Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Vraag en aanbod op de zuivelmarkt


11 september 2009 - kamerstuk

Kamerbrief met antwoorden op vragen waarin de minister meldt dat het aantal aanbieders van zuivelproducten buiten de Europese Unie toeneemt. Daarnaast daalde de vraag in verband met de economische crisis.

Geachte voorzitter,

Hierbij stuur ik u mede namens mijn collega's van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken de antwoorden op de Kamervragen gesteld door het lid Thieme (PvdD) over vraag en aanbod op de zuivelmarkt. (Ingezonden 14 augustus 2009).

1
Kent u het bericht «Melkveehouders doen beroep op Verburg»? 1) Ja.

2
Deelt u de mening dat een beperking van het aanbod van zuivel een logischer weg is om de prijzen op een voor de melkveehouder aanvaardbaar niveau te brengen dan het bevorderen van de consumptie van zuivel? Zo ja, op welke wijze wilt u komen tot een beleid dat inzet op aanbodbeperking in plaats van vraagstimulering? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Blijkens het EU-rapport over de zuivelmarktsituatie (22 juli 2009) is de omslag in de zuivelmarkt volgens de Commissie niet veroorzaakt door quotum- of productieuitbreiding, want de EU-melkproductie is het afgelopen quotumjaar gedaald met 0,9% en de EU is in 2008/2009 ruim 4% onder het totale melkquotum van de 27 lidstaten gebleven. De vraag naar zuivel is zowel in de EU als op de wereldmarkt gedaald en de prijzen op de wereldmarkt zijn aanzienlijk gedaald als gevolg van een combinatie van productietoename door andere aanbieders (Nieuw-Zeeland, Australië, Argentinië, Brazilië en tot voor kort ook de VS) en een daling van de wereldvraag in verband met de economische crisis. Ik onderschrijf de analyse van de Commissie en ben van mening dat de oplossing niet moet worden gevonden in de beperking van het aanbod. Gezien de daling van de zuivelvraag in de EU stelt de Commissie een aanvullend promotieprogramma voor de interne markt voor.

3
Deelt u de mening dat aanbodbeperking een logischer stap is voor een product dat in aanzienlijke mate medeveroorzaker is van de uitstoot van broeikasgassen, dan vraagstimulering? Zo ja, welke consequenties heeft dat voor uw toekomstig beleid? Zo nee, waarom niet?
Nee.
Ik streef naar een melkveehouderij die moet blijven binnen de geldende milieurandvoorwaarden. Aan deze ambitie werk ik hard door afspraken uit het agroconvenant met de verschillende deelsectoren verder uit te werken in jaarwerkprogramma's. Mijn beleid richt zich momenteel met name op bewustwording, voorlichting en innovatie en vrijwillige reductie van broeikasgasuitstoot. Sinds 1990 is in de totale landbouwsector een reductie van de broeikasgasuitstoot van
17% ten opzichte van 1990 gerealiseerd. Ik werk samen met de sector aan maatregelen om de uitstoot richting 2020 verder te beperken met 25-30% ten opzichte van de uitstoot in 1990. Daarnaast heb ik samen met collega's Koenders en Cramer onlangs de beleidsagenda duurzame voedselsystemen naar uw Kamer gestuurd. Daarin is aangegeven hoe een transitie (verschuiving) in de consumptie van dierlijke eiwitten naar duurzaam geproduceerde dierlijke eiwitten en naar plantaardige eiwitten van de grond moet komen.

4
Kunt u uiteenzetten in welk opzicht de zuivelsector wat u betreft verschilt van andere economische sectoren die te maken hebben met paradigmaverandering, zoals de analoge foto-industrie, die het zonder overheidssteun moeten stellen? Mijn streven is dat de zuivelsector in 2023 in alle opzichten duurzaam is. Zo zal de sector in economisch opzicht duurzaam moeten zijn, maar evenzeer zal de sector duurzaam moeten zijn op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid en milieu. De gewenste en noodzakelijke omslag in de zuivelsector verschilt mijns inziens dan ook niet wezenlijk van andere economische sectoren.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


1)
Nu.nl, 12 augustus 2009
http://www.nu.nl/economie/2058585/melkveehouders-doen-beroep-op-verburg.html