Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De BAMA bekostiging
Deel 1: de samenvatting
een objectivering van het feitencomplex rond de overgang van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs naar Bachelor- en Masterdiploma's.

Uitgebracht aan: OCW & VSNU
R. v.d. Meer / H. Levie

s-Gravenhage
Auteur(s): Prof.dr. A.N.A.M. Boons, Drs. D.C.G. Westra van Holthe Reviewer: Prof.dr. W.J. Scheper
Kenmerk: 3112249810
Datum: 22 mei 2009





Samenvatting BAMA bekostiging
De invoering van de BAMA structuur in het bekostigingsjaar 2003 heeft ertoe geleid dat de Rijksbijdrage aan de universiteiten onderhevig werd aan additionele volatiliteit doordat tijdelijk extra bachelor diplomas voor bekostiging in aanmerking komen Dit is het gevolg van de invoering van de BAMA structuur in combinatie met gedeeltelijk output afhankelijke financiering. De betrokken partijen ­ OCW en VSNU ­ hebben dit effect voorzien en hebben in 2001 een compensatie regeling aan de bekostiging toegevoegd1 die ertoe moest leiden dat een budgetneutrale oplossing voor deze tijdelijke beweeglijkheid zou ontstaan. Deze compensatie regeling werd geacht te corrigeren voor het tijdstip van invoering van de BAMA structuur en voor het profiel ervan (i.c. de lengte van de master).
Het uitgangspunt van de compensatie regeling is dat het voordeel van het tijdelijk uitreiken van additionele bachelor getuigschriften in een later stadium werd gecompenseerd door het bijdragen aan het voordeel van een andere universiteit die op een later moment besluit tot invoering van de BAMA structuur. Of andersom zoals in de onderstaande afbeelding 1.

Afbeelding 1 De opzet van het compensatie mechanisme Deze compenserende werking leidt ertoe dat het totaal van de nadelen, in de tijd gemeten, gelijk is aan de cumulatieve voordelen. Dit betekent ook dat op enig moment het saldo van de genoten voor- en nadelen (in bovenstaande afbeelding in 2010: A + B) gelijk is aan het nog te verwachten saldo (in bovenstaande afbeelding: C). Gaandeweg de periode 2003 -2009 ontstond bij de universiteiten het idee dat deze compensatie regeling niet heel nauwkeurig werkte en ook bijeffecten heeft. In november 2008 hebben OCW en VSNU gezamenlijk aan Deloitte Consulting de opdracht


1 Het besluit van 15 september 2003 tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW.





gegeven van de volgende strekking:
Onderzoek de oorzaken van de bekostigingsverschillen die opgetreden zijn naar aanleiding van de invoering van de BAMA en geef daarbij aan of de compensatie daarvoor budgetneutraal is verlopen c.q. zal verlopen als de huidige regeling van kracht blijft.
In Deel 2 van dit rapport wordt verslag gedaan van ons onderzoek. In het kort komen daaruit de volgende conclusies naar voren:
De compensatie regeling, zoals overeengekomen met de VSNU en vastgelegd in het bekostigingsbesluit van september 2003, is door OCW accuraat uitgevoerd.
De compensatie regeling, zoals deze concreet is uitgewerkt, komt tot een budgetneutrale oplossing van de invoering van de BAMA structuur voor zover de verhouding waarin de universiteiten gewogen diplomas aanbieden gelijk blijft aan die van 2002 (ijkmoment). Uitgedrukt in de terminologie van de bovenstaande afbeelding 1: als de getuigschriftverhouding tussen de universiteiten in de tijd verandert dan +B C Allerlei factoren ­ groei, verandering in uitval, verblijfsduur, studierendement, instroom en doorstroom (zie afbeelding 2) ­ waarin universiteiten onderling verschillen leiden ertoe dat per jaar en over de gehele periode 2003 ­ 20102 (bekostigingsjaren) de onderlinge gradenverhouding uiteen gaat lopen Dit leidt niet alleen tot bedoelde bekostigingseffecten, maar door de werking van de compensatie regeling ook tot niet voorziene effecten.

Afbeelding 2 Schematisch overzicht van de problematiek


2 De gebruikte financiële gegevens over 2009 en 2010 en de aantallen getuigschriften over 2010 hebben een voorlopig karakter.





In het onderzoek is getracht om het individuele effect van een groot aantal factoren op de bekostiging en de compensatie regeling per instelling te kwantificeren om tot een gewenste correctie op de compensatie te kunnen komen. Dit is niet gelukt doordat de daarvoor vereiste data niet voldoende aansluiten bij de bekostigingsparameters en omdat de datareeksen te kort en te wisselvallig zijn.
Uit de analyse van de invoeringsproblematiek en het gekozen compensatie mechanisme, aangevuld met een simulatie van de werking van de bekostigingssystematiek is gebleken dat budgetneutraliteit niet bereikt is, en ook in de toekomst niet bereikt zal worden.
Vervolgens is besloten tot een andere methodologie: het per instelling kwantificeren van het totale verschil tussen de werkelijk genoten bekostiging (zie onderstaande afbeelding 3: scenario A2) en de bekostiging die verkregen zou zijn als de verhoudingen uit het ijkjaar gehandhaafd zouden zijn (scenario A4). Uit dit `totale verschil' is vervolgens het deel bepaald dat betrekking heeft op de invoering van de BAMA structuur. Het resterende verschil is dan het gevolg van allerlei andere factoren en ­ doordat de financiering op een verdeelmodel berust ­ van andere actoren.

Afbeelding 3 Overzicht van de aanpak

Dit heeft geleid tot het volgende resultaat:

Totaal verschil Bama effect Effect overige factoren (verschil A2-A4) (verschil A2-A3) (verschil A3-A4) iden
Le (26) (15) (12) Utrecht (9) 11 (20) Groningen 10 15 (5) Rotterdam 22 (9) 31 Maastricht 89 25 64 UvA (73) (23) (50) Delft (57) (37) (20) Enschede (28) (8) (20) Eindhoven 4 5 (2) VU 21 (5) 26 Tilburg 81 41 40 Nijmegen (32) (0) (32) Totaal (0) (0) (0) Tabel 1A :et bekostigingseffect in onderdelen ( mln ) voor de periode 2003 ­ 2010 Toelichting: Als de verhouding tussen de universiteiten (uitgedrukt in gewogen getuigschriften) vanaf 2002 stabiel gebleven was, dan zou de EUR een cumulatieve bekostiging hebben genoten die 22 mln lager lag dan de werkelijke bekostiging. Dit verschil wordt voor 31 mln veroorzaakt door allerlei factoren behalve de invoering van de B M en voor - 9 mln door de invoering van de B M want als de B M niet was ingevoerd had de bekostiging van de EUR 9 mln hoger geweest





Na nader overleg is besloten om het hiervoor in tabel 1A gepresenteerde BAMA-effect (middelste kolom) nog een slag verder te analyseren naar een zuiver BAMA-effect (het effect op de instellingsbekostiging van de administratieve bachelor diplomas) en een zogenaamd WIG-effect (het effect op de instellingsbekostiging dat het gevolg is van overschrijdingen van het gegeven macro budget door andere oorzaken dan de administratieve bachelor diplomas) Deze nadere uitsplitsing ziet er als volgt uit

Compensatie Reallocatie effect residu Totaal (BAMA effect) administratieve BAMA bult overschrijding macro budget (WIG) Leiden 5 (20) (15) Utrecht (6) 16 11 Groningen 7 8 15 Rotterdam 3 (12) (9) Maastricht (4) 29 25 UvA 3 (26) (23) Delft (7) (30) (37) Enschede (8) 0 (8) Eindhoven (1) 7 5 VU 5 (10) (5) Tilburg 6 35 41 Nijmegen (3) 3 (0) Tabel 1B Het BAMA effect nader gespecificeerd.
Vervolgens is gekeken naar de omvang van de zogenaamde WIG: het verschil tussen de werkelijke bekostiging (in afbeelding 3: A2) en de bekostiging die zou zijn verkregen indien de vaste diplomaprijs voor de gehele periode van 2003 tot en met 2010 zou zijn vertaald in een stijging van het macro kader (in afbeelding 3: C2). Daaruit is het volgende resultaat naar voren gekomen:

Totaal (verschil A2-C2) iden
Le 51 9 Utrecht 101 2 Groningen 72 5 Rotterdam 44 1 Maastricht 43 7 UvA 77 5 Delft 76 4 Enschede 33 5 Eindhoven 35 1 VU 59 6 Tilburg 18 8 Nijmegen 58 8 Totaal 673 1 Tabel 2 De W=G ( mln )
Uitgangspunten
Met betrekking tot de financiële gegevens over de bekostigingsjaren 2009 en 2010 en de aantallen getuigschriften over 2010 geldt dat gebruik is gemaakt van voorlopige cijfers; Er is niet expliciet rekening gehouden met toekomstige effecten op de bekostiging van huidige stuwmeren of gevolgen van een zachte knip tussen bachelor en masterfase
Ten aanzien van de vertaling naar ongedeelde getuigschriften is wel rekening gehouden met instroom van studenten met een bachelordiploma uit het HBO en vanuit een buitenlandse (EU) universiteit, maar niet met de doorstroom van studenten binnen de Nederlandse universiteiten.





Tenslotte
Afsluitend kan gesteld worden dat de keuze voor een compenserende regelgeving begrijpelijk is uit het oogpunt van de wens om te komen tot stabilisering van de universiteitsfinanciering, maar de uitwerking ervan in de context van de bekostigingsstructuur is achteraf vrijwel niet meer traceerbaar. Het is aan te bevelen bij toekomstige regelgeving vooraf een gedegen risico-analyse te laten uitvoeren om te voorkomen dat de regelgeving haar vooropgezette doel mist.

Utrecht, 17 april 2009
Prof.dr. A.N.A.M. Boons
Drs. D.C.G. Westra van Holthe





De BAMA bekostiging
Deel 2: het onderzoeksverslag
een objectivering van het feitencomplex rond de overgang van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs naar Bachelor- en Masterdiploma's.

Uitgebracht aan: OCW & VSNU
R. v.d. Meer / H. Levie

s-Gravenhage
Auteur(s): Prof.dr. A.N.A.M. Boons, Drs. D.C.G. Westra van Holthe Reviewer: Prof.dr. W.J. Scheper Kenmerk: 3112249810
Datum: 22 mei 2009





Inhoud
Samenvatting BAMA bekostiging 2 Uitgangspunten 5 Tenslotte 6
1. Samenvatting 10
2. Overgang naar de BAMA 12
2.1 Aanleiding 12
2.2 De opdracht en de aanpak 13
2.2.1 De opdracht 13 2.2.2 De aanpak: de graden problematiek 14 2.2.3 De aanpak: de financieringsproblematiek 15
3. De problematiek nader bekeken 17
3.1 Inleiding 17 3.2 Verkenning van de situatie: de BAMA bult en de compensatie 17 3.3 Conclusie 21
4. Analyse van de werkelijkheid: volume aspecten 22
4.1 Inleiding 22 4.2 Ontwikkeling in de verhouding van graden 22 4.3 Tussentijdse evaluatie 24 4.4 Werkelijke aantallen getuigschriften 25 4.5 De ongedeelde wereld 26 4.6 De wereld van 2002 30 4.7 Samenvattend 32
5. Analyse van de werkelijkheid: financieringsaspecten 33
5.1 Het financieringsmodel 33 5.2 Scenario's 34 5.3 Bepaling van de WIG 37 5.4 Samenvatting 39
6. Conclusie 40 Bijlage 1 Aanvullingen op de oorspronkelijke bekostiging 42 Bijlage 2: Simulatie van de invloed van de inherente factoren 43 Factor 1: groei 44 Factor 2: studieduur 46 Factor 3: uitval 49





Bijlage 3 Volume gegevens 53 Bijlage 4 Beschrijving van de werking van het financiële model 54 Inleiding 54 Opbouw en werking model 54 Scenario's 56 Bepaling van de WIG 56 Gebruikte gegevens 56 Bijlage 5 Beschrijving van de WIG bij gelijkblijvend macro kader 57 Bijlage 6 Overzicht van de analyse 58




BAMA bekostiging pagina 10 van 58


1. Samenvatting
De invoering van de BAMA structuur in het bekostigingsjaar 2003 heeft ertoe geleid dat de Rijksbijdrage aan de universiteiten onderhevig werd aan additionele volatiliteit doordat tijdelijk extra bachelor diplomas voor bekostiging in aanmerking kwamen. Dit is het gevolg van de invoering van de BAMA structuur in combinatie met gedeeltelijk output afhankelijke financiering. De betrokken partijen ­ OCW en VSNU ­ hebben dit effect voorzien en hebben in 2001 een compensatie regeling aan de bekostiging toegevoegd3 die ertoe moest leiden dat een budgetneutrale oplossing voor deze tijdelijke beweeglijkheid zou ontstaan. Deze compensatie regeling werd geacht te corrigeren voor het tijdstip van invoering van de BAMA structuur en voor het profiel ervan (i.c. de lengte van de master). Gaandeweg de periode 2003 -2009 ontstond bij de universiteiten het idee dat deze compensatie regeling niet heel nauwkeurig werkte en ook bijeffecten heeft. In november 2008 hebben OCW en VSNU gezamenlijk aan Deloitte Consulting de opdracht gegeven van de volgende strekking: Onderzoek de oorzaken van de bekostigingsverschillen die opgetreden zijn naar aanleiding van de invoering van de BAMA en geef daarbij aan of de compensatie daarvoor budgetneutraal is verlopen c.q. zal verlopen als de huidige regeling van kracht blijft. In het voorliggende rapport wordt verslag gedaan van ons onderzoek. In het kort komen daaruit de volgende conclusies naar voren: De compensatie regeling, zoals deze concreet is uitgewerkt, komt tot een budgetneutrale oplossing van de invoering van de BAMA structuur voor zover de verhouding waarin de universiteiten gewogen diplomas aanbieden gelijk blijft aan die van 2002 (ijkmoment) De compensatie regeling, zoals vastgelegd in het bekostigingsbesluit van september 2003, is door OCW accuraat uitgevoerd. Allerlei factoren ­ groei, verandering in uitval, verblijfsduur, studierendement, instroom en doorstroom ­ waarin universiteiten onderling verschillen leiden ertoe dat per jaar en over de gehele periode 2003 ­ 20104 (bekostigingsjaren) de onderlinge gradenverhouding uiteen gaat lopen Dit leidt niet alleen tot bedoelde bekostigingseffecten, maar door de werking van de compensatie regeling ook tot onbedoelde effecten. In het onderzoek is getracht om het individuele effect van een groot aantal factoren op de bekostiging en de compensatie regeling per instelling te kwantificeren om tot een gewenste correctie op de compensatie te kunnen komen. Dit is niet gelukt doordat de daarvoor vereiste data niet voldoende aansloten bij de bekostigingsparameters en omdat de datareeksen te kort en te wisselvallig waren. Uit de analyse van de invoeringsproblematiek en het gekozen compensatie mechanisme, aangevuld met een simulatie van de werking van de bekostigingssystematiek is gebleken dat budgetneutraliteit ook niet bereikbaar is in de toekomst. Vervolgens is besloten tot een andere methodologie: het per instelling kwantificeren van het totale verschil tussen de werkelijk genoten bekostiging en de bekostiging die verkregen zou zijn als de verhoudingen uit het ijkjaar gehandhaafd zouden zijn Uit dit totale verschil is vervolgens het deel bepaald dat betrekking heeft op de invoering van de BAMA structuur. Het resterende verschil is dan

3 Het besluit van 15 september 2003 tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW. 4 De gebruikte financiële gegevens over 2009 en 2010 en de aantallen getuigschriften over 2010 hebben een voorlopig karakter.




BAMA bekostiging pagina 11 van 58

het gevolg van allerlei andere factoren en ­ doordat de financiering op een verdeelmodel berust ­ van andere actoren.
Dit heeft geleid tot het volgende resultaat:

Totaal verschil Bama effect Effect overige factoren iden
Le (26) (15) (12) Utrecht (9) 11 (20) Groningen 10 15 (5) Rotterdam 22 (9) 31 Maastricht 89 25 64 UvA (73) (23) (50) Delft (57) (37) (20) Enschede (28) (8) (20) Eindhoven 4 5 (2) VU 21 (5) 26 Tilburg 81 41 40 Nijmegen (32) (0) (32) Totaal (0) (0) (0) Tabel 1 :et bekostigingseffect in onderdelen ( mln incl afrondingsverschillen) voor de periode 2003 ­ 2010

Vervolgens is gekeken naar de omvang van de zogenaamde WIG: het verschil tussen de werkelijke bekostiging en de bekostiging die zou zijn verkregen indien de vaste diplomaprijs voor de gehele periode van 2003 tot en met 2010 zou zijn vertaald in een stijging van het macro kader. Daaruit is het volgende resultaat naar voren gekomen:

Totaal iden
Le 51 9 Utrecht 101 2 Groningen 72 5 Rotterdam 44 1 Maastricht 43 7 UvA 77 5 Delft 76 4 Enschede 33 5 Eindhoven 35 1 VU 59 6 Tilburg 18 8 Nijmegen 58 8 Totaal 673 1 Tabel 2 De W=G ( mln )

Utrecht, 17 april 2009
Prof.dr. A.N.A.M. Boons
Drs. D.C.G. Westra van Holthe




BAMA bekostiging pagina 12 van 58


2. Overgang naar de BAMA
2.1 Aanleiding
Met ingang van het begrotingsjaar 2003 is de diploma-afhankelijke bekostiging van universiteiten gewijzigd door de bachelor getuigschriften afzonderlijk te bekostigen. Hiermee werd beoogd om belemmeringen voor de invoering van de BAMA structuur in het financiële vlak weg te nemen en de flexibiliteit in leerwegen beter te faciliteren5 =n de overgangsperiode ontstaat een zogenaamde B M - bult doordat wel bachelor getuigschriften worden uitgereikt en bekostigd en nog geen master getuigschriften, terwijl de stroom van getuigschriften voor de ongedeelde opleiding nog doorloopt. Dit geeft een tijdelijke piek in het aantal bekostigde getuigschriften, terwijl het aantal studenten of de onderwijsinspanningen daardoor niet beïnvloed worden. Een gevolg van deze BAMA bult is dat de universiteit die overstapt op de BAMA structuur in de overgangsperiode meer (bachelor)diplomas voor bekostiging kan aanmelden dan de onderwijsinspanningen rechtvaardigen. Een ander gevolg is dat de bekostiging van de andere universiteiten ook wordt beïnvloed door deze beslissing doordat het ministerie van OCW een vast(gesteld) bedrag beschikbaar stelt dat over universiteiten moet worden verdeeld op basis van het relatieve aantal getuigschriften. Om de gevolgen van deze piekbekostiging op te vangen is een regeling overeengekomen tussen OCW en VSNU (8 november 2001) waarin, op basis van verdeelsleutels een budget neutrale compensatie per instelling zou moeten worden verkregen. Op basis van deze compensatieregeling hebben de instellingen in de periode vanaf 2003 een deel van de rijksbijdrage ontvangen. Doordat tal van andere ontwikkelingen en beslissingen de uiteindelijke rijksbijdrage per instelling beïnvloeden, is het zicht op de budgetneutraliteit van de overgangsregeling vertroebeld. In concreto betreft het hier budgetneutraliteit in de betekenis van compensatie voor verschillen in profiel van opleidingen en verschillen in invoeringssnelheid van de BAMA structuur tussen universiteiten. De betreffende compensatieregeling is uiteengezet in de Nota van Toelichting op het Bekostigingsbesluit van 15 september 2003.

5 Zie §1.2 van de Nota van Toelichting van het besluit van 15 september 2003 tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW.




BAMA bekostiging pagina 13 van 58

2.2 De opdracht en de aanpak
2.2.1 De opdracht
Het doel van de opdracht is om op een objectieve wijze vast te stellen in welke mate de overgang van een ongedeelde structuur naar de BAMA structuur op instellingsniveau budgettair neutraal is verlopen. Deze analyse wordt door verschillende factoren belemmerd, omdat allerlei andere ontwikkelingen dan het invoeringsmoment van de BAMA en het profiel van de opleidingen (= lengte van de master fase) ook invloed hebben op de bekostiging. Daarbij kan gedacht worden aan de relatieve groei van het aantal eerstejaars studenten, de mate waarin de mobiliteit van de studenten verandert na introductie van de BAMA structuur, de veranderingen in verblijfsduur en studierendement en de ontwikkeling in het macro budget.
De effecten van al deze ontwikkelingen en beslissingen op de rijksbijdrage aan de instellingen lopen in de betrokken periode van 2003 ­ 2010 (bekostigingsjaren6) door elkaar heen en versterken en dempen elkaar. Bovendien is er geen volledige consensus omtrent de ontwikkelingen en beslissingen waarvan de gevolgen door de compensatie regeling moeten worden opgevangen. Voor de start van de compensatieregeling heeft de VSNU al een onderscheid gemaakt in zogenaamde structurele dynamiek verschillen en overgangsdynamiek7, waarin onder de structurele dynamiek wordt verstaan de effecten van de wijziging in de bekostigingssystematiek die gewenst zijn (als voorbeelden worden genoemd: de opsplitsing van Bachelor en Master en de herkoppeling van onderwijs en onderzoek). De overgangsdynamiek heeft betrekking op effecten van de wijziging op de bekostiging die tijdelijk zijn en veelal ongewenst8. Deze indeling is essentieel voor de ontvlechting achteraf omdat het bekostigingseffect van de factoren die de overgangsdynamiek veroorzaken in beginsel budgetneutraal moeten worden opgelost, terwijl de bekostigingseffecten van de structurele dynamiek buiten de compensatie moeten vallen. De invloed van de factoren die het aantal bekostigde getuigschriften bepalen ­ aangenomen dat die factoren individueel benoembaar, definieerbaar en meetbaar gemaakt zouden kunnen worden - raakt onderling verweven doordat de financiering grotendeels een verdeelmodel is. Als universiteit A bijvoorbeeld de gemiddelde verblijfsduur van studenten verkort door stimulerende maatregelen, dan stijgt het aantal getuigschriften op korte termijn. Daardoor wordt ook de bekostiging van de andere universiteiten geraakt. Om de vraag naar de budgetneutraliteit in dit voorbeeld vervolgens op een objectieve manier te kunnen beantwoorden dienen de volgende vragen beantwoord te kunnen worden: In hoeverre is de verandering van de verblijfsduur een (structureel of een overgangs)effect van de invoering van de BAMA structuur? Is de invloed van de verandering van de verblijfsduur op het aantal bekostigde getuigschriften eenduidig bepaalbaar in aantal en periode?


6 Tenzij anders vermeld is in dit rapport sprake van bekostigingsjaren dat wil zeggen de begrotingsperiode waarvoor de werkelijke parameters van 2 jaar eerder worden gebruikt.

7 Bekostigingsaspecten van de invoering van de Bachelor-Master structuur, VSNU AB 137.060, oktober 2001.
8 Ook de nota van Toelichting op het bekostigingsbesluit van 15 september 2003 spreekt in §1 2 van onbedoelde reallocatie van middelen tussen universiteiten




BAMA bekostiging pagina 14 van 58

Als beide bovenstaande vragen een antwoord vinden dan betekent dit vervolgens dat per factor per universiteit de invloed berekend moet worden, waarbij de invloed van alle overige factoren voor elke andere universteit constant gehouden moet worden (ceteris paribus).

Gaandeweg het project is duidelijk geworden dat er geen eenduidige consensus bestaat met betrekking tot de factoren die als gewenst / structureel of ongewenst / overgangsdynamiek te bestempelen zijn. Bovendien is gebleken dat de concrete cijfers die beschikbaar zijn gekomen niet bruikbaar zijn voor deze analyse omdat ze onderling niet aansluiten en doordat de relatief korte verzamelingsperiode te korte tijdreeksen oplevert om op een betrouwbare wijze de invloed van de factoren te kunnen schatten. 2.2.2 De aanpak: de graden problematiek
Op globaal niveau hebben wij de volgende aanpak gevolgd. Uitgaande van de prestatie gegevens van de universiteiten die gedurende de periode 2003 ­ 2010 zijn gebruikt voor de bepaling van de rijksbijdragen worden drie berekeningen gemaakt. In de eerste berekening wordt de rijksbijdrage per instelling berekend zoals die volgt uit het bekostigingsbesluit van de WHW, inclusief de compensatie regeling. Deze bedragen sluiten aan bij de bedragen die de universiteiten in de betrokken jaren hebben ontvangen als rijksbijdrage9. In de tweede berekening wordt de bekostiging opnieuw bepaald in het geval dat de BAMA structuur niet zou zijn ingevoerd. In concreto betekent dit dat er vanuit is gegaan dat alleen getuigschriften van ongedeelde opleidingen voor bekostiging zijn aangemeld. Dit aantal is bepaald door het aantal ongedeelde en het aantal master getuigschriften per jaar en per universiteit te sommeren De master getuigschriften krijgen dan de weging van het ongedeelde getuigschrift, dat wil zeggen inclusief de bekostiging van het achterliggende bachelor getuigschrift. De vergelijking tussen deze twee bedragen per instelling per bekostigingsjaar geeft een beeld van het bruto effect dat de invoering van de BAMA structuur op de bekostiging per instelling heeft gehad omdat


9 Met opzet wordt hier gesproken van aansluiten omdat een aantal additionele bekostigingsbesluiten die in de loop van de betrokken periode zijn toegevoegd aan de bekostiging zijn geëlimineerd om de analyse zuiver te houden. Deze posten worden genoemd in Bijlage 1.




BAMA bekostiging pagina 15 van 58

door deze exercitie de facto de extra bachelor getuigschriften (de B M bult) buiten de bekostiging vallen.
Dit bruto effect is echter beïnvloed door allerlei ontwikkelingen en beslissingen: de groei van het aantal studenten en getuigschriften, de keuzen ten aanzien van de invoering van de BAMA structuur (geleidelijk versus onmiddellijk) en alle overige factoren die het aantal getuigschriften beïnvloeden. Door middel van een derde berekening wordt getracht de invloed van de andere factoren dan groei en invoering van de BAMA in totaal (dus niet afzonderlijk) te kwantificeren. Daartoe wordt teruggegrepen op de bedoeling van de compensatie regeling. De compensatie regeling heeft tot doel om de bekostiging te corrigeren voor (1) het profiel van de opleiding (i.c. de lengte van de master) omdat dit een effect heeft op de omvang en de duur van de bekostiging en (2) op het invoeringsmoment. Om de compensatie vorm te geven is afgesproken om uit te gaan van de gewogen verhoudingen in getuigschriften tussen de universiteiten in 2002. Op dat moment werden er alleen getuigschriften van ongedeelde opleidingen voor bekostiging aangeboden Dat betekent dus impliciet dat de ongedeelde wereld het referentiepunt is voor de beoordeling of een bekostigingsregime budgetneutraal is. Onze keuze om het Bama-effect te concretiseren door het verschil te bepalen tussen de werkelijke bekostiging en de bekostiging in een ongedeelde wereld ­ zoals hierboven beschreven ­ volgt derhalve uit de onderliggende afspraak uit 2001. Als de in 2002 bestaande verhouding tussen universiteiten gelijk blijft werkt het afgesproken compensatie mechanisme zoals voorzien en overeengekomen. Voorzover dat niet gebeurt omdat de verhouding ­ om wat voor reden dan ook ­ verandert, werkt het compensatie mechanisme niet volledig compenserend en ontstaan er ongewenste allokatie effecten. In de derde berekening van de bekostiging wordt getracht om de invloed van de factoren die de verhouding tussen de universiteiten beïnvloeden te elimineren. Dat gebeurt door de bekostiging per universiteit te berekenen als het aantal getuigschriften van elke universiteit groeit conform de totale groei van alle getuigschriften, door de onderlinge verhouding van de gewogen getuigschriften constant (= verhouding van 2002) te houden. De bekostiging die dan resulteert, is de bekostiging die elke universiteit had ontvangen indien de (impliciete) veronderstellingen achter de compensatie regeling zouden zijn uitgekomen.
Het verschil tussen de tweede bekostiging (inclusief de invloed van individuele factoren) en de derde bekostiging (exclusief de invloed van individuele factoren) is dan de financiële invloed van de (universiteits)specifieke factoren op instellingsniveau. Gegeven het macro bekostigingsregime wordt op deze manier een totaal verschil per instelling berekend (tussen berekening 3 en berekening 1) dat gesplitst kan worden in een B M -effect en een effect van overige factoren
2.2.3 De aanpak: de financieringsproblematiek
De bovenstaande aanpak is vooral gericht op het isoleren van effecten. Impliciet is uitgegaan van een uniforme bekostigingsmethodiek gedurende de betrokken begrotingsjaren. In feite is dat niet zo. Omdat het aanbieden van bachelor getuigschriften voor bekostiging, terwijl er nog steeds een ongedeelde opleiding bestaat waaruit getuigschriften voortkomen ertoe leidt dat tijdelijk een bult ontstaat heeft men ter compensatie ingevoerd dat de bekostiging per diploma over de betrokken periode stabiel zou blijven. Dat wil zeggen: de teruggang in de bekostiging per getuigschrift doordat het aantal getuigschriften sneller stijgt dan het voor getuigschriften beschikbare deel van de rijksbijdrage wordt




BAMA bekostiging pagina 16 van 58

bestreden door de vergoeding te stabiliseren. Het overschot dat op deze manier ontstaat op de component getuigschriften komt ten laste van de vaste componenten in de vergoeding (basisvoorziening onderwijs en de SOC) in de verhouding zoals die in 2002 is afgesproken. Tot en met begrotingsjaar 2007 is deze systematiek ook gehandhaafd, daarna is het overschot ten laste van de component getuigschriften gebracht (saldering)10. Deze problematiek wordt in twee afzonderlijke financiële scenarios benaderd Ten eerste wordt de bekostiging per instelling berekend conform de door OCW gebruikte verdelingsmethode, dus inclusief de feitelijke daling van de diplomaprijs in de begrotingsjaren na 2007 Ten tweede wordt de bekostiging per instelling berekend indien opnieuw de vaste diplomaprijs wordt voortgezet in de begrotingsjaren 2008 ­ 2010, maar waarbij het macro budget meestijgt met de bachelor diplomas voorzover niet behorend tot de zogenaamde bachelor bult Met andere woorden de vaste componenten in de bekostiging worden niet gekort met de stijging van de bekostiging van de getuigschriften boven het vastgestelde bedrag per component. Deze tweede berekening wordt uitgevoerd om de invloed van de zogenaamde Wig te kunnen kwantificeren.

Afbeelding 2.1 Overzicht van de aanpak In de volgende hoofdstukken wordt dit plan van aanpak uitgewerkt. In hoofdstuk 3 volgt eerst een uiteenzetting aan de hand van een gesimuleerde werkelijkheid om de aanpak te illustreren en de methodologie te rechtvaardigen. In hoofdstuk 4 en 5 worden de werkelijke aantallen en bekostigingsmodellen toegepast om de analyse per instelling uit te werken.


10 Zie afbeelding 5.3




BAMA bekostiging pagina 17 van 58

3. De problematiek nader bekeken
3.1 Inleiding
Om het zicht te verhelderen op het feitencomplex rond de overgang naar de BAMA structuur en om tot een beoordeling te kunnen komen omtrent de mate waarin budgetneutraliteit kan worden bereikt met de compensatieregeling is het van belang om de invloed van de diverse ontwikkelingen en beslissingen in kaart te brengen. Daartoe wordt eerst een gestileerde afbeelding van de opzet en werking van de bekostigingsregeling gegeven (zie paragraaf 3.2). Het doel van deze exercitie is om op een gestructureerde wijze aan te geven wat de kwantitatieve en financiële invloed is van de beslissing tot invoering van de BAMA structuur, zodat een genuanceerd beeld gevormd kan worden van de omvang en reikwijdte van de problematiek. Vervolgens wordt door middel van een simulatie getracht inzicht te verwerven in de invloed van een aantal inherente factoren (groei van studentenaantal, verandering van studieduur en uitval) op de geschetste problematiek (Bijlage 2). Door te kiezen voor een simulatie met gefingeerde universiteiten kan meer nauwkeurig de invloed van bepaalde factoren en beslissingen op de bekostiging van individuele universiteiten worden bepaald.

3.2 Verkenning van de situatie: de BAMA bult en de compensatie In deze paragraaf zal de werking van de bekostigingssystematiek, zoals vastgelegd in het bekostigingsbesluit van september 2003, worden uitgelegd aan de hand van een fictief voorbeeld. Het gaat daarbij vooral om het illustreren van het ontstaan van de zogenaamde BAMA bult en van de opzet, bedoeling en werking van het compensatiemechanisme. In het voorbeeld dat in deze paragraaf wordt gegeven is er vanuit gegaan dat jaarlijks 11 mln verdeeld moet worden. De helft via de component getuigschriften en de andere helft via de basisvoorziening onderwijs. De uitgangsituatie kent de volgende kenmerken: Universiteit A heeft alleen laag bekostigde opleidingen, universiteit B alleen hoog bekostigde opleidingen en universiteit C alleen top bekostigde opleidingen. De jaarlijkse instroom bedraagt 1.000 studenten per universiteit, de studieduur is nominaal en er is geen uitval. Als vervolgens aangenomen wordt dat universiteit A (alleen laag bekostigde opleidingen) in 2002 de B M structuur invoert dan zullen in 2005 de eerste Bachelor diplomas voor bekostiging in aanmerking komen. In aantallen voor bekostiging aangeboden getuigschriften ontstaat het beeld dat is uitgedrukt in afbeelding 3.1.




BAMA bekostiging pagina 18 van 58

Afbeelding 3.1 Aantal aangeboden getuigschriften als alleen universiteit A de BAMA invoert. Doordat het vastgestelde bedrag dat door het ministerie beschikbaar is gesteld voor de component getuigschriften ongewijzigd blijft, zal door deze beslissing van universiteit de diplomaprijs (beschikbaar bedrag per gewogen getuigschrift) voor elke universiteit dalen. De gevolgen hiervan voor de rijksbijdrage (component getuigschriften) per universiteit zijn zichtbaar gemaakt in afbeelding 3.2.

Afbeelding 3.2 Impact op de bekostiging zonder compensatie. Om te voorkomen dat de invoering van de BAMA structuur door één universiteit een negatieve impact heeft op de financiering van de andere universiteiten is besloten om een compensatie regeling in het leven te roepen waarin sprake is van een vaste diplomaprijs Daardoor blijft de bekostiging van de andere universiteiten onaangetast door de beslissing van één universiteit (zie afbeelding 3.3).




BAMA bekostiging pagina 19 van 58

Afbeelding 3.3 Verdeling van de component getuigschriften met de vaste diplomaprijs Het effect van de vaste diplomaprijs is dat het totaal uit te keren bedrag van de component getuigschriften boven het vastgestelde bedrag uitstijgt. Als onderdeel van de compensatie regeling is vervolgens bepaald dat deze overstijging in mindering wordt gebracht op de component basisvoorziening (zie afbeelding 3.4). Deze vermindering op de basisvoorziening wordt vervolgens over de universiteiten verdeeld op basis van de verhoudingen tussen de universiteiten in 2002. Of zoals het in het bekostigingsbesluit wordt aangegeven11 Bij de bepaling van deze verdeelsleutel is onder meer uitgegaan van de aantallen getuigschriften per universiteit per bekostigingsniveau die zijn gebruikt voor de verdeling van de rijksbijdrage voor het begrotingsjaar 2002, van verschillen in de studielast (cursusduur) van de masteropleiding en van verschillen tussen opleidingen wat betreft de opsplitsing van de diplomaprijzen in een bachelordeel en een masterdeel". In concreto betekent dit dat de compensatie in enig jaar na 2002 wordt bepaald op grond van de relatieve verhoudingen in 2002. De aantallen voor bekostiging aangeboden getuigschriften in 2002 worden gewogen met het bekostigingsniveau en het profiel (lengte van de master)12. Deze verhouding bepaalt het compensatiepercentage per universiteit (zie onderstaande tabel ). Aantallen Lengte Totaal getuigschriften Weging Compensatie master weging 2002 Unie A 1.000 0,67 1 667 11% Unie B 1.000 1,00 2 2.000 32% Unie C 1.000 1,20 3 3.600 57%

Totaal: 6.267 100%


11 Nota van Toelichting op Besluit tot wijziging van het Bekostigingsbesluit WHW van 15 september 2003, §1.6
12 Het bekostigingsniveau bepaalt immers de hoogte van de invloed, terwijl de lengte van de master de duur van de invloed bepaalt.




BAMA bekostiging pagina 20 van 58

Heel concreet geeft het compensatiepercentage precies aan welke verstoring teweeg wordt gebracht en dus gecompenseerd moet worden. Immers, als universiteit A de Bama structuur start en na drie jaar 1000 bachelor diplomas uitreikt dan is de extra opbrengst daarvan 667 (1 000 * 67%) extra vergoedingseenheden. Daarmee wordt de component getuigschriften overschreden, waardoor universiteit A een korting krijgt van 11% daarvan (71 vergoedingseenheden), universiteit B een korting van 32% (213 vergoedingseenheden) en universiteit C een korting van 57% (383 vergoedingseenheden). Tezamen zijn de kortingen weer precies 667, dus de totale Rijksbijdrage is niet veranderd. Als op enig moment daarna universiteit B de Bama structuur invoert, leidt dit 2 jaar lang tot 1.000 extra vergoedingseenheden (2 jaar * 1000 * 100%). Ook dan is de verdeling conform de percentages: universiteit A 11% (213 vergoedingseenheden), universiteit B 32% (638 vergoedingseenheden) en universiteit C 57% (1149 vergoedingseenheden). Tezamen derhalve 2.000 eenheden. Als tenslotte universiteit C overstapt op de Bama structuur dan worden gedurende 3 jaar elk jaar 1000 bachelor diplomas extra uitgereikt (3 jaar * 1000*een gewicht van 120%) Dit leidt voor universiteit tot een korting van 11% (383 vergoedingseenheden), voor universiteit B tot een korting van 32% (1149 vergoedingseenheden) en voor universiteit C van 57% (2068 vergoedingseenheden). Als we nu de balans opmaken dan heeft universiteit A geprofiteerd van 667 extra vergoedingseenheden, maar heeft een korting gekregen van 71 + 213 + 383 = 667. Voor universiteit B geldt dat de extra opbrengst gelijk was aan 2.000 vergoedingseenheden, terwijl de totale korting gelijk is aan 213 + 638 +
1.149 = 2000. Ook voor universiteit C geldt dat het totale voordeel (3.000 * 1,2 = 3.600) gelijk is aan het totaal van de successievelijke kortingen (383 + 1.149 + 2.068 = 3.600). :et zal duidelijk zijn dat de gelijkheid tussen voordeel (extra opbrengsten door extra diplomas) en nadeel (korting als gevolg van de overschrijdingen) alleen opgaat als de verhoudingen waarin de universiteiten de extra diplomas aanbieden constant blijft. Anders ontstaat er een verschil tussen voordeel en nadeel. Als bijvoorbeeld de groeipercentages tussen de universiteiten verschillen zal het nadeel dat veroorzaakt wordt door een sneller groeiende zusterinstelling groter zijn dan het eigen voordeel. Naarmate de zusterinstelling wacht met de overstap naar de Bama structuur en het groeiverschil aanhoudt, zal het nadeel groter worden.

Afbeelding 3.4 Omvang van de basisvoorziening in de tijd




BAMA bekostiging pagina 21 van 58

De conclusie van deze analyse kan derhalve luiden dat de bestuurlijke afspraken, zoals neergelegd in het bekostigingsbesluit van 15 september 2003, een compenserend mechanisme omvatten dat corrigeert voor de invloed van het invoeringsmoment en het profiel van de opleiding. De concrete uitwerking van deze uitgangspunten leidt ertoe dat gecompenseerd wordt tot het niveau van de bekostiging dat zou zijn ontstaan in het geval van ongedeelde opleidingen, voor zover de mix van opleidingen per universiteit en tussen universiteiten onderling niet is veranderd. In Bijlage 2 worden de resultaten van de simulatie naar de invloed van de belangrijkste factoren weergegeven. 3.3 Conclusie
De conclusie ten aanzien van de scenario analyse kan luiden dat zowel groei als veranderingen in studieduur en uitval tot gevolg hebben dat de financiering van de universiteiten, in het geval er voor is gekozen de BAMA structuur in te voeren, verandert ten opzichte van de situatie waarin de opleidingen in ongedeelde vorm zouden zijn aangeboden. Het compensatie mechanisme, dat onderdeel is van het bekostigingsbesluit uit 2003, voorziet slechts gedeeltelijk in een correctie naar haar referentiepunt: de ongedeelde wereld
Dit wordt veroorzaakt door de wijze waarop de compensatie is ingericht. Door uit te gaan van de (gewogen) verhoudingen in 2002 wordt alleen gecorrigeerd voor de BAMA bult voorzover die vorm krijgt in de verhoudingen van 2002. Als na 2002 door groei of verandering van studieduur, uitval of andere factoren de volumeverhoudingen in instroom, doorstroom en uitstroom van de universiteiten verandert, zal daarvoor geen consistente compensatie worden geboden voor BAMA effecten. Een fundamentele vraag daarbij is of dit zo bedoeld is. Met andere woorden: zijn de effecten die buiten compensatie vallen ook de gewenste of structurele effecten die met de invoering van de BAMA structuur zijn beoogd en dus terecht buiten de compenserende werking van het bekostigingsbesluit vallen?




BAMA bekostiging pagina 22 van 58

4. Analyse van de werkelijkheid: volume aspecten 4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk stappen we over van de gesimuleerde scenarios naar de werkelijkheid van de universiteitsfinanciering, zoals die zich ontwikkeld heeft in de periode van 2003 tot en met 2010. (begrotingsjaren)13. Zoals in het voorgaande hoofdstuk is aangetoond zal de compensatie regeling alleen tot een budgetneutrale financiering leiden als aan de belangrijkste onderliggende veronderstelling ­ de stabiliteit in de verhouding waarin de univeristeiten de getuigschriften ter bekostiging aanbieden ­ is voldaan. In dit hoofdstuk gaan we nader in op deze ontwikkeling in de werkelijkheid. We kijken achtereenvolgens naar de mogelijkheden om die stabiliteitsveronderstelling te toetsen.
4.2 Ontwikkeling in de verhouding van graden
Het compensatie mechanisme gaat uit van de aantallen getuigschriften per universiteit in 2002 en weegt deze op basis van niveau, door middel van de bachelor gewichten, en door middel van de duur van de master. Daardoor ontstaan de verhoudingen die getoond worden in afbeelding 4.1.

Afbeelding 4.1 Compensatie percentages op basis van de verhoudingen in 2002


13 Voor de begrotingsjaren 2009 en 2010 is gebruik gemaakt van de voorlopige / indicatieve gegevens inzake de omvang van de te hanteren vaste diplomaprijzen en de beschikbare te verdelen budgetten. De uitkomsten voor deze jaren zijn derhalve indicatief.




BAMA bekostiging pagina 23 van 58

Als vervolgens gekeken wordt naar de ontwikkeling in de gewogen verhouding14 waarin de universiteiten getuigschriften voor bekostiging aanbieden (zie afbeelding 4.2) dan is duidelijk dat de vooronderstelde constante verhoudingen niet stroken met de werkelijkheid. Dit betekent dat het compensatie mechanisme niet volledig compenseert.

Afbeelding 4.2 Ontwikkeling in de compensatie-verhouding Verschillende factoren hebben er aan bijgedragen dat de verhoudingen in de aantallen getuigschriften in de tijd niet constant zijn geweest. In hoofdstuk 3 is gewezen op enkele van de belangrijkste factoren. In het onderzoek is relatief veel tijd besteed aan het analyseren van onderliggende gegevens om te komen tot een nadere uiteensplitsing van de geconstateerde dynamiek. Daarbij werd getracht om de specifieke invloed van groei van eerstejaars, veranderingen in uitval, verblijfsduur en studierendement op de aantallen getuigschriften te kwantificeren. Hoewel op een hoog aggregatie niveau (bijvoorbeeld op instellingsniveau) deze ontwikkelingen een redelijk rustig beeld te zien geven is het op het niveau van dit onderzoek (bachelor, master, ongedeeld en laag-, hoog- en topbekostigd) niet stabiel (zie afbeelding 4.3 voor een voorbeeld). In combinatie met de betrekkelijke korte tijdreeksen die beschikbaar zijn, hebben we deze analyse moeten staken. Dezelfde reden ­ onvoldoende gegevens in combinatie met het analyseniveau ­ heeft ertoe geleid dat ook de voorspelling van het aantal getuigschriften niet voldoende betrouwbaar heeft kunnen plaatsvinden. Deze voorspelling zou nuttig zijn geweest in het kader van de beantwoording van de vraag in hoeverre de kloof tussen de financieringstromen (werkelijke bekostiging versus de bekostiging indien de wereld ongedeeld was gebleven) in de toekomst geslecht zou zijn geworden.


14 Bij deze berekening is uitgegaan van het equivalent van de werkelijke aantallen getuigschriften uitgedrukt in ongedeeld diplomas waarbij alle masterdiplomas het gewicht hebben gekregen van ongedeelde diplomas en de bachelor diplomas niet afzonderlijk meegenomen zijn.




BAMA bekostiging pagina 24 van 58

Afbeelding 4.3 Dynamiek in de getuigschriften binnen de Universiteit van Amsterdam 4.3 Tussentijdse evaluatie
Omdat de pogingen om de dynamiek in de verhoudingen (zie afbeelding 4.2) te duiden in termen van achterliggende reële factoren niet zijn gelukt, moest de methodologie van het onderzoek worden aangepast om toch tot een acceptable benadering van het BAMA effect te kunnen komen. In overleg met de opdrachtgevers is besloten om het BAMA effect direct te benaderen. Dat wil zeggen: te kiezen voor een vergelijkende benadering waarin de bekostiging die feitelijk door de universiteiten is ontvangen te vergelijken met de bekostiging indien de BAMA niet zou zijn ingevoerd15. Om tot de bekostiging-zonder-BAMA te komen is in eerste instantie een grofmazige eerste analyse uitgevoerd door uit te gaan van de veronderstelling dat de ongedeelde wereld te reconstrueren zou zijn door de uitgereikte master diplomas te wegen met het gewicht van de getuigschriften voor de ongedeelde diplomas Op die manier krijgen de bachelor diplomas die achter deze master diplomas liggen toch de volle weging mee en krijgen bachelor diplomas die tot de bult behoren geen gewicht Door nu de werkelijke bekostiging te vergelijken met de bekostiging die zou zijn verkregen bij alleen de ongedeelde diplomas (in onderstaande afbeelding 4 4 is dat niveau 3) ontstaat een kwantificering van de BAMA bult in geldtermen. =n deze reconstructie van de ongedeelde wereld wordt uitgegaan van de werkelijke aantallen getuigschriften. Dit betekent dat allerlei effecten die de kloof tussen de verhoudingen van 2002 enerzijds en de dynamiek van de periode daarna anderzijds verklaren meegenomen zijn. Om tot een kwantificering van de totale invloed van die effecten te kunnen komen is besloten om een derde bekostigingsniveau te berekenen: namelijk het bekostigingsniveau dat bereikt zou zijn indien de verhoudingen uit 2002 gehandhaafd zouden zijn gebleven. Meer concreet: Welke bekostiging zou een universiteit hebben gehad indien de aantallen getuigschriften in de periode 2002 ­ 2010 precies met die van de totale markt zouden zijn meegegroeid zodat de onderlinge verhoudingen tussen de


15 dministratieve bachelor diplomas (diplomas die wel bekostigd worden maar waarvoor geen extra onderwijsinspanning wordt geleverd in het jaar van bekostiging) zijn niet direct telbaar.




BAMA bekostiging pagina 25 van 58

universiteiten niet zou zijn veranderd en voldaan zou zijn aan de vooronderstelling van het compensatie mechanisme (in afbeelding 4.4 is dat niveau 4).

Afbeelding 4.4 Schemarische voorstelling van de methodologie van de analyse16 Vervolgens is aan de analyse toegevoegd de vraag naar de invloed van de zogenaamde Wig. Dit is het verschil in bekostiging per universiteit dat is ontstaan doordat de vaste diplomaprijs niet is vertaald in en stijging van het macro kader, of wel een confrontatie van de gemiddelde diplomaprijs enerzijds en de vaste diplomaprijs anderzijds. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de gradenmodellen 2 tot en met 4 zijn bepaald. In Hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de vertaling ervan in geld en op de uiteindelijke resultaten van de analyse. 4.4 Werkelijke aantallen getuigschriften
Voor de werkelijke aantallen getuigschriften is gebruik gemaakt van de opgave van het ministerie van OCW17. Het betreft de data die ook zijn gebruikt voor de bekostiging. De aantallen voor het bekostigingsjaar 2010 (aantallen 2008) hebben een voorlopig karakter (zie afbeelding 4.5 voor een samenvatting).


16 =n afbeelding 4 4 worden de scenarios op niveau 1 niet afgebeeld Dit niveau is de werkelijke bekostiging zoals door OCW per universiteit bepaald inclusief allerlei aanvullende regelingen die geen betrekking hebben op de BAMA problematiek. Een overzicht van deze geëliminieerde regelingen wordt gerpesenteerd in Bijlage 1.

17 Alle tabellen en grafieken in dit hoofdstuk zijn terug te vinden in het Gradenmodel.




BAMA bekostiging pagina 26 van 58

Afbeelding 4.5 Ontwikkeling in de gewogen aantallen getuigschriften 4.5 De ongedeelde wereld
De vertaling van de werkelijke aantallen naar ongedeelde aantallen is in eerste instantie uitgevoerd door de master diplomas die in de jaren vanaf 2003 werden uitgereikt te wegen tegen de gewichten van de ongedeelde diplomas zowel voor de bekostiging in het onderwijsdeel als in het onderzoeksdeel Door deze herwaardering krijgen de master diplomas een gewicht dat gelijk is aan het gewicht dat ze krijgen in de afzonderlijke master weging aangevuld met het gewicht van een bachelor diploma. Per saldo worden dan aan de bachelor diplomas die tot de administratieve B M bult behoren geen gewicht toegekend(zie afbeelding 4.6).

Afbeelding 4.6 Ontwikkeling in de gewogen aantallen getuigschriften: werkelijk versus ongedeeld




BAMA bekostiging pagina 27 van 58

=n aantallen per jaar en universiteit staat deze B M bult weergegeven in tabel 4 1

BAMA bult in gewogen aantallen onderwijs 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - - (68) (44) 49 241 514 557 68 1.318 Utrecht - 84 (45) (24) 284 1.153 1.370 862 424 4.108 Groningen - - (212) (182) (102) 147 647 806 524 1.627 Rotterdam - - (139) (49) 282 164 (65) (335) (386) (528) Maastricht - - (136) (110) (149) 263 441 511 645 1.465 UvA - - (159) (30) 248 333 388 67 (140) 707 Delft - 113 196 474 374 (157) (163) (314) (48) 475 Twente - - (58) (80) (98) 68 114 221 70 236 Eindhoven - 156 (110) (35) (14) 114 231 (101) (107) 134 VU - - (300) (217) (109) (138) (75) (361) (70) (1.271) Tilburg - - (153) (195) (183) (71) 56 (64) (158) (768) Nijmegen - - (385) (418) (68) 109 45 (113) 50 (780)
- 353 (1.568) (909) 513 2.224 3.503 1.734 872 6.722 Tabel 4.1 De B M bult volgens de eerste methode gemeten (alleen onderwijsdeel). De Technische Universteit Delft is één van de universiteiten die in een vroeg stadium is gestart met de invoering van de B M structuur l in begrotingsjaar 2003 werden 113 bachelor diplomas uitgereikt angezien het hier gaat om hoog bekostigde bachelor diplomas hebben deze een gewicht van 1 De Rijksuniversiteit Leiden reikt pas in begrotingsjaar 2005 de eerste bachelor diplomas uit =n 2004 worden wel 79 laagbekostigde en 15 hoogbekostigde master diplomas uitgereikt =n de B M bekostiging krijgen laagbekostigde masterdiplomas het gewicht 0 33 en hoogbekostigde masterdiplomas het gewicht 0 50 =n de ongedeelde wereld zijn die gewichten respectievelijk 1 en 1 5 Dit betekent dat de ongedeelde wereld 79 * (0,33 ­ 1) + 15*(0,5 ­ 1,5) = 68 bekostigingseenheden hoger uitkomt Op zich zelf is dit een vreemde situatie want het betreft master diplomas waaraan geen bachelor vooraf is gegaan bij dezelfde universiteit. Dit zouden dus masters kunnen zijn van instroom studenten (zie hierna) of studierichtingen die de BAMA structuur ineens hebben ingevoerd. In dat laatste geval is een negatief BAMA effect terecht. Daarnaast zullen bachelor diplomas van studierichtingen die sterk groeien in eerste instantie ten onrechte als administratieve bachelor diplomas worden gekwalificeert18, maar daarbij moet bedacht worden dat als deze studenten later een master diploma halen het bachelorgewicht alsnog meetelt. Aangezien de analyse over de gehele periode van 2003 ­ 2010 wordt gesommeerd valt een belangrijk deel van deze bachelor diplomas toch weer onder de bekostiging HBO instroom
Vervolgens zijn twee verfijiningen aangebracht op deze manier van bepalen van de B M bult Ten eerste is een nadere nuancering aangebracht door de master diplomas die zijn uitgereikt aan studenten die op basis van een bachelor diploma van een HBO instelling zijn ingestroomd in het WO slechts het


18 Groei impliceert immers dat het aantal bachelor diplomas > aantal master diplomas =n enige periode valt bij deze methode het overschot aan bachelor diplomas buiten de weging Na verloop van de master fase vallen de betrokken master diplomas echter weer wel in de weging. Bij krimp is de situatie omgekeerd.




BAMA bekostiging pagina 28 van 58

gewicht te geven van het master diploma, omdat de onderwijsinspanning niet veel meer is geweest dan de master fase. ls we nu nogmaals kijken naar de master diplomas die de Rijksuniversiteit Leiden in 2004 heeft uitgereikt, dan blijkt dat 55 van 79 laag bekostigde masters gebaseerd is op een bachelor van een HBO instelling en 7 van de 15 hoogbekostigde master diplomas :ierdoor komt de B M bult er anders uit te zien omdat een groter deel van de master diplomas in de ongedeelde benadering voor slechts de master fase wordt meegeteld wordt het totale gewicht van de ongedeelde wereld minder en de BAMA bult zwaarder.

BAMAbult in gewogen aantallen onderwijs 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - - (24) 1 85 311 583 630 150 1.737 Utrecht - 84 40 60 368 1.261 1.552 1.187 861 5.413 Groningen - - (40) (41) 64 315 840 1.075 791 3.004 Rotterdam - - - 48 367 358 246 7 (72) 954 Maastricht - - (1) (11) (29) 366 526 583 685 2.119 UvA - - (24) 63 348 481 578 332 164 1.941 Delft - 113 251 552 489 32 76 (78) 164 1.599 Twente - - (11) (10) 5 191 261 364 207 1.007 Eindhoven - 156 (17) 72 85 224 366 107 111 1.104 VU - - (38) 0 212 278 300 56 307 1.115 Tilburg - - (1) (4) 31 209 254 255 111 855 Nijmegen - - (49) (123) 166 371 305 212 335 1.218
- 353 85 608 2.191 4.397 5.886 4.730 3.814 22.065

Tabel 4.2 De B M bult gecorrigeerd voor de HBO instroom (hier alleen het onderwijsdeel weergegeven).

De gegevens die gebruikt zijn voor de HBO correctie zijn verkregen van het CFI. Doordat deze gegevens door middel van een andere meetmethode zijn verkregen (o.a. telmoment) sluiten ze niet volledig aan bij de aantallen die gebruikt zijn voor de bekostiging. Om die reden zijn de correcties uitgevoerd op basis van de percentuele verhoudingen die aan de CFI aantallen zijn ontleend. Bovendien zijn de instroom aantallen voor het bekostigingsjaar 2010 geschat. Instroom van buitenlandse studenten Een tweede correctie op de methode betreft een vergelijkbare aanpassing van de weging voor de studenten die zijn ingestroomd in de masterfase op basis van een bachelor diploma dat aan een buitenlandse instelling is gehaald19. Opnieuw zijn hiervoor detailgegevens van het CFI gebruikt. Het betreft een aanmerkelijk geringere aanpassing van de oorspronkelijke gegevens.


19 Het gaat hier dus niet om alle studenten die vanuit het buitenland aan een Nederlandse universiteit een opleiding genieten, maar slechts dat deel dat tussentijds is ingestroomd op basis van een bachelor diploma aan een buitenlandse instelling binnen de EU.




BAMA bekostiging pagina 29 van 58

BAMA bult in gewogen aantallen onderwijs 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - - (68) (43) 50 242 516 557 68 1.323 Utrecht - 84 (43) (22) 287 1.156 1.373 866 429 4.129 Groningen - - (211) (180) (102) 147 648 808 530 1.640 Rotterdam - - (139) (49) 282 168 (63) (324) (361) (485) Maastricht - - (136) (110) (149) 264 445 518 656 1.488 UvA - - (157) (30) 250 335 395 72 (138) 727 Delft - 113 196 474 378 (155) (161) (307) (20) 519 Twente - - (58) (80) (98) 68 114 222 72 240 Eindhoven - 156 (109) (34) (14) 115 231 (100) (107) 137 VU - - (300) (217) (108) (135) (72) (355) (61) (1.249) Tilburg - - (153) (195) (183) (71) 56 (62) (152) (760) Nijmegen - - (385) (416) (67) 109 46 (111) 64 (759)
- 353 (1.563) (901) 525 2.244 3.529 1.784 980 6.951

Tabel 4.3 De B M bult gecorrigeerd voor de instroom vanuit het buitenland (alleen onderwijsdeel). De combinatie van nuanceringen Naast beide geschatte effecten zou ook nog gecorrigeerd kunnen worden voor de doorstroom van studenten binnen het WO. Dit heeft uiteraard geen effect op het totaal van de weging, maar zou wel de verdeling tussen de universiteiten kunnen beïnvloeden als er grote verschillen bestaan tussen de doorstroomsaldi. Gaandeweg het project is besloten deze nuancering niet aan te brengen omdat het een aanzienlijke extra investering in tijd met zich mee brengt·. De combinatie van beide factoren ­ instroom vanuit het HBO en het buitenland ­ levert het volgende beeld op:

BAMA bult in gewogen aantallen onderwijs 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - - (24) 1 86 312 586 631 150 1.742 Utrecht - 84 42 61 371 1.264 1.554 1.191 866 5.433 Groningen - - (39) (40) 64 315 841 1.078 797 3.016 Rotterdam - - - 48 367 363 248 17 (47) 997 Maastricht - - (1) (10) (29) 368 529 591 696 2.143 UvA - - (23) 64 349 483 585 337 166 1.961 Delft - 113 251 552 494 34 78 (71) 192 1.643 Twente - - (11) (10) 5 191 261 365 209 1.011 Eindhoven - 156 (17) 73 85 224 366 108 111 1.106 VU - - (38) 1 213 281 303 62 316 1.138 Tilburg - - (1) (4) 31 210 254 257 116 863 Nijmegen - - (49) (121) 168 372 306 215 348 1.239
- 353 90 616 2.203 4.417 5.912 4.780 3.922 22.293

Tabel 4.4 De B M bult gecorrigeerd voor de instroom vanuit het :BO en het buitenland (alleen het onderwijsdeel weergegeven).




BAMA bekostiging pagina 30 van 58

4.6 De wereld van 2002
Als de concrete uitwerking van de compensatie regeling die in 2003 in werking is getreden de werkelijke bedoeling van de opstellers weergeeft dan zou gecompenseerd moeten worden voor alle effecten die leiden tot veranderingen in de verhouding tussen de twaalf universiteiten, uitgedrukt in de aantallen getuigschriften die voor bekostiging in aanmerking komen. Dit betekent in feite dat bekostigingsverschillen die voortkomen uit andere oorzaken dan uniforme groei voor compensatie in aanmerking komen. Daaronder valt het BAMA effect, maar ook andere oorzaken van groeiverschillen. De analyse van het feitencomplex rond de invoering van de BAMA strekt zich ook uit tot die andere oorzaken, waarvan hiervoor reeds is vastgesteld dat de specifieke invloed van deze factoren niet bepaalbaar is door een gebrek aan voldoende lange tijdreeksen in de benodigde data. Wat wel beoogd wordt is het geaggregeerde effect van alle factoren te schatten. Als daarvan vervolgens het in paragraaf 4.5 geschatte BAMA effect wordt afgetrokken, resteert het geaggregeerde effect van alle andere factoren.
Om dit geaggregeerde effect op de bekostiging te schatten is het nodig om de verhoudingen tussen de universiteiten ­ voorzover tot uitdrukking komend in de aantallen getuigschriften ­ te stabiliseren. Met andere woorden: we gaan er niet alleen vanuit dat de wereld ongedeeld is maar ook dat elke universiteit groeit met hetzelfde percentage. Daardoor blijft de bekostigingsverhouding tussen de universiteiten constant. In de onderstaande tabel 4.5 is de finale analyse (inclusief de correcties voor de instroom vanuit het HBO en het buitenland) weergegeven.

Totaal effect: 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - (19) (76) 64 (49) (23) 211 160 266 536 Utrecht - (92) (93) (270) 186 1.059 1.103 933 560 3.386 Groningen - (26) (20) (44) (111) 74 354 1.180 405 1.811 Rotterdam - (61) 81 22 373 361 239 135 326 1.476 Maastricht - 180 292 206 366 816 1.292 694 447 4.293 UvA - (86) (245) (222) 89 (11) (185) (469) (121) (1.249) Delft - 68 342 651 736 (71) (418) (841) (421) 47 Twente - (38) (149) (126) (40) 13 8 89 28 (216) Eindhoven - 25 (38) 35 4 286 340 59 (39) 672 VU - 148 (51) 121 48 149 176 419 278 1.288 Tilburg - 70 (65) (45) 39 441 946 409 235 2.031 Nijmegen - 153 (311) (192) (124) (182) (302) (143) 19 (1.083)
- 320 (332) 201 1.517 2.913 3.766 2.623 1.983 12.992

Bama effect 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - - (24) 1 86 312 586 631 150 1.742 Utrecht - 84 42 61 371 1.264 1.554 1.191 866 5.433 Groningen - - (39) (40) 64 315 841 1.078 797 3.016 Rotterdam - - - 48 367 363 248 17 (47) 997 Maastricht - - (1) (10) (29) 368 529 591 696 2.143 UvA - - (23) 64 349 483 585 337 166 1.961 Delft - 113 251 552 494 34 78 (71) 192 1.643 Twente - - (11) (10) 5 191 261 365 209 1.011 Eindhoven - 156 (17) 73 85 224 366 108 111 1.106 VU - - (38) 1 213 281 303 62 316 1.138 Tilburg - - (1) (4) 31 210 254 257 116 863 Nijmegen - - (49) (121) 168 372 306 215 348 1.239
- 353 90 616 2.203 4.417 5.912 4.780 3.922 22.293




BAMA bekostiging pagina 31 van 58

Effect overige factoren 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - (19) (52) 63 (134) (334) (374) (471) 116 (1.206) Utrecht - (176) (134) (331) (186) (205) (452) (258) (306) (2.047) Groningen - (26) 19 (5) (175) (241) (487) 102 (392) (1.205) Rotterdam - (61) 81 (26) 6 (2) (9) 117 373 478 Maastricht - 180 293 217 395 449 763 103 (249) 2.150 UvA - (86) (222) (286) (259) (494) (769) (806) (287) (3.210) Delft - (45) 91 99 243 (105) (495) (771) (613) (1.596) Twente - (38) (138) (117) (44) (179) (253) (276) (182) (1.227) Eindhoven - (131) (21) (38) (81) 62 (26) (49) (150) (435) VU - 148 (12) 121 (165) (132) (127) 357 (38) 150 Tilburg - 70 (64) (41) 8 232 692 153 119 1.168 Nijmegen - 153 (262) (70) (292) (554) (608) (358) (330) (2.322)
- (32) (422) (415) (686) (1.504) (2.146) (2.157) (1.939) (9.302)

Tabel 4.5 De totale analyse gecorrigeerd voor de instroom vanuit het HBO en het buitenland (weging onderwijs)




BAMA bekostiging pagina 32 van 58

4.7 Samenvattend
De invoering van de BAMA structuur op de bekostiging van universiteiten leidt tot een tijdelijke verhoging van het aantal voor bekostiging in aanmerking komende getuigschriften. Aangezien de Rijksbijdrage, voorzover afhankelijk van getuigschriften, een verdeelmodel is, leidt dit tot extra schommelingen in de financiering van universiteiten. Het vaststellen van het deel van de financiering dat afhankelijk is van de invoering van de BAMA structuur is nodig om de werking van het gehanteerde compensatie mechanisme te kunnen beoordelen. In dit hoofdstuk is die analyse uitgevoerd aan de hand van een vergelijking tussen de werkelijke bekostiging en de bekostiging die zou zijn ontvangen indien de BAMA structuur niet was ingevoerd20 fhankelijk van de definitie van die ongedeelde wereld is het BAMA effect in gewogen aantallen getuigschriften bepaald. Hieronder staat de samenvatting van de resultaten. In het volgende hoofdstuk zullen de financiële gevolgen ervan geschat worden.

Met correctie HBO + Zonder correcties buitenlanders Leiden 1.318 1.742 Utrecht 4.108 5.433 Groningen 1.627 3.016 Rotterdam -528 997 Maastricht 1.465 2.143 UvA 707 1.961 Delft 475 1.643 Twente 236 1.011 Eindhoven 134 1.106 VU -1.271 1.138 Tilburg -768 863 Nijmegen -780 1.239 Totaal 2003-2010: 6.722 22.293 Tabel 4.6 Overzicht van de BAMA bult in gewogen getuigschriften (gewogen voor onderwijs)


20 Voor de jaren 2009 en 2010 zijn de cijfers indicatief (zie noot 11).




BAMA bekostiging pagina 33 van 58

5. Analyse van de werkelijkheid: financieringsaspecten Zoals reeds hiervoor gesteld, is voor de objectivering van het feitencomplex rond de invoering van de BAMA structuur gekozen om een scheiding aan te brengen in een afbeelding van de ontwikkelingen in de getuigschriften ( graden) enerzijds en de vertaling ervan naar de effecten op de Rijksbijdrage anderzijds. In dit hoofdstuk wordt de vertaling van het BAMA effect in geldtermen gepresenteerd. Voor een gedetailleerd inzicht in het gebruikte financieringsmodel wordt verwezen naar het bijgevoegde financieringsmodel in excel en Bijlage 3. 5.1 Het financieringsmodel
Het financieringsmodel bevat de berekening van de bekostiging van universiteiten in de periode 2002 - 2010, waarbij de input voor de bekostiging van de begrotingsjaren 2009 en 2010 onder voorbehoud is van de definitieve vaststelling en waarin enkele specifieke onderdelen in 2010 een extrapolatie van voorgaande jaren zijn. Meer in het bijzonder is het doel van het model om het effect te kunnen bepalen van de compensatieregeling BAMA, waarbij als uitgangspunt geldt dat de regeling compenseert voor de invoering van de BAMA (moment + profiel). Uit simulaties (zie Hoofdstuk 3) is gebleken dat de compensatieregeling budgetneutraal werkt als de verhoudingen tussen de universiteiten (uitgedrukt in gewogen getuigschriften) constant blijven in de tijd.

Afbeelding 5.1 Hoofdcomponenten van de Rijksbijdrage De bekostiging van universiteiten bestaat op hoofdlijnen uit drie onderdelen: 1. Onderwijsdeel, 2. Onderzoekdeel en 3. Overig (zie afbeelding 5.1). Elk onderdeel bestaat vervolgens uit componenten, die in het financieringsmodel zijn uitgewerkt conform de bekostigings- en uitvoeringsbesluiten in het desbetreffende bekostigingsjaar. Het financieringsmodel is daardoor in lijn met de bekostigings- en uitvoeringsbesluiten WHW en afgeleid van de (Excel) modellen zoals opgesteld en gebruikt door het ministerie van OCW21. Zie Bijlage 4 voor een gedetailleerd zicht op het financieringsmodel.


21 Op twee punten wijkt het model af van hetgeen OCW heeft berekend:




BAMA bekostiging pagina 34 van 58

5.2 Scenario's
In hoofdstuk 4 zijn de drie scenarios voor de getuigschriften gepresenteerd en geschat Met behulp van het financieringsmodel zijn deze scenarios doorgerekend naar de bekostiging en zijn de verschillen bepaald. Het uitgangspunt voor de vergelijking vormt het bekostigingsmodel dat aansluit bij de bekostigingsmodellen van OCW maar waarbij bepaalde aanvullende financieringen buiten beschouwing zijn gelaten (zie Bijlage 1). Dit model werkt met de compensatie regeling zoals afgesproken in het bekostigingsbesluit WHW van september 2003. Als de werkelijke aantallen getuigschriften over de begrotingsjaren 2002 ­ 2010 worden doorgerekend, inclusief de compensatie regeling, dan ontstaat het volgende beeld van de financiering van de twaalf universiteiten:

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 iden
Le 259 266 272 283 283 296 304 303 329 Utrecht 394 410 419 428 441 480 480 483 513 Groningen 295 308 317 328 333 348 363 394 394 Rotterdam 195 201 216 225 239 253 262 268 277 Maastricht 162 174 187 190 199 218 237 229 229 UvA 340 350 359 368 382 393 392 397 431 Delft 297 304 316 327 331 320 297 296 341 Enschede 126 129 130 136 139 147 147 151 161 Eindhoven 157 162 165 167 167 179 174 170 188 VU 239 254 265 274 277 291 293 307 325 Tilburg 63 67 71 70 72 88 107 95 92 Nijmegen 242 261 266 275 279 287 287 299 322 Totaal 2.768 2.886 2.982 3.070 3.140 3.299 3.341 3.391 3.605 Tabel 5.1 Scenario A2: bekostiging o.b.v. werkelijke aantallen excl. aanvullende financiering. Als vervolgens de ongedeelde aantallen worden doorgerekend dan ontstaat het volgende beeld:


1. In het model zijn 12 universiteiten meegenomen. De overige universiteiten (OU, PThU, TUA, UvH) zijn niet meegenomen. Dit betekent onder andere dat de totaalbedragen per component af kunnen wijken van de bedragen van OCW.
2. Bedragen die in 2008 en 2009 zijn toegevoegd t.b.v. levensbeschouwelijke instellingen, internationale opleidingen, kwaliteit en andere specifieke regelingen, zijn buiten het model gelaten om een eerlijke vergelijking tussen jaren mogelijk te maken. In het werkblad "Totaal" zijn deze bedragen terug te vinden onder de noemers "Overig t.b.v. onderwijsopslag (bedrag)" (onderwijs) en "Component strategische overwegingen (bedrag)" (onderzoek).




BAMA bekostiging pagina 35 van 58

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 iden
Le 259 266 274 284 284 296 300 299 330 Utrecht 394 409 420 429 441 466 468 479 512 Groningen 295 309 318 329 336 350 358 377 384 Rotterdam 195 201 216 225 233 251 265 274 286 Maastricht 162 175 187 191 202 214 227 216 216 UvA 340 351 360 367 379 392 394 405 437 Delft 297 302 311 316 325 333 320 311 350 Enschede 126 130 131 137 142 149 152 151 161 Eindhoven 157 159 165 166 168 178 174 174 191 VU 239 255 266 274 278 296 300 315 326 Tilburg 63 68 68 71 73 86 94 87 91 Nijmegen 242 262 267 279 278 287 291 304 319 Totaal 2.768 2.886 2.982 3.070 3.140 3.299 3.341 3.391 3.605 Tabel 5.2 Scenario A3: bekostiging o.b.v. ongedeelde aantallen Aangezien het om een verdeelmodel gaat zijn de totalen per jaar in beide scenarios gelijk maar is de verdeling van de totaal bedragen afhankelijk van het relatief aantal gewogen getuigschriften. Het verschil tussen beide tabellen is het BAMA effect in geld:

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - (1) (2) (1) (1) (0) 4 4 (1) 2 Utrecht - 1 (1) (1) 1 14 12 4 2 30 Groningen - (1) (1) (2) (4) (2) 5 17 11 23 Rotterdam - (1) (1) 0 5 1 (3) (6) (9) (12) Maastricht - (1) 0 (1) (4) 4 10 13 13 34 UvA - (1) (1) 1 4 1 (2) (7) (6) (11) Delft - 2 5 11 5 (13) (23) (15) (9) (38) Enschede - (0) (1) (1) (3) (2) (5) 0 (0) (12) Eindhoven - 3 0 1 (1) 1 0 (4) (3) (3) VU - (1) (0) (1) (2) (5) (7) (7) (1) (24) Tilburg - (0) 2 (1) (1) 3 13 8 1 24 Nijmegen - (1) (1) (4) 0 0 (5) (6) 3 (12) Totaal - 0 (0) 0 (0) (0) (0) - (0) (0) Tabel 5.3 B M effect in mln
In tabel 5.3 is het BAMA effect weergegeven dat geschat is op basis van de eerste definitie (zonder correcties voor de instroom uit het :BO en het buitenland) De achterliggende graden staan afgebeeld in tabel 4.1. Het BAMA-effect, zoals hier gemeten, levert voor de Technische Universiteit Delft bijvoorbeeld een negatief saldo op van 38 mln Dit betekent dat als de B M niet was ingevoerd had de TUD 38 mln meer ontvangen Dit is 1 3% van de totale Rijksbijdrage die in deze periode is ontvangen De Rijksuniversiteit Maastricht heeft een voordeel gehad van 34 mln (1 9% van de totale Rijksbijdrage).




BAMA bekostiging pagina 36 van 58

Als vervolgens gecorrigeerd wordt voor de instroom vanuit het HBO en de buitenlandse studenten dan kan het BAMA effect als volgt geschat worden (zie tabel 5.4).

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - (1) (4) (3) (3) (2) 2 1 (5) (15) Utrecht - 1 (4) (4) (3) 10 9 1 1 11 Groningen - (1) (2) (2) (4) (4) 4 15 9 15 Rotterdam - (1) (1) (0) 4 2 (1) (5) (8) (9) Maastricht - (1) 0 (1) (4) 2 8 10 10 25 UvA - (1) (2) (1) 2 (1) (4) (8) (8) (23) Delft - 2 3 10 5 (13) (22) (14) (8) (37) Enschede - (0) (1) (1) (2) (1) (3) 1 0 (8) Eindhoven - 3 1 2 0 1 1 (2) (1) 5 VU - (1) 2 1 2 (1) (4) (6) 2 (5) Tilburg - (0) 4 2 2 6 13 11 3 41 Nijmegen - (1) 3 (1) 2 2 (4) (5) 4 (0) Totaal - 0 (0) 0 (0) (0) (0) (0) (0) (0) Tabel 5.4 B M effect in mln gecorrigeerd voor de instroom vanuit het :BO en de buitenlandse studenten22 Naar aanleiding van de bespreking van de bevindingen van dit rapport tijdens de vergadering van het Algemeen Bestuur van de VSNU op 24 april 2009, heeft op 14 mei 2009 een aanvullend overleg plaats gevonden met de TU Delft, de VSNU en Deloitte. Tijdens deze bespreking is uitvoerig gesproken over de bovenstaande (tabel 5.4) kwantificering van het compensatie effect van de administratieve BAMA bult en het reallocatieve effect van de WIG, waarbij geconcludeerd is dat aanvullende analyses met reeds voorhanden gegevens benodigd waren. Een eerste conclusie uit dit overleg is dat het BAMA effect zoals hiervoor berekend een weerspiegeling is van de compensatie van zowel de administratieve BAMA bult als de WIG, conform de werking van het bekostigingsbesluit. De in dit rapport gehanteerde definitie van het BAMA effect bestaat immers uit het verschil tussen de feitelijk ontvangen bekostiging per universiteit (scenario 2a) en de bekostiging die zou zijn ontvangen wanneer de BAMA niet zou zijn ingevoerd (scenario 3). Anders gezegd: er is een vergelijking gemaakt tussen de situatie waarin de compensatie die feitelijk heeft plaatsgevonden bestaat uit het totale bedrag dat het macro budget overschreed ten gevolge van zowel de administratieve BAMA bult alsmede de WIG (scenario 2a) en de situatie waarin sprake is van een ongedeelde wereld zonder compensatiemechanisme (scenario 3). Om het reallocatieve effect van de WIG te kunnen destilleren uit het totale BAMA effect is een aanvullend scenario doorgerekend. In dit scenario is het te compenseren bedrag uitgesplitst in een deel dat uitsluitend de administratieve BAMA bult reflecteert en wordt gecompenseerd via de afgesproken compensatie percentages in de vaste voeten. Het andere deel - het residu van de overschrijding van het macro budget (WIG) - wordt in mindering gebracht op de getuigschriften componenten en daarmee verdeeld over de universiteiten op basis van de relatieve aandelen van gewogen diplomas in elk bekostigingsjaar (gecorrigeerd voor de administratieve BAMA bult). In dit scenario wordt een wereld


22 In Bijlage 5 is een totaaloverzicht gepresenteerd van de onderscheiden scenarios




BAMA bekostiging pagina 37 van 58

gesimuleerd waarin de BAMA compensatieregeling uitsluitend door de administratieve BAMA bult invloed heeft op de bekostiging, terwijl het effect van de overige factoren welke leiden tot overschrijding van het macro budget in mindering worden gebracht op de getuigschriften componenten op basis van de aanname dat deze overschrijding volledig kan worden toegerekend aan het achterblijven van het macro budget ten opzichte van de werkelijk geleverde prestaties ten aanzien van de getuigschriften (WIG). Het eindresultaat is weergegeven in onderstaande tabel (bedragen in mln )

Compensatie Reallocatie effect Totaal (BAMA administratieve residu effect) BAMA bult overschrijding macro budget (WIG) Leiden 5 (20) (15) Utrecht (6) 16 11 Groningen 7 8 15 Rotterdam 3 (12) (9) Maastricht (4) 29 25 UvA 3 (26) (23) Delft (7) (30) (37) Enschede (8) 0 (8) Eindhoven (1) 7 5 VU 5 (10) (5) Tilburg 6 35 41 Nijmegen (3) 3 (0) Tabel 5.4B Het BAMA effect nader gespecificeerd. In Tabel 5.4B geeft de nadere nuancering van het oorspronkelijke BAMA effect van Tabel 5.4 (totaalkolom) naar een zuiver B M -effect (het effect op de instellingsbekostiging van de administratieve bachelor diplomas 1e kolom) en een zogenaamd WIG-effect (het effect op de instellingsbekostiging dat het gevolg is van overschrijdingen van het gegeven macro budget door andere oorzaken dan de administratieve bachelor diplomas 2e kolom). Tezamen vormt dit per instelling weer het totale BAMA effect (3e kolom tabel 5.4B en totaal kolom Tabel 5.4). 5.3 Bepaling van de WIG
Een aan het BAMA effect verwant vraagstuk is de zogenaamde WIG. De Wig is de benaming voor het verschijnsel dat het macro kader niet (voldoende) meegroeit met het aantal getuigschriften, zodat de diplomaprijs in de tijd daalt Dit kan aangetoond worden door de werkelijke diplomaprijs (macro kader voor component getuigschriften gedeeld door aantal gewogen getuigschriften gecorrigeerd voor het BAMA effect) te vergelijken met de vaste diplomaprijs (zie afbeelding 5.3)23. Als de bekostiging van de universiteiten voortdurend op basis van de vaste diplomaprijs was geschied en het macro kader was meegegroeid met het aantal getuigschriften dan had de financiering er als volgt uit gezien:


23 Voor een beschrijving van de WIG bij een gelijkblijvend macro kader: zie Bijlage 4.




BAMA bekostiging pagina 38 van 58

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Leiden 258 7 265 8 272 9 284 5 285 8 303 7 318 1 322 7 333 8 Utrecht 393 7 409 7 419 9 430 7 446 4 492 4 510 8 524 7 520 2 Groningen 295 1 307 8 318,3 329 4 336 7 357 5 384 7 423 1 399 9 Rotterdam 195 0 200 5 216 1 226 2 240 7 258 0 275 3 286 3 280 0 Maastricht 161 8 174 5 187 6 191 0 200 5 223 2 250 6 247 3 231 8 UvA 339 9 349 8 360 1 370 6 386 8 403 7 414 0 427 9 437,8 Delft 297 4 303 6 316 8 329 7 336 4 333 3 315 9 321 9 349 3 Enschede 126 0 129 3 130 7 137 0 141 2 152 4 155 8 163 2 164 3 Eindhoven 156 9 161 5 166 0 168 2 170 2 185 5 182 6 181 3 191 8 VU 238 8 254 3 265 8 275 1 279,8 298 9 310 7 331 3 329 6 Tilburg 62 9 67 4 70 8 70 5 72 5 90 9 112 2 102 4 93 8 Nijmegen 241 9 261 3 266 3 276 5 281 7 294 3 304 2 322 4 326 7 Totaal 2.768 2.886 2.991 3.089 3.179 3.394 3.535 3.655 3.659 Tabel 5.5 Bekostiging volgens de vaste diplomaprijs

Afbeelding 5.3 De ontwikkeling van de vaste en de werkelijke diplomaprijs Als de bekostiging op basis van de vaste diplomaprijs vergeleken wordt met de werkelijke bekostiging dan is de Wig gekwantificeerd:




BAMA bekostiging pagina 39 van 58

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 Totaal Leiden - (0 0) 0 7 1 6 3 2 7 9 14 4 19 6 4 5 51 9 Utrecht - (0 0) 1 3 2 5 5 1 12 8 30 7 41 7 7 0 101 2 Groningen - (0 0) 0 9 1 8 3 7 9 4 21 7 29 5 5 5 72 5 Rotterdam - (0 0) 0 5 1 0 2 1 5 3 13 7 18 7 2 7 44 1 Maastricht - (0 0) 0 5 1 0 2 0 5 1 13 7 18 6 2 9 43 7 UvA - (0 0) 1 0 2 1 4 3 10 8 22 5 30 5 6 3 77 5 Delft - (0 0) 1 1 2 8 5 8 13 4 19 1 26 1 8 0 76 4 Enschede - (0 0) 0 5 1 1 2 3 5 6 8 7 11 9 3 2 33 5 Eindhoven - (0 0) 0 6 1 4 2 8 6 5 8 5 11 6 3 7 35 1 VU - (0 0) 0 8 1 6 3 2 7 9 17 7 24 0 4 5 59 6 Tilburg - (0 0) 0 3 0 5 0 9 2 5 5 5 7 5 1 6 18 8 Nijmegen - (0 0) 0 8 1 5 3 0 7 7 17 5 23 8 4 6 58 8 Totaal - (0) 9 19 39 95 194 263 54 673 1 Tabel 5.6 Kwantificering van de WIG De interpretatie is dat als de vaste diplomaprijs gedurende de gehele periode 2003 ­ 2010 gehandhaafd was en het BAMA effect was gedefinieerd zoals in dit onderzoek, dan zou de bekostiging van de universiteiten met de bovengenoemde bedragen hoger hebben gelegen. 5.4 Samenvatting
=n dit hoofdstuk zijn de drie scenarios uit hoofdstuk 4 ­ werkelijkheid, ongedeelde werkelijkheid en de wereld van 2002 ­ samengebracht met twee financiële modellen. Daaruit zijn twee resultaten naar voren gekomen: (1) de kwantificering van het BAMA effect in bekostigingstermen en (2) een kwantificering van de WIG.
Het BAMA effect geeft inzicht in de mate waarin de bekostiging van de universiteiten anders was geweest als de BAMA structuur niet was ingevoerd. Negatieve verschillen betekenen dat de bekostiging zonder invoering van de BAMA structuur hoger was geweest. Uit het overzicht komt naar voren dat er - in absolute zin - grote verschillen tussen universiteiten bestaan. De WIG wordt in dit onderzoek gekwantificeerd vanuit de definitie die daaraan gegeven is, maar de validiteit van deze claim is geen onderwerp van onderzoek geweest.




BAMA bekostiging pagina 40 van 58

6. Conclusie
Het onderzoek is gestart vanuit de volgende vraagstelling: Onderzoek de oorzaken van de bekostigingsverschillen die opgetreden zijn naar aanleiding van de invoering van de BAMA en geef daarbij aan of de compensatie daarvoor budgetneutraal is verlopen c.q. zal verlopen als de huidige regeling van kracht blijft. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de ontwikkelingen in de bekostiging van universiteiten veel verschillende oorzaken kennen. Eén daarvan is de invoering van de BAMA structuur. De BAMA structuur is op haar beurt weer verbonden met de andere factoren, zoals de in- en doorstroom van studenten, het studierendement en de verblijfsduur. Pogingen om de invloed van de invoering van de BAMA structuur op deze factoren te kwantificeren hebben niet tot een bruikbaar resultaat geleid. Wel zijn we in staat geweest om de bekostigingseffecten van de invoering van de BAMA structuur zelf te kwantificeren op instellingsniveau. Daaruit is naar voren gekomen dat dit effect voor elke instelling anders is, maar zeker niet budgetneutraal heeft uitgepakt24. Totaal Leiden (15) Utrecht 11 Groningen 15 Rotterdam (9)

Maastricht 25 UvA (23) Delft (37) Enschede (8) Eindhoven 5 VU (5) Tilburg 41

Nijmegen (0) Totaal (0)

Uit de analyse van de invoeringsproblematiek en het gekozen compensatie mechanisme, aangevuld met een simulatie van de werking van de bekostigingssystematiek is gebleken dat budgetneutraliteit ook niet bereikbaar is in de toekomst. Anderzijds: als één van de factoren die een rol speelt in de ontwikkeling van de bekostiging van de universiteiten is de invoering van de BAMA structuur door de gekozen compensatie regeling een systematiek die ­ in beginsel25 ­ budgetneutraal werkt. Dit betekent dat de voordelen die tot enig moment genoten zijn, worden gecompenseerd door nadelen die nog in de toekomst verscholen liggen (zie afbeelding 6.1). Anders gezegd: de saldi die hier boven in de tabel zijn aangegeven geven niet alleen een beeld van het in het verleden geleden verlies / winst, maar tegelijk ook zicht op de toekomstige winsten / verliezen.


24 Voor de jaren 2009 en 2010 zijn de cijfers indicatief (zie noot 11).
25 Dat wil zeggen: afgezien van de invloed van alle andere factoren.




BAMA bekostiging pagina 41 van 58

Afbeelding 6.1 Budgetneutrale werking van de compensatie Afsluitend kan gesteld worden dat de keuze voor een compenserende regelgeving begrijpelijk is uit het oogpunt van de wens om te komen tot stabilisering van de universiteitsfinanciering, maar de uitwerking ervan in de context van de bekostigingsstructuur is achteraf vrijwel niet meer traceerbaar. Het is aan te bevelen bij toekomstige regelgeving vooraf een gedegen risico-analyse te laten uitvoeren om te voorkomen dat de regelgeving haar vooropgezette doel mist.




BAMA bekostiging pagina 42 van 58

Bijlage 1 Aanvullingen op de oorspronkelijke bekostiging Overzicht van de aanvullingen die buiten de analyse zijn gebleven:

No. Naam Jaar Universiteiten Onderdeel
1 Incidentele correctie tweejaars 2003 allen Basisvoorziening gemiddelden onderwijs en SOC
2 Compensatie zij instromers 2004 allen Basisvoorziening onderwijs en SOC
3 Amendement nr. 33 2004 EUR/UM/UvT SOC
4 Numerus fixus klinische technologie 2005 UT Overig onderwijs
5 Amendement nr.143 2005 EUR/UM/UvT SOC
6 Dynamisering Smart Mix 2006 allen Onderzoeksdeel
7 Diversen 2006 UvT SOC
8 Diversen 2007 UvA Basisvoorziening onderwijs
9 Diversen 2007 EUR/UM/UvT/OU SOC
10 OU, kerkelijke / levensbesch. 2008 UL/UU/UvA/VU/RU/UvT/OU/PthU/TUA/UvH Onderwijsdeel instellingen

11 Internationale opleidingen 2008 UL/EUR/TUD/UT/OU Onderwijsdeel
12 Kwaliteit 2008 12 universiteiten Onderwijsdeel
13 Klinische ondersteuning 2008 UM/VU Onderwijsdeel
14 Vergoeding afschaffing 2008 TUD/UT/UM/UvA/RU/UvT Onderwijsdeel Raulinvergoeding

15 Mutaties 2008 UMC-UvA Onderwijsdeel
16 Overige instellingen en seminaria 2008 RU/UvT/OU/PthU/TUA/UvH SOC
17 Internationaal 2008 UL/EUR/TUD/UT/OU SOC




BAMA bekostiging pagina 43 van 58

Bijlage 2: Simulatie van de invloed van de inherente factoren In paragraaf 3.2 is de opzet en werking van het bekostigingsbesluit toegelicht. Daaruit is naar voren gekomen dat het compensatie mechanisme zeer nauwkeurig beoogt te corrigeren voor de financiële effecten van het moment van invoering van de BAMA structuur en voor de financiele invloed van het profiel. In deze paragraaf zetten we de analyse naar de werking van de systematiek voort door met name naar de invloed van de zogenaamde inherente factoren ­ groei, verblijfsduur en uitval - op de bekostiging van de individuele universiteiten te kijken. Bovendien wordt het financieringsmodel uitgebreid naar een meer realistische bekostigingsregeling. In de komende simulatie gelden de volgende uitgangspunten: Macro kader o b v een vast bedrag ( 20 000) per student :et macro kader groeit mee met het aantal ingeschreven studenten; Verdeling van het macro kader over de componenten o.b.v. de gemiddelde werkelijke verdeling gedurende de jaren 2003-2009; De gewichten voor de bekostiging (eerstejaars, getuigschriften, proefschriften) overeenkomstig de WHW;
Vergoeding voor de numerus fixus geneeskunde: Unie C, Diergeneeskunde en tandheelkunde: Unie B;
Basisvoorziening onderwijs exclusief compensatie: overeenkomstig de WHW (basis plus en compensatie o.b.v. vorige begroting); Basisvoorziening onderwijs incl. compensatie: overeenkomstig compensatie regeling (% o.b.v. gewogen getuigschriften 2002); Weging proefschriften e.a.: Unie A: laag, Unie B: ontwerperscertificaten, Unie C: hoog; Onderzoeksscholen: Unie A: 1/6, Unie B: 2/6 en Unie C: 3/6; SOC excl. Compensatie: beide onderdelen overeenkomstig WHW (begroting vorig jaar); SOC incl. Compensatie: beide onderdelen volgens een vast percentage; Geen prijs- of loonaanpassingen. Compensatie 2 jaars middeling: o.b.v. verevening tussen universiteiten in 2003; Compensatie voor beperking zij-instroom: o.b.v. verevening tussen universiteiten in 2004; In het eerste scenario gaan we er vanuit dat de universiteiten op verschillende momenten voor de BAMA structuur kiezen, maar geen groei kennen, de verblijfsduur is gelijk aan de nominale studieduur en er is geen uitval. In feite is dit een toets van de hierboven reeds beschreven situatie waarin is gebleken dat de compensatieregeling volledig corrigeert voor de financiële effecten van het moment van invoering en voor het profiel van de opleiding.




BAMA bekostiging pagina 44 van 58

Unie A, B, C 150,0 140,0 130,0 120,0 Unie A excl. Unie B excl. 110,0 ge Unie C excl. ardj Unie A incl. ib 100,0 s Unie B incl. kjiR 90,0 Unie C incl. Unie A ongedeeld 80,0 Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 70,0 60,0 50,0 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.5 Scenario 1: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006 (geen groei of uitval, nominale verblijfsduur) De bekostiging in deze situatie vertoont het volgende beeld:

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 2 199 2.222 23 1,0% 2 222 (0) 0,0% Unie B 2 878 2 881 3 0,1% 2 881 (0) 0,0% Unie C 3 674 3 649 (25) -0,7% 3 649 (0) 0,0% Totaal: 8 752 8 752 (0) 8 752 (0) Tabel 1 Bekostiging bij scenario 126 Zoals uit tabel 1 naar voren komt stemt de bekostiging inclusief de compensatieregeling overeen met de bekostiging zoals die plaats zou hebben als alle opleidingen ongedeeld zouden zijn geweest. Bij deze en de volgende tabellen dient te worden bedacht dat de bedragen in de tabellen cumulatief zijn tot 2030: zij geven derhalve een beeld van het totale effect na de uitwerking van de volledige BAMA bult.
Factor 1: groei
In het volgende scenario wordt groei van de instroom van studenten gesimuleerd. De invoeringsmomenten blijven ongewijzigd, maar universiteit A groeit met 2% per jaar, universiteit B met 4% en universiteit C met 6%. In afbeelding 3.6 is de groei in de financiering afgebeeld. Daarin is ook te zien dat het macro kader meegroeit met het groeiend aantal ingeschreven studenten.


26 De kolom Rijksbijdrage Excl geeft de cumulatieve vergoeding weer indien de compensatie regeling niet zou zijn uitgevoerd. De kolom Rijksbijdrage =ncl geeft de cumulatieve vergoeding weer indien de compensatie wordt uitgevoerd De kolom Rijksbijdrage Ongedeeld geeft de cumulatieve vergoeding weer indien de BAMA structuur niet was ingevoerd.




BAMA bekostiging pagina 45 van 58

Unie A, B, C 850,0
750,0
650,0
Unie A excl. 550,0 Unie B excl. ge Unie C excl. ardj Unie A incl. ib 450,0
s Unie B incl. kjiR Unie C incl. 350,0 Unie A ongedeeld Unie B ongedeeld 250,0 Unie C ongedeeld 150,0
50,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.6 Scenario 2: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Universiteit A groeit met 2%, universiteit B met 4% en universiteit C met 6% (geen uitval, nominale verblijfsduur)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 5 238 5 348 110 2,1% 5 381 (33) -0,6% Unie B 7 601 7 615 14 0,2% 7.661 (47) -0,6% Unie C 11 989 11 866 (124) -1,0% 11 786 79 0,7% Totaal: 24 828 24 828 (0) 24 828 (0) Tabel 2 Bekostiging bij scenario 2 (in mln ) In dit scenario wordt duidelijk dat verschillen tussen de bekostiging zonder en met compensatie groeien. Universiteit A (laag bekostigd) lijkt te profiteren van de compensatieregeling, terwijl universiteit C (top bekostigd) daarvan een nadeel ondervindt. Door de keuze voor de gewichten in de compensatieregeling dragen zware opleidingen een relatief groot deel van de korting op de basisvoorziening onderwijs en de SOC. Dit lijkt aan te sluiten bij de kritiek vanuit de universiteiten. Anderzijds wordt uit het bovenstaande beeld ook duidelijk dat de compensatieregeling niet langer een volledige compensatie biedt ten opzichte van de situatie waarin de ongedeelde opleidingen zouden zijn voortgezet. In vergelijking met de bekostiging inclusief compensatie heeft universiteit A (laag bekostigd) een nadeel in vergelijking met de situatie waarin alleen ongedeelde opleidingen zouden zijn aangeboden, terwijl universiteit C (top bekostiging) daar een voordeel bij heeft.




BAMA bekostiging pagina 46 van 58

Als de groeipercentages een andere verdeling kennen, liggen de verschillen ook anders (scenario 3). Unie A, B, C 500,0
450,0
400,0
Unie A excl. 350,0
Unie B excl. ge Unie C excl. ar 300,0
dj Unie A incl. ibs Unie B incl. kji 250,0
R Unie C incl. Unie A ongedeeld 200,0
Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 150,0
100,0
50,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.7 Scenario 3: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Universiteit A groeit met 6%, universiteit B met 4% en universiteit C met 2% (geen uitval, nominale verblijfsduur)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 7 105 7 118 14 0,2% 7 135 (17) -0,2% Unie B 7 617 7 622 5 0,1% 7 590 32 0,4% Unie C 7 763 7 744 (19) -0,2% 7.759 (16) -0,2% Totaal: 22 485 22 485 (0) 22 485 (0) Tabel 3 Bekostiging bij scenario 3 Ten aanzien van de factor groei kan worden geconcludeerd dat als de groei afwezig is de compensatieregeling de bekostiging corrigeert naar de financieringsverhouding die hoort bij de ongedeelde wereld ls er groeiverschillen optreden ontstaat een verschil in bekostiging door invoering van de B M structuur Voorzover de ongedeelde wereld het referentiepunt voor de budgetneutrale werking van de compensatie is, is dit verschil ongewenst. Factor 2: studieduur
Een tweede factor die de invloed van de invoering van de BAMA structuur op de financiering van de universiteiten beïnvloedt is de verblijfsduur van de studenten. Hieronder wordt verstaan de gemiddelde tijd die verstrijkt tussen het instroom- en uitstroommoment van een student. Naarmate de verblijfsduur toeneemt zullen de effecten van invoering van de BAMA structuur in het algemeen langer aanhouden. Het is echter van belang een nader onderscheid aan te brengen in de verblijfsduur. Als in een opleiding 2 studenten instromen in de bachelor fase en beide studenten ronden in 3 jaar deze bachelor succesvol af, dan is de verblijfsduur van deze studenten 3 jaar. Als in een andere opleiding tegelijkertijd ook 2 studenten instromen, waarvan er één na 2 jaar uitvalt (uitstroom zonder getuigschrift) en de ander pas




BAMA bekostiging pagina 47 van 58

na 4 jaar de bachelor fase succesvol afrondt, dan is ook in dit geval de verblijfsduur 3 jaar. Het effect op de bekostiging is in deze twee gevallen echter volstrekt anders. Het is om die reden belangrijk een onderscheid te maken tussen studieduur (de verblijfsduur van studenten die de studie c.q. studiefase succesvol afronden) en uitval. In deze subparagraaf zal de studieduur centraal staan. =n de scenarios die tot nu toe zijn gepresenteerd is er vanuit gegaan dat de studieduur gelijk was aan de nominale studieduur (3 jaar voor de bachelorfase, 1 jaar voor de masterfase in een laagbekostigde opleiding, 2 jaar voor de masterfase in een hoogbekostigde opleiding en 3 jaar voor de masterfase in een topbekostigde opleiding).
In scenario 4 gaan we er vanuit dat de invoeringsmomenten van de BAMA structuur gelijk zijn aan die van scenario 1, maar dat de studenten gemiddeld een jaar langer over de studie doen. De uitval blijft nihil (zie afbeelding 3.8 en tabel 4). Unie A, B, C 190,0
170,0
150,0 Unie A excl. Unie B excl. ge 130,0 Unie C excl. ardj Unie A incl. ibs Unie B incl. kjiR 110,0 Unie C incl. Unie A ongedeeld 90,0 Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 70,0
50,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.8 Scenario 4: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Studieduur: universiteit A: 4-6 jaar, universiteit B: 5-7 jaar en universiteit C: 6-8 jaar(geen groei, geen uitval)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 2 644 2 675 31 1,2% 2 673 2 0,1% Unie B 3 458 3 462 4 0,1% 3 461 1 0,0% Unie C 4 405 4 370 (35) -0,8% 4 374 (4) -0,1% Totaal: 10 507 10 507 (0) 10 507 (0) Tabel 4 Bekostiging bij scenario 4

In dit scenario komt naar voren dat de effecten van de compensatieregeling voor een groot deel de invloed van de veranderingen in de studieduur wegnemen. Ook als veranderingen in de studieduur worden gecombineerd met groeiscenarios (niet afgebeeld) is deze werking van de compensatieregeling zichtbaar. Voor een deel wordt dit veroorzaakt door de keuze om de tijdswaarde van het geld niet in de beschouwing te betrekken. Studieduurverlenging betekent immers vooral een uitstel van inkomsten.




BAMA bekostiging pagina 48 van 58

Een volgend scenario heeft betrekking op de financiele effecten van veranderingen van de studieduur nadat de BAMA structuur is ingevoerd. Unie A, B, C 170,0
150,0
Unie A excl. 130,0
Unie B excl. ge Unie C excl. ardj Unie A incl. ib 110,0
s Unie B incl. kjiR Unie C incl. Unie A ongedeeld 90,0
Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 70,0
50,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.9 Scenario 5: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Studieduur: universiteit A: 4-6 jaar tot 2010, daarna 4 jaar, universiteit B: 5-7 jaar tot 2010 daarna 5 jaar en universiteit C: 6-8 jaar tot 2010 daarna 6 jaar (geen groei, geen uitval)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 2 351 2 415 63 2,6% 2 404 10 0,4% Unie B 3 102 3 107 6 0,2% 3 113 (6) -0,2% Unie C 4 003 3.934 (69) -1,7% 3 939 (4) -0,1% Totaal: 9 456 9 456 (0) 9 456 (0) Tabel 5 Bekostiging bij scenario 5 Opnieuw is de dempende werking van de compensatieregeling zichtbaar als op de achtergrond de norm van de ongedeelde opleiding wordt gehanteerd =n afbeelding 3 9 is duidelijk het effect van de studieduurverkorting (vanaf 2010) op het macro kader zichtbaar. Doordat het aantal ingeschreven studenten daalt, wordt het macro kader in dit simulatie model ook evenredig kleiner. Als in ditzelfde scenario de invoering van de BAMA structuur zou worden geëlimineerd, dan ontstaat zicht op de werking van de compensatieregeling indien niet wordt overgeschakeld op de BAMA. Met andere woorden: wat is de autonome werking van de regeling? (zie afbeelding 3.10 en tabel 6).




BAMA bekostiging pagina 49 van 58

Unie A, B, C 170,0
150,0
Unie A excl. 130,0
Unie B excl. ge Unie C excl. ardj Unie A incl. ib 110,0
s Unie B incl. kjiR Unie C incl. Unie A ongedeeld 90,0
Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 70,0
50,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.10 Scenario 6: Universiteiten voeren de BAMA niet in. Studieduur: universiteit A: 4-6 jaar tot 2010, daarna 4 jaar, universiteit B: 5-7 jaar tot 2010 daarna 5 jaar en universiteit C: 6-8 jaar tot 2010 daarna 6 jaar (geen groei, geen uitval)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 2 415 2 438 23 0,9% 2 431 7 0,3% Unie B 3 141 3 144 3 0,1% 3 147 (3) -0,1% Unie C 4 001 3 975 (26) -0,6% 3 979 (4) -0,1% Totaal: 9 557 9 557 (0) 9 557 (0) Tabel 6 Bekostiging bij scenario 6 In afbeelding 3.10 is duidelijk de invloed van de verkorting van de studieduur zichtbaar, doordat vanaf 2010 ­ vrij abrupt ­ de studieduur een jaar korter wordt. Dit levert een effect op dat vergelijkbaar is met de invoering van de BAMA structuur doordat in de overgangsfase tijdelijk een stijging van het aantal getuigschriften (langzame én snelle studenten) optreedt. Dit heeft een vergelijkbare invloed op de compensatieregeling (korttijdelijke stijging van het aantal getuigschriften leidt bij een vaste diplomaprijs immers tot dezelfde compensatie). Hoewel de percentages in dit voorbeeld niet erg significant zijn, kan wel geconcludeerd worden dat het compensatiemechanisme ook in werking treedt als de studieduur verandert. Factor 3: uitval
Het verlaten van de universiteit zonder getuigschrift is een reden waardoor de inkomsten van de universiteit worden beperkt. Het beperken van de uitval leidt tot een hogere vergoeding vanwege getuigschriften, een stijging van het aantal ingeschreven studenten en derhalve ook tot een stijging van het macro kader. Het eerste effect heeft een direct karakter (werkt op korte termijn en de voordelen komen ten gunste van de universiteit zelf), terwijl het tweede effect indirect is (op langere termijn en de




BAMA bekostiging pagina 50 van 58

voordelen worden ook door de andere universiteiten genoten). Het financiële effect van het verlagen van de uitval is in grote lijnen tegengesteld aan dat van het verkorten van de studieduur. Unie A, B, C 135,0 125,0 115,0 Unie A excl. 105,0 Unie B excl. ge Unie C excl. ar 95,0 dj Unie A incl. ibs Unie B incl. kji 85,0 R Unie C incl. Unie A ongedeeld 75,0 Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 65,0 55,0 45,0 2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.11 Scenario 7: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Uitval: universiteit A: 20% per jaar, universiteit B: 10% per jaar en universiteit C: 5% per jaar27 (geen groei, nominale verblijfsduur)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 1 657 1 694 37 2,2% 1 678 16 0,9% Unie B 2 335 2 342 7 0,3% 2 324 17 0,7% Unie C 3 211 3 167 (44) -1,4% 3 200 (33) -1,1% Totaal: 7 203 7 203 (0) 7 203 (0) Tabel 7 Bekostiging bij scenario 7 Hoewel de financiële impact van uitval beperkt lijkt (zie tabel 7), is het wel de factor met de grootste invloed. Als de uitvalpercentages uit scenario 7 gecombineerd worden met de groeipercentages van scenario 3 (universiteit A groeit met 6%, universiteit B met 4% en universiteit C met 2%) en we gaan er vanuit dat universiteit C (top bekostigde opleidingen) geen BAMA structuur heeft ingevoerd, dan veranderen de waarden van tabel 7 aanzienlijk:


27 Dit zijn percentages perjaar. Dit komt erop neer dat de uitval bij universiteit A na 4 jaar (nominale studieduur) ongeveer 50% is, bij universiteit B na 5 jaar 34% en bij universiteit C na 6 jaar 25%.




BAMA bekostiging pagina 51 van 58

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 5 281 5 279 (3) -0,1% 5 190 89 1,7% Unie B 6 290 6 293 2 0,0% 6 145 148 2,4% Unie C 6 581 6 581 0 0,0% 6 818 (237) -3,6% Totaal: 18 153 18 153 (0) 18 153 (0) Tabel 8 Bekostiging bij scenario 8 Met name het (onzichtbare) verschil met de ongedeelde situatie voor universiteit C wordt in dit scenario materieel anders.
Een volgend scenario dat aandacht behoeft is de situatie waarin ná de keuze voor de BAMA structuur de uitval beperkt wordt. Als we, net als in scenario 5, er vanuit gaan dat na 2010 de uitval gereduceerd wordt, dan ontstaat de volgende situatie: Unie A, B, C 135,0
125,0
115,0
Unie A excl. 105,0
Unie B excl. ge Unie C excl. ar 95,0
dj Unie A incl. ibs Unie B incl. kji 85,0
R Unie C incl. Unie A ongedeeld 75,0
Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 65,0
55,0
45,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.11 Scenario 9: Universiteit A voert BAMA in in 2002, universiteit B in 2004 en universiteit C in 2006; Uitval: universiteit A: 20% per jaar, na 2010 0%, universiteit B: 10% per jaar, na 2010 0% en universiteit C: 5% per jaar, na 2010 0% (geen groei, nominale verblijfsduur)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 1 983 2 050 67 3,3% 2 029 21 1,0% Unie B 2 668 2 681 12 0,4% 2 675 5 0,2% Unie C 3 532 3 454 (79) -2,3% 3 480 (26) -0,8% Totaal: 8 184 8 184 (0) 8 184 (0) Tabel 9 Bekostiging bij scenario 9 Door de beperking van de uitval studeren meer studenten af en stijgt het aantal ingeschreven studenten, waardoor het macro kader stijgt. De compensatieregeling brengt de financiering in de richting van de ongedeelde situatie maar niet volledig




BAMA bekostiging pagina 52 van 58

Tenslotte kan gekeken worden naar de autonome werking van het compensatiemechanisme door uit te gaan van scenario 9, maar de invoer van de BAMA structuur achterwege te laten: Unie A, B, C 135,0
125,0
115,0
Unie A excl. 105,0
Unie B excl. ge Unie C excl. ar 95,0
dj Unie A incl. ibs Unie B incl. kji 85,0
R Unie C incl. Unie A ongedeeld 75,0
Unie B ongedeeld Unie C ongedeeld 65,0
55,0
45,0
2002 2004 2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020 2022 2024 2026 2028 2030

Afbeelding 3.12 Scenario 10: De universiteiten voeren de BAMA niet in. Uitval: universiteit A: 20% per jaar, na 2010 0%, universiteit B: 10% per jaar, na 2010 0% en universiteit C: 5% per jaar, na 2010 0% (geen groei, nominale verblijfsduur)

Rijksbijdrage Rijksbijdrage Verschil Rijksbijdrage Verschil Excl. Incl. Incl.-Excl. Verschil % Ongedeeld Incl.-Ong. Verschil % Unie A 2 011 2 037 26 1,3% 2 026 12 0,6% Unie B 2 666 2 671 5 0,2% 2 672 (1) 0,0% Unie C 3 495 3 463 (31) -0,9% 3 474 (11) -0,3% Totaal: 8 172 8 172 (0) 8 172 (0) Tabel 10 Bekostiging bij scenario 10 Ook hier zien we dat een vergroting van het aantal getuigschriften gepaard gaat met een reactie door het compensatie mechanisme, hoewel het daarvoor niet bedoeld is.




BAMA bekostiging pagina 53 van 58

Bijlage 3 Volume gegevens
(zie Excel bestand Gradenmodel)




BAMA bekostiging pagina 54 van 58

Bijlage 4 Beschrijving van de werking van het financiële model Inleiding
Dit model bevat de bekostiging van universiteiten in de periode 2002 - 2010, waarbij de bekostiging 2009 en 2010 onder voorbehoud van definitieve vaststelling zijn en enkele specifieke onderdelen in 2010 een extrapolatie van voorgaande jaren zijn. Doel van het model is het effect van de compensatieregeling BAMA te kunnen bepalen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de regeling compenseert voor de invoering van de BAMA (moment + profiel). Uit simulaties is gebleken dat de compensatieregeling budgetneutraal werkt als de verhoudingen tussen de universiteiten (uitgedrukt in gewogen getuigschriften) constant blijft. De bekostiging van universiteiten bestaat op hoofdlijnen uit drie onderdelen: 1. Onderwijsdeel, 2. Onderzoekdeel en 3. Overig. Elk onderdeel bestaat vervolgens uit componenten, die elk een terug te vinden zijn als eigen werkblad in dit model. Binnen elk werkblad is de component uitgewerkt conform de bekostigings- en uitvoeringsbesluiten in het desbetreffende bekostigingsjaar.
Het model is in lijn met de bekostigings- en uitvoeringsbesluiten WHW en afgeleid van de Excel modellen zoals gebruikt door het ministerie van OCW. Op 2 punten wijkt het model af van hetgeen OCW heeft berekend:
1. In het model zijn 12 universiteiten meegenomen. De overige universiteiten (OU, PThU, TUA, UvH) zijn niet meegenomen. Dit betekent onder andere dat de totaalbedragen per component af kunnen wijken van de bedragen van OCW.

2. Bedragen die in 2008 en 2009 zijn toegevoegd t.b.v. levensbeschouwelijke instellingen, internationale opleidingen, kwaliteit en andere specifieke regelingen, zijn buiten het model gelaten om een eerlijke vergelijking tussen jaren mogelijk te maken. In het werkblad "Totaal" zijn deze bedragen terug te vinden onder de noemers "Overig t.b.v. onderwijsopslag (bedrag)" (onderwijs) en "Component strategische overwegingen (bedrag)" (onderzoek).
Opbouw en werking model
In het algemeen geldt dat er een vastgesteld beschikbaar macro bedrag per component over de universiteiten wordt verdeeld. Deze bedragen zijn terug te vinden in het werkblad "Totaal" vanaf regel 28. Vervolgens wordt dit totaalbedrag binnen een component verdeeld o.b.v. de verdeelsleutels die zijn vastgelegd in de WHW. In onderstaand figuur is als voorbeeld de component eerstejaars opgenomen die is terug te vinden in het werkblad "Component eerstejaars".

1)

2)

3)




BAMA bekostiging pagina 55 van 58

Bij 1) wordt het totaal beschikbare bedrag voor deze component opgehaald uit het werkblad "Totaal". Bij 2) wordt dit bedrag in het geval van de component eerstejaars verdeeld o.b.v. het gewogen aantal eerstejaars. (In dit voorbeeld zijn de aantallen eerstejaars per universiteit weggelaten). Vervolgens zijn bij 3) de bedragen per universiteit berekend.
Conform de afspraken t.a.v. de compensatieregeling BAMA wordt in het werkblad "Component getuigschriften" gerekend met een vaste diplomaprijs. Om dit technisch correct uit te voeren in de jaren 2003 t/m 2007, is in het werkblad "Totaal" voor deze component het bedrag dat nodig is om de gewogen getuigschriften te vergoeden o.b.v. de vaste diplomaprijs en niet het bedrag dat werkelijk beschikbaar is voor deze component. Het verschil wordt vervolgens gecompenseerd in het werkblad "Basisvoorziening onderwijs". Om verschillende scenario's en effecten door te kunnen rekenen, is het model zo opgezet dat specifieke onderdelen van de berekening uit en/of aangezet kan worden. Onderaan elke component is een tabel opgenomen met de verdeling van het beschikbare budget over de universiteiten, waarbij direct boven deze tabel is aangegeven welke berekeningsmethodieken zijn gebruikt. Dit zoals in onderstaand voorbeeld is weergegeven voor de component basisvoorziening onderwijs.

In het voorbeeld is te zien dat in 2008 en 2009 deze component verdeeld is op basis van een vastgesteld percentage, in tegenstelling tot de voorgaande jaren waar onderscheid werd gemaakt tussen de verdeling basisvoorziening onderwijs plus en de verdeling van de compensatie. Aangezien de compensatie in 2008 en 2009 binnen de component getuigschriften heeft plaatsgevonden, hoeft er niks te worden gecompenseerd in de vaste voet en staat de regeling op "n.v.t.".
Het aan of uit zetten gebeurt in het werkblad "Scenario's" in het gebied X7:AX43. Vervolgens is in hetzelfde werkblad C7:U43 nogmaals weergegeven welke regelingen van toepassing zijn en is de totale bekostiging van het doorgerekende scenario te vinden in C46:U59. Voor het doorrekenen van scenario's is het in de meeste gevallen niet voldoende om specifieke regelingen aan of uit te zetten, maar moeten ook wijzigingen worden aangebracht in de ingevoerde bekostigingsgegevens. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het beschikbare macrobudget per component of de te bekostigen getuigschriften.
Voor wat betreft wijzigingen in het macrobudget zijn in het werkblad "Totaal" vanaf regel 6 een aantal tabellen opgenomen met budgetten behorende bij verschillende scenario's. Deze bedragen dienen over de bedragen heen te worden gekopieerd die het model gebruikt om te verdelen en zijn te vinden vanaf regel 28 en verder. Bij scenario's waar de bekostigingsgegevens gewijzigd zijn (bijvoorbeeld bij het simuleren van de ongedeelde wereld), zijn de aantallen getuigschriften in de werkbladen "Component getuigschriften" en "Basisvoorziening onderzoek" aangepast en vervolgens opgeslagen als aparte versie van het model. Het model is gebruikt om verschillende scenario's door te rekenen (zie ook het kopje "Scenario's" verderop in deze toelichting), waarbij gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om specifieke regelingen uit en/of aan te zetten. Vanaf regel 63 in het werkblad "Scenario's" zijn onderstaande scenario's terug te vinden. Hierbij is tevens aangegeven welke stappen zijn genomen (naast het aan en/of uitzetten van regelingen) om het scenario door te rekenen, zoals het wijzigen van de macrobudgetten en het aanpassen van het aantal getuigschriften.




BAMA bekostiging pagina 56 van 58

Scenario's
Het model is gebruikt om onderstaande door te rekenen, waarbij het totaalbedrag per universiteit per jaar is opgenomen in het werkblad "Scenario's".
Scenario A1: Werkelijke bekostiging 2002 - 2010*
-/- Aanvullingen / correcties niet relevant voor BAMA problematiek Scenario A2: Bekostiging exclusief aanvullingen/correcties Scenario A3A: Bekostiging bij alleen ongedeelde getuigschriften Scenario A3B: Bekostiging bij alleen ongedeelde getuigschriften (correctie zij-instroom HBO) Scenario A3C: Bekostiging bij alleen ongedeelde getuigschriften (correctie zij-instroom buitenland) Scenario A3D: Bekostiging bij alleen ongedeelde getuigschriften (correctie zij-instroom HBO en zij-instroom buitenland)
Scenario A4A: Bekostiging bij ongedeelde getuigschriften en uniforme groei Scenario A4B: Bekostiging bij ongedeelde getuigschriften en uniforme groei (correctie zij-instroom HBO) Scenario A4C: Bekostiging bij ongedeelde getuigschriften en uniforme groei (correctie zij-instroom buitenland) Scenario A4D: Bekostiging bij ongedeelde getuigschriften en uniforme groei (correctie zij-instroom HBO en zij- instroom buitenland)
Scenario B1: Compensatie via vaste voet (ook in 2008-2010) o.b.v. de werkelijke bekostiging Scenario B2: Compensatie via vaste voet (ook in 2008-2010) o.b.v. de werkelijke bekostiging exclusief aanvullingen/correcties
Scenario C2: Bekostiging exclusief aanvullingen/correcties, maar inclusief ophoging macro budget met de WIG
* Cijfers 2009 en 2010 onder voorbehoud van definitieve vaststelling De analyse op (de verschillen tussen) de scenario's is terug te vinden in het rapport "De BAMA bekostiging, een objectivering van het feitencomplex rond de overgang van de bekostiging van het wetenschappelijk onderwijs naar Bachelor- en Masterdiploma's".
Bepaling van de WIG
Naast bovenstaande zijn in het model enkele werkbladen te vinden t.b.v. de bepaling van de WIG. Hierbij is de WIG het bedrag dat is gecompenseerd via de compensatieregeling en niet is gerelateerd aan de administratieve BAMA bult.
In het werkblad "WIG" worden hiervoor eerst de bekostigde gewogen getuigschriften per universiteit opgehaald. Deze aantallen worden vervolgens gecorrigeerd voor de administratieve BAMA bult o.b.v. het verschil tussen scenario A2 en A3D (het BAMA effect). Vervolgens wordt de werkelijke diplomaprijs bepaald, welke samen met de vaste diplomaprijs is weergegeven in het werkblad "WIG dipl. prijzen". Het verschil tussen de vaste en werkelijke diplomaprijs vervolgens is de WIG.
Gebruikte gegevens
Zoals reeds aangegeven is gebruik gemaakt van de bekostigingsmodellen zoals gebruikt door OCW zelf, waarbij als uitgangspunt de bekostigings- en uitvoeringsbesluiten zijn genomen, inclusief de regeling financiën hoger onderwijs. Onderstaand is aangegeven welke modellen en versies zijn gebruikt: 2002 t/m 2006 - BAMA07b (brief sep 06).xls 2007 - bama07v20071205.xls
2008 - bama08-v3.0.xls
2009 - bama09-v1.02D3.xls
In aanvulling is voor de bepaling van de componenten in het onderdeel Overig gebruik gemaakt van de bijlagen bij de laatste begrotings- c.q. rijskbijdragebrieven aan universiteiten en academische ziekenhuizen van elk begrotingsjaar (2002.xls t/m 2009.xls). Tevens is voor het bepalen van de WIG gebruik gemaakt van de documenten reall20081111ow.xls en eall20081111oz.xls.




BAMA bekostiging pagina 57 van 58

Bijlage 5 Beschrijving van de WIG bij gelijkblijvend macro kader In paragraaf 5.3 is de WIG gekwantificeerd als het bekostigingseffect in het geval de vaste diplomaprijs over de gehele periode 2003 ­ 2010 vertaald zou zijn geweest in het macro kader. De impliciete veronderstelling daarbij is dat het macro kader meestijgt met het aantal niet-administratieve getuigschriften. Een alternatief voor deze exercitie is het doorrekenen van de bekostigingseffecten als het vasthouden aan de vaste diplomaprijs niet wordt gecombineerd met een stijging van het macro kader, maar opgelost wordt binnen het huidige financiële kader. Daarbij wordt de overschrijding van de componenten die afhankelijk zijn van het aantal getuigschriften verdeeld over de universiteiten via twee afzonderlijke stromen: het deel van de overschrijding dat samenhangt met de administratieve diplomas wordt verdeeld conform de afgesproken compensatie regeling terwijl het andere deel verdeeld wordt volgens het normale verdelingsmechanisme van de betreffende vaste voet. Op die manier ontstaat een kwantificering van het B M effect dat rekening houdt met de W=G effecten Dit betreft een hypothetische situatie. In de onderstaande tabel zijn de resultaten van die berekening afgebeeld: BAMA BAMA effect effect gecorigeerd totaal voor WIG Wig Effect Leiden (15) (23) 8 Utrecht 11 34 (24) Groningen 15 28 (13) Rotterdam (9) 6 (15) Maastricht 25 39 (15) Amsterdam (23) (21) (2) Delft (37) (77) 40 Enschede (8) (22) 14 Eindhoven 5 (19) 24 Amsterdam (5) 3 (8) Tilburg 41 42 (1) Nijmegen (0) 9 (9) Totaal: (0) 0 (0)




BAMA bekostiging pagina 58 van 58

Bijlage 6 Overzicht van de analyse

Totaal Totaal Bama Overig Totaal Bama Overig excl.Hbo Bama Overig Totaa Bam Overi excl.HB excl.HB excl.HB excl.B'lan excl.B'lan excl.B'lan +B+blan excl :BO+blan excl.HBO l a g O O O d d d d d + bland iden
Le (26) 2 (28) (26) (14) (12) (26) 1 (28) (26) (15) (12) Utrecht (9) 30 (39) (9) 11 (20) (9) 30 (39) (9) 11 (20) Groninge
n 10 23 (13) 10 15 (6) 10 23 (13) 10 15 (5) Rotterda
m 22 (12) 34 22 (9) 31 22 (12) 34 22 (9) 31 Maastrich
t 89 34 55 89 25 65 89 34 55 89 25 64 UvA (73) (11) (62) (73) (23) (50) (73) (12) (62) (73) (23) (50) Delft (57) (38) (19) (57) (38) (19) (57) (37) (20) (57) (37) (20) Enschede (28) (12) (16) (28) (8) (20) (28) (12) (16) (28) (8) (20) Eindhove
n 4 (3) 7 4 6 (2) 4 (3) 7 4 5 (2) VU 21 (24) 45 21 (5) 26 21 (24) 45 21 (5) 26 Tilburg 81 24 57 81 41 40 81 24 57 81 41 40 Nijmegen (32) (12) (20) (32) (0) (32) (32) (12) (20) (32) (0) (32) Totaal (0) (0) 0 (0) (0) 0 (0) (0) (0) (0) (0) - In deze Bijlage worden drie definities van het BAMA effect vergeleken: (1) als de ongedeelde representatie van de werkelijkheid wordt bepaald als elke master = ongedeeld diploma (kolom 2-4); (2) elke master = ongedeeld diploma, maar masters van studenten die instromen met een bachelor diploma uit het HBO krijgen alleen het mastergewicht (kolom 5 ­ 7) en (3) elke master = ongedeeld diploma, maar masters van studenten die instromen met een bachelor diploma van een buitenlandse EU instelling krijgen alleen het mastergewicht (kolom 8 ­ 10) en de combinatie van (2) en (3) (kolom 11 ­ 13).