17 09 09 - Wetenschappelijk onderzoek: 'Schrappen verbod godslastering
onwenselijk'
Het afschaffen van het verbod op smalende godslastering is een
verkeerd signaal, zo volgt uit wetenschappelijk onderzoek naar de
validiteit van argumenten voor schrappen. Het onderzoek concludeert
dat revitalisering van het verbod noodzakelijk is voor een adequate
bescherming van godsdienstige gevoelens.
Afschaffing van het wetsartikel over godslastering (147 Sr.) is niet
wenselijk. De auteur toont aan dat geen van de argumenten die in
parlementair debat en literatuur gebruikt worden, steekhoudend zijn.
Reactie op belangrijke argumenten voor afschaffing
· Smalende godslastering is (te) moeilijk te bewijzen en daardoor
verworden tot een dode letter;
Nu is een verdachte alleen strafbaar wanneer die expliciet erkent dat
hij met zijn uitlatingen bewust de bedoeling had om de godsdienstige
gevoelens van gelovigen te krenken. Volgens de auteur is deze uitleg
hoogst ongebruikelijk én inconsequent: voor de andere artikelen die
handelen over godslastering geldt dat de bedoeling van de verdachte
wordt beoordeeld aan de hand van meer objectieve maatstaven. Verder
kan het als gevolg van bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen
noodzakelijk zijn om een slapende bepaling wakker te schudden. Met het
dode letter argument wordt ook miskend dat van het wettelijk verbod
een preventieve werking kan uitgaan en het een normstellende functie
kan hebben.
· Het wetsartikel is strijdig met het concept scheiding van kerk en
staat;
Dat is niet het geval, omdat het Nederlandse model van scheiding
tussen kerk en staat gekenmerkt wordt door een Living Apart Together
(LAT)-relatie tussen kerk en staat. Kerk en staat vervullen
verschillende ambten. Tegelijkertijd kunnen religie en politiek goed
samengaan zonder dat de overheid een voorkeur uitspreekt voor bepaalde
levensbeschouwelijke of godsdienstige ideeën.
· Het wetsartikel biedt gelovigen een onterechte extra bescherming;
Wie deze stelling poneert, verliest uit het oog dat het geloof in een
persoonlijke God geheel iets anders is dan het hebben van bepaalde
levensbeschouwelijke opvattingen. Bovendien gaan voorstanders van
afschaffing voorbij aan het feit dat geloof iets anders is dan een
mening. Geloof raakt je identiteit. En: hoe kan men zich beklagen over
rechtsongelijkheid met betrekking tot gevoelens die men zelf niet
heeft? Wel lijkt er sprake te zijn van (rechts)ongelijkheid wanneer
art. 147 Sr. alleen gereserveerd wordt voor bescherming van
christelijke gevoelens.
Maatschappelijk debat over religie verhardt
Uit een omvangrijk WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en
Documentatiecentrum Min. van Justitie)-onderzoeksrapport uit 2007
blijkt overigens dat niet zozeer de vrijheid van meningsuiting als wel
de vrijheid van godsdienst onder druk staat en dat het
maatschappelijke debat over religie verhardt.
Revitalisering noodzakelijk
De scriptieauteur stelt dit in acht nemend dat de tijd rijp is voor
een meer adequate bepaling die gelovigen in hun godsdienstige
gevoelens beschermt wanneer hun God op een zeer grievende wijze wordt
gelasterd.Hij signaleert dat het publieke debat niet altijd een open
uitwisseling van ideeën en opvattingen meer is, maar beheerst lijkt te
worden door groepen of individuen die hun intolerante, antireligieuze
opvattingen proberen op te dringen. Hoewel het ingrijpen door middel
van het strafrecht niet kan worden gezien als medicijn tegen alle
kwalen, kan het wel als uiterste redmiddel fungeren.
Concreet voorstel
De onderzoeksconclusies monden uit in het volgende concrete voorstel.
Instandhouding van het verbod op smalende godslastering is wenselijk,
maar niet voldoende. Revitalisering is noodzakelijk voor een adequate
bescherming van godsdienstige gevoelens. De auteur pleit voor een
nieuwe redactie van art. 147 Sr.: een minder zwaar opzetvereiste, een
hogere strafmaat en een bredere bescherming, in die zin dat ook andere
dan christelijk-godsdienstige gevoelens onder het artikel beschermd
worden. Het moet dan gaan om gelovigen die een (monotheïstische)
godsdienst aanhangen, waarin een duidelijk Opperwezen bestaat.
---
---