - wanneer ze die niet volledig delen - onder 'kanttekeningen' aangeven welke argumenten wellicht een belangrijke rol bij de meningsvorming zouden moeten spelen.
---- --