Antwoord op Kamervragen over uitdiepen Westerschelde
Kamerstuk | 14-09-2009
Minister-president Balkenende heeft de Tweede Kamer geantwoord op
vragen van Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks) over de gevolgen
van de uitspraak van de Raad van State over het uitdiepen van de
Westerschelde voor de relatie tussen Nederland en België.
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de kamervragen van de leden
Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks) aan de minister-president,
over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State rond het
uitdiepen van de Westerschelde voor de relatie van Nederland met
België (ingezonden 20 augustus 2009, nr. 2009Z14930).
DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
---
-
1. Wat is uw reactie op de verontwaardiging die in Vlaanderen is
ontstaan rond de vertraging die het uitbaggeren van de Westerschelde
heeft opgelopen en meer exact op de reactie van diverse Vlaamse
politici?
Antwoord:
Ik heb groot begrip voor de gevoelens in Vlaanderen. Voor Vlaanderen
en in het bijzonder het havenbedrijf van Antwerpen staan namelijk
grote economische belangen op het spel.
2. Hebt u al contact gehad met uw Belgische ambtsgenoot om de kwestie
te bespreken, of hebben andere bewindslieden contact gehad? Zo ja, wat
was de uitkomst daarvan? Zo nee, waarom niet?
3. Wat was de uitkomst van het gesprek dat de Nederlandse ambassadeur
heeft gehad met de Vlaamse premier?
Antwoord op vraag 2 en 3:
Uitgangspunt van de Nederlandse regering is dat de Westerschelde
verruimd zal worden. Dat is met Vlaanderen afgesproken en in een
verdrag vastgelegd. De komende tijd zal in goed overleg met Vlaanderen
gezocht worden naar oplossingen die leiden tot een spoedige start van
de verruimingswerkzaamheden. Zowel aan de Vlaamse minister-president
de heer Peeters, als de federale minister van Buitenlandse Zaken de
heer Leterme, heb ik dit persoonlijk overgebracht.
4. Wat is uw reactie op het pleidooi van de Commissaris van de
Koningin van Zeeland dat de situatie desnoods met noodwetgeving
gerepareerd moet worden?
Antwoord:
Op dit moment wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om te komen
tot een spoedige start van de verruimingswerkzaamheden. Op de
uitkomsten van dit onderzoek kan ik niet vooruit lopen.
5. Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het einde van het reces?
Antwoord:
Nee.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het
lid Van der Ham (D66), ingezonden 30 juli 2009 (vraagnummer
2009Z14445) en van de leden Van Gent en Vendrik (beiden GroenLinks),
ingezonden 13 augustus 2009 (vraagnummer 2009Z14682)
Ministerie van Algemene Zaken