Nieuws
KNMI doet mee aan de Beagle-reis
15 september 2009 - Afgelopen zondag is de clipper 'Stad Amsterdam'
voor een eenjarige reis op de sporen van Charles Darwin vertrokken.
Bij deze door de VPRO georganiseerde reis is ook het KNMI betrokken.
Tot de lading van de 'Stad Amsterdam' behoren drie Argo-floats. In de
eerste tv-aflevering over de reis was te zien hoe ze door de NIO
Z-medewerker Kees Veth aan boord gebracht werden.
De Argo-floats meten geheel zelfstandig temperatuur (T) en zoutgehalte
(S) van de oceaan en worden door het KNMI, in samenwerking met
instituten uit vele andere landen, gebruikt om de toestand van de
oceanen te monitoren.
Temperatuur en zoutgehalte zijn de twee belangrijkste parameters die
de toestand van de oceaan beschrijven. Samen bepalen ze de dichtheid
van het water (hoe warmer, hoe lichter en hoe zouter, hoe zwaarder) en
daarme de druk. Net zoals de hoge en lagedrukgebieden in de atmosfeer,
bepalen drukverschillen de stromingen in de oceaan en daarmee het
transport van warmte. Verder bepaalt de dichtheid de zeehoogte, iets
wat voor het laag liggende Nederland van bijzonder belang is.
De 'Stad Amsterdam' heeft drie Argo-floats aan bord, eentje voor elke
oceaan (Atlantic, Pacific, Indic). De eerste float zal binnenkort de
zee ingaan. Zijn meetgegevens kunnen dan het hele jaar door tijdens de
regelmatige tv-uitzendingen gevolgd worden. Uiteraard zullen de
metingen ook via de KNMI-website te volgen zijn, net zoals die van de
31 andere "KNMI-floats". (Zie onder Verder lezen.)
In tegenstelling tot de snelheid van het water zijn T en S relatief
makkelijk te meten. Echter, de zee is groot en diep, er zijn maar
weinig schepen, en scheepstijd is duur. Metingen van T en S zijn
daarom schaars. De Argo-floats (soms ook boeien of profilers genoemd)
bieden hier een uitkomst. Het zijn zelfstandig opererende
instrumenten. Ze zijn relatief goedkoop (± 12.000 euro per stuk),
makkelijk de zee in te krijgen (overboord gooien) en ze gaan zo'n drie
á vier jaar mee. In die tijd meten ze om de tien dagen een profiel van
T en S tussen het oppervlak en een diepte van 2 km.
Hun cyclus van 10 dagen ziet er als volgt uit: Vanuit het oppervlak
gaan ze naar een diepte van 1 km. Hier "parkeren" ze, ver weg van
scheepsschroeven en vissersnetten, voor ongeveer 9 dagen. Vervolgens
duiken ze naar 2 km. Van daar uit beginnen ze hun 7 uur durende reis
omhoog. Tijdens het opstijgen meten ze op ca. 70 vooringestelde
dieptes T en S. Aan het oppervlak aangekomen seinen ze de meetgegevens
via satelliet door naar een ontvangststation en verder naar een
datacentrum. Het doorseinen duurt ongeveer een halve dag. De cyclus is
nu compleet, en de profiler gaat weer terug naar zijn veilige
parkeerdiepte.
Eerste uitgave: 15-09-09
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut