antwoorden op Kamervragen
Transportkilometers en vervoer van groene grondstoffen
16 september 2009 - kamerstuk
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 16 september 2009
Betreft Kamervragen over transportkilometers en vervoer van groene
grondstoffen
Geachte Voorzitter,
Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer stuur ik u de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD)
over transportkilometers en vervoer van groene grondstoffen.
1
Is uw inzet om te komen tot minder transportkilometers en vervoer van groene
grondstoffen, zoals die blijkt uit uw persbericht van 7 augustus 2009 ook gericht
op het verminderen van de import van veevoer uit derde landen waaronder landen
in Zuid-Amerika? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u een
substantiële vermindering van het aantal transportkilometers in deze zin
realiseren?
De SBIR-tenders waar het persbericht naar verwijst, zijn gericht op agrologistiek
en biobased economy. Projectvoorstellen die zich richten op vermindering van
transport van veevoer uit derde landen naar Nederland, zijn niet uitgesloten van
indiening. Er zal een selectie plaatsvinden van meest kansrijke voorstellen. Of de
uiteindelijk gehonoreerde projecten zich richten op veevoer uit derde landen hangt
af van de ingediende voorstellen en de selectie. Het is niet nu al vast te stellen
hoeveel transportkilometers er bespaard zullen worden. Dit hangt af van het
succes van de innovatie.
2
Is uw inzet ter zake ook gericht op het vervangen van sojabestanddelen in
veevoer door hoogwaardige eiwitten die in de eigen regio geteeld worden zoals
tarwe en lupine? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
3
Is uw inzet om te komen tot efficiëntere bedrijfsprocessen ook rechtsreeks gericht
op het vervangen van inefficiënt geproduceerde dierlijke eiwitten door efficiënt
geproduceerde plantaardige eiwitten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze
en in welke mate?
De bovengenoemde SBIR-tenders zijn niet specifiek gericht op dierlijke eiwitten of
op in eigen regio geteelde tarwe en lupine. Bedrijven met voorstellen op het
gebied van eiwitten kunnen die indienen bij de SBIR 'Innovatieve en nieuwe
eiwitten op het menu' (zie verder antwoord op vraag 4). Voor mijn inzet op
duurzame eiwitten, verwijs ik u verder naar de uitvoeringsagenda Duurzame
Veehouderij en de Beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen die ik onlangs naar
de Kamer heb gestuurd.
4
Deelt u de mening dat er bij het komen tot een biobased economy vooral sprake
is van symptoombestrijding wanneer de aard en omvang van de huidige productie
van dierlijke eiwitten niet substantieel ter discussie wordt gesteld? Zo ja, op welke
termijn en wijze wilt u de eiwittransitie tot belangrijke pijler maken van het
streven naar een biobased economy en bent u met mij van mening dat deze
onontkoombaar ook zal moeten leiden tot een plantaardiger en diervriendelijker
samenleving? Zo nee, waarom niet?
De verduurzaming van dierlijke eiwitten is wel degelijk een beleidsprioriteit. Zie
ook mijn antwoord op vraag 3. Tegelijkertijd stimuleer ik ook de ontwikkeling van
vervangende eiwitten.
In de Beleidsagenda Duurzame voedselsystemen die ik onlangs met collega's
Koenders en Cramer naar de Kamer heb gestuurd, is één van de centrale ambities
het stimuleren van innovaties, die het aanbod van plantaardige producten,
vleesvervangers en producten op basis van bijvoorbeeld algen, schimmels en
insecten te verrijken. Om dit in gang te zetten, heb ik binnen het Programma
Innovaties in Eiwitketens (PIEK) onlangs de SBIR-tender 'Innovatieve en nieuwe
eiwitten op het menu' opengesteld.
5
Kent u het bericht 'Biobrandstoffen ongeschikt voor auto's'1 waarin professor
Reijnders zich kritisch uitlaat over de biobased economy voor zover die zich
beperkt tot het vervangen van fossiele brandstoffen door biobrandstoffen? Hoe
ziet u zijn oordeel in relatie tot uw initiatief?
Ik ben van mening dat biomassa niet alleen ingezet moet worden voor biobrandstoffen.
Door gebruik van bioraffinage-technologie kan biomassa efficiënt
gescheiden worden in voedsel, chemicaliën, materialen en biobrandstoffen/
energie. Bij voorkeur dienen reststromen ingezet te worden voor nietvoedseltoepassingen.
Om die reden is een van de twee tenders gericht op
bijvoorbeeld toepassing van reststromen in de biobased economy.
1 1 Trouw, 6 augustus 2009
http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article2832511.ece/_Biobrandstoffen_ongeschikt_voor_aut
o_s_.html
Bij het beoordelen van de voorstellen van de bedrijven zal gekeken worden in
welke mate de voorstellen aansluiten bij de visie op de biobased economy. Inzet
op hoogwaardige toepassingen (en dus niet uitsluitend op biobrandstoffen) zal
daarbij mede bepalend zijn.
Professor Reijnders geeft aan dat de biobrandstoffenproductie ten koste kan gaan
van de lokale biodiversiteit. Ik ben het met hem eens dat er in dat geval geen
sprake is van duurzaamheid. Met de nieuwe EU-richtlijn hernieuwbare energie
wordt hiertegen een voorziening getroffen zodat dergelijke biobrandstoffen in de
praktijk niet in Europa ingezet zullen worden. Het is ook zeker niet zo dat het
kabinetsbeleid zich beperkt tot het vervangen van fossiele brandstoffen door
biobrandstoffen. Een weloverwogen en stapsgewijze toename van het aandeel
duurzame biobrandstoffen is onderdeel van een veelomvattender verkeer- en
vervoerbeleid. In het artikel wordt ook de concurrentie met voedsel genoemd. Ook
voor dit complexe aspect is een voorziening in de genoemde richtlijn opgenomen
die erop gericht is de feiten op tafel te krijgen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit