Vrije Universiteit Amsterdam

Behandeling van zaadbalkanker en Hodgkin lymfoom


* Startdatum: 18-09-2009


* Tijd: 13.45


* Locatie: Aula


* Titel: Behandeling van zaadbalkanker en Hodgkin lymfoomLate adverse effects of treatment for testicular cancer of Hodgkin's lymphoma


* Plaats: Aula


* Spreker: A.W. van den Belt-Dusebout


* Promotor: prof.dr.ir. F.E. van Leeuwen prof.dr. J.A. Gietema


* Onderdeel: VU medisch centrum


* Wetenschapsgebied: Medisch


* Evenementtype: Promotie

Het risico op een tweede tumor of hart- en vaatziekten na bestraling of chemotherapie voor zaadbalkanker is 1,8 keer hoger dan na chirurgie en vergelijkbaar met het risico van roken. Het risico op hart- en vaatziekten is verhoogd na chemotherapie en het risico op tweede tumoren is groter na bestraling. Het risico op leukemie na chemotherapie is niet significant groter. Dit zijn enkele van de uitkomsten uit het promotieonderzoek van Sandra van den Belt.

Zaadbalkanker en Hodgkin lymfoom zijn zeldzame, voornamelijk bij jongvolwassenen optredende vormen van kanker, met een goede prognose. Van den Belt onderzocht 2707 patiënten met zaadbalkanker en 1486 patiënten met Hodgkin lymfoom, die behandeld waren in de periode 1965-1996 en gemiddeld bijna 20 jaar zijn gevolgd. Zij bekeek het risico op een tweede tumor of hart- en vaatziekten na bestraling en/of chemotherapie.

Hodgkin lymfoom-overlevenden hebben drie tot vijfmaal zoveel kans op hart- en vaatziekten dan de algemene bevolking. De eerste tien jaar na de diagnose was Hodgkin lymfoom de belangrijkste doodsoorzaak, maar na 20 jaar was de sterfte aan Hodgkin lymfoom verwaarloosbaar. Vanaf tien jaar na behandeling voor Hodgkin lymfoom was het risico om aan tweede tumoren en hart- en vaatziekten te overlijden verhoogd en nam toe tot een vijf keer hoger risico vergeleken met de algemene bevolking na 30 jaar. Vooral jonge patiënten hadden een verhoogd sterfterisico aan tweede tumoren of hart- en vaatziekten, maar deze risico's leken af te nemen met het ouder worden.

In de toekomst worden lagere risico's verwacht, omdat steeds minder patiënten bestraald zijn, met lagere doses en kleinere bestralingsvelden. Ook hebben tegenwoordige cytostatica minder bijwerkingen. Van den Belt eindigt met adviezen voor artsen van overlevenden en aanbevelingen voor nader onderzoek.


© Copyright Vrije Universiteit Amsterdam