Nivel
De wijkverpleegkundige maakt het verschil tussen consultatiebureaus
jeugdhulpverlening 22 september 2009 | De meeste ouders zijn te
spreken over het consultatiebureau en de schoolarts. De kwaliteit van
de dienstverlening blijkt bij de consultatiebureaus sterk afhankelijk
van de wijkverpleegkundige. Opmerkelijk minpunt is dat de
doorverwijzing niet altijd soepel verloopt.
Nederlandse babys en peuters krijgen regelmatig een oproep van het
consultatiebureau voor een preventief gezondheidsonderzoek. Zitten ze
eenmaal op school dan gaan kinderen hiervoor naar de schoolarts. Deze
komt langs in groep twee en groep zeven van de basisschool en in de
tweede klas van de middelbare school. Met subsidie van VWS en ZonMw
ontwikkelde het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de
gezondheidszorg) vier CQ-index vragenlijsten voor de
jeugdgezondheidszorg. Eén vragenlijst gericht op consultatiebureaus en
drie voor de verschillende preventieve onderzoeken door de schoolarts.
Voor de vragenlijst voor middelbare scholieren zijn alleen dertien- en
veertienjarigen geïnterviewd en in de lijst voor groep zeven is ook
een aantal vragen voor kinderen opgenomen, verder zijn alle vragen
gericht aan de ouders. Van alle vier de vragenlijsten zijn allereerst
de psychometrische eigenschappen getoetst: is de vragenlijst bruikbaar
en vraagt deze wel wat we willen weten?
Onderscheid
Van de vragenlijst voor consultatiebureaus is ook het discriminerend
vermogen beoordeeld. Dat wil zeggen: is met de vragenlijst een
onderscheid te maken tussen goede en minder goede consultatiebureaus?
De lijst blijkt vooral gevoelig op vragen die te maken hebben met de
wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige maakt het verschil. Niet
zozeer de arts en de assistenten of de accommodatie. Het totaaloordeel
over de consultatiebureaus en de bezoeken aan de schoolarts is
positief. Een minpunt dat eruit springt blijkt de doorverwijzing en
samenwerking met andere zorgverleners. Ouders hebben daar minder goede
ervaringen mee.
Tegenstrijdig
NIVEL-afdelingshoofd Jany Rademakers: De jeugdgezondheidszorg heeft
vooral een preventieve functie. Zolang het goed gaat en het kind
gezond is, ben je er prima op je plek. Maar als er echt iets aan de
hand is, worden kinderen niet altijd goed doorverwezen. Dan blijken
adviezen nog al eens tegenstrijdig of loopt de samenwerking tussen
consultatiebureau en andere zorgverleners niet soepel. Bij het
consultatiebureau werd één op de vier kinderen doorverwezen. Een derde
(31,8%) van de ouders van die kinderen was ontevreden over de
verwijzing. Mensen vinden een goede doorverwijzing en samenwerking
belangrijk, maar hebben er ook slechte ervaringen mee. Hier valt
kwaliteitswinst te behalen.
CQ-index
Met een CQ-index is de kwaliteit van zorg vanuit het perspectief van
patiënten of cliënten op een gestandaardiseerde manier in kaart te
brengen. Op allerlei terreinen binnen de gezondheidszorg worden
momenteel CQ-index vragenlijsten ontwikkeld. Want kwaliteit van zorg
betekent niet alleen dat de zorg voldoet aan regels en richtlijnen van
de overheid of de beroepsgroepen, maar ook dat rekening wordt gehouden
met de wensen en verwachtingen van patiënten, cliënten of hun
vertegenwoordigers. Het gaat bij dit CQI-onderzoek niet zozeer om het
meten van de tevredenheid, maar om wat cliënten belangrijk vinden en
wat hun ervaringen zijn met de zorg. De systematiek van de CQ-index is
ontwikkeld door het NIVEL, in samenwerking met de afdeling Sociale
Geneeskunde van het AMC, met subsidie van Agis, de Stichting Miletus
(een samenwerkingsverband van verzekeraars) en ZonMw.