ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Round Table on Responsible Soy'
Bijdrage Esmé Wiegman AO 'Round Table on Responsible Soy'
donderdag 10 september 2009 10:00
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. De
ChristenUnie heeft een dubbel gevoel bij de uitkomst van de round
table. Zij is blij dat er iets ligt, maar voor haar mag dit geen
eindresultaat zijn van een discussie over duurzame soja, integendeel.
Het is mooi als dit resultaat een soort bodem kan slaan in de
sojamarkt, maar het resultaat zou niet als norm moeten gelden voor
duurzaamheidslabeling en etikettering van producten. Het zou ook niet
hét duurzaamheidsinkoopcriterium moeten zijn voor overheid en
bedrijfsleven.
Voor de ChristenUnie moet vandaag de vraag centraal staan: hoe trekken
we de normen van de round table, het bodemresultaat, omhoog? Ik leg
allereerst de vinger bij wat zwakke punten in het eindresultaat. Er is
onduidelijkheid over beprijzing. Eigenlijk hebben we een
prijsmechanisme nodig, want in de markt is meerwaarde nodig.
Uiteindelijk gaat het ook om de vraag hoe we ervoor zorgen dat de
hogere prijs voor deze duurzamere soja ook werkelijk bij de producent
terechtkomt. Het is een hele uitdaging om de vraag en het draagvlak
voor deze soja te verbreden. Een van de onderdelen daarvan is het
draagvlak bij de individuele boer, de producent. Hiervoor is nodig dat
de financiering van duurzame teelt op orde is, zodat producenten er
niet bij inschieten en de productie van duurzame soja daar al stokt.
Op het laatste moment is het criterium 4.4 toegevoegd over ontbossing.
In de testperiode mag alleen worden ontbost voor sojateelt wanneer een
onafhankelijk assessment heeft aangetoond dat er geen sprake is van
primair bos, high conservation value areas, en er wordt gesproken van
local peoples' lands. Een vooruitzicht voor de langere termijn
ontbreekt, terwijl het voorkómen van ontbossing juist een van de
cruciale onderdelen is voor verduurzaming van soja. Een bijkomend
probleem is de onduidelijkheid die kan ontstaan over wat nu wel en
niet primair bos is. Al met al biedt dit dus nog weinig zekerheid. De
verschillen tussen genetisch gemodificeerde soja (gm-soja) en gangbare
soja worden buiten beschouwing gelaten. Dat is jammer, want hiermee
zijn zaken als machtsconcentratie, afhankelijkheid van gepatenteerde
zaden en de hieraan gekoppelde bestrijdingsmiddelen buiten beeld
geraakt. Minister Verburg gaf in haar brief aan dat zij geen probleem
had met het achterwege laten van dit onderscheid, maar mijn probleem
is nog steeds dat vele voordelen van gm-soja worden gepropageerd, maar
nog steeds niet worden waargemaakt: de opbrengst is nog niet hoger,
terwijl de milieu-impact mogelijk groter is dan van de conventionele
soja. Een voorkeursbeleid voor conventionele soja zou daarom niet
misstaan. En dan is er nog het belangrijke punt van de handhaving. Een
van de criteria is het voldoen aan wetten. Logisch, maar dat zit vast
op de handhaving.
Wat gaat de minister doen met deze zwakke punten? De ChristenUnie
heeft hier wel wat ideeën over. Het zou goed zijn als er een koppeling
werd gemaakt met het Kopenhagenproces, waar het ook allemaal draait om
het tegengaan van ontbossing en het betalen voor duurzaam bosbeheer.
Het sojavraagstuk zou onderdeel kunnen zijn van Kopenhagenafspraken in
het kader van beprijzing en wellicht valt een CO2 -mechanisme te
koppelen aan beprijzing, wat ook mogelijkheden zou bieden om
buitenstaanders van de round table aan boord of weer aan boord te
krijgen. Het is van belang dat er mechanismen worden ontworpen,
waardoor elk onderdeel van de keten wordt betaald, ook de boeren onder
aan de keten. De ChristenUnie ziet graag hogere normen voor het
rijksinkoopbeleid. Wellicht zijn er mogelijkheden voor verplichte
bijmengpercentages; hierbij denk ik aan de afspraken rond de
biobrandstoffen. Nederland zou ook een mooie rol kunnen spelen als
waakhond, in het kader van de handhaving. De ChristenUnie ziet verder
graag de ontwikkeling van een voorkeursbeleid voor conventionele soja
binnen Europa.
Naast aan het verbeteren van de duurzaamheid van soja en dus duurzamer
vlees, ontkomen we er niet aan dat individuele consumenten hun
verantwoordelijkheid zullen moeten nemen; de vraag naar vlees zal
moeten verminderen om ontbossing te voorkomen en te kunnen
verduurzamen. Gezien de groeiende vraag naar vlees, zullen we ook
moeten inzetten op vervangers van soja. Ik heb het dus over de drie
v's: verduurzamen, verminderen, vervangen. Eerder pleitte ik al voor
een verhoogde inzet op sojavervangers, zoals erwten en lupine; zoiets
vermindert ook onze afhankelijkheid van sojaproducerende landen. De
minister gaf aan geen specifieke EU-subsidie voor eiwitten te willen.
Dat is terecht want daarvoor valt wat te zeggen, maar wat doet de
minister dan wél? Ik wijs op mijn moties van januari 2008 over
sojavervangers.
Esmé Wiegman