Productschap Margarine, Vetten en Olien (MVO)
Redactieadres: Postbus 3095, 2280 GB Rijswijk ⢠Tel. 070
3195116 ⢠e-mail: info@mvo.nl ⢠www.mvo.nl
Nummer 18 ⢠17 september 2009
Rijksbegroting 2010
MVO Magazine heeft de Rijksbegroting 2010 doorgespit op voor onze
MVO-sector relevante onderwerpen. Voor dit themanummer is gebruik
gemaakt van begrotingen van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Economische Zaken
(EZ), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM),
Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking (BuZa/OS) en Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Rode lijn: 'Nederland koploper op het gebied van duurzaam en gezond
voedsel'
De Rijksbegroting biedt weinig nieuws. Het aangekondigde beleid voor
2010 is vooral een voortzetting van bestaand beleid. De belangrijkste
hoofdpunten in de gekozen beleidsrichtingen voor de MVO-sector zijn:
* ambitie dat Nederland in 2015 koploper is op het gebied van
duurzaam voedsel; MVO herkent zich in de voortrekkersrol van
Nederland maar onderstreept samen met LNV dat het Nederlandse
agrocluster sterk internationaal georiënteerd is en dat
internationale agendering van verduurzaming van groot belang is;
* overheid zegt toe meer ruimte te maken voor
exportkredietverzekeringen, voor onze sterk export georiënteerde
sector van groot belang;
* MVO is verheugd met de blijvende inzet van LNV en VROM om
aanpassing van de Europese regelgeving op het gebied van ggo's in
2010 te realiseren; in dit verband zal Nederland in november 2009
een Europees seminar organiseren;
* MVO steunt de inzet van de overheid om zich te blijven richten op
de verdere afbraak van concurrentieverstorende
handelsbelemmeringen, zoals exportheffingen, exportsteun en
importbarrières ('level playing field'), met oog voor aspecten
van duurzaamheid, mensenrechten en maatschappelijk verantwoord
ondernemen;
* concrete steun wordt door LNV uitgesproken voor de
Rondetafel-initiatieven voor palmolie en soja (RSPO en RTRS) waar
onze sector nauw bij betrokken is; helaas ontbreken harde
financiële toezeggingen in de begrotingen;
* VWS erkent het belang van zelfregulering en zal het bedrijfsleven
en lichamen zoals de Taskforce Verantwoorde Vetzuursamenstelling
betrekken bij de verwezenlijking van beleid gericht op het
realiseren van gezondere voeding;
* VWS steekt voor wat betreft de keus voor verduurzaming en
innovatie van voeding in op preventie via inschakeling van de
eerstelijns gezondheidszorg; dit sluit goed aan op het streven van
de in maart 2009 door MVO opgerichte Stuurgroep 'Kies Gezond Vet';
* het inzetten op smaaklessen op basisscholen; een initiatief dat
goed aansluit op de informatie die door het Voorlichtingsbureau
MVO aan scholen wordt verstrekt;
* het streven naar duidelijke en eenduidige duurzaamheidscriteria
voor biobrandstoffen en biomassa waarvoor internationaal draagvlak
bestaat;
* langjarige financiële zekerheid voor SDE-regeling op het gebied
van hernieuwbare energie;
* vernieuwde en extra aandacht voor voldoende arbeidskracht met een
zo hoog mogelijk opleidingsniveau; in dit kader worden
maatschappelijke stages gestimuleerd en worden extra middelen
beschikbaar gesteld voor EVC- en EVP-trajecten;
* de subsidie voor arbocatalogi loopt in 2010 af.
Bijgaand een overzicht van de belangrijkste plannen van het kabinet
voor 2010 die voor de MVO-sector van belang kunnen zijn:
* Verduurzaming en innovatie sleutel voor vitale agrosector
* Gezonde voeding: dankzij innovatieve levensmiddelen en
zelfregulering
* Voedselveiligheid: zwaardere verantwoordelijkheid voor
bedrijfsleven
* Handelspolitiek: Succesvolle afronding Doha Ronde dringend gewenst
* GGO-problematiek: hoog op de politieke agenda in 2009 en 2010
* Biobrandstoffen: Indirecte effecten onderdeel biobrandstoffendebat
* Bio-based economy: Eerste tender bioraffinagetrajecten
* SDE-regeling: meer financiële en langjarige zekerheid
* Overheidsbijdrage voor destructie per 2010 afgeschaft
* Tweede LAP wordt aangepast aan nieuwe EU-richtlijn afvalstoffen
* Agrologistiek: vervoersefficiëntie moet CO2-uitstoot reduceren
* Arbeid: meer aandacht voor aanbod en kwaliteit, 17 miljoen voor
EVC-/EVP-trajecten
* Subsidieregeling arbocatalogi loopt in 2010 af
* Duurzame plantaardige alternatieven voor vlees
Verduurzaming en innovatie sleutel voor vitale agrosector
De landbouw hoort bij de belangrijke sectoren van de Nederlandse
economie die kunnen bijdragen aan de economische groei. Volgens de
begroting van LNV zet minister Verburg in 2010 stevig in op nieuwe
technologieën die bijdragen aan duurzame productie in o.a. landbouw
en veehouderij. In totaal trekt de minister volgend jaar ruim 386
miljoen euro uit voor duurzame productie. Als het aan Verburg ligt,
wordt Nederland een gidsland op het gebied van duurzaam geproduceerd
voedsel. Het is een gemeenschappelijke uitdaging om te produceren èn
te consumeren op een manier die rekening houdt met toekomstige
generaties en de situatie in ontwikkelingslanden. Innovatie en
verduurzaming zijn de sleutel voor een vitale agro- en visserijsector.
Ook in 2010 wil LNV de sector op verschillende manieren ondersteunen
en stimuleren. Komend jaar komt ook de eerste "Staat van Voedsel" uit,
waarmee jaarlijks inzicht wordt gegeven in de ontwikkelingen rond
voedsel.
Het kabinet hecht veel belang aan duurzame ontwikkeling en de
verduurzaming van internationale productie- en handelsketens.
Duurzaamheidsvraagstukken in de context van handel worden aangeduid
als 'non trade'-concerns. De inzet van het handelsinstrumentarium ten
behoeve van deze concerns vergt maatwerk en dient in overeenstemming
te zijn met de WTO-verdragen.
Productie, consumptie en handel
Op 29 juni 2009 jl. heeft de minister van LNV de nota "Duurzaam
voedsel" aan de Tweede Kamer gestuurd. Deze nota heeft de ambitie dat
Nederland in 2015 koploper is op het gebied van duurzaam voedsel en
een voorbeeld is voor de internationale gemeenschap. Twee speerpunten
van beleid zijn dan ook het stimuleren van duurzame innovaties in het
Nederlandse agrofoodcomplex en internationale agendering en
beïnvloeding van deze thematiek.
Alleen consumenten informeren en bewustmaken is niet voldoende;
consumenten moeten door hun omgeving verleid worden goed eten te kopen
of anders gezegd, duurzaam te consumeren. Om dat te bewerkstelligen is
er voldoende herkenbaar aanbod nodig dat de keuze voor consumenten kan
vergemakkelijken. Een van de speerpunten van beleid is dan ook de
consument in staat stellen en verleiden tot duurzame
voedselconsumptie.
LNV streeft naar economisch internationaal concurrerende, sociaal
verantwoorde en milieuvriendelijke agroketens in, vanuit en naar
Nederland, en daarbij een blijvend toonaangevende internationale
positie van Nederland en het Nederlandse bedrijfsleven in de
internationale handel in duurzame agroproducten. Het accent ligt op
het waar nodig faciliteren en ondersteunen van initiatieven en
ontwikkelingen van met name de verwerkende industrie, transport,handel
en afzet. Verdere opschaling en mainstreaming van deze ketens,
waaronder soja, palmolie, koffie, cacao en hout, is in volle gang en
draagt bij aan het creëren van internationale handelsketens waarin
aandacht bestaat voor de economische, sociale en ecologische aspecten.
Hierbij wordt synergie gezocht met het door de minister van LNV mede
ondertekende Schokland-akkoord over verduurzaming van ketens en het
Initiatief voor Duurzame Handel (IDH). Als forum voor overleg en het
maken, monitoren en respecteren van internationale afspraken
functioneren met name de zogenaamde Rondetafels. LNV zal de
Rondetafels voor palmolie en soja krachtig blijven ondersteunen.
Doelstelling is om tot criteria te komen voor duurzame productie, die
ook als basis kunnen dienen voor certificering in de internationale
handel.
In 2010 zal LNV, gezamenlijk met een consortium van verwerkende
bedrijven en andere betrokken departementen, nieuwe initiatieven
ontwikkelen om de ontbossing ten gevolge van de aanleg van
palmolieplantages te stoppen. Onder andere door de opzet van
programma's om de productiviteit van bestaande plantages sterk te
vergroten, met name die van smallholders, en tevens door op mondiaal
niveau in te zetten op de verdere ontwikkeling van financiële
instrumenten voor duurzaam bosbeheer.
Verder wil LNV via onderzoek verkennen of er mogelijkheden zijn voor
alternatieven van soja als eiwitbron voor veevoer. Het kan dan gaan om
het ontwikkelen van alternatieve eiwitrijke gewassen en om meer
fundamentele innovaties, zoals het terugwinnen van eiwit uit
bijvoorbeeld mest.
Stimuleren innovatiekracht
LNV stimuleert de innovatiekracht van de agrosector. Doel in 2010 is
om bij minimaal 13 procent van de bedrijven in de agrosector
innovaties te doen plaatsvinden. Innovatieagenda's zijn een belangrijk
instrument om sturing te geven aan innovatie. Deze agenda's zijn
gericht op het versterken van de sectorale innovatiekracht, maar ook
op het stimuleren van innovaties op bepaalde thema's.
Sleutelbegrip bij innovatie is de verdere uitbouw van duurzaamheid en
economische concurrentiekracht. LNV faciliteert het agrobedrijfsleven
bij zijn innovatieve projecten middels subsidieregelingen. Daarnaast
wordt innovatie gestimuleerd via kennisontwikkeling en -verspreiding.
Platform Verduurzaming Voedsel
Gezamenlijk invulling geven aan het begrip verduurzaming in relatie
tot goed eten is daarom van belang, zowel voor producenten en
aanbieders van eten als voor consumenten. Daarom wil LNV ketenpartners
als branche-, consumenten- en maatschappelijke organisaties
bijeenbrengen in een platform. Het doel hiervan is het begrip
verduurzaming in relatie tot voedsel verder in te vullen, te beginnen
met dierenwelzijn. Geen eindeloze discussies om tot strakke criteria
te komen, maar meer een dialoog over welke principes leidinggevend
zijn en welke doelen we voor de langere termijn kunnen vaststellen.
Het streven is om binnen de op te stellen agenda doelstellingen op te
nemen, bijvoorbeeld meerjarige opschalingsplannen om het aanbod
duurzame producten te verhogen. Een belangrijk instrument in het
versnellen van verduurzaming is het ontwikkelen en opschalen van
tussensegmenten.
---
Gezonde voeding dankzij innovatieve levensmiddelen en
zelfregulering
Het kabinet wil een gezonde leefstijl met een dito voedingspatroon
stimuleren en mogelijk maken. Onderdeel van dit beleid is het
verbeteren van de productsamenstelling via zelfregulatie en het
monitoren van wat mensen eten. De overheid erkent hiermee duidelijk de
belangrijke rol die men ziet voor initiatieven zoals de Task Force
Verantwoorde Vetzuursamenstelling. Parallel hieraan zal de overheid
ook onderzoek laten doen naar innovatieve levensmiddelen die een
gezond eetpatroon mogelijk maken. De regering heeft hiervoor 45
miljoen euro uitgetrokken.
In de voedingsnota (2008) 'Gezonde voeding, van begin tot eind', zijn
de doelstellingen voor gezonde voeding beschreven. Via afspraken
tussen het bedrijfsleven onderling en tussen de overheid en het
bedrijfsleven wordt gewerkt aan productverbetering door gebruik van
gezondere vetten, minder zout, meer groente in levensmiddelen en
betere beschikbaarheid van groente en fruit, bijvoorbeeld via de Task
Force Verantwoorde Vetzuursamenstelling. Waar nodig ondersteunt het
kabinet de zelfregulering van de bedrijfstak.
De overheid houdt ook bij wat mensen eten. Dit gebeurt via zgn.
VoedselConsumptiePeilingen (VCP's), statusonderzoek en monitoring van
productsamenstelling (1,7 miljoen euro). Deze drie instrumenten worden
in samenhang jaarlijks met elkaar programmatisch gepland. Daarnaast
wordt onderzoek uitgevoerd naar innovatieve levensmiddelen die een
gezond voedingspatroon mogelijk maken in het Top Institute Food and
Nutrition, via het innovatieprogramma Food & Nutrition en via publiek
gefinancierd onderzoek bij het RIVM, TNO en Universiteit Wageningen.
Het monitoringprogramma van de Task Force Verantwoorde
Vetzuursamenstelling sluit wat dat betreft mooi aan op de
overheidsinitiatieven.
De overheid zal blijvend inzetten op smaaklessen op basisscholen. LNV
wil dat in 2010 op 2200 basisscholen smaaklessen worden gegeven, en in
2012 op 3000 basisscholen. Een initiatief dat goed aansluit op de
informatie die door het Voorlichtingsbureau MVO aan scholen wordt
verstrekt.
Doeltreffende preventieve programma's worden onderdeel van de
basistaken van de eerstelijnszorg, zoals huisartsen en
fysiotherapeuten. Een huisarts kan mensen stimuleren genoeg te bewegen
of gezond te eten. Ambitie is dat de patiënt verantwoordelijkheid
neemt voor zijn eigen gezondheid, bijvoorbeeld door gezonder te eten
en meer te bewegen. De inschakeling van de eerstelijnszorg sluit mooi
aan op het streven van de in maart 2009 door MVO opgerichte Stuurgroep
'Kies Gezond Vet'.
Door het voortzetten van de actieve Nederlandse inbreng op het gebied
van etikettering, claims en verrijking wordt bevorderd dat de
informatie over levensmiddelen helder is. Ook kunnen consumenten
hierdoor kiezen voor gezonde en veilige levensmiddelen, blijft
innovatie mogelijk en blijven de administratieve lasten beperkt.
up
---
Voedselveiligheid: zwaardere verantwoordelijkheid voor
bedrijfsleven
Producenten van voedsel, inclusief houders van dieren, zijn primair
verantwoordelijk voor de veiligheid en de kwaliteit van producten. Dit
stellen de ministers van LNV en VWS in hun begrotingen voor 2010. De
overheid vertrouwt erop dat voedselproducerende bedrijven hun normen
en voorwaarden voor veilige productie zodanig systematisch hebben
geborgd, dat zijzelf haar systeem van toezicht kan vernieuwen en
daardoor de komende jaren kan besparen op het budget van de Voedsel en
Waren Autoriteit. Een erkening dus van het belang van zelfregulering
door het bedrijfsleven.
De toepassing van dergelijke borgsystemen biedt volgens LNV goede
waarborgen voor de productie van veilige levensmiddelen. Het gebruik
maken van dergelijke systemen biedt de overheid de mogelijkheid om
vernieuwingen door te voeren in de wijze waarop toezicht en controle
wordt uitgeoefend in de keten van voedselproductie. De
verantwoordelijkheid van de overheid ligt hier vooral op het
vernieuwen van de toezichts- en controlesystematiek.
De overheid heeft verder een belangrijke taak in het borgen van
voedselveiligheid, bijvoorbeeld via normstelling op Europees en op
internationaal niveau via Codex Alimentarius. Doel daarbij is een
veilig en hoogwaardig voedselaanbod in Nederland. Het streven is om
het huidige niveau van bescherming te handhaven onder optimalisatie
van de instrumenten en regelingen die daartoe zijn ontwikkeld. Het
vertrouwen van consumenten in de veiligheid van hun voedsel dient mede
hierdoor de komende jaren te worden vergroot. Om dit te weten zal een
speciale indicator worden ontwikkeld.
Door het voortzetten van de actieve Nederlandse inbreng op het gebied
van etikettering, claims en verrijking wordt bevorderd dat de
informatie over levensmiddelen helder is, en consumenten kunnen kiezen
voor gezonde en veilige levensmiddelen, de administratieve lasten
beperkt blijven en innovatie mogelijk blijft. Wat de MRL's betreft, is
een van de aandachtspunten voor 2010 de Europese harmonisatie van
regelgeving voor enzymen en rookaroma's in levensmiddelen.
Consumentenplatform en Smaaklessen
Volgens VWS hebben burgers wel een eigen verantwoordelijkheid om zich
te beschermen tegen risico's die ze zelf kunnen beperken, zoals zorgen
voor een goede hygiëne bij de bereiding van levensmiddelen. Dit besef
dient al jong te worden bijgebracht en zal worden meegenomen in de
Smaaklessen. LNV wil dat in 2010 op 2200 basisscholen smaaklessen
worden gegeven, en in 2012 op 3000 basisscholen.
LNV zal een bijdrage leveren aan onderzoek naar risico's en kansen bij
nanotechnologie.
Controle en handhaving - nieuwe VWA in 2012
In 2010 wordt verder invulling gegeven aan de totstandkoming van een
divisie Dier vanuit een tijdelijke werkorganisatie, waarin de
werkzaamheden van de VWA op veterinair gebied en de daarbij behorende
ondersteuning al zijn samengevoegd. Laboratoria en bedrijfsvoering
worden gecentraliseerd om de kosten te verlagen. Tevens gaan VWA, AID
en PD in 2012 met elkaar fuseren in de nVWA (nieuwe Voedsel en Waren
Autoriteit). Het budget van de VWA, dit jaar nog 32 miljoen euro, is
voor 2010 vastgesteld op 17 miljoen euro en voor de jaren erna op 13
miljoen euro.
Digitale dienstverlening is een speerpunt voor LNV. Het digitaliseren
van aanvragen voor exportcertificering draagt bij aan een betere
kwaliteit, grotere efficiëntie en lagere kosten voor het
bedrijfsleven. LNV streeft ernaar het exportcertificeringsproces van
de nVWA volledig digitaal te laten verlopen. Deze doelstelling zal
vermoedelijk in 2011 zijn bereikt. Eind 2010 streeft LNV erna 80% van
de aanvragen voor exportcertificering digitaal te hebben afgewerkt. De
VWA wil zich op de lange termijn ontwikkelen naar een organisatie, die
zich grotendeels toelegt op tweedelijns toezicht en toezicht op
controle. Voorbeelden hiervan zijn systeemtoezicht Productveiligheid
en toezicht op controle diervoeders.
Klanttevredenheidsindicator
Via programmatisch handhaven vult LNV een risicogestuurde en
effectieve handhaving in, gericht op het bevorderen van
normconformgedrag bij bedrijven, particulieren en overheden. Deze
risicogestuurde handhaving krijgt vorm in handhavingarrangementen. In
deze handhavingarrangementen zijn afspraken vastgelegd over te behalen
doelstellingen, interventies en beschikbare budgetten. De
effectiviteit van de beïnvloeding van het nalevinggedrag wordt
namelijk mede bepaald door de manier waarop de gecontroleerde de
handhavingwijze ervaart. Om dit te onderzoeken heeft LNV een
klanttevredenheidsindicator ontwikkeld. Deze indicator wordt vanaf
2011 periodiek uitgevoerd.
up
---
Handelspolitiek: succesvolle afronding Doha Ronde dringend gewenst
Nederland zal zich in 2010 sterk blijven maken voor een open en
eerlijk handelsstelsel. In de EU bijvoorbeeld, maar ook in de G20 en
de WTO (World Trade Organisation). Daarom vindt Nederland het van
groot belang dat de Doha Ronde van de WTO spoedig tot resultaten zal
leiden. De urgentie van een snelle en succesvolle afronding van een
wereldhandelsakkoord in het kader van de Doha-ontwikkelingsronde in de
WTO is door de financiële crisis verder toegenomen.
Bij afronding van de Doha Ronde krijgen de ontwikkelingslanden
voldoende beleidsruimte om hun economische ontwikkeling ter hand te
nemen door voortgang op het gebied van:
* landbouw in alle drie pilaren van de ronde; afbouw van
exportsteun, vermindering van handelsverstorende binnenlandse
steun en verruiming van markttoegang.
* industrieproducten door ambitieuze verruiming van de markttoegang
voor producten uit ontwikkelingslanden in rijke landen en een
evenwichtige marktopening in ontwikkelingslanden.
* handelsfacilitatie met garanties voor financiële steun aan
ontwikkelingslanden die investeren in verbetering van de
afhandeling van hun grensverkeer.
* volledig vrije markttoegang voor alle producten van de minst
ontwikkelde landen (MOLs) tot alle OESO-landen en rijkere
ontwikkelingslanden.
Het kabinet vindt dat de resterende handelsverstorende elementen in
het gemeenschappelijke markt- en prijsbeleid op termijn kunnen worden
afgebouwd met oog voor een level-playing-field. Dit betreft onder meer
exportrestituties, die op basis van toezeggingen van de EU in de WTO
in 2013 zullen worden beëindigd, en onbeperkte interventieregelingen.
Wel blijft een publieke noodvoorziening nodig in geval van ernstige
marktverstoringen. Met minder handelsverstorende steun wordt ook recht
gedaan aan de belangen van ontwikkelingslanden.
Ook heeft het kabinet besloten meer ruimte te maken voor
exportkredietverzekeringen. Met name voor de agrarische sector, die
bijna 75 procent van haar productie exporteert, kan deze maatregel van
betekenis zijn.
APS
De recente kabinetsbrief "Handelsbeleid en vaste waarden in een
veranderende wereldorde" schetst de Nederlandse inzet op mensenrechten
en handelspolitiek voor de komende periode. In de brief is ingegaan op
strategische overwegingen van het buitenlands beleid, bijvoorbeeld op
het gebied van mensenrechten, en de mogelijkheden van de inzet van
handelsmaatregelen ter bevordering daarvan. Zo hecht Nederland aan de
stimulerende werking van het Algemeen Preferentieel Systeem (APS) van
de Europese Unie en zet ons land zich in voor een prudent toezicht op
de naleving van onder andere de mensenrechtencomponent. Eén van de
belangrijkste noties van de brief is dat, ook in een sterk
globaliserende wereld met nieuwe, opkomende spelers, handel en
mensenrechten elkaar kunnen versterken. Ook wordt aangegeven welke
beperkingen bestaan bij de inzet van handelsmaatregelen om andere,
meer politieke doelstellingen te verwezenlijken. Ook in 2010 zullen we
bij gebruik van handelssancties inzetten op sancties die
vertegenwoordigers van regimes treffen, maar de bevolking zoveel als
mogelijk ontzien. Ook zal Nederland zich blijven inzetten voor het
transparanter en simpeler maken van de preferentiële regels van
oorsprong, cruciaal voor de markttoegang en het 'level playing field'
van ontwikkelingslanden.
EPA's
Nederland streeft naar afronding van de EPA-onderhandelingen (Economic
Partnership Agreements) met de zgn. ACS-landen in Afrika en de Stille
Oceaan door vaststelling van WTO-conforme, ontwikkelingsvriendelijke
en regionale EPA's. De regering hoopt op snelle ratificatie door
Nederland van de eerste EPA's, te beginnen met de EPA tussen de EU en
Cariforum (samenwerkingsverband in het Caraïbisch gebied). Op
aandringen van Nederland wordt in de EPA-onderhandelingen - binnen de
regels van de WTO - maximale flexibiliteit geboden om de
ontwikkelingsdimensie van de akkoorden te bevorderen.
Bilaterale vrijhandelsakkoorden
Nederland streeft naar voortgang in de onderhandelingen over nieuwe
brede (handels)overeenkomsten tussen de EU enerzijds, en Rusland,
Oekraïne, Moldavië, India, ASEAN, de Andeslanden en Centraal-Amerika
anderzijds.
EU-uitbreiding
Voor wat betreft de toetreding van Turkije is Nederland van mening dat
wordt toegezien op een strikte naleving van het onderhandelingsmandaat
uit oktober 2005 ("doel van onderhandelingen is toetreding, doch de
onderhandelingen zijn een proces met een open einde waarvan de
uitkomst niet bij voorbaat is gegarandeerd") en de afspraken die in
2006 zijn gemaakt inzake het Ankara-protocol. Zo dient Turkije onder
meer de betrekkingen met Cyprus te normaliseren. Met betrekking tot
Kroatië stelt Nederland dat als dit land aan de voorwaarden voldoet
(ook wat betreft samenwerking met het Joegoslavië Tribunaal), de
toetredingsonderhandelingen in 2010 in de afrondende fase kunnen
belanden. Nederland verzet zich evenwel tegen het noemen van een
toetredingsdatum.
up
---
GGO-problematiek: hoog op de politieke agenda in 2009 en 2010
De toepassing van nieuwe technologieën, in het bijzonder
biotechnologie en genetisch gemodificeerde organismes (GGO's), zal in
2010 nadrukkelijk op de Nederlandse en Europese politieke agenda
staan. Eind 2009 zal het kabinet het Nederlandse rapport over de
sociaaleconomische aspecten van de toelating van GGO's bij de Europese
Commissie indienen. Voorafgaand hieraan zal het kabinet de Tweede
Kamer hierover in oktober 2009 informeren.
Een Taskforce van LNV en VROM is aan de slag om over het Nederlandse
voorstel voor aanpassing van de Europese regelgeving op het gebied van
teelt van GGO-gewassen besluitvorming in EU-verband te realiseren. In
dit verband zal de minister van LNV samen met de minister van VROM in
november 2009 een Europees seminar organiseren. Daarvoor zullen
behalve de lidstaten ook vertegenwoordigers van de bij deze
problematiek betrokken organisaties worden uitgenodigd. In dat kader
zullen ook nadrukkelijk de mogelijkheden tot breder onderzoek en
verdere ontwikkeling van bestaande technologieën, zoals veredeling,
worden betrokken. Aspecten van kwekersrecht en patentrecht komen
daarbij ook aan de orde. In de tweede helft van 2010 zal daarover
vervolgens op basis van een rapport van de Europese Commissie een
nadere discussie worden gevoerd.
up
---
Biobrandstoffen: indirecte effecten onderdeel debat
Het kabinet ziet het gebruik van duurzaam geproduceerde
biobrandstoffen als de belangrijkste bijdrage aan de doelstelling om
minimaal 10 procent hernieuwbare energie in de vervoersector te
realiseren in 2020. In 2010 zullen in samenwerking tussen VROM, LNV,
BuZa/OS en EZ de duurzaamheidscriteria uit de EU-richtlijn
Hernieuwbare Energie in Nederlandse regelgeving worden vastgelegd.
Biobrandstoffen leveren voor de vervoersector een belangrijke bijdrage
aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen. Maar
biobrandstoffen dienen behalve kosteneffectief ook duurzaam te zijn.
De CO2- balans moet positief uitslaan, de relatie met de
voedselvoorziening wordt hierbij nauwlettend bekeken en er mag geen
verlies aan biodiversiteit optreden, aldus het kabinet. Dat geldt voor
de hele levenscyclus van de brandstof.
Brandstofleveranciers moeten middels een certificeringrapport de
duurzaamheid van ingezette biobrandstoffen kunnen aantonen. Ook
krijgen bedrijven in Nederland vanaf 2010 een positieve stimulans tot
ontwikkeling en toepassing van biobrandstoffen van de tweede
generatie, die minder negatieve bijwerkingen kennen. Productie van en
handel in biobrandstoffen geschiedt op mondiale schaal. Voor Nederland
is daarom met name EU-beleid bepalend. Mondiale samenwerking is een
essentiële voorwaarde. Er is nog geen sprake van internationaal
draagvlak voor bindende afspraken over duurzaamheidscriteria. Het door
de G8 ingestelde Global Bio-Energy Partnership, waaraan Nederland
deelneemt, richt zich op vrijwillige afspraken. Tevens richt Nederland
zich op samenwerking met specifieke landen (zoals Maleisië,
Indonesië, Mozambique en Brazilië) om samen met het Nederlandse
bedrijfsleven duurzame biomassa uit die landen te kunnen importeren.
Het nationale doel is om voor het wegverkeer een verplicht verbruik
van 4% biobrandstoffen te realiseren, waarmee een reductie van 1,3
Mton CO2 in 2010 wordt bereikt. In Europees verband wil het kabinet
bereiken dat de indirecte effecten bij de beoordeling van de
duurzaamheid van biobrandstoffen worden betrokken. Het kabinet wil
komen tot internationale (vrijwillige) afspraken over duurzaamheid via
het Global Bio-Energy Partnership. Klik hier voor de nulversie.
Belangrijkste te realiseren prestaties in 2010:
* Het realiseren van de doelstelling van 4 procent biobrandstoffen
voor het wegverkeer door een verplichting dit percentage op de
markt te brengen;
* Eind 2010 rondt het kabinet de implementatie af van de
EU-richtlijn hernieuwbare energie voor biobrandstoffen in de Wet
Milieubeheer en uitvoeringsregelingen. Alle vloeibare
biobrandstoffen moeten vanaf 2011 voldoen aan de
duurzaamheidscriteria om te mogen meetellen als duurzame energie;
* Vooruitlopend op de implementatiedatum van de EU-richtlijn
hernieuwbare energie wordt in 2010 met de bedrijven gekomen tot
een certificatienorm voor onafhankelijke audits en wordt een
uitvoeringsorganisatie opgedragen om de door de certificeerders
aangeleverde informatie te verzamelen, controleren en
administreren en daarover te rapporteren;
* In het tweede kwartaal van 2010 zal het kabinet, op basis van een
advies van de Commissie Corbey, de doelstelling vaststellen voor
hernieuwbare energie in de vervoersector in 2020;
* Het kabinet wil de Europese Commissie bewegen om in 2010 met een
voorstel te komen om de indirecte verschuiving van landgebruik
voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de
duurzaamheidsbeoordeling;
* De in het kader van het Global Bio-Energy Partnership opgestelde
duurzaamheidscriteria worden geconcretiseerd door er indicatoren
aan te koppelen;
* Het Global Bio-Energy Partnership ontwikkelt in 2010 een
vrijwillig afwegingskader, voor nationaal gebruik, om de indirecte
effecten van biobrandstoffen vast te stellen.
up
---
Bio-based economy: eerste tender bioraffinagetrajecten
In 2010 worden de eerste bioraffinagetrajecten in het kader van het
Programma Groene Grondstoffen/Biobased economy via een tender gegund.
Aan de SER is door het kabinet advies gevraagd ten behoeve van de
Nederlandse inzet op de ontwikkeling van een bio-based economy. Het
advies wordt naar verwachting opgeleverd in het voorjaar van 2010. Dit
najaar wordt de eerste voortgangsbrief Biobased Economy aan de Tweede
Kamer verzonden.
De bio-based economy kan een bijdrage leveren aan duurzame
ontwikkeling. Zo kan door de inzet van duurzaam geproduceerde biomassa
de uitstoot van broeikasgassen worden verlaagd. Ook kan op termijn de
afhankelijkheid van fossiele grondstoffen worden verkleind. De
bio-based economy kan ook leiden tot nieuwe economische kansen.
Bioraffinage is een sleuteltechnologie waarbij biomassa wordt
gescheiden in verschillende fracties, die ieder afzonderlijk een
specifieke toepassing krijgen. Bioraffinage kan zo leiden tot duurzame
coproductie van voedsel, veevoer, energie, brandstof en chemicaliën
op een economisch gezonde basis met een minimale afvalproductie.
Nieuwe technieken op het gebied van bioraffinage zullen leiden tot
vervanging en verduurzaming van fossiele ketens.
Het kabinet zet verder 25 miljoen euro aan FES-middelen in voor het
onderzoeksprogramma "Towards Biosolar Cells". Het onderzoek richt zich
op een verhoogde efficiëntie van de omzetting van zonlicht in energie
en bouwstoffen voor planten en algen. Ook wordt een deel van het
programma ingezet voor de ontwikkeling van kunstmatige bladeren.
up
---
SDE-regeling: meer financiële en langjarige zekerheid
Er komt een ruimere en robuustere financiering van de
Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE) via een opslag op
het elektriciteitstarief. Dit meldt de begroting van het Ministerie
van Economische Zaken (EZ). Door deze financieringswijze is het
mogelijk investeerders langjarige zekerheid te geven. Het kabinet
streeft er nog altijd naar om in 2020 20 procent van de
energieproductie duurzaam te maken.
Het belangrijkste instrument dat EZ op dit terrein inzet is de SDE,
die investeerders in projecten voor hernieuwbare elektriciteit en gas
ondersteunt. De SDE wordt in januari 2010 voor de derde keer
opengesteld. Om een schone en zuinige energievoorziening voor de
toekomst veilig te stellen is in het aanvullend beleidsakkoord 'Werken
aan Toekomst' afgesproken dat de SDE in haar huidige vorm blijft
bestaan, maar dat zij straks wordt gefinancierd uit een opslag op het
elektriciteitstarief. Bij de uiteindelijke vormgeving zullen de
koopkrachteffecten en de budgettaire beheersbaarheid worden
meegewogen. De vrijvallende middelen op de EZ-begroting worden
aangewend voor lastenverlichting.
De Minister van EZ zal de Tweede Kamer vóór het einde van 2009
informeren over de vormgeving van deze nieuwe financieringswijze en de
consequenties daarvan. Daarbij blijft het huidige sturingsmechanisme
van de SDE gehandhaafd. Dit betekent budgettering door middel van
plafonds en handhaven van het gesloten-einde karakter van de SDE.
De SDE is de opvolger van de Regeling Milieukwaliteit
Elektriciteitsproductie (MEP). Ieder jaar wordt een subsidieplafond
opengesteld. Tot en met 2017 heeft nog met MEP gestimuleerde duurzame
elektriciteitsproductie plaats.
Meerjarenprogramma energie-efficiency afspraken (MJA 3)
De voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI), waartoe ook de
MVO-industrie wordt gerekend, neemt deel aan het in 2008 gesloten
convenant MJA 3. Het streven is om in 2020 een energie-efficiency van
30 procent ten opzichte van 2005 te realiseren (gemiddeld 2% per
jaar). Bedrijven schrijven zelf hun energiebesparingplan (EBP) en
geven hieraan uitvoering; de overheid ondersteunt hen hierbij via
kennisoverdracht, subsidieregelingen en fiscale faciliteiten, zoals de
energie-investeringsaftrek (EIA).
MJA 3 is een intensivering van MJA 2 waarbij het streven was om in
2012 ten opzichte van 2001 15% energie-efficiency te realiseren in de
VGI. Onderdeel van de nieuwe aanpak zijn de doorbraakinnovaties. Via
zogeheten "roadmaps" brengen een tiental sectoren de mogelijkheden
voor een forse verbetering van de energie-efficiëntie op de lange
termijn in kaart.
up
---
Overheidsbijdrage voor destructie per 2010 afgeschaft
Het Ministerie van LNV heeft met ingang van 2010 geen geld meer op
zijn begroting staan voor het deels financieren van het transport en
de verwerking van kadavers.
Voor deze zgn. overheidsbijdrage destructie-uitgaven werd in 2008 nog
12,53 miljoen euro uitgetrokken en dit jaar 14,62 miljoen euro. Vanaf
2010 is hiervoor geen post meer opgenomen, omdat LNV de kosten
volledig ten laste van het bedrijfsleven brengt. Naar verwachting
zullen de geraamde destructie-uitgaven voor 2009 overigens iets lager
zijn dan begroot; hiermee wordt de generieke blokkade in 2009
ingevuld.
up
---
Tweede LAP wordt aangepast aan nieuwe EU-richtlijn afvalstoffen
De nieuwe Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen wordt in 2010 in de
Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd. Hierdoor verandert
in december 2010 de status van enkele afvalverbrandingsinstallaties
van 'inrichting voor verwijdering' in 'inrichting voor nuttige
toepassing'.
In de tweede helft van 2010 wordt het tweede Landelijk
afvalbeheersplan (LAP) aangepast, zodat gelijk met de implementatie
van de nieuwe Kaderrichtlijn in december 2010 het geldende LAP actueel
is.
Begin 2010 treedt verder de aangepaste regeling Europese Verordening
Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) in werking. De regeling is aangepast
op de onderdelen borgstelling en vooraf goedgekeurde inrichting. Ook
treedt het gewijzigde Besluit melden in werking. Het besluit is
geëvalueerd met alle betrokkenen en het gewijzigde besluit vermindert
de administratieve lasten.
up
---
Agrologistiek: vervoersefficiëntie moet CO2-uitstoot reduceren
Via het Platform Agrologistiek stimuleert LNV een duurzame,
innoverende en vervoersefficiënte agrologistiek met als doel het
verbeteren van de kwaliteit van product en milieu. Het ministerie
werkt samen met andere overheden en bedrijfsleven aan de uitvoering
van het Actieplan Agrologistiek.
LNV geeft samen met het bedrijfsleven en andere overheden in het
Platform Agrologistiek invulling aan het Actieplan Opschaling
Agrologistiek (2008-2011); LNV heeft hierbij vooral een stimulerende
en faciliterende rol. Het Actieplan richt zich op: hHet breder
uitdragen van kennis en effecten; het betrekken van meer partijen; het
initiëren en stimuleren van structurele veranderingen in het
agro-logistieke proces en het inschakelen en uitbouwen van een
internationaal netwerk. Met de ingezette lijn zijn naar schatting 14
miljoen wegkilometers te besparen tot en met 2010. Dit staat gelijk
aan een reductie van 12000 ton CO2-uitstoot.
up
---
Arbeid: meer aandacht voor aanbod en kwaliteit; 17 miljoen voor
EVC-/EVP-trajecten
SZW wil stimuleren dat werknemers voor wie ontslag dreigt of die
daadwerkelijk ontslagen worden, en die niet over een zgn.
startkwalificatie beschikken, een EVC-certificaat (Erkenning Verworven
Competenties) kunnen behalen dan wel een EVP (Ervaringsprofiel) kunnen
laten opstellen. Voor EVC en EVP trekt het kabinet in 2010 25 miljoen
euro uit, 17 miljoen euro meer dan dit jaar.
Het stimuleren van EVC- en EVP-trajecten past in het streven om het
aandeel werknemers ion de beroepsbevolking met een zgn.
startkwalificatie in 2010 boven de 80 procent te krijgen. Een
startkwalificatie (MBO-2 of havo-vwo) is het minimale onderwijsniveau
dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk. Met behulp van het
EVC-certificaat kunnen werkzoekenden een nieuwe werkgever makkelijker
laten zien wat zij kunnen. Werkgevers dienen 50% van de kosten van de
EVC-trajecten te betalen.
Om de mobiliteit, ook tussen verschillende sectoren, te bevorderen en
de inzetbaarheid van medewerkers te vergroten heeft het kabinet verder
een omscholingsbonus ingesteld. Werkgevers kunnen een subsidie van 50%
van de scholingskosten (tot maximaal ⬠2500) krijgen als zij een met
ontslag bedreigde werknemer omscholen. Voor de omscholingsbonus is dit
jaar maximaal 19 miljoen euro en in 2010 41 miljoen euro beschikbaar.
Vanwege de economische crisis kunnen ook werkgevers die een elders met
ontslag bedreigde werknemer aannemen èn scholen een tegemoetkoming in
de kosten ontvangen.
De hierboven genoemde tijdelijke maatregelen zijn er op gericht om
werkloosheid te voorkomen door werknemers via (om)scholing van werk
naar werk te begeleiden en werknemers die essentieel zijn voor het
herstellend vermogen van het bedrijf te behouden.
LNV zet daarnaast in op voldoende arbeidskracht voor de agrosectoren
met een zo hoog mogelijk opleidingsniveau. Mede in dat kader wordt de
totstandkoming van maatschappelijke stages gestimuleerd.
up
---
Subsidieregeling arbocatalogi loopt in 2010 af
De regering heeft als een van haar doelstellingen te bevorderen dat
werkgevers en werknemers in bedrijven, branches en sectoren een
effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid
voeren. Een van de hulpmiddelen voor de sectorale stroomlijning van
arbo-afspraken is de zgn. arbocatalogus. De Subsidieregeling
Totstandkoming Arbocatalogi (STA) loopt in 2010 echter af.
Het is in het belang van zowel werkgevers als werknemers dat in
bedrijven een effectief en efficiënt arbeidsomstandigheden- en
verzuimbeleid wordt gevoerd. Werkgevers zien zich dan minder
geconfronteerd met verzuim en werknemers kunnen gezond en langer aan
het arbeidsproces deelnemen. Met de herziene Arbeidsomstandighedenwet,
die sinds 1 januari 2007 van kracht is, hebben werkgevers en
werknemers de ruimte gekregen om, binnen de wettelijke begrenzing,
arbeidsomstandigheden en verzuimbeleid af te stemmen op de eigen
onderneming (maatwerk). Dit verhoogt het draagvlak voor het
arbeidsomstandigheden- en verzuimbeleid binnen de onderneming en maakt
het kostenefficiënter. De Arbeidstijdenwet legt eveneens een grote
verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemers. Door middel van het
handhavingsbeleid van SZW wordt de naleving van de
Arbeidsomstandighedenwet en de Arbeidstijdenwet bevorderd.
De STA was een tijdelijke subsidieregeling ter ondersteuning van het
opstellen van afspraken tussen sociale partners over de invulling van
de eigen arbeidsomstandigheden (de arbocatalogi). Het percentage
werknemers dat onder de werking van een arbocatalogus valt, is in 2009
fors toegenomen ten opzichte van de realisatie in 2008. Deze toename
wordt veroorzaakt doordat het opstellen van arbocatalogi in 2007 en
2008 is gestart en dat een groot aantal daarvan dit jaar is dan wel
wordt afgerond.
De werkwijze van de Arbeidsinspectie wijzigt zodra de beleidsregels
van de Arbowetgeving in 2010 worden ingetrokken. Bij deze nieuwe
werkwijze (sectoraanpak) wordt uitgegaan van handhaving op basis van
arbocatalogi, samenwerking met de partners die bij de nieuwe
Arbowetgeving een grote verantwoordelijkheid hebben gekregen, zoals
brancheorganisaties, en wordt de visie op vernieuwend toezicht van de
gezamenlijk rijksinspecties volledig geïmplementeerd. Deze aanpak
wordt thans uitgewerkt en zal leiden tot een andere instrumentenmix
dan tot heden gebruikt is.
up
---
Duurzame plantaardige alternatieven voor vlees
Het Ministerie van LNV wil innovaties van het aanbod van duurzame
plantaardige alternatieven voor dierlijke producten stimuleren. Het
gaat dan om verbetering van het aanbod van gangbare vleesvervangers en
om producten op basis van bijvoorbeeld algen, insecten en wellicht
kunstvlees. Daarnaast worden haalbaarheidsstudies en onderzoek naar
nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim gesteund.
Het interdepartementale programma "duurzame voedselsystemen" (LNV,
VROM en OS) geeft uitvoering aan het Kabinetsthema "Biodiversiteit,
Voedsel en Vlees" en richt zich op de Nederlandse bijdrage aan wat de
regering ziet als een van de belangrijkste duurzaamheiduitdagingen van
het mondiale voedselsysteem, het zgn. 'eiwitvraagstuk'. In de komende
decennia neemt de wereldbevolking toe en verschuift het voedselpatroon
van plantaardige naar dierlijke eiwitten. Daarmee neemt de druk op het
mondiale ecosysteem toe.
Voor het ondersteunen van het onderzoek naar plantaardige
vleesvervangers is in het Programma Innovaties Eiwitketens (PIEK)
vooralsnog 6 miljoen euro beschikbaar gesteld.
LNV is verder trekker van het Programma duurzame voedselsystemen, VROM
en OS zijn medeverantwoordelijk. Acties uit dit programma zijn onder
meer: een dialoog met stakeholders die moet leiden tot een gedeelde
visie op en strategie voor dit eiwitvraagstuk, een gerichte
internationale agendering van het vraagstuk bij de FAO en de EU vanuit
een brede coalitie, het inzetten van moderne media om burgers te
betrekken bij de dialoog en hen te stimuleren tot een duurzamere
eiwitconsumptie en het stimuleren van innovaties in de keten gericht
op de ontwikkeling van duurzame alternatieven voor dierlijke eiwitten.
Daarnaast wordt een kennisagenda ontwikkeld door middel van gericht
onderzoek en wordt gewerkt aan het versterken van de (inter)nationale
kennisnetwerken.
Voor de implementatie van het markt- en consumentenspoor van de nota
Dierenwelzijn en het convenant Marktontwikkeling verduurzaming
dierlijke producten ondersteunt LNV haalbaarheidsstudies en onderzoek
naar nieuwe vleesproducten met een onderscheidende welzijnsclaim. Het
initiatief hiervoor ligt bij ketenpartijen, maatschappelijke
organisaties en de veehouderijsectoren.
up