Wageningen Universiteit en Researchcentrum

22 sep 2009

Onderdeel: LEI

Door de liberalisering van het Europese landbouwbeleid moet de agrarische sector gaan werken met minder voorspelbare prijzen. LEI Wageningen UR heeft deelgenomen aan een Europees onderzoeksproject om vast te stellen wat dit betekent voor het agrarisch inkomen in de Europese Unie.

Het blijkt dat inkomensschommelingen in de loop van de tijd toenemen. Ook zien we duidelijk verschillen tussen typen bedrijven en tussen lidstaten. Melkveehouders hebben lange tijd een stabieler inkomen gekend dan bijvoorbeeld varkenshouders. En het inkomen van Nederlandse akkerbouwers fluctueert meer dan van de Spaanse collegaâs.

Vanouds fluctueren de inkomens in de agrarische sector sterk van jaar tot jaar. Door klimatologische omstandigheden (droogte, waterschade, vorst en hagel) en het optreden van dier- en plantziekten kan de fysieke productie van het bedrijf in een jaar afwijken van een ânormaal beeldâ. Economische factoren zoals de opbrengstprijzen van producten en de kosten van inputs (diervoeders, energie etc.) kunnen daarnaast van jaar op jaar de inkomensmogelijkheden van een bedrijf drastisch veranderen.
Het onderzoek toont aan dat het belang van elk van deze factoren sterk verschilt per regio in Europa en ook per bedrijfstype. Zo hebben de prijzen van veevoeders veel meer invloed op het bedrijfsresultaat van varkens- en pluimveehouders, dan op het resultaat van rundveehouders. In de regel is de invloed van economische factoren groter dan van het weer en van ziekten en plagen.

Marge in Nederland gering
Dat de inkomensfluctuaties in de landbouw in de loop van de jaren toenemen heeft twee hoofdoorzaken. Ten eerste leidt de afbouw van het Europese markt- en prijsbeleid voor onder meer melk en graan tot grotere prijsschommelingen dan tot voor enige jaren geleden. Ten tweede heeft de toename van bedrijfsomvang en productiviteit tot gevolg dat de verschillen tussen de bedrijven toenemen. Terwijl een deel van de bedrijven wel toeneemt in omvang, blijft de omvang van veel andere bedrijven onveranderd. Bij een dalende inkomensmarge per eenheid product worden niet alleen de inkomensverschillen tussen bedrijven groter, maar ook de inkomensrisicoâs. De geringere inkomensmarge van de Nederlandse akkerbouw (door hoge kosten van grond (pacht) en lonen) in vergelijking met die in Spanje verklaart voor een belangrijk deel waarom het inkomen van de Nederlandse akkerbouwer sterker schommelt. Terwijl de gewasopbrengsten in Spanje doorgaans meer fluctueren door de droogte dan in Nederland, heeft de Nederlandse akkerbouwer door hogere kosten van onder meer afschrijvingen en betaalde rente en pacht te maken met forsere schommelingen in het inkomen.

Vuistregel niet optimaal
De Europese Unie heeft bij de herziening van het landbouwbeleid oog voor de risicoâs voor ondernemers in de land- en tuinbouw. Vaak wordt een vuistregel gehanteerd om vast te stellen of er een risico is opgetreden, bijvoorbeeld een productieverlies van minimaal 30%. Dit onderzoek maakt duidelijk dat een dergelijke maatstaf negatief uitpakt voor Nederlandse agrariërs. Een productieverlies van 30% leidt in veel zuidelijke landen niet direct tot negatieve inkomens. Echter in Nederland zijn er weinig bedrijven die bij een productieverlies van 30% nog een positief resultaat kunnen laten zien.

Onderzoeker
Hans Vrolijk
hans.vrolijk@wur.nl
Profiel

Persvoorlichter
Helene Stafleu
helene.stafleu@wur.nl
Profiel