ChristenUnie
Bijdrage Ed Anker aan debat 'Kraken en Leegstand'
Bijdrage Ed Anker aan debat 'Kraken en Leegstand'
donderdag 10 september 2009 10:15
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Laat ik beginnen met het
uitspreken van mijn waardering voor het initiatief en de moeite die de
indieners nemen om te komen tot het verder terugdringen van kraken en
leegstand. Ik heb de laatste tijd vaker het noeste, ambachtelijke
handwerk van Kamerleden mogen roemen. Ik doe dat bij dezen nogmaals,
en zelfs nog meer nu ik van redelijk dichtbij heb mogen meemaken hoe
noest en ambachtelijk al het werk was. Het is mooi dat de Kamer op dit
soort manieren initiatief neemt.
Kraken en leegstand zijn onderwerpen waar al lang over
wordt gesproken. Iedereen is het erover eens dat leegstand een
probleem is. Het is niet goed voor een gemeente als panden langdurig
leegstaan. De aangewezen oplossing om leegstand tegen te gaan, is meer
omstreden. In eerste instantie ligt de verantwoordelijkheid voor het
tegengaan van leegstand bij de eigenaar van het pand. Wanneer deze het
echter laat afweten, wordt het een publiek probleem. De ChristenUnie
vindt dat er dan een publieke taak ligt om leegstand tegen te gaan.
Voorheen werd die taak niet door een overheid opgenomen, maar moesten
krakers een soort tegenwicht aan leegstand en speculatie bieden.
Lokale overheden hadden niet het instrumentarium om actief
leegstandsbeleid te kunnen voeren.
De ChristenUnie-fractie is het eens met de indieners als zij stellen
dat de oplossing gevonden moet worden bij de lokale overheid. Kraken
is een vorm van eigenrichting, waarbij krakers de leegstand op eigen
wijze bestrijden. Daarbij wordt het eigendomsrecht ernstig geschonden.
De opvatting dat kraken een welkom instrument is tegen leegstand vindt
mijn fractie niet te verdedigen. Kraken is helemaal geen instrument.
Het is het vogelvrij verklaren van een pand. De overheid trekt zich
juist terug en stopt met het beschermen van iemands bezit.
De heer Jansen (SP): Eigenlijk zou ook de heer Anker een amendement
moeten indienen, waarin hij stelt dat gemeenten een
leegstandsverordening moeten vaststellen en iets moeten doen tegen
leegstand. Hij zegt namelijk dat gemeenten zo belangrijk zijn en een
sleutelfactor vormen bij het aanpakken van het probleem bij de wortel.
Alleen dan kun je met reden zeggen dat kraken overbodig is geworden.
De heer Anker (ChristenUnie): Ik denk dat de gemeenten die met
leegstandsproblematiek te maken hebben -- die problematiek zal niet
voor elke gemeente in Nederland even groot zijn -- de mogelijkheid
moeten hebben en de verantwoordelijkheid moeten pakken om daar iets
aan te gaan doen.
De heer Jansen (SP): Maar gemeenten hebben gezegd dat zij in heel veel
gevallen geen gebruik willen gaan maken van dit instrument,
bijvoorbeeld omdat ze het niet zo effectief vinden. In die situatie
blijft kraken wel strafbaar in het wetsvoorstel, maar is er geen
leegstandsbeleid in de betreffende gemeente. Vindt de heer Anker dat
een redelijke situatie?
De heer Anker (ChristenUnie): Ik vind dat geen verstandige situatie.
Ik zou alle gemeenten willen aanmoedigen om leegstandsbeleid te
voeren. Ik heb ook maar een aantal gemeenten gehoord die zeggen: wij
vinden hier niets van. Ik heb ze niet allemaal gehoord. We zitten
ergens tussen de 400 en 500 op het moment; ik wil dat nog wel even
opzoeken. Daarbij heb ik zelf in de gemeenteraad gezeten van een
gemeente met heel veel lege kantoren, waarvan wij wilden dat wij er
iets mee konden. Op dat moment hadden wij daar echter niet het
instrumentarium voor. Nu wordt de wettelijke gelegenheid wel gecreëerd
om iets te doen.
De heer Jansen (SP): Hoe denkt de heer Anker het probleem aan te
pakken als een gemeente zelf de eigenaar is van een pand en dat laat
verpauperen? Wat als de gemeente zelf zaken doet die haaks staan op
goed rentmeesterschap? Vindt hij dit toch een situatie waarin de
gemeenteraad er een stokje voor moet steken of vindt hij dat er in dit
soort gevallen een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid mogelijk is
als vangnet?
De heer Anker (ChristenUnie): Dan zou een bewoner kunnen zeggen:
gemeente, u kwijt zich niet van uw taak. En ik sta zelf onder een
initiatiefwetsvoorstel dat in sommige gevallen de strafrechtelijke
immuniteit van publieke rechtspersonen gaat opheffen, zodat zij zelfs
ook nog een gang naar de rechter kunnen maken op het moment dat
gemeenten niet doen wat ze moeten doen.
Het bestrijden van leegstand is een belangrijke publieke
taak die men niet aan de willekeur van krakers kan overlaten. De
ChristenUnie hecht daarbij aan een democratisch gelegitimeerd beleid,
niet het beleid van de kraakbeweging. Ondanks de soms zelfs nobele
motieven van de krakers, is het middel kraken iets waar de
ChristenUnie en haar voorgangers zich altijd principieel tegen hebben
uitgesproken. De norm dient duidelijk te zijn: kraken kan en mag niet.
Tegelijk zien wij ons wel geconfronteerd met een
fundamenteel probleem. Er is sprake van een gebrek aan integraal
leegstandsbeleid bij gemeenten in Nederland. Geen van de G31 voert een
leegstandsbeleid, zo meldden de initiatiefnemers. Daar moet dan
verandering in komen. Daarvoor worden met dit wetsvoorstel
instrumenten aangereikt, maar hoe gaat dit uitwerken? Dat is nog wel
de vraag. De gemeenten kunnen op hun handen blijven zitten. Klopt het
dat gedogen geen optie meer is, nu kraken een misdrijf wordt? Zo vraag
ik aan de indieners. Kunnen de initiatiefnemers ook toelichten of de
geïntegreerde aanpak voldoende geborgd is, nu kraken strafbaar wordt
gesteld maar het gemeenten vrijstaat om al dan niet een
leegstandsverordening vast te stellen?
De indieners geven de gemeenten instrumenten in handen om
leegstand tegen te gaan, maar niet alleen de leegstand kan leiden tot
overlast in de publieke ruimte. Ook verkrotting kan een probleem
vormen. Eigenaren of huisjesmelkers die het vertikken om het
broodnodige onderhoud aan panden te laten verrichten. Hoe verhoudt dit
wetsvoorstel zich tot die problematiek?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik wil het graag nog even hebben over
de positie van de gemeenten, want er wordt nu gezegd dat gemeenten
geen beleid voeren. Gemeenten geven echter ook aan dat het
wetsvoorstel geen oplossing biedt voor hun probleem. Wij hebben
gisteren nog een brief kunnen lezen van de heer Gerzon, wethouder in
Amsterdam. Hij zegt dat een aantal dingen nodig zouden zijn. Hij wil
een leegstandstaks, dat eigenaren van panden veel meer
verantwoordelijk worden gemaakt om de leegstand op te heffen en snel
met een plan te komen. Nu wordt het een beetje over de schutting
gekieperd naar de gemeenten. Die zitten hier niet op te wachten. Mijn
vraag is dus: was het niet beter geweest om in overleg te treden met
de gemeenten wat de beste oplossing is, zodat zij op een adequate
manier de leegstand kunnen aanpakken?
De heer Anker (ChristenUnie): Ik geloof dat het nooit verkeerd is om
met mensen uit de praktijk te spreken en dat de initiatiefnemers
hierbij ook echt wel hun voelhoorns in de samenleving hebben,
ongetwijfeld ook bij de bestuurders in het land. Maar dat moet mevrouw
Van Gent maar aan hen vragen. Dit wetsvoorstel geeft de mogelijkheid
om een dwangsom op te leggen als er leegstand is. De leegstandstaks...
Misschien past het meer bij mevrouw Van Gent om dat helemaal vanuit
Den Haag te regelen voor alle gemeenten. Zij kunnen dat ook lokaal
doen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Dat is interessant wat u nu aankaart,
dat u zegt dat je het ook kunt overlaten aan gemeenten. Dat is ook
precies mijn punt. Dezelfde gemeenten waar u het zo over hebt, zeggen
over de problematiek die u schetst, dat de oplossing die de
initiatiefnemers bieden hun oplossing niet is. Er is ook niet
onderbouwd hoe groot de problematiek is. Gemeenten hebben ook binnen
de bestaande wetgeving instrumenten om iets aan de leegstand te doen.
Zij vragen vervolgens aan de politiek om die instrumenten wat aan te
scherpen, zodat zij daar nog beter mee uit de voeten kunnen. Mijn
vraag blijft dus: waarom duw je dan een wetsvoorstel door de strotten
van de gemeenten, om het zo maar even netjes te zeggen, terwijl
diezelfde gemeenten daar helemaal niet op zitten te wachten?
De heer Anker (ChristenUnie): Als ik u begrijp, zitten de gemeenten er
juist wel op te wachten, maar hebben zij alleen nog wat puntjes over
de precieze wet. Er is jarenlang niets gedaan aan de leegstand en nu
ineens hebben zij er wel behoefte aan. Nu nemen deze collega's het
initiatief voor een wet. Volgens mij voldoen zij dus wel aan een
behoefte, want ineens is er inderdaad wel die behoefte. Sterker nog:
er zouden hier en daar middelen moeten worden aangescherpt. Dat
gebeurt hier. Gemeenten krijgen met deze wet alle gelegenheid om zelf
op een manier die goed bij de gemeente past, leegstandsbeleid te gaan
voeren.
De voorzitter: Mevrouw Van Gent, laatste maal op dit punt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Het gaat natuurlijk om de combinatie
van kraken verbieden en leegstand. Mijn stelling is ... Dat zeggen
gemeenten ook; de VNG heeft het aangegeven, de G4 heeft het
aangegeven. Zij zeggen: wij kunnen het bestaande instrument gebruiken,
maar dat zou nog verbeterd kunnen worden. Maar daarvoor is het
absoluut onnodig om, zeg maar, het kraken te verbieden omdat dit een
goed middel is om de leegstand aan de kaart te stellen. Dus mijn
fundamentele vraag blijft: u kunt tegen kraken zijn, maar waarom legt
u gemeenten iets op waarvan zij zelf zeggen dat zij er in de praktijk
helemaal niets aan hebben?
De heer Anker (ChristenUnie): Maar nu wordt het duidelijk. Het gaat
dus blijkbaar niet over het leegstandsbeheer en het leegstandsbeleid
dat moet worden gevoerd, maar het gaat erover dat gemeenten niet
vinden dat kraken verboden moet worden. Dan hebben wij het juist over
de verantwoordelijkheid die wij hier moeten nemen. Wij denken -- de
initiatiefnemers doen dat ook -- dat kraken in strijd is met het
eigendomsrecht en dat er een praktijk is ontstaan die nu echt lang
genoeg heeft geduurd en waaraan echt een einde moet komen. Dat is een
stuk rechtshandhaving waarover wij hier in de Kamer met elkaar moeten
spreken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks): Ik vind het niet sterk, maar oké.
De voorzitter: De heer Anker gaat door met zijn betoog.
De heer Anker (ChristenUnie): U wordt er nu zelf redelijk enthousiast
over. De prioriteit die aan de opsporing en vervolging van krakers
wordt gegeven, verschilt nu al per gemeente. Ook in de toekomst zal
het van gemeente tot gemeente verschillen op welke manier het
handhaven vorm wordt gegeven. Dit is ook logisch, omdat de aard van
een problematiek zelfs in aangrenzende gemeenten kan verschillen. Hoe
taxeren de indieners het risico van een waterbedeffect wanneer
gemeenten niet handhaven? Op welke wijze zullen politie en OM
invulling geven aan het handhaven? Kunnen wij ervan uitgaan dat er een
aanwijzing op dit gebied zal gaan richting OM? Dit vraag ik niet
alleen aan de initiatiefnemers, maar natuurlijk ook aan de minister
van Justitie.
Dan kom ik bij het punt van de soepele overgang naar het
nieuwe regime. Wat te doen met al die initiatieven die bijvoorbeeld
zorgen voor opvang van daklozen et cetera ofwel de sociale
vangnetfunctie? Wanneer maatschappelijk nuttige activiteiten zoals de
daklozenopvang in Etten-Leur niet mogen kraken, is er dan voldoende
ander aanbod? Terecht stellen de indieners dat gemeenten
maatschappelijke en culturele initiatieven en broedplaatsen ook op
andere wijze kunnen stimuleren, wanneer zij het bestaan ervan
belangrijk vinden. Zelfs zouden gemeenten met het nieuwe
leegstandsinstrumentarium deze maatschappelijke en culturele
initiatieven als huurder kunnen voordragen voor langdurig leegstaande
panden. Maar hoe zit het met de overgangstermijn en de onzekerheid of
gemeenten hier werk van maken? Hebben zij door dat zij hierdoor een
prachtig instrument in handen krijgen?
Voor de korte termijn worden vaak leegstandsbeheerders
ofwel de antikraakbureaus ingezet. Ook wanneer het wetsvoorstel wordt
ingevoerd, zal er een aandeel blijven voor
leegstandsbeheerorganisaties, zo verwachten de initiatiefnemers. Het
lijkt mijn fractie logisch dat het aandeel van antikraakbureaus zal
afnemen, als gemeenten werk maken van leegstandsbeleid. Delen de
indieners die gedachtegang?
Daarbij wordt over de kwaliteit van leegstandsbeheerders
verschillend gesproken. Zo zijn er in het verleden incidenten geweest
als koolmonoxidevergiftiging en wordt de privacy van de bewoners niet
altijd gerespecteerd. Bureaus komen onaangekondigd langs, een
afwezigheid van drie dagen moet worden gemeld en lange vakanties zijn
uitgesloten. Daarnaast zijn de bruikleenvergoedingen soms wel fors.
Ook blijken er bepalingen te worden toegepast waarin staat dat
misstanden niet naar buiten mogen worden gebracht. Natuurlijk kiest
een bewoner zelf voor antikraak, maar daarin moeten de privacy en de
veiligheid wel gewaarborgd zijn. Welk beeld hebben de indieners van de
kwaliteit van de antikraakbureaus? Zou certificering van deze branche
een oplossing kunnen bieden om te komen tot een kwalitatief hoogstaand
instrument? Ik ben eventueel bereid er een Kameruitspraak over in te
dienen ofwel een motie voor in te dienen, maar die komt dan in tweede
termijn.
De heer Jansen (SP): Beter een half ei dan een lege dop, maar er is
iets beters dan een motie, namelijk een amendement. Dat amendement
ligt er al. Als de heer Anker inderdaad vindt dat er iets moet worden
gedaan aan de rechteloosheid van de groep antikrakers, waarom kiest
hij er dan niet voor om de minister voor WWI de bevoegdheid te geven
om daar spelregels voor vast te stellen en verlaat hij zich gewoon op
een convenant waarvan je maar moet afwachten wat er uiteindelijk in
komt te staan?
De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb vanochtend dat amendement gezien
en ik heb het idee dat wij hetzelfde willen. Het is nog even de vraag
-- ik moet er ook nog heel even over nadenken; ik ben ook benieuwd
naar de reactie van de indieners -- of wij dit nu precies in de wet
moeten regelen dan wel of dit spoor ook parallel aan die wet kan
lopen. Ik vraag mij af of, op het moment dat het amendement wordt
aangenomen, u voor de wet gaat stemmen. Ik krijg een knik; dat is
mooi.
De heer Jansen (SP): In de richting van de heer Anker zeg ik dat bij
ons het voortschrijdend inzicht nooit ophoudt, dus dat wij altijd tot
aan de stemmingen nog van mening kunnen veranderen.
Ed Anker