ChristenUnie


Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn Winkeltijdenwet

Bijdrage Cynthia Ortega-Martijn Winkeltijdenwet

dinsdag 22 september 2009 15:30

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Wij hakken in ieder geval één knoop door en dat is zo snel mogelijk ervoor zorg dragen dat de wet gewoon per 1 januari volgend jaar wordt ingevoerd. Twee weken geleden werden wij verrast door het persbericht van het ministerie van Economische Zaken waarin werd aangekondigd dat de ingangsdatum voor de wijziging van de Winkeltijdenwet één jaar wordt verschoven. De reden voor dit uitstel was volgens het persbericht dat het voor ondernemers en werknemers onzekere tijden zijn en de minister de onzekerheid voor hen niet wil vergroten. Kort daarna bleek het verhaal genuanceerder te liggen. Toen wij de minister in het nieuws haar besluit hoorden toelichten, lag de nadruk op de eventuele problemen om de wetswijziging binnen korte tijd door te voeren. Dat is een iets ander argument. Wat is voor de minister leidend geweest bij haar voorstel om het uit te stellen? Inmiddels heeft de Kamer de nota naar aanleiding van het verslag ontvangen. De ChristenUnie hoopt binnenkort de inhoudelijke discussie tussen minister en Kamer in deze zaal te voeren. Vandaag staat wat mij betreft één vraag centraal: welke ingangsdatum van de wet nemen we als uitgangspunt? Graag krijg ik een reactie van de minister daarop. De ChristenUnie blijft in ieder geval streven naar het zo snel mogelijk invoeren van de wet.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Mevrouw Ortega vraagt toch -- zo ken ik haar niet -- naar de bekende weg. In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de minister het glashelder: "Tegelijkertijd merk ik dat het wetsvoorstel voor onzekerheid zorgt bij ondernemers en werknemers in toch al economisch zware tijden." Dat is voor haar een voorname reden om dit wetsvoorstel tijdelijk te "parkeren". Dat heeft mevrouw Ortega toch ook gelezen. Wat wil zij nog meer weten?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat heb ik inderdaad gelezen, maar in de media heeft de minister gezegd dat het te maken heeft met de termijn die nodig is voor de behandeling van het wetsvoorstel. Ik wil heel graag vandaag van de minister horen wat nu precies het argument is voor haar voorstel tot uitstel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Laat ik het dan anders stellen. De nota naar aanleiding van het verslag vervolgt: Deze zorgen en signalen neem ik serieus. Ik wil hun -- dat zijn de ondernemers -- dan ook in deze economisch moeilijke jaren de zekerheid geven dat er geen verandering zal plaatsvinden. Mijn vraag aan u is: neemt de ChristenUnie dit serieus, of is een prestigekwestie rond het coalitieakkoord belangrijker dan de zorgen van de kleine ondernemer?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Het is geen prestigekwestie. Het enige wat wij willen is dat de wet zo snel mogelijk wordt ingevoerd, juist om meer helderheid te geven. Over uw opmerking dat er sprake kan zijn van onrust et cetera zeg ik: bij de behandeling van het wetsvoorstel kunnen wij het hebben over een overgangstermijn, om gemeenten iets meer ruimte te geven. Dat zou voor ons wel bespreekbaar zijn.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Vanmorgen las ik in de krant dat de ChristenUnie zegt dat de invoering niet met een jaar mag worden uitgesteld, maar met maximaal een half jaar. Volgens de ChristenUnie is dan blijkbaar over een half jaar de crisis voorbij, evenals de zorgen van de ondernemers. Daarover wil ik helderheid hebben, want dat is op dit moment volstrekt onduidelijk.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Terecht. Op de een of andere manier is er sprake van een misverstand dat in de krant is terechtgekomen. De ChristenUnie wil in ieder geval dat er snel vaart achter wordt gezet, zodat het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk kan worden ingevoerd, en wel per 1 januari 2010. De ChristenUnie is ook een partij van de realiteit. Op het moment dat het ons in de Kamer niet lukt om het wetsvoorstel voor 1 januari ingevoerd te krijgen, tja...

De heer Van der Ham (D66): Dat was een heel mooi woord dat u gebruikte: de ChristenUnie heeft oog voor de realiteit. Welnu, de realiteit is dat het CPB heeft doorgerekend dat er 700 tot 2000 bannen op de tocht komen te staan als gevolg van het wetsvoorstel dat vooral u er doorheen gedrukt wilt krijgen. Wat gaat u tegen die 700 tot 2000 en misschien wel meer mensen zeggen die door uw wetsvoorstel hun baan verliezen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat is uw realiteit, de realiteit van de heer Van der Ham. Ik lees in de toelichting iets heel anders. Op een gegeven moment is er geen sprake meer van een bepaald effect. Degenen die op de een of andere manier hun baan verliezen, kunnen op een ander moment elders een baan krijgen. In die zin is wat u stelt niet correct.

De heer Van der Ham (D66): Misschien krijgen zij ooit wel weer een baan; dat zijn allemaal modellen. Er wordt echter gezegd: de onmiddellijke werkgelegenheidsconsequenties zijn 700 tot uiteindelijk 2000 banen. Dat is het effect van het wetsvoorstel dat u zo graag wilt, en dat in deze tijd. Wat gaat u tegen die mensen zeggen? Zelf verlies ik mijn baan er niet door, maar die mensen wel.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): U doet nu echt aan grootspraak, door in het land de mensen alsmaar te laten zien dat er sprake is van de teloorgang van werkgelegenheid. Dat is dus niet het geval! Wij hebben het nu over overtreding van de wet. Wat u wilt, is dat gemeenten die de wet hebben overtreden, dat gewoon kunnen blijven doen. Maar hoe kunnen wij dat verkopen aan de vele burgers die de wet overtreden en die wij wel aanpakken? Tijdens de overgangstermijn is er genoeg ruimte voor de mensen in de desbetreffende 20 gemeenten om op zoek te gaan naar andere werkgelegenheid, als zij zien dat hun baan op de tocht komt te staan.

De heer Van der Ham (D66): Ik concludeer dat u banen niet zo belangrijk vindt en dat u met een papieren argument komt om niet tot verruiming van de winkeltijden over te gaan. Wij zeggen juist: verruim de wet, zodat gemeenten zelf mogen uitmaken of zij hun ondernemers ruimte willen geven. U geeft geen antwoord op de vraag. Die 700 tot 2000 en mogelijk nog meer mensen die hun baan verliezen door de wetgeving die u zo graag wilt, hebt u niets te vertellen. U hebt hun geen enkel perspectief te bieden. Dat vind ik erg teleurstellend van de ChristenUnie.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Die mensen hebben alles te vertellen. Weet u wat teleurstellend is? Op het moment dat wij het ontslagrecht gaan versoepelen, komen de banen van die mensen echt op de tocht te staan!

De heer Elias (VVD): Toen twee weken geleden duidelijk werd dat eenzijdig coalitieafspraken met onder meer de ChristenUnie waren opgezegd, was uw fractievoorzitter, de heer Slob, heel erg boos. Nu hoor ik u meteen door de pomp gaan en zeggen: 1 juli volgend jaar is ook wel goed. Hoe moet ik dat rijmen?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Nee, u hoort mij echt niet zeggen dat 1 juli volgend jaar goed is. Ik zeg dat wij ons stinkende best gaan doen om ervoor te zorgen dat 1 januari 2010 haalbaar is. Dat heb ik gezegd en daar ga ik voor. Daarnaast heb ik gezegd dat wij, mocht de realiteit inderdaad anders zijn, hier in de Kamer bepalen wat onze agenda is. Ik ga mij er in ieder geval hard voor maken dat de Kamer de juiste prioriteiten gaat stellen, zodat wij dit kunnen invoeren per 1 januari 2010.

De heer Elias (VVD): Hebt u dan niet met terugwerkende kracht spijt van al die procedurevergaderingen van de Commissie voor Economische Zaken waarin deze kwestie iedere keer weer naar voren is geschoven? Dat gebeurde ook met uw steun. U kunt immers nu al zien aankomen dat er op deze wijze uiteindelijk helemaal niets terechtkomt.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Dat was niet met mijn steun. Op een gegeven moment is er inderdaad wat verwarring ontstaan in de samenleving. De mensen wilden weten hoe het gesteld is met de crisis et cetera. Dat heeft geresulteerd in een onderzoek. Wij hebben nu de resultaten van dat onderzoek en ik wil dan zeggen tegen de heer Elias: laten wij overgaan tot de orde van de dag.

De heer Elias (VVD): We zullen zien wat eruit komt.

De voorzitter: Mevrouw Ortega, de heer Van der Ham heeft nog een tweede vraag aan u.

De heer Van der Ham (D66): Ja, voorzitter. De heer Slob reageerde behoorlijk fel op de minister en zei: zo gaan wij niet met elkaar om in een coalitie. En nu is mevrouw Ortega ineens poeslief.

De voorzitter: Dat is precies de vraag die de heer Elias net gesteld heeft!

De heer Van der Ham (D66): Ja, maar het is toch ook opmerkelijk. Dan wil ik graag voortbouwend op de heer Elias ...

De voorzitter: Nee, niets ervan.

De heer Van der Ham (D66): Hoe is het verschil van toon?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Poeslief wil ik niet zeggen. Mensen die mij kennen, weten dat ik helemaal niet poeslief ben. Ik heb heel duidelijk aangegeven dat ik streef naar invoering per 1 januari volgend jaar. Ik denk dat de fractievoorzitter, de heer Slob, niets anders heeft gezegd dan dat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Ik ervaar dit toch als een soort dreiging aan het adres van het kabinet. Mevrouw Ortega komt nu met een paar bureaucratische argumenten waarom het misschien allemaal niet zou lukken, maar hoe principieel ligt dat voor haar? Als het niet 1 januari wordt, wat gaat zij dan doen? Dient zij dan een motie van wantrouwen in tegen het kabinet? Dat is geen populair middel, dat begrijp ik, maar wat is dan de consequentie? Dit is blaffen, maar u moet ook bijten. Dat kent u?

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): Voorzitter. Mevrouw Van Gent gebruikt weer grote woorden. Ik blaf niet, ik bijt niet, ik zeg gewoon dat dit per 1 januari ingevoerd gaat worden en dat ik mijn stinkende best ga doen binnen de Kamer om dat voorstel gedragen te krijgen en om dit gedaan te krijgen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Voorzitter. Dan moet mevrouw Ortega wel aangeven wat voor haar, behalve de bureaucratische rompslomp die wellicht een rol speelt, de criteria zijn dat de minister kan zeggen: het lukt mij niet tot 1 januari, ik heb de tijd nodig tot 1 juni, juli, augustus, september of oktober. Wat zijn voor mevrouw Ortega de overtuigende argumenten waarmee de minister kan komen om het later te maken dan 1 januari? Dat moet de minister weten, en wij ook.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie): De minister heeft niets meer te zeggen in dezen! De Kamer gaat over haar agenda en de Kamer gaat haar stinkende best doen om ervoor te zorgen dat de wet per 1 januari 2010 van kracht wordt.

Cynthia Ortega