Ministerie van Economische Zaken
Economische gevolgen beoogde aanpassing Winkeltijdenwet
8 september 2009 | rapport | Winkeltijdenwet
CPB-rapport Winkeltijdenwet - september 2009
CPB Document
No 191
September 2009
Economische gevolgen beoogde aanpassing
Winkeltijdenwet
Bert Minne en Henry van der Wiel
2
Centraal Planbureau
Van Stolkweg 14
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefoon (070) 338 33 80
Telefax (070) 338 33 50
Internet www.cpb.nl
ISBN 978-90-5833-415-2
3
Korte samenvatting
Het kabinet wil de regels ter verruiming van het aantal koopzondagen in verband met toerisme
in de Winkeltijdenwet aanscherpen. Dit rapport kijkt naar de gevolgen van deze aanscherping
op de Nederlandse economie. Het aantal koopzondagen zal naar verwachting weinig dalen. De
gevolgen voor de werkgelegenheid en de omzet zijn op langere termijn voor de gehele
economie beperkt. Dit geldt, op korte termijn, niet voor iedereen want er zijn er eenmalige
kosten om winkelpersoneel, dat door de geringe daling van het aantal koopzondagen op straat
komt te staan, aan een andere baan te helpen. Ook kunnen verschillen in effecten van de
wetswijziging optreden tussen winkels onderling, of tussen gemeenten. Sommige consumenten
gaan er in welvaart op achteruit, terwijl anderen er op vooruit gaan.
Steekwoorden: economische gevolgen, koopzondag, winkeltijden
Abstract
The Dutch government wants to sharpen the regulation of easing Sunday shopping restrictions
related to the tourism criterion. This report analyses the consequences of this sharpening for the
Dutch economy. For the whole economy, the economic impact of less Sunday opening hours on
employment and sales is limited in the long run, but for individual shops it should not be sniffed
at. In the short run, there are one-off costs to find new jobs for shop workers loosing their jobs
due to less Sunday opening hours. There can also be differences in consequences within the
retail trade and between municipalities. Moreover, welfare will diminish for some consumers,
whereas it will increase for others.
Key words: economic consequences, shop and Sunday opening hours
A comprehensive summary is available from www.cpb.nl.
4
5
Inhoud
Ten geleide 7
Samenvatting 9
1 Inleiding 13
2 Wetsvoorstel verandering Winkeltijdenwet 15
2.1 Inleiding 15
2.2 Inhoud wetsvoorstel 15
2.3 Omvang impuls op economie 18
3 Wat kunnen we verwachten? 27
3.1 Inleiding 27
3.2 Detailhandel 27
3.3 Nederlandse economie 31
4 Economische gevolgen Nederlandse economie 35
4.1 Inleiding 35
4.2 Detailhandel 35
4.3 Nederlandse economie 38
4.4 Conclusies 40
5 Verschillen in effecten 43
5.1 Inleiding 43
5.2 Verschillen tussen winkels binnen detailhandel 43
5.3 Verschillen tussen gemeenten 44
6 Bredere economische gevolgen 45
6.1 Inleiding 45
6.2 Mogelijke strategische reacties 45
6.3 Welvaart 47
Referenties 53
Bijlage 1 Verantwoording verdeling aantallen gemeenten 55
Bijlage 2 Alternatieven voor koopzondag 57
6
Bijlage 3 Ervaringen gevolgen aanpassing winkeltijden 63
7
Ten geleide
Naar aanleiding van het beleidsvoornemen om de toerismebepaling ter verruiming van het
aantal koopzondagen in de Winkeltijdenwet aan te scherpen, heeft het ministerie van
Economische Zaken het Centraal Planbureau (CPB) gevraagd om de economische effecten
hiervan te onderzoeken.
Dit rapport beantwoordt deze vraag door naar het concrete wetsvoorstel te kijken en daaruit af
te leiden wat de impuls is op de Nederlandse economie. Vervolgens kijkt het rapport hoe die
impuls doorwerkt op de omzet en de werkgelegenheid van de detailhandel en op het bruto
binnenlands product en de werkgelegenheid in Nederland. Het rapport beziet ook of er
verschillen in effecten tussen betrokken partijen kunnen ontstaan door de wetswijziging. Naast
de economische gevolgen wordt gekeken naar welvaartseffecten, waarin ook rekening
gehouden wordt met allerlei niet in geld uit te drukken zaken waar mensen waarde aan toe
kennen.
Het rapport is vooral een kwalitatieve studie naar mogelijke economische gevolgen van het
wetsvoorstel tot aanpassing van de Winkeltijdenwet. Er was weinig cijfermateriaal beschikbaar
dat verdere inzichten bood. Daarom is het niet mogelijk gebleken om het rapport verder te
kwantificeren dan gedaan is. Daarbij past de opmerking dat meer cijfermateriaal de conclusies
op hoofdlijnen niet zal veranderen.
Deze studie heeft geprofiteerd van het commentaar van twee vergaderingen van de
klankbordgroep. Deze klankbordgroep bestond uit vertegenwoordigers van het ministerie van
Economische Zaken en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. We bedanken de
leden van de klankbordgroep voor hun constructieve discussies en nuttige suggesties. Dit laat
onverlet dat alleen het CPB verantwoordelijk is voor de inhoud en eventuele omissies of
onjuistheden in de studie.
Coen Teulings
Directeur CPB
9
Samenvatting
Aanleiding
Er ligt een wetsvoorstel om in de Winkeltijdenwet de toerismebepaling aan te scherpen om zo
het oneigenlijk gebruik van deze bepaling tegen te gaan.
Gemeenten met een toeristisch regime mogen volgens de huidige Winkeltijdenwet meer dan
twaalf koopzondagen hebben. Het kabinet wil echter deze wet op dit punt veranderen. De
hoofdregel blijft dat winkels maximaal op twaalf zondagen geopend mogen zijn. Ook meer
koopzondagen onder de vlag van het toeristisch regime blijven mogelijk. Alleen wil het kabinet
de regels voor gemeenten aanscherpen, om oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling tegen
te gaan. Ten eerste kan een gemeente, zoals het wetsvoorstel luidt, alleen een succesvol beroep
op de toerismebepaling blijven doen als er sprake is van op de gemeente gericht toerisme met
een substantiële omvang met een ander doel dan om er recreatief te winkelen. Ten tweede
moeten gemeenten naast economische argumenten ook immateriële belangen, zoals zondagrust
en leefbaarheid, uitdrukkelijk in de besluitvorming meewegen.
Door deze aanscherping zal het aantal koopzondagen op grond van het toeristisch regime naar
verwachting afnemen. Het ministerie van Economische Zaken heeft het CPB gevraagd te
onderzoeken wat de economische gevolgen daarvan zullen zijn. Dit rapport beantwoordt die
vraag.
Totaalbeeld
De effecten van de aanscherping van de toerismebepaling op de economie van Nederland zijn
op lange termijn gering, omdat het aantal koopzondagen in slechts weinig gemeenten zal dalen.
Ook kunnen consumenten gemakkelijk uitwijken naar winkels in gemeenten die koopzondagen
blijven houden, of gaan ze op andere dagen winkelen. De gevolgen voor de werkgelegenheid
zijn dan ook gering: hooguit enkele honderden arbeidsplaatsen zullen verdwijnen. Op korte
termijn zijn er echter wel eenmalige aanpassingskosten, bijvoorbeeld van personeel dat nu op
zondag werkt in de winkels die zondags voortaan dicht zullen zijn en dat daardoor een baan
moet zoeken op een andere dag. Doordat de economische gevolgen niet voor iedereen hetzelfde
uitpakken, kunnen er verschillen in effecten optreden tussen winkels onderling en tussen
gemeenten onderling. Tot slot is het niet bekend of de welvaart zal stijgen of dalen.
Omvang impuls aan de detailhandel is beperkt
Door de aanscherping van de toerismebepaling zal het aantal koopzondagen verminderen. Maar
dat aantal zal beperkt zijn. Als ruwe schatting kan worden gedacht aan 700 koopzondagen per
jaar minder op een totaal van ongeveer 6000 koopzondagen voor heel Nederland. Dit lijkt veel.
Echter, uitgedrukt als percentage van alle openingsuren van alle winkels in de detailhandel
samen is dat maar een kwart procent. De impuls op de detailhandel is dus minimaal in het licht
10
van alle uren dat de winkels in Nederland open zijn. De reden is dat naar verwachting maar in
een klein aantal gemeenten, ongeveer twintig, het aantal koopzondagen zal dalen door het
wetsvoorstel.
Doorwerking impuls op Nederlandse economie ook beperkt
De effecten van deze maatregel zijn dus klein voor de detailhandel, en dat alleen al maakt dat
deze maatregel ook weinig gevolgen zal hebben voor de totale Nederlandse economie. Ook
voor consumenten zullen de gevolgen beperkt zijn: zij blijven vrijwel evenveel in winkels
uitgeven. Veel consumenten zullen namelijk met hun aankopen uitwijken naar andere dagen
van de week of naar andere gemeenten die de koopzondag op grond van toeristisch regime
houden. Toch is er wel enige doorwerking, zeker op korte termijn.
Ten eerste zal de omzet van de detailhandel waarschijnlijk vooral dalen door het wegvallen van
de aankopen van Belgen en Duitsers in enkele grensgemeenten. Maar in de rest van de
economie zal de omzet vermoedelijk iets toenemen, omdat de consumenten deels hun geld aan
andere dingen gaan besteden dan in de detailhandel. Ten tweede, de werkgelegenheid in de
detailhandel die door de lagere omzet op korte termijn op de tocht staat, is klein. Op korte
termijn gaat het om tweeduizend arbeidsjaren onder al het winkelpersoneel, als alle banen
worden uitgedrukt in een volledige baan. De meeste daarvan zullen echter hun baan behouden
of na enige tijd elders weer werk vinden. Tegenover de daling van de werkgelegenheid in de
detailhandel staat een (kleinere) stijging van de werkgelegenheid in de rest van de economie.
Verder kosten deze aanpassingen geld, maar dan gaat het om eenmalige kosten.
Bijvoorbeeld, de kosten voor het vinden van een baan op een andere dag van het personeel dat
niet meer op zondag kan werken, en de kosten van faillissement van enige winkels.
Op langere termijn zijn de gevolgen voor de Nederlandse economie beperkter dan op korte
termijn. De werkgelegenheid zal met hooguit enkele honderden arbeidsjaren afnemen. Dit komt
doordat personen die alleen op zondag willen werken, zoals sommige studenten en scholieren,
zich niet langer meer aanbieden voor werk. Dit verlies aan werkgelegenheid werkt door in het
Bruto Binnenlands Product van Nederland op de lange termijn, want de toegevoegde waarde
van deze werkgelegenheid is het verlies aan het Bruto Binnenlands Product. Dit is een eenmalig
niveau effect, want op de economische groei heeft de aanscherping van de toerismebepaling
geen invloed.
De conclusie dat de invloed van de aanscherping van de toerismebepaling weinig economische
gevolgen heeft, wordt ondersteund door ervaringen met veranderingen in de winkeltijden in
Nederland en het buitenland. Zelfs bij veel grotere impulsen op de winkeltijd, blijken de
economische gevolgen klein, gezien vanuit het standpunt van het hele land.
11
Maar er ontstaan wel verschillen tussen partijen
De aanscherping van de toerismebepaling leidt wel tot andere verdelingen van de koek (dat wil
zeggen het Bruto Binnenlands Product), en daarmee tot verschillen in effecten tussen betrokken
partijen. We onderscheiden twee verschillen.
Ten eerste, verschillen in effecten tussen winkels. De concurrentiepositie van kleine winkels
verbetert ten opzichte van winkelketens. Hierdoor gaan kleine winkels er in omzet wat op
vooruit en winkelketens er wat op achteruit. De reden is dat bij minder zondagopenstelling
winkelketens hun schaalvoordelen minder kunnen benutten en dat geeft kleine winkeliers een
kostenvoordeel. Bijvoorbeeld, kleine winkeliers hoeven bij de voorgestelde wetswijziging niet
meer een minimale personeelsbezetting aan te houden om hun winkel op zondag open te
houden.
Ten tweede, verschillen tussen gemeenten. Van gemeenten die ook voldoen aan de criteria
van de aangescherpte toerismebepaling of van gemeenten die geen toeristisch regime hebben,
gaat de omzet van hun lokale bedrijfsleven er op vooruit. Daartegenover daalt de omzet in de
gemeenten die nu een toeristisch regime hebben, maar die niet meer aan de criteria van de
aangescherpte toerismebepaling voldoen. De consumenten zullen namelijk naar de eerste groep
gemeenten uitwijken bij wegvallen van een koopzondag van de tweede groep.
Nogmaals, de verschuiving in de verdeling van de koek is meestal klein, omdat de impuls op de
economie minimaal is. Echter voor afzonderlijke winkels of gemeenten kan het effect wel
voelbaar zijn.
Strategische reacties gemeenten en winkeliers verminderen economische gevolgen
Bovenstaande conclusies zijn afgeleid onder de veronderstelling dat de gemeenten en
winkeliers 'normaal' reageren op de verandering van de toerismebepaling. Maar dat hoeft in
werkelijkheid niet te gebeuren. Zij kunnen hun gedrag aanpassen, met als doel de invloed van
de wetsverandering voor zichzelf te verminderen of er juist hun voordeel mee te doen. Zo is het
denkbaar dat gemeenten, die nu op veel zondagen hun winkels gesloten hebben, en die zonder
problemen onder de nieuwe toerismebepaling zullen vallen, hun aantal koopzondagen gaan
uitbreiden, als zij zien dat gemeenten in de buurt minder koopzondagen krijgen door de
aanscherping van de toerismebepaling. Ook winkeliers kunnen hun gedrag aanpassen door de
openingstijden op andere dagen van de week dan de zondag aan te passen.
We weten niet of deze 'strategische reacties' zich in de praktijk zullen gaan voordoen. Mocht
dat het geval zijn, dan maken zij dat de economische gevolgen van het wetsvoorstel nog
geringer worden.
12
Onbekend of welvaart toeneemt of daalt
Het effect van de aanscherping van de toerismebepaling op de welvaart is onbekend, maar zal
minimaal zijn gegeven de geringe impuls.
Het winkelend zondagspubliek gaat er in ieder geval in welvaart op achteruit. Zij ervaren
minder nut van de alternatieven op andere dagen dan op zondag hun boodschappen te doen of
zij waarderen winkelen op zondag graag meer als tijdverdrijf.
Maar er zijn ook consumenten die meer welvaart krijgen. Dit heeft te maken met een aantal
positieve externe effecten door de aanscherping van de toerismebepaling. Zo hebben sommigen
een dag per week minder last van het winkelende publiek als ze in de directe omgeving wonen
van winkels. Ook hebben kleine winkels een grotere overlevingskans. Dit heeft als positief
extern effect dat de winkelstraten minder eentonig worden, wat weer positief kan uitwerken op
de welvaart. Een ander positief extern effect is dat inwoners in gemeenten met minder
koopzondagen, makkelijker afspraken kunnen maken om samen iets te doen, omdat ze op de
vervallen koopzondagen niet meer hoeven te werken. Niet van alle externe effecten is het teken
bekend. Zo zijn er externe effecten denkbaar bij criminaliteit en milieu, maar is het onbekend of
de criminaliteit en milieubelasting zullen afnemen of stijgen vanwege de verandering in de
Winkeltijdenwet.
Het geheel overziende is het onbekend of de welvaart als gevolg van de maatregel zal stijgen of
dalen. Zeker is wel dat de welvaart nauwelijks zal veranderen, omdat zowel de impuls als de
economische doorwerking minimaal zijn.
13
1 Inleiding
In het coalitieakkoord van het huidige kabinet (Balkenende IV) is afgesproken om de regels ter
verruiming van het aantal koopzondagen in verband met toerisme in de Winkeltijdenwet
(WTW) aan te scherpen. Op grond van de huidige toerismebepaling kunnen gemeenten aan
winkels meer dan twaalf koopzondagen per jaar toestaan. Met de aanscherping in het
wetsvoorstel beoogt het kabinet het oneigenlijk gebruik van de toerismebepaling tegen te gaan.1
De afspraak berust op het uitgangspunt dat in de loop der tijd gemeenten de huidige
toerismebepaling ruimer zijn gaan uitleggen, waardoor het aantal gemeenten dat deze bepaling
benut is toegenomen. In het wetsvoorstel met betrekking tot de wijziging van de WTW moet
een gemeente bij toepassing van de toerismebepaling voortaan een kwalitatieve drempel rond
hoeveelheid toeristen dat naar die gemeente komt meenemen in haar overwegingen. Daarnaast
moet de gemeente een aantal genoemde belangen expliciet laten meewegen in de
besluitvorming, zoals werkgelegenheid en economische bedrijvigheid in de gemeente, maar ook
immateriële belangen, zoals zondagsrust, leefbaarheid en veiligheid in de gemeente.
In de Tweede Kamer zijn begin 2009 vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken
naar de economische gevolgen van de wijziging van de WTW. Daarom heeft het ministerie van
Economische Zaken het CPB de volgende vraag gesteld:
* Wat zijn de economische gevolgen van de beoogde verandering van de WTW?
Dit rapport probeert deze vraag te beantwoorden met de volgende aanpak. Eerst bespreken we
de concrete wetsverandering en leiden daaruit de impuls af op de economie van Nederland. In
beginsel gaat het hier om minder koopzondagen door aanscherping van de toerismebepaling.
Vervolgens kijken we hoe die impuls doorwerkt op het Bruto Binnenlands Product (BBP) en de
werkgelegenheid in Nederland. Verder kijken we gedetailleerder naar gevolgen voor de partijen
die het meest zullen merken van de wetswijziging, namelijk gemeenten en de bedrijfstak
detailhandel, dit is het totaal van alle winkels samen. De wetswijziging kan namelijk
verschillend per gemeente of per winkel uitpakken.
Naast deze economische gevolgen zijn er ook effecten denkbaar op de welvaart. Het CPB
hanteert daarbij een breed welvaartsbegrip. Daaronder vallen bijvoorbeeld veranderingen in het
consumentennut en externe effecten door de aanscherping van de toerismebepaling, zoals
tijdsbesparing, geluidshinder en milieu.
Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 zet de beoogde wijziging van de WTW uiteen
en definieert de impuls op de economie van Nederland. Dit hoofdstuk geeft zicht op de omvang
1 Zie de Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel met betrekking tot de wijziging van de Winkeltijdenwet (Kamerstukken II
2008/09, 31728, nr. 3).
14
van de impuls op de economie in termen van minder koopzondagen per jaar. Hoofdstuk 3
schetst vervolgens in grote lijnen wat we kunnen verwachten. Het bespreekt de doorwerking
van de impuls op de economie volgens argumenten die de economische theorie biedt.
Hoofdstuk 4 presenteert de directe economische gevolgen voor de omzet en de
werkgelegenheid van de detailhandel en voor de Nederlandse economie als geheel, zowel op
korte termijn als op langere termijn. De impuls leidt ook tot een andere verdeling van de
nationale koek, en dat betekent dat er partijen zijn die er op vooruit zullen gaan en partijen die
er op achteruit zullen gaan. Hoofdstuk 5 belicht de verschillen in effecten tussen winkels
onderling en tussen gemeenten onderling. In hoofdstuk 6 worden de bredere economische
gevolgen toegelicht. Naast mogelijke strategische reacties van gemeenten en winkeliers, worden
hier de welvaartseffecten door de verandering in de WTW besproken.
15
2 Wetsvoorstel verandering Winkeltijdenwet
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk zet de beoogde wijziging van de WTW uiteen en het geeft aan welke impuls op
de economie hieruit kan worden afgeleid (paragraaf 2.2). De impuls betreft een vermindering
van het aantal koopzondagen. Paragraaf 2.3 probeert vervolgens de omvang van deze impuls op
de economie verder te duiden door de volgende twee vragen te beantwoorden. Ten eerste, welke
gemeenten die nu een toerismebepaling hebben, vallen mogelijk niet meer onder de nieuwe
toerismebepaling? Ten tweede, wat is de omvang van de impuls op de Nederlandse economie
door de verandering van de WTW?
2.2 Inhoud wetsvoorstel
Om te weten wat de verandering van de WTW inhoudt, bespreken we eerst de huidige wet.
Vervolgens behandelen we de beoogde wetswijziging. Daaruit leiden we af wat de economische
impuls precies is en welke groep gemeenten de verandering van de wet direct zal merken.
2.2.1 Huidige Winkeltijdenwet
De WTW stamt uit 1996 als vervanger van de Winkelsluitingswet. Sinds die tijd worden aan
winkeliers meer mogelijkheden geboden om in de avonduren en op zondag hun winkels open te
stellen voor hun klanten: de consumenten. Dit was voor 1996 niet (of beperkt) mogelijk. De
beslissing over het toestaan van zondagsopenstelling ligt vanaf 1996 bij de gemeenten.
De hoofdregel van de WTW is dat winkels op zondag gesloten zijn.2 De wet geeft aan
gemeenten acht mogelijkheden om hierop een uitzondering te maken. In het licht van het
wetsvoorstel bespreken wij hier de belangrijkste vier (zie ook tabel 2.1).3
De eerste uitzondering op de regel dat alle zondagen de winkels dicht zijn is dat gemeenten
kunnen kiezen voor maximaal twaalf koopzondagen per jaar als generieke maatregel.
Gemeenten hoeven hiervoor niet aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Ze zijn vrij om van
deze bepaling gebruik te maken. De tweede uitzondering is de toerismebepaling. Deze houdt in
dat meer dan twaalf koopzondagen in een gemeente zijn toegestaan als die gemeente toeristen
aantrekt om, zoals de WTW het formuleert, redenen 'buiten de verkoopactiviteiten die door de
vrijstelling of ontheffing mogelijk worden gemaakt' (WTW, artikel 3, derde lid, aanhef en
onder a). De derde uitzondering is dat meer dan twaalf koopzondagen zijn toegestaan nabij
grensovergangen of direct aansluitende wegen. Deze bepaling over de grensgemeenten is nogal
2 Winkeltijdenwet, artikel 2, lid 1 onder a.
3 Daarnaast regelt de WTW avondwinkels, bijzondere gelegenheden van tijdelijke aard, aanvullende ontheffing van
Vrijstellingenbesluit en religieuze rustdagen op niet-zondagen. We laten deze ontheffingen voor het hebben van een
koopzondag hier verder buiten beschouwing.
16
restrictief geformuleerd. Alleen winkels in de nabijheid van grensovergangen langs daarop
aansluitende doorgaande wegen kunnen van deze bepaling gebruik maken. Dit zal niet alle
winkels in grensgemeenten omvatten. De vierde uitzondering is dat meer dan twaalf
koopzondagen zijn toegestaan bij plotseling opkomende bijzondere omstandigheden. Overigens
worden deze omstandigheden niet omschreven in de wet.
Tabel 2.1 Uitzonderingen huidige Winkeltijdenwet
Vrijstelling Ontheffing
Hele gemeente of stadsdeel Winkel
Beslissingsorgaan
Generieke 12 zondagen Gemeenteraad
a
Toerismebepaling Gemeenteraad
b
B&W na toestemming bevoegdheid
door Gemeenteraad
c
Grensoverschrijdend verkeer Gemeenteraad
b
B&W na toestemming bevoegdheid
door Gemeenteraad
c
Plotselinge omstandigheden of
bijzondere gelegenheden
B&W
d
a
Artikel 3, lid 1 en 2.
b
Artikel 3, lid 3 onder a respectievelijk b.
c
Artikel 3, lid 3 onder a respectievelijk b en lokale Winkeltijdenverordening.
d
Artikel 4, lid 1 en 2 en lokale WTW.
De wet maakt daarnaast een onderscheid tussen een vrijstelling en een ontheffing van de regel
dat de winkels alle zondagen dicht zijn zoals tabel 2.1 in de kolommen laat zien. Een vrijstelling
is generiek en geldt voor de hele gemeente of voor hele stadsdelen en de gemeenteraad beslist
hierover. Een ontheffing geldt individueel voor één winkel binnen de gemeente, waarvoor de
winkelier zelf een aanvraag zal moeten doen. Bij een ontheffing is dus sprake van een
uitzondering van een winkel ten opzichte van andere winkels in de gemeente. Over ontheffing
beslist B&W, maar pas nadat de gemeenteraad die bevoegdheid tot ontheffing heeft toegekend
aan B&W.
2.2.2 Verandering: aanscherping toerismebepaling
Het kabinet kiest in het voorliggende wetsvoorstel voor een voortzetting van de uitvoering van
de WTW door gemeenten, maar past het kader waarbinnen gemeenten gebruik kunnen maken
van de toerismebepaling aan (zie kader).4 De overige drie hiervoor genoemde uitzonderingen op
de regel dat de winkels zondag dicht zijn, veranderen niet door het wetsvoorstel. Zo blijft
bijvoorbeeld de hoofdregel dat winkels maximaal op twaalf zondagen geopend mogen zijn.
Daarom laten we ze in dit rapport buiten beschouwing.
4 De beslissingsbevoegdheid ligt niet voor niets bij gemeenten. Dijkgraaf en Gradus (2007) beargumenteren dat om het
internaliseren van externe effecten rond zondagopenstelling te realiseren, dit soms op lokaal niveau effectiever vorm kan
worden gegeven (zie ook hoofdstuk 6). Dit is het geval als gemeenten bepaalde externe effecten van zondagopenstelling
beter kunnen internaliseren. De auteurs vinden daartoe aanwijzingen in hun econometrisch onderzocht cijfermateriaal.
17
De toerismebepaling wordt aangescherpt met de volgende twee criteria. Het eerste criterium is
dat de omvang van het toerisme een minimum -'kwalitatieve drempel'- moet overschrijden om
voor de toerismebepaling in aanmerking te komen. Er moet sprake zijn van op de gemeente
gericht toerisme met een substantiële omvang met een ander doel dan om er recreatief te
winkelen. Deze 'kwalitatieve drempel' is een aanvullende voorwaarde ten opzichte van de eisen
die daarvoor thans gelden.
Het tweede criterium is dat de gemeenten bij besluiten over het aantal koopzondagen naast
economische belangen (zoals werkgelegenheid in de gemeente) ook immateriële belangen
uitdrukkelijk moeten meewegen. Immateriële belangen zijn bijvoorbeeld zondagsrust,
leefbaarheid en veiligheid in de gemeente.
Winkeltijdenbeleid en concurrentiebeleid blijven op gespannen voet staan
De toerismebepaling in de WTW kan op gespannen voet staan met beleid dat de concurrentie wil bevorderen. De reden
is dat de toerismebepaling er voor zorgt dat winkels in toerismegemeenten een concurrentievoordeel hebben op andere
winkels als gevolg van deze WTW. Dat is strijdig met het beginsel van eerlijke concurrentie. Institutioneel is die
spanning ook zichtbaar in twee verschillende autoriteiten. De autoriteit bij de WTW is het 'College van Beroep voor het
bedrijfsleven', waar belanghebbenden in veel gevallen in beroep kunnen gaan tegen besluiten van gemeenten. De
autoriteit die zorg dient te dragen voor eerlijke concurrentie is de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa).
De voorgestelde verandering van de WTW maakt de concurrentie per saldo niet eerlijker, zodat het beleid vanuit het
oogpunt van economische efficiëntie overwegingen tegenstrijdige trekken blijft vertonen. Enerzijds wordt concurrentie
eerlijker tussen winkels in gemeenten met minder koopzondagen en winkels in gemeenten met maximaal twaalf
koopzondagen, want het verschil in koopzondagen vermindert. Echter aan de andere kant wordt de concurrentiepositie
sterker gemaakt van de gemeenten die aan de aangescherpte criteria van de toerismebepaling blijven voldoen.
2.2.3 Definiëring impuls op economie: minder koopzondagen en openingsuren
De verandering van de WTW ten aanzien van de toerismebepaling heeft alleen gevolgen voor
die gemeenten die nu gebruikmaken van deze bepaling, maar die dat op basis van het
voorliggende wetsvoorstel in de toekomst niet meer kunnen doen. Op gemeenten die om andere
reden ontheffing en vrijstelling van de WTW koopzondagen hebben, heeft het voorliggende
wetsvoorstel namelijk geen invloed.
Van die gemeenten waarvoor het wetsvoorstel wel gevolgen kan hebben, kan ceteris paribus
het aantal koopzondagen verminderen. Vertaald naar de economie betreft de impuls van het
wetsvoorstel op de Nederlandse economie dus allereerst minder koopzondagen.5 Indien een
gemeente niet meer voldoet aan de toerismebepaling kunnen alle winkels binnen zo'n gemeente
niet langer meer open zijn op zondag op grond van deze bepaling. Maar wel kan de gemeente
gebruik blijven maken van de reguliere twaalf koopzondagen. De omvang van deze impuls kan
ook worden uitgedrukt in het aantal uren dat de winkels minder lang open zullen zijn. Dat
aantal uren volgt uit het aantal gemeenten dat nu een toeristisch regime heeft en niet meer onder
5 Bij de introductie van de huidige WTW betrof de impuls vooral meer uren door langere openingstijden.
18
de aangescherpte voorwaarden valt, de terugval in het aantal koopzondagen in elk van die
gemeenten, en het aantal winkels in elk van deze gemeenten.6
2.3 Omvang impuls op economie
2.3.1 Gemeenten met mogelijk minder koopzondagen
Er zijn in Nederland 57 (deel) gemeenten die het toeristisch regime daadwerkelijk uitoefenen,
want zij maken gebruik van de toerismebepaling en hebben meer dan 12 koopzondagen. Bijlage
1 geeft een verantwoording voor dat aantal. Deze paragraaf geeft inzicht welke van deze
gemeenten mogelijk de invloed van de verandering van de WTW zullen ondervinden. Het is
voor de analyse een probleem dat de huidige Winkeltijdenwet de toeristenbepaling negatief
formuleert, namelijk in termen wat er niet onder valt: recreatief winkelen als primair doel. Het
is lastig om op basis daarvan een betrouwbare impuls af te leiden. We kiezen in dit rapport
daarom voor een positieve formulering, namelijk criteria waarop gemeenten waarschijnlijk met
succes een beroep kunnen doen om aan de nieuwe toerismebepaling te voldoen. We kiezen voor
de volgende twee toeristische criteria:
Het eerste criterium is: attracties voor toeristen. Een voor de hand liggend criterium is de
vermelding van de gemeente in een gids die specifiek is geschreven voor toeristen. Vanwege de
betrouwbaarheid moet die gids door onafhankelijke auteurs zijn opgesteld en een internationale
reputatie hebben. De gids over Nederland van Lonely Planet voldoet aan die voorwaarden.7 Als
een gemeente in deze gids wordt genoemd, dan kan deze gemeente waarschijnlijk met succes
verdedigen dat het bezoek met een ander primair doel komt dan om er te winkelen, zodat de
wettelijke 'drempel' van 'substantieel' wordt overschreden.
Het tweede criterium is: hoteldichtheid. Dit is het aantal hotels per 1000 inwoners van een
gemeente. De gedachte hierachter is dat hoe groter het aantal hotels is in een gemeente, hoe
groter het aantal toeristen.8
Gemeenten die nu een toeristisch regime hebben
We passen de volgende aanpak toe om het aantal gemeenten op te sporen dat mogelijk wel en
mogelijk niet onder de nieuwe toerismebepaling vallen. Eerst presenteren we de gemeenten die
nu (in 2009) een toeristisch regime hebben, en we vermelden voor elke gemeente wat er in
Lonely Planet wordt vermeld over die gemeente en haar hoteldichtheid. Gemeenten met veel
attracties volgens Lonely Planet en een grote hoteldichtheid hebben grote kans dat zij ook onder
de nieuwe toerismebepaling voldoen. Maar gemeenten die niet in Lonely Planet worden
genoemd, en die ook nauwelijks hotels hebben, maken minder kans op aan de eisen van de
aangescherpte toerismebepaling te voldoen. Zij voelen waarschijnlijk direct de (economische)
6 Overigens hoeven gemeenten die terug moeten naar twaalf koopzondagen niet allemaal 52 koopzondagen te hebben.
7 Bij badplaatsen kijken we ook naar criterium 'natuurschoon' met ligging aan zee en duinen.
8 Er zijn geen cijfers bekend over aantallen hotelovernachtingen per gemeente. Daarom werken we met de hoteldichtheid,
waarbij we niet wegen met de grootte van de hotels.
19
gevolgen van de verandering van de WTW door een daling van het aantal koopzondagen tot
twaalf per jaar, het aantal waarvoor geen toerismebepaling nodig is.
We presenteren de gemeenten met een toeristisch regime in vier groepen (zie tabel 2.2-2.5),
namelijk: i) niet-grensgemeenten, ii) de grootstedelijke agglomeraties Amsterdam, Rotterdam
en Den Haag9; iii) grensgemeenten en iv) badplaatsen.
Tabel 2.2 Aantal koopzondagen in 2009: Grotere niet-grensgemeenten met meer dan 12 koopzondagen
Inwoners
a
Koopzondagen
b
Attracties
c
Hotels
d
* 1000 aantal in 2009
per 1000 inwoners
Almere 178 54 Geen 0,02
Leiden 119 54 Museum Oudheden, Naturalis 0,08
Lelystad Batavia Stad 70 54 Geen 0,04
Noordoostpolder 46 54 Geen 0,08
Heusden/Drunen 43 54 Geen 0,00
Moerdijk 37 54 Geen 0,00
Beverwijk De Bazaar 36 54 De Bazaar 0,00
Lage Vuursche (Baarn) 24 54 Geen .
Naarden 17 54 Grote Kerk, Vestingmuseum 0,06
Utrecht 281 20 Domtoren, Spoorwegmuseum 0,05
Haarlem 146 19 Grote Markt, Frans Halsmuseum 0,09
Arnhem 142 17 Museum Moderne Kunst,
John Frostbrug
0,08
Leeuwarden 92 17 Fries Museum, Princessehof 0,11
Nijmegen 157 16 Het Valkhof, Cammanderie van St.
Jan
0,06
Den Bosch 135 16 St. Jan's Kathedraal,
Noordbrabants museum
0,03
Alkmaar 94 16 Grote Kerk, Kaasmuseum 0,07
Grave 12 16 Geen 0,00
Tilburg 200 15 Genoemd in Lonely Planet 0,03
Eindhoven 209 14 van Abbemuseum 0,07
Apeldoorn 156 14 Paleis het Loo 0,07
Den Helder 59 13 Marinemuseum 0,03
Middelburg 47 13 Abdij, Stadhuis 0,13
Hellevoetsluis 40 13 Geen 0,08
Boarnsterhim 19 13 Geen 0,00
a
Stratus, 2009.
b
Bron: www.koopzondagen.net; Beverwijk: www.debazaar.nl
c
Bron: Lonely Planet, 2007, The Netherlands (maximaal 2 attracties).
d
Aantal hotels volgens www.booking.com gedeeld door aantal duizenden inwoners (bron wikipedia). Hotels niet gewogen naar aantal
bedden.
9 Bij de agglomeraties van de grote steden zijn ook enkele gemeenten toegevoegd met maximaal 12 koopzondagen, omdat
deze informatie nuttig is voor de economische gevolgen van de invoering van de nieuwe toerismebepaling.
20
De reden voor dit onderscheid in groepen is dat de economische gevolgen van de wetswijziging
per groep verschillend kunnen zijn, zoals in de volgende paragrafen zal blijken. Sommige
gemeenten hebben winkelboulevards met meer dan twaalf zondagen per jaar terwijl de winkels
in de rest van de gemeente maximaal twaalf koopzondagen hebben. In die gevallen staan de
winkelboulevards opgenomen in de tabellen, met eerst de naam van de gemeente en vervolgens
de winkelboulevard.
Tabel 2.3 Aantal koopzondagen in 2009: Grootstedelijke agglomeraties
Inwoners
a
Koopzondagen
b
Attracties
c
Hotels
d
* 1000 Aantal
Aantal
Agglomeratie Amsterdam 815
Centrum 54 Grachtengordel, Anne Frankhuis 146
Oud-Zuid 54 Rijksmuseum, van Gogh museum 49
Zuidoost (IKEA)
e
54 Geen 2
Zuidoost (Woonboulevard
Arena)
39 Geen zie regel boven
Noord 21 Geen 4
Amstelveen
f
18 Cobra Museum 3
Agglomeratie Rotterdam 675
Centrum 54 Willemsbrug, Museum Boymans 21
Delfshaven 54 Oude Kerk, Dubbele Palmboom 5
Noord 54 Geen 2
Feijenoord 54 Geen 3
Kralingen 50 Geen 1
Schiedam
f
19 Geen 2
Agglomeratie Den Haag 565
Centrum
a
54 Binnenhof, Mauritshuis 19
Delft IKEA
e
54 Geen nvt
Den Haag (Megastores) 26 Geen nvt
Den Haag (Lange Voorhout) 20 Paleismuseum nvt
a
Bron: Stratus, 2009. Agglomeratie Amsterdam inclusief Amstelveen, Agglomeratie Rotterdam inclusief Scheidam, Agglomeratie Den
Haag inclusief Delft.
b
Bron: www.koopzondagen.net;
c
Bron: Lonely Planet, 2007, the Netherlands (maximaal 2 attracties).
d
Bron: www.booking.com (NB Aantal inwoners stadsdelen niet beschikbaar). Aantal hotels niet gewogen met aantal bedden.
e
bron: www.ikea.nl. Het aantal koopzondagen van de andere IKEA vestigingen is maximaal 12.
f
Zelfstandige gemeenten bij respectievelijk gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag.
21
Tabel 2.4 Aantal koopzondagen in 2009: Grensgemeenten met meer dan 12 koopzondagen
Inwoners
a
Koopzondagen
b
Attracties
c
Hotels
d
* 1000 Aantal
per 1000 inwoners
Roosendaal (Rosada Factory Outlet) . 54 Geen nvt
Roosendaal 78 15 Geen 0,05
Hulst 28 54 Geen 0,19
Ootmarsum/Dinkelland 26 54 Geen 1,59
Sluis 25 54 Geen 0,87
Maasgouw 25 54 Geen 0,04
Rucphen 22 54 Geen 0,00
Putte (deel van Woensdrecht op
grens)
21 54 Geen 0,00
Zundert 20 54 Geen 0,00
Valkenburg a.d. Geul 18 54 Genoemd 7,83
Gulpen 15 54 Geen 1,89
Vaals 10 54 Drielandenpunt (fiets) 0,20
Arcen 9 54 Geen 0,57
Baarle-Nassau 7 54 Op Baronieroute (fiets) 0,15
Roermond (Retail Park) . 54 Geen nvt
Roermond (Designer Outlet Center) . 54 Geen nvt
Roermond (Huis en tuinboulevard) . 54 Geen nvt
Roermond (overig) 55 16 'Quick look' 0,11
Leudal (Roggel en Neer) 37 37 Geen 0,12
Bergen (L) 13 24 Geen 0,00
Maastricht 121 21 Vrijthof,
Bonnefantenmuseum
0,32
Venlo 92 19 'Quick look' 0,14
a
Stratus, 2009.
b
Bron: www.koopzondagen.net; Beverwijk: www.debazaar.nl
c
Bron: Lonely Planet, 2007, The Netherlands (maximaal 2 attracties).
d
Aantal hotels volgens www.booking.com gedeeld door aantal duizenden inwoners (bron wikipedia). Hotels niet gewogen naar aantal
bedden.
22
Tabel 2.5 Aantal koopzondagen in 2009: Badplaatsen met meer dan 12 koopzondagen
Inwoners
a
Koopzondagen
b
Attracties
c
Hotels
d
* 1000 Aantal
per 1000 inwoners
Schouwen-Duiveland 35 54 Zierikzee genoemd 0,50
Bergen (NH) 32 54 Geen 0,84
Noordwijk 25 54 Geen 1,07
Veere 22 54 Stadhuis Grote kerk 1,18
Zandvoort 17 54 Genoemd 1,81
Zijpe 12 54 Geen 0,09
Scheveningen . 54 Genoemd nb
Wieringen
e
8 35 Geen 0,00
Texel
e
14 34 Genoemd 2,55
Vlieland
e
1 20 Genoemd 5,45
Terschelling
e
5 14 Genoemd 2,77
a
Stratus, 2009
b
Bron: www.koopzondagen.net; Beverwijk: www.debazaar.nl
c
Bron: Lonely Planet, 2007, The Netherlands (maximaal 2 attracties).
d
Aantal hotels volgens www.booking.com gedeeld door aantal duizenden inwoners (bron wikipedia). Hotels niet gewogen naar aantal
bedden.
e
Koopzondagen geconcentreerd in zomer.
2.3.2 Raming aantal gemeenten dat minder koopzondagen krijgt 10
We weten niet exact hoeveel gemeenten door het wetsvoorstel terug moeten naar twaalf
koopzondagen.11 Daarom maken we een schatting op basis van de gemeenten die niet in Lonely
Planet worden genoemd of die een hoge hoteldichtheid hebben op basis van booking.com. We
hebben deze aanpak nodig om een overtuigende argumentatie te geven voor een raming van de
vermindering in het aantal koopzondagen.
Met nadruk merken we op dat dit geen voorspelling is dat juist de genoemde gemeenten
minder koopzondagen zullen krijgen. Ten eerste, op basis van onze criteria kunnen gemeenten
in onze aanpak aangeduid worden als niet-toeristisch, maar dat wil echter geenszins zeggen dat
deze gemeenten ook daadwerkelijk minder koopzondagen zullen hebben door de aanscherping
van de toerismebepaling. Ten tweede, het tweede criterium in het voorliggende wetsvoorstel
(i.c. het meewegen van economische en immateriële belangen) wordt niet meegenomen in onze
inschatting van het aantal mogelijke betrokken gemeenten, omdat informatie hierover ontbreekt.
Tabel 2.6 toont de gemeenten die mogelijk de invloed van de verandering van de WTW direct
zullen ondervinden, uitgaande van het criterium vermelding in Lonely Planet. Het zijn de
gemeenten in de tabellen 2.2 tot en met 2.5 die onder 'Attracties' het woord 'Geen' hebben.
10 Het gaat hier om de directe impuls, waarbij geen rekening wordt gehouden met mogelijke reacties van winkeliers en
gemeenten. Deze aspecten worden in hoofdstuk 6 besproken.
11 Er bestaat wel empirische evidentie dat het aantal koopzondagen op grond van het toeristisch regime is toegenomen
zonder dat de WTW is veranderd. Gedurende 2000-2004 zou het aantal gemeenten met een toerismeregime met 25%
procent zijn gestegen (zie B&A groep, 2006).
23
Tabel 2.6 laat ook zien dat van de gemeenten die op basis van dat eerste criterium negatief
scoren, er een aantal is dat een hoge hoteldichtheid heeft. Voorbeelden daarvan zijn
Ootmarsum/Dinkelland, Gulpen en de meeste badplaatsen. Als deze gemeenten ook in de
toekomst succesvol de nieuwe toerismebepalingen toepassen, dan is het aantal gemeenten met
minder koopzondagen nog kleiner.
Uit tabel 2.6 blijkt dat het aantal gemeenten met mogelijk minder koopzondagen door de
aanscherping van de toerismebepaling klein is. In de rest van dit rapport rekenen we verder met
20 gemeenten die nu een toeristisch regime hebben met meer dan twaalf koopzondagen.
Tabel 2.6 Hoteldichtheid gemeenten die niet in Lonely Planet worden genoemd
a, c
Niet-grensgemeenten Grootstedelijke agglomeraties Grensgemeenten
Almere 0,02 Amsterdam Ootmarsum/Dinkelland 1,59
Noordoostpolder 0,08 Zuidoost IKEA nvt Hulst 0,19
Lelystad Batavia Stad 0,04 Zuidoost Woonboulevard Arena nvt Baarle Nassau 0,87
Heusden/Drunen 0,00 Noord nb Zundert 0,00
Moerdijk 0,00 Putte 0,00
Wieringen 0,00 Rotterdam Arcen 0,57
Boansterhim 0,00 Noord nb Roosendaal 0,05
Helevoetsluis 0,08 Feijenoord nb Vaals 0,20
Baarn 0,04 Kralingen nb Leudal
Grave 0,00 Schiedam nb Bergen 0,12
Zijpe 0,09 Venlo 0,00
Den Haag Rucphen 0,14
Megastores nvt Maasgouw 0.00
Gulpen 1,89
a
Bron aantal hotels: www.booking.com; bron aantal inwoners: wikipedia
b
Volgens opgave van het ministerie van EZ hebben Roermond en Delft een toeristisch regime waarbij in de binnenstad de winkels niet
alle zondagen open zijn, maar in de winkelcentra wel. Aangezien beide gemeenten waarschijnlijk ook aan de criteria van de
aangescherpte toerismebepaling voldoen, nemen we aan dat de winkelcentra in deze gemeenten het hele jaar koopzondag zullen
behouden. Concreet gaat het om het Retail Park, het Designer Outlet Center en de Huis- en tuinboulevard in Roermond en de IKEA
vestiging in Delft. Deze zijn daarom niet opgenomen in de tabel.
c
We hebben gemeenten met kwalificaties als punt langs een fietsroute en 'quick look' niet als gemeenten met een toeristisch regime
gekenmerkt.
2.3.3 Raming impuls op de Nederlandse economie
Wat is de impuls op de Nederlandse economie? Deze definiëren we als de procentuele daling
van het aantal uren dat de winkels van de detailhandel in Nederland per jaar minder open zijn.
Dit percentage wordt als volgt geraamd.
Eerst ramen we de daling van het aantal koopzondagen, want dat is in beginsel de initiële
impuls. Van elke gemeente in tabel 2.6 is het aantal zondagen bepaald dat zij teruggaan als zij
niet aan de criteria van de nieuwe toerismebepaling zouden voldoen. Daarbij nemen we aan dat
deze gemeenten zullen terugvallen op het maximum van twaalf zondagen per jaar. Bij vijftien
gemeenten wordt het aantal koopzondagen dan verminderd van 54 naar twaalf. Van de andere
gemeenten is de teruggang kleiner. In totaal gaat het om het wegvallen van ongeveer 700
24
koopzondagen per jaar in Nederland. In Nederland bedraagt het totaal aantal koopzondagen
ongeveer 6000 per jaar.12 Dat betekent een daling van iets meer dan tien procent in termen van
aantal koopzondagen.
Vervolgens ramen we het aantal uren dat de winkels minder open zullen zijn door de
vermindering in koopzondagen. Een winkel is op zondag gemiddeld 5,5 uur open (B&A Groep,
2006, tabel 2.1) en in een gemeente met minder koopzondagen zijn gemiddeld M winkels. Dus
de daling van het aantal uren dat alle winkels samen op zondag minder open zijn bedraagt 5,5
(uren op zondag open) * 700 (minder koopzondagen) * M winkels per gemeente = 3,85 M
duizend uren per jaar.
Het aantal uren dat alle winkels in Nederland in een jaar open zijn wordt daarna als volgt
geraamd. Gemiddeld is een winkel per week 64,7 uur per week open (Bron: B&A Groep, Tabel
2.1). Er zijn 469 gemeenten, inclusief deelraden (zie bijlage 1). Gemiddeld zijn er in een
gemeente in Nederland N winkels. Per jaar gaat het dus om 64,7 uur per week * N (aantal
winkels per gemeente) * 469 (aantal gemeenten in Nederland) * 52 (weken per jaar) = 1580 N
duizend uur per jaar.
Uiteindelijk is de impuls het aantal uren dat de winkels op zondag per jaar minder open zijn
als aandeel van het totale aantal uren dat de winkels in Nederland in een jaar open zijn, dus 3,85
M / 1580 N * 100 = 0,24 M/N procent. Als we aannemen dat het aantal winkels per gemeente
rechtevenredig is met het aantal inwoners. Dan is de verhouding M/N gelijk aan het gemiddeld
aantal inwoners per gemeente in de gemeenten in tabel 2.6 gedeeld door het gemiddeld aantal
inwoners in alle gemeenten (inclusief deelgemeenten). Op basis van de gegevens van Stratus
(2009) is de verhouding M/N = 36 duizend/35 duizend. Dat betekent dus dat bij benadering M
/N = 1. De impuls is dus 0,24% en deze zal worden gebruikt in de rest van dit rapport.
Het geheel overziende is de impuls van de aanscherping van de toerismebepaling op de
Nederlandse economie dus gering. Echter, voor sommige gemeenten of afzonderlijke winkels
kan de impuls wel aanzienlijke gevolgen hebben. Regionaal gezien is de directe impuls
vermoedelijk het grootst in grenssteden in het Zuiden van Nederland, omdat daar de meeste
gemeenten liggen die te maken kunnen krijgen met een daling van het aantal koopzondagen en
ook speciale klanten (zie ook kader).
12 Bron: Stratus, 2009. De som van alle koopzondagen van alle gemeenten in Nederland.
25
Zondagopening in Duitsland en België
a
Voor Duitsers en Belgen die dicht tegen de Nederlandse grens wonen, is de zondagopenstelling in Nederland een
aantrekkelijke mogelijkheid om op zondag toch te kunnen winkelen want in hun eigen land is deze mogelijkheid beperkt.
Deze stelling wordt hieronder toegelicht.
In Duitsland moeten winkels volgens de landelijke wet gesloten zijn op zon- en feestdagen. Er gelden uitzonderingen
voor o.a. apotheken, kranten en tijdschriften, benzinestations, verkoopsstands voor passagiers treinstation en winkels
op vliegvelden. Eind 2006 is het systeem rond de winkeltijdenopening gewijzigd als gevolg van het Föderalismusreform
(hervorming van het federale bestel). Tegenwoordig is het voor deelstaten mogelijk om zelf de winkelsluitingstijden vast
te stellen als zij dat willen. Zoniet dan gelden de landelijke bepalingen. Er bestaat dus de mogelijkheid dat (in de
toekomst) zondagopenstelling in bepaalde Duitse deelstaten mogelijk is.
In België geldt in principe een verplichte rustdag op zondag. Badplaatsen en toeristische gemeenten kunnen hiervan
afwijken als burgemeester en schepenen hiermee instemmen. Verder is het mogelijk tijdelijke ontheffing te krijgen voor
bijzondere en tijdelijke omstandigheden. Er is een selecte lijst met gemeenten welke voldoen aan de toerismebepaling.
Dit is echter maar een relatief klein deel van de bijna 600 gemeenten die België rijk is.
Andersom betekent het dat de winkels in Duitsland en België niet of nauwelijks een alternatief zijn voor Nederlanders
om daar op zondag te gaan winkelen als de winkels in Nederland dicht zijn. Op grond van de regelgeving in de aan
Nederland grenzende deelstaten mogen verkooppunten hoogstens vier zon- of feestdagen per jaar voor de duur van vijf
uur geopend zijn.
a
Zie Berg, 2009.
26
27
3 Wat kunnen we verwachten?
3.1 Inleiding
Wat de gevolgen kunnen zijn van minder koopzondagen en hoe deze doorwerken in de
economie kunnen we afleiden uit de economische theorie. De prijselasticiteit is het centrale
aangrijpingspunt dat bepalend is voor de mate van doorwerking op de economie die we kunnen
verwachten van minder koopzondagen door het wetsvoorstel.13 De prijselasticiteit geeft aan hoe
consumenten en winkelier - de vragers en aanbieders op de detailhandels markt - reageren op
veranderingen. Ten eerste doordat een koopzondag vervalt, zal de consument op zoek gaan naar
alternatieven, waarbij de relatieve prijsverhoudingen een rol spelen. Ten tweede zal hierbij van
belang zijn de mate waarin de winkeliers eventuele kostenveranderingen die voortvloeien uit de
aanscherping van toerismebepaling doorberekenen in hun prijzen.
Dit hoofdstuk gaat verder in op de doorwerkingen op de economie via de prijselasticiteit.
Hierbij wordt niet alleen naar de gevolgen gekeken voor individuele winkels, maar ook naar
doorwerkingen op de detailhandel (zie paragraaf 3.2) en op de hele economie (zie paragraaf
3.3). Dit laatste omdat bepaalde effecten op winkelniveau of het niveau van de detailhandel (dat
zijn alle winkels samen), waarvan men zou kunnen denken dat ze ook dezelfde implicaties
hebben voor de gehele Nederlandse economie, door tegengestelde reacties in de rest van de
economie anders kunnen uitpakken voor de Nederlandse economie als geheel. Kernvariabelen
waarnaar gekeken wordt, zijn enerzijds de omzet en de werkgelegenheid in de detailhandel, en
anderzijds het BBP en de werkgelegenheid voor de gehele economie.
3.2 Detailhandel
3.2.1 Omzet detailhandel
Stel dat in een gemeente een aantal koopzondagen vervallen op grond van het toeristisch
regime. Dit heeft gevolgen voor de omzet van de detailhandel en verandert de samenstelling
van de vraag naar producten en wel als volgt.
Consumenten die niet meer op zondag kunnen winkelen, zullen hun gedrag veranderen. Zij
kunnen dan kiezen uit de alternatieven in de volgende drie dimensies:14
* Dimensie tijd
Alternatief A1: Kopen bij dezelfde winkel op andere dag dan de koopzondag
Alternatief A2: Kopen bij dezelfde winkel op koopzondag die niet vervallen is
13 In theorie is ook een tweede aangrijpingspunt van de aanscherping van de toerismebepaling mogelijk via technologische
vooruitgang. De aanscherping zou de ontwikkeling van de technologische vooruitgang kunnen beïnvloeden en daarmee de
economische groei. Daar de impuls minimaal is laten we dit aangrijpingspunt verder buiten beschouwing.
14 Meer alternatieven en combinaties zijn mogelijk, maar dit zijn belangrijkste.
28
* Dimensie bedrijfstak
Alternatief B: Kopen product niet afkomstig uit detailhandel (op vervallen koopzondag)
* Dimensie afstand
Alternatief C1: Kopen bij zelfde type winkel, maar in een gemeente met koopzondag
Alternatief C2: Niet ingezetene van gemeente (of land) koopt voortaan in eigen gemeente15
In bijlage 2 zijn voor drie voorbeelden de alternatieven verder uitgewerkt.16 De drie dimensies
hebben invloed op de omvang en de verdeling van de nationale koek (of het BBP) over de
dagen van de week, tussen winkels binnen de detailhandel, tussen de detailhandel en andere
bedrijfstakken, en tussen gemeenten. Bepalende factor hierachter is uiteindelijk de omvang van
de substitutiemogelijkheden: de mate van vervangbaarheid door de genoemde alternatieven. De
veranderingen in het gedrag van consumenten treden echter op doordat de (relatieve) prijzen
veranderen van individuele winkels in gemeente waar de koopzondag wegvalt. Dit verloopt
langs twee wegen.
Wegvallen koopzondag
Als de koopzondag op grond van het toeristisch regime in een gemeente wegvalt, kan de
consument niet langer meer producten kopen op die dag in een winkel in die gemeente. Welke
alternatieven de consument dan nog heeft, hebben we hierboven (en in bijlage 2) laten zien. Hij
of zij kan bijvoorbeeld proberen het product op een andere dag te kopen in dezelfde winkel, of
in een andere plaats, of die zondag wat anders te kopen, of wat anders te doen wat leuk is.17
Verandering prijsverhoudingen
Bleven langs de eerste weg de prijzen van producten nog ongewijzigd door de verandering in de
WTW, bij de tweede weg veranderen ook deze prijzen doordat de winkeliers te maken krijgen
met een verandering in de kosten die zij door kunnen berekenen aan de consument.
Het wegvallen van de koopzondag zal zowel kostenverhogingen met zich meebrengen als
kostenverlagingen voor betrokken winkels. De kostenverhogingen hangen samen met het vaste
kapitaal (zoals het winkelpand en de kassa's), dat nu minder benut zal worden door minder
koopzondagen en daarmee minder winkeluren. De kostenverlagingen houden verband met een
specifiek deel van de ingezette arbeid, ook wel drempelarbeid genoemd (zie Nooteboom, 2006
en paragraaf 3.2.2 voor verdere toelichting). Het leeuwendeel van de kosten in de winkels van
de detailhandel bestaat echter uit variabele kosten, die uitsluitend afhangen van de omzet en niet
15 Dat wil zeggen, consumenten zijn niet ingezeten als zij wonen in gemeente A en kopen in gemeente B.
16 We abstraheren hier van de mogelijkheid dat Nederlanders op zondag voortaan naar winkels in Duitsland of België gaan.
Deze optie is niet realistisch, omdat de winkels in deze landen niet of nauwelijks geopend zijn op zondag (zie kader
hoofdstuk 2).
17 In economische termen is de onmogelijkheid om producten te kopen vergelijkbaar met de mededeling dat de prijzen van
deze producten oneindig hoog zijn, want bij oneindig hoge prijzen kopen klanten geen producten. Alle andere prijzen blijven
gelijk, dus er treden grote relatieve prijsveranderingen op. Consumenten reageren hierop, wat leidt tot een andere
samenstelling van de vraag naar producten.
29
gerelateerd zijn aan het aantal openingsuren. Het verloop van deze kosten zal dus met name
bepalend zijn voor de kosten per eenheid product.
Wat de gevolgen zijn voor de kosten per eenheid product hangt verder af van de gevolgen
voor het loon. Personeel dat op zondag werkt, krijgt onregelmatigheidstoeslagen op het normale
loon. Winkels met minder koopzondagen hoeven deze toeslagen niet meer te betalen. Hierdoor
dalen hun kosten.
Hoe de veranderingen in de kosten uiteindelijk doorwerken in de prijzen van de winkels hangt
af van de marktstructuur, waarbij productdifferentiatie, 'economies of scope', locatie en gemak
van toetreding tot de markt allemaal van belang zijn. Hoe meer concurrentie er is onder de
winkels des te meer zal de kostenontwikkeling in de prijs worden doorgegeven. Ook de
consument speelt hierbij een rol. Als hij veel goede alternatieven (i.c. grote substitutieelasticiteiten)
heeft in termen van tijd, product en plaats, dan zijn de verschuivingen in de
samenstelling van de vraag groot. Bij weinig alternatieven zijn de verschuivingen in de
samenstelling van de vraag klein.
Kosten en prijzen winkels dalen naar verwachting
We verwachten dat door het wetsvoorstel de kosten per eenheid product en de prijzen in de
'getroffen' winkels met minder koopzondagen gemiddeld genomen zullen dalen. Hoewel de
kapitaalkosten op termijn mogelijk kunnen toenemen door minder koopzondagen, zullen de
arbeidskosten dalen en deze kostenpost heeft een groter aandeel in de totale kosten.18 Volgens
CBS cijfers uit de Nationale Rekeningen ligt de arbeidsinkomensquote voor de detailhandel
ruim boven de 80 in de afgelopen jaren.19 De arbeidskosten zullen dalen doordat de omvang van
de drempelarbeid zal afnemen. Daarnaast dalen de arbeidskosten doordat de 'getroffen' winkels
niet langer onregelmatigheidstoeslagen hoeven te betalen voor personeel dat op zondag werkte.
Kortom: de kosten dalen bij gegeven omzet.
De winkels zullen hun lagere kosten waarschijnlijk doorgeven aan de consumenten omdat
de concurrentie hen hiertoe dwingt (zie o.a. Inderst en Irmen, 2005). Voor deze stelling bestaat
ook enige empirische onderbouwing voor Nederland. Recent onderzoek door Creusen et al.
(2008) laat zien dat consumenten in Nederland profiteren van sterke onderlinge concurrentie
tussen supermarkten en dat supermarkten, gegeven de marktstructuur, prijsvoordelen doorgeven
aan de consument.20
18 Op korte termijn veronderstellen we dat de kapitaalkosten constant zijn.
19 De arbeidsinkomenquote is berekend als de beloning van werknemers plus de toegerekende beloning voor zelfstandigen
en meewerkende gezinsleden als aandeel in de som van beloning van werknemers en netto exploitatieoverschot/gemengd
inkomen. Deze quote geeft dus aan welk deel loon van het nationaal inkomen toevloeit aan de productiefactor arbeid.
20 Verschillen tussen winkels in termen van X-inefficiëntie kunnen bestaan, omdat we niet een volledige homogene markt
veronderstellen.
30
3.2.2 Werkgelegenheid detailhandel
Om te beschrijven wat er met de werkgelegenheid in de detailhandel gebeurt door de impuls
van de vermindering van het aantal koopzondagen, is het belangrijk om bij de detailhandel
onderscheid te maken in drempelarbeid en ander werk in detailhandel (zie onder andere CPB
1995, Goos 2004 en Nooteboom 2006).
Gevolgen werkgelegenheid detailhandel
Aan de hand van twee vergelijkingen illustreren we de gevolgen van de werkgelegenheid in de detailhandel (zie ook
Goos, 2004):
Wi= nd*D + nx*Oi
W=nd*D + nx*O
met W= werkgelegenheid; nd= drempelarbeid, nx=inverse marginale productiviteit, D= aantal openingsdagen en O=
omzet per week (in volume), i= winkel.
Minder koopzondagen door een verandering in de WTW betekent dat het aantal openingsdagen (=D) daalt. Dit geeft
minder werkgelegenheid per winkel (Wi) en voor de detailhandel (W) als geheel.
In de hoofdtekst is een aantal alternatieven beschreven, die gebruikmakend van de vergelijkingen als volgt uitwerken.
Als de consument zijn aankopen in de betrokken winkels voortaan door de weeks doet, verandert de omzet van een
individuele winkel (=Oi) niet en heeft dat dus geen impact op zijn werkgelegenheid (=Wi) en ook niet op de
werkgelegenheid van de detailhandel (=W), uitgezonderd de drempelarbeid. Als de consument zijn producten elders
koopt in de detailhandel, verandert de omzet van de individuele winkel wel en daardoor ook zijn werkgelegenheid Wi,
maar voor de detailhandel als geheel verandert de omzet (=O) en werkgelegenheid W niet. Dit kan verschillen geven
binnen de detailhandel. Ten slotte, als hij geheel andere producten buiten de detailhandel gaat kopen, verandert zowel
de omzet van de individuele winkel als die van de detailhandel, en daarmee ook de werkgelegenheid voor beide. Het
laatste geeft mogelijk verschillen tussen de detailhandel en de rest van de economie, want elders neemt de omzet en
werkgelegenheid toe.
De drempelarbeid hangt direct samen met de (zondag)opening van de winkel. Het is de
minimale personeelsbezetting in een winkel, onafhankelijk van de omzet die er wordt gehaald.
Bij een kleine winkel geldt bijvoorbeeld dat er altijd minimaal één medewerker in de winkel
aanwezig moet zijn als deze open is. Verder kan ook gedacht worden aan verschillende serviceof
verkooppunten verspreid over de winkel. Dit geeft schaalvoordelen voor grote winkels
vergeleken met kleine winkels. Drempelarbeid is dus in feite vaste arbeidskosten, waardoor de
gemiddelde kosten dalen naarmate de omzet van de winkel hoger is. De inzet van de overige
medewerkers hangt direct samen met de omzet (zie ook kader).
Een vermindering in het aantal koopzondagen geeft dus in ieder geval een daling van de
werkgelegenheid in de winkels die zondags voortaan dicht moeten door het wetsvoorstel, omdat
er minder drempelarbeid zal zijn. Wat de gevolgen zijn voor de gehele werkgelegenheid in de
detailhandel hangt direct samen met wat er gebeurt met de omzet van de detailhandel (zie
paragraaf 3.2.1), welke wordt bepaald door de verschillende substitutie-elasticiteiten.
31
3.3 Nederlandse economie
3.3.1 Nederlandse economie: niet of nauwelijks macro effecten te verwachten
In paragraaf 3.2 is al duidelijk geworden dat de rest van de economie bij sommige alternatieven
profiteert als het aantal koopzondagen vermindert. De gevolgen voor de economie als geheel
zijn door de compenserende doorwerking dus minder omvattend dan voor de detailhandel. Hoe
komt dat?
Gegeven dat het budget van ieder huishouden op termijn gezien grenzen stelt aan wat men kan
consumeren of sparen beperkt dit de mogelijkheden om meer of minder te kopen bij de
detailhandel. Voor de economie als geheel geldt dat zeker, want wanneer de consument bij een
winkel een euro uitgeeft, kan hij of zij dat niet meer elders doen zolang het inkomen niet
toeneemt (zie Goos, 2004). Hoewel zondagopening of -sluiting invloed kan hebben op
impulsaankopen door bijvoorbeeld funshopping, is een verandering in consumentengedrag (en
dus een andere spaar - en consumptiequoten) door het wetsvoorstel op lange termijn theoretisch
niet erg aannemelijk (zie ook CPB, 1995).
Geen toekomstvoorspelling
Dit rapport analyseert de economische gevolgen van de verandering van de WTW. Het geeft geen voorspelling van het
toekomstige aantal winkels dat op zondag open is en de economische gevolgen daarvan. Voor een voorspelling van het
aantal koopzondagen op termijn moeten ook andere determinanten in de analyse worden betrokken. De verandering
van de WTW is daar maar een van.
Dit rapport beargumenteert dat als gevolg van de invoering van de nieuwe WTW het aantal koopzondagen in Nederland
met zekerheid zal dalen. Dit effect kan echter worden beperkt door de invloed van andere determinanten die leiden tot
een vergroting van het aantal winkels dat op zondag open is. Bijvoorbeeld, de voorkeur van de bevolking voor winkelen
op zondag kan toenemen. Dit zal blijken na gemeenteraadsverkiezingen door veranderingen in de samenstelling van de
gemeenteraden. Gemeenten die goede argumenten hebben om onder de toerismebepaling te vallen, maar die daar nu
geen gebruik van maken, kunnen dit dan wel gaan doen om aan de wens van de meerderheid van de bevolking te
voldoen (het omgekeerde is natuurlijk ook mogelijk). Ten tweede, ongeveer de helft van de winkels in gemeenten met
een toeristisch regime maakt nu geen gebruik van de mogelijkheid om op zondag open te zijn.
a
Het kan echter zijn dat
deze winkeliers van mening veranderen zodra het in de toekomst winstgevend voor ze wordt om op zondag open te
zijn. Dit kan door economische groei. Dat kan leiden tot meer vraag naar producten van de detailhandel, waardoor of
bestaande winkels meer moeten aanbieden of er ruimte komt voor meer winkels om aan de vraag te voldoen.
a
B&A Groep, 2006, blz. 17 en 20.
Dat de nationale consumptiequote op lange termijn nauwelijks verandert door verandering in de
winkeltijden is niet alleen een theoretische afleiding, maar vindt ook ondersteuning in de
empirie. Bijlage 3 beschrijft enkele studies naar ervaringen van aanpassingen van winkeltijden
in Nederland en in andere landen. Een belangrijk leerfeit uit die studies is dat er niet of
nauwelijks effecten op het BBP zijn te verwachten van zo'n aanpassing. Zelfs bij veel grotere
32
veranderingen in de winkeltijden, blijken de gevolgen voor het BBP klein. Wel zijn er
verschillen in economische gevolgen tussen bedrijfstakken te verwachten.
3.3.2 Werkgelegenheid Nederlandse economie
De gevolgen voor de werkgelegenheid in de gehele economie lopen op lange termijn in beginsel
langs de volgende mechanismen. De arbeid die in detailhandel werkt, is in het algemeen schaars
en ook elders productief inzetbaar in de Nederlandse economie (zie Broer et al. (2000) en
Cornet et al. (2006)). Anders gezegd, de directe activiteit en banen die openstelling inclusief
zondagen oplevert, verdringen met andere woorden economische activiteiten en banen elders in
onze economie. In het algemeen zullen dus minder koopzondagen en een (gedeeltelijke)
verschuiving van de omzet naar niet-detailhandel geen gevolgen hebben voor de
werkgelegenheid als geheel. Wel zal er in bescheiden mate minder werkgelegenheid in de
Nederlandse detailhandel zijn, maar elders weer meer werkgelegenheid.21
Toch is het totaal effect niet helemaal nul voor de totale werkgelegenheid. Deze stelling wordt
hieronder toegelicht. De verandering van de WTW kan namelijk op langere termijn invloed
hebben op de arbeidsmarkt via het arbeidsaanbod. Het aangrijpingspunt zijn sociaal-culturele
factoren (i.c. persoonlijke voorkeuren voor werk) die mede het arbeidsaanbod bepalen.22
Concreet betreft het hier twee groepen.
Ten eerste dwingt de wetsverandering winkelpersoneel dat nu werkt op de koopzondagen
die vervallen, namelijk tot een reactie want ze raken op die koopzondagen hun baan kwijt. De
tweede groep bestaat uit mensen die zich juist doordeweeks zijn gaan aanbieden op de
arbeidsmarkt en profiteren van het feit dat zij op zondag de noodzakelijke boodschappen
kunnen doen door de huidige WTW. Als dat straks niet meer (helemaal) mogelijk is, is dat voor
hen mogelijk een prikkel om zich van de arbeidsmarkt terug te trekken. We belichten de eerste
groep wat uitvoeriger, omdat bij de tweede groep vermoedelijk de avondopening van winkels
belangrijker is voor deelname aan de arbeidsmarkt dan de zondagopening.
De eerste groep heeft twee opties als reactie op de verandering. De eerste optie is te solliciteren
naar een nieuwe baan. Dit kan bijvoorbeeld naar banen in winkels in hun eigen gemeente op
niet-zondagen of naar banen in winkels in gemeenten die koopzondagen behouden. Zoals in
paragraaf 3.2 is opgemerkt neemt de omzet in de winkels daar toe, zodat er ook nieuwe banen
ontstaan. De sollicitanten hebben dus een goede kans daar een nieuwe baan te vinden. Door
deze nieuwe banen is het waarschijnlijk dat een groot deel van het personeel dat op de vervallen
koopzondagen werkt, voor deze optie zal kiezen. Macro-economisch betekent dit dat de
werkgelegenheid niet verandert.
21 In hoofdstuk 4 werken we dit verder uit.
22 De andere determinanten die de (structurele) werkgelegenheid bepalen, zoals belastingtarieven en de hoogte van sociale
uitkeringen, veranderen niet door de aanscherping van de Winkeltijdenwet.
33
De tweede optie is dat het personeel dat zijn of haar baan op zondag verliest zich volledig
terugtrekt van de arbeidsmarkt. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om scholieren en studenten die
alleen op zondag willen werken, omdat ze op niet-zondagen andere activiteiten hebben.23
Vanuit macro-economisch perspectief vermindert dan het arbeidsaanbod en dat leidt tot een
vermindering van het BBP, want de arbeidsproductiviteit wordt in dit geval niet beïnvloed.
Concluderend, we verwachten van de verandering van de WTW per saldo een minimale
vermindering van het arbeidsaanbod op termijn en daarmee tot iets minder werkgelegenheid in
macro-economisch perspectief.
23 Deels betreft het hier een groep, die een bijbaantje heeft tijdens de studie en voor een ander beroep studeren dan aan de
slag gaan in een winkel.
34
35
4 Economische gevolgen Nederlandse economie
4.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 is de impuls van de aanscherping van de toerismebepaling afgeleid. De impuls is
uitgedrukt als de vermindering van het aantal koopzondagen. Deze blijkt klein te zijn. Gegeven
deze kleine impuls en de mogelijke doorwerkingen geschetst in hoofdstuk 3, werkt dit
hoofdstuk de (kwantitatieve) effecten uit voor de omzet en werkgelegenheid van de detailhandel
(zie paragraaf 4.2). Paragraaf 4.3 doet hetzelfde maar dan voor de Nederlandse economie als
geheel.24
4.2 Detailhandel
4.2.1 Uitgangspunten
We beschikken niet over een model waarmee we de mogelijke effecten van het wetsvoorstel
kunnen doorrekenen.25 Ook is de beschikbaarheid aan data te beperkt om een goede
kwantitatieve analyse uit te voeren. In dit hoofdstuk proberen we daarom in grotendeels
kwalitatieve termen de gevolgen van de vermindering in het aantal koopzondagen te duiden.
We gebruiken daarbij de volgende drie uitgangspunten.
Ten eerste, de impuls in termen van koopzondagen of winkeluren is minimaal. In uren
uitgedrukt bedraagt de impuls minder dan een kwart procent in het totaal aantal uren dat de
winkels in Nederland open zijn. Dit is de conclusie van hoofdstuk 2. Vanwege deze minimale
impuls, zullen de doorwerkingeffecten op de economie ook minimaal zijn.
Ten tweede veronderstellen we dat de winkels die zondags voortaan dicht zouden moeten op
grond van het wetsvoorstel niet hun openingstijden op andere dagen in de week vergroten. De
veronderstelling van constante openingstijden op andere dagen dan zondag laten we los in
hoofdstuk 6.
Ten derde, de kosten en prijzen van de winkels zullen gemiddeld genomen iets dalen. De
argumentatie van deze stelling is gegeven in hoofdstuk 3. Als gevolg hiervan daalt de relatieve
prijs, maar stijgt het volume van de afzet van de detailhandel.
24 Natuurlijk ondervindt ook het winkelend zondagspubliek de gevolgen van de vermindering in het aantal koopzondagen.
De verandering in hun nut wordt besproken bij de invloed van de aanscherping van de toerismebepaling op de welvaart in
hoofdstuk 6.
25 We maken voor dit onderzoek geen gebruik van een model voor de doorrekening zoals in CPB (1995) is gedaan.
Daarvoor hebben we de volgende redenen. Ten eerste is dat CPB-model zelf niet meer operationeel. Daarnaast gaf dat
model geen inzichten in de verdelingseffecten tussen gemeenten. Ten derde kon dat model geen volledige macroeconomische
modelberekening uitvoeren en bleef het beperkt tot een partiele analyse van de effecten op de detailhandel.
Wel hebben we voor dit rapport gebruik gemaakt van de mechanismen en kennis over de kostenstructuur uit dat model.
36
Let op verschil tussen invloed 'trends' en invloed wetsvoorstel
Bij de kwantificering van de omvang van de economische effecten is het belangrijk om in
gedachten te houden dat de analyse hier in feite gaat om de economische gevolgen door een
verandering in de WTW te vergelijken met een situatie zonder deze aanpassing. Dit is wat
anders dan de economische situatie op een tijdstip na de verandering van de WTW te
vergelijken met een tijdstip ervoor. In de tijd verandert er ook zonder wijziging van WTW al
van alles, hier aangeduid met 'trends', in de economie die geen verband houden met deze
wijziging.
Voorbeelden van 'trends' zijn dat door de economische crisis op korte termijn meer mensen
werkloos worden met negatieve gevolgen voor de omzet van de detailhandel ongeacht het wel
of niet uitvoeren van het wetsvoorstel. Een ander voorbeeld is dat het consumentengedrag
verandert in de loop der jaren en dat men veel meer is gaan kopen via internet. Dit heeft ook
gevolgen voor de detailhandel, maar wordt niet bepaald door de uitvoering van dit wetsvoorstel.
4.2.2 Omzet detailhandel
Het gevolg voor de omzet van de detailhandel van de aanscherping van de toerismebepaling
hangt sterk af van de alternatieven die consumenten hebben voor de vervallen koopzondagen.26
Hoofdstuk 3 leert dat de gevolgen van de vermindering van het aantal koopzondagen op de
omzet van de detailhandel afhangt van twee effecten: het wegvallen van koopzondagen en de
prijsverandering van producten in winkels door verandering in kosten. Tabel 4.1 geeft voor
beide effecten een kwalitatieve indicatie over de richting ervan op de omzet van de detailhandel
en de rest van de economie. De effecten op de omzet van de detailhandel van het wegvallen van
een koopzondag versus lagere prijzen in de detailhandel kunnen dus tegengesteld zijn (zie tabel
4.1 kolom 1 en 2).
Tabel 4.1 Alternatieven voor klanten: effecten op detailhandel en BBP
a
Dimensie Alternatieven Detailhandel Rest
Wegvallen
koopzondag
Lagere prijzen Effect omzet Effect
omzet
(1) (2) (3) (4)
Tijd A1= in de week kopen 0 + + -
A2= andere koopzondag nemen 0 + + -
Bedrijfstak B= ander product op zondag kopen - + - +
Afstand C1=naar andere plaats met koopzondag - + 0/+ 0/-
C2= Niet ingezeten gaan in eigen plaats kopen - + ? +/-
a
Kolom 3 = kolom 1 + kolom 2; Kolom 4 is rest economie; 0 = geen effect, + = positief effect op omzet; - = negatief effect op omzet.
26 Zie bijlage 2 voor een verdere duiding.
37
Voor de omzet van detailhandel ontstaat het volgende totaal beeld bij de verandering van de
WTW, waarbij de omzet van de detailhandel per saldo zal dalen om de volgende redenen.
Ten eerste vermindert de omzet van de detailhandel door vervanging van winkelen op
zondag door andere activiteiten op die dag. Dit is in tabel 4.1 aangeduid met alternatief B.
Hiervan profiteren andere branches dan de detailhandel (zie verder hoofdstuk 5).
Ten tweede neemt de omzet van de detailhandel af door de daling van de omzet van de
winkels in grensgemeenten. Niet ingezetenen, zoals Belgen en Duitsers, gaan een deel van hun
aankopen voortaan in hun eigen land zullen doen. Dit is in tabel 4.1 aangeduid als alternatief
C2. Merk op dat dit effect op de detailhandel alleen optreedt bij dit specifieke geval met
grensgemeenten. Immers als inwoners van een andere plaats voortaan hun producten bij hun
plaatselijke detailhandel gaan kopen in plaats van de winkels in de gemeenten waar de
koopzondag gold (ook vallend onder alternatief C2), heeft dit wel gevolgen voor de
desbetreffende winkels (en gemeenten), maar niet voor de detailhandel als geheel.
Door de relatieve prijsverlaging in de detailhandel zijn er ook compenserende effecten (i.c.
alternatief A1 en A2), waardoor de omzet in winkels, waarvan de koopzondag wegvalt,
toeneemt en daarmee de omzet van de gehele detailhandel iets zal toenemen. Consumenten
gaan meer kopen in winkels want de producten worden iets goedkoper.
De positieve effecten wegen per saldo niet op tegen de twee negatieve effecten, waardoor de
omzet in de Nederlandse detailhandel zal dalen door de vermindering van het aantal
koopzondagen. De daling zal echter gering zijn want de impuls is minimaal. Consumenten
hebben goede alternatieven om te winkelen op andere dagen of in andere gemeenten voor de
vervallen koopzondagen. Dit kan wel gevolgen hebben voor de omzet van afzonderlijke
winkels, maar heeft nauwelijks invloed op de omzet van de detailhandel als geheel.
4.2.3 Werkgelegenheid detailhandel
De werkgelegenheid in de detailhandel zal iets dalen door de daling van het aantal
koopzondagen. Deze daling wordt vooral bepaald doordat er minder drempelarbeid nodig is, en
in mindere mate door de geringe omzetdaling van de detailhandel (zie ook bijvoorbeeld Burda,
2005 en Goos, 2004).
Over de precieze omvang van de teruggang in de werkgelegenheid zijn moeilijk harde
uitspraken te doen, maar de omvang zal in elk geval gering zijn (zie hieronder). Een groot deel
van de werkgelegenheid blijft namelijk sowieso behouden omdat lang niet alle winkels op
zondagen dicht moeten, want veel gemeenten zullen ook in de toekomst voldoen aan de
toerismebepaling. Het winkelpersoneel dat wel haar of zijn baan op zondag zal verliezen, zal
merendeels aan de slag kunnen blijven. Veel van dat winkelpersoneel zal zelfs binnen dezelfde
winkel op andere tijden kunnen gaan werken, want de omzet van deze winkels zal op andere
dagen toenemen zoals we zojuist betoogd hebben. Een kleiner deel zal elders buiten de
detailhandel gaan werken (zie verder paragraaf 4.3.2).
38
Omvang werkgelegenheidsverlies detailhandel: een ruwe schatting
Door de daling van het aantal koopzondagen op grond van de toerismebepaling verliest
winkelpersoneel dat op zondag werkt haar of zijn baan op de vervallen koopzondagen. Zij
moeten werk zoeken op een andere dag, of zich van de arbeidsmarkt terugtrekken. Om hoeveel
werk gaat het? Het antwoord op die vraag is niet precies te geven, want we weten niet van
welke gemeenten het aantal koopzondagen zal verminderen. Bovendien ontbreken veel andere
noodzakelijke gegevens. Daarom maken we een schatting om een indruk te krijgen.
Het winkelpersoneel dat haar of zijn baan verliest op koopzondag wordt als volgt berekend.
De winkels zullen per jaar 0,24 procent minder uren open zijn, zoals in sectie 2.3.3 is afgeleid.
We nemen aan dat het winkelpersoneel ruwweg evenredig werkt met het aantal uren dat de
winkels open zijn. De detailhandel geeft werk aan werknemers ter grootte van 665 duizend
arbeidsjaren.27 Dat betekent dus dat ongeveer 1,6 (= 0,24 *665 /100) duizend arbeidsjaren als
direct effect verloren gaan. Overigens is er wel meer winkelpersoneel bij betrokken, want veel
winkelpersoneel dat op zondag actief is, werkt in deeltijd.
We kunnen op deze raming een check toepassen. In 1995 raamde het CPB de toename van
het aantal arbeidsjaren in de detailhandel als gevolg van de verruiming van de winkeltijden in
1996 op 11 duizend arbeidsjaren.28 Deze raming ging uit van 5 uur meer winkeltijd per week in
alle winkels. Dat betekent dus dat destijds bij een uitbreiding van de winkeltijd per jaar van
ongeveer 10 (=5 uur/51 uur per week de winkel open) procent de werkgelegenheid toenam met
11 duizend arbeidsjaren. De impuls van de aanscherping van de toerismebepaling bedraagt nu
maximaal 0,24 procent minder winkeltijd in Nederland. Op basis van het CPB-rapport zou dan
een daling van ongeveer 0,3 duizend arbeidsplaatsen (=0,0024*(11/0,10)) te verwachten zijn,
nog minder dus dan de 1,6 duizend die hiervoor is afgeleid.
Conclusie, het winkelpersoneel dat haar of zijn baan verliest als direct gevolg van de daling van
het aantal koopzondagen bedraagt hoogstens twee duizend arbeidsjaren. Zij moeten een andere
baan zoeken op zondag, of op een andere dag werken.
4.3 Nederlandse economie
4.3.1 Bruto Binnenlands Product
Macro-economisch is er op korte termijn een minimaal negatief effect op het niveau van het
BBP te verwachten bij uitvoering van het wetsvoorstel (zie ook kader Economische crisis en
invoering wetsvoorstel). Doordat we aannemen dat er geen (noemenswaardige) verandering in
het aandeel van de consumptie in het inkomen zal optreden (de zogenaamde nationale
27 Bron: www.cbs.nl, thema's, cijfers, banen en economische activiteit, bedrijfstakken en klassen, SBI-groepen 521, 522,
523 en 524, cijfers december 2007.
28 CPB, 1995, Werkdocument nr. 74, blz. 30.
39
consumptiequote), zal de afname van de omzet van de detailhandel gecompenseerd worden met
een toename van de omzet in andere bedrijfstakken.
Economische crisis en invoering wetsvoorstel
In verband met de huidige economische situatie kan de vraag opkomen wat de invoering van het wetsvoorstel betekent
voor de Nederlandse economie op korte termijn. Volgens de laatste ramingen van het CPB heeft Nederland in 2009 te
maken met een historische krimp van naar verwachting 4¾% (zie CPB, 2009). Voor volgend jaar is een afname van het
BBP voorzien van ½%.
Geluiden uit de hoek van tegenstanders van de aanscherping van toerismebepaling (zoals VNG, Raad Nederlandse
Detailhandel en Centraal Bureau Levensmiddelenhandel) pleiten mede juist daarom voor een ruimere openstelling van
winkels op zondag. In de huidige economische situatie zou dat volgens hen kunnen zorgen voor een impuls aan de
bestedingen en meer banen opleveren.
In de hoofdtekst laten we zien dat het wetsvoorstel op langere termijn weinig tot geen effect heeft op de economie. Op
korte termijn zijn er wel aanpassingskosten, vooral bij de werkgelegenheid. Zo zal in eerste instantie het wetsvoorstel
een groter drukkend effect hebben op de werkgelegenheid dan op langere termijn. Er zullen in deze huidige
economische situatie grotere maatschappelijke inspanningen moeten worden verricht om deze mensen weer aan een
nieuwe baan te helpen, dan in betere economische tijden. Op langere termijn ebt het negatieve effect van het
wetsvoorstel grotendeels weg doordat mensen elders werk vinden. Ook kunnen op korte termijn winkels failliet gaan.
Op langere termijn zullen er echter nieuwe winkels voor in de plaats komen.
Dat het BBP op korte termijn desondanks toch lager uitvalt door het wetsvoorstel komt doordat
voor de grensgemeenten, die niet langer meer gebruik kunnen maken van het toeristisch regime,
de omzet van het lokale bedrijfsleven daalt door de lagere aankopen van buitenlanders daar.
Deze omzetdaling wordt elders in Nederland onvoldoende gecompenseerd. Veel buitenlandse
bezoekers (i.c. veelal Belgen en Duitsers) zullen hun 'uitgespaarde' geld naar verwachting in
eigen land besteden. Deze negatieve economische doorwerking is echter beperkt, want de
impuls is klein en het gaat maar om weinig gemeenten.
Op korte termijn zijn er wel wat aanpassingskosten vanwege de aanscherping van de
toerismebepaling. We noemen er twee. Ten eerste, het winkelpersoneel dat haar of zijn baan
verliest zal aan een nieuwe baan moeten worden geholpen. Daar het vermoedelijk gaat om een
kleine hoeveelheid mensen zullen de extra kosten beperkt blijven. Ten tweede kunnen door een
vermindering van het aantal koopzondagen winkels failliet gaan, wat extra kosten met zich mee
kan brengen zoals onbetaalde schulden. Ook deze extra kosten zullen beperkt zijn, omdat de
gemiddelde omzetdaling van winkels door de aanscherping van de toerismebepaling beperkt zal
zijn, uitzonderingen daargelaten.
40
Effecten op lange termijn
Op lange termijn zullen de effecten op het BBP van de aanscherping van de toerismebepaling
beperkt zijn en minder groot dan op korte termijn. Het gaat hier bovendien om een eenmalig
niveau effect op het BBP.29
Het niveau van het BBP daalt op lange termijn doordat minder mensen zich aanbieden op de
arbeidsmarkt. Concreet betreft het winkelpersoneel dat nu op zondag werkt in gemeenten die
minder koopzondagen krijgen, en dat op geen andere dag van de week wil/kan werken. Het gaat
hier waarschijnlijk om een fractie van het winkelpersoneel van de tweeduizend arbeidsplaatsen
dat maximaal op korte termijn op de tocht komt staan. Gedacht kan worden aan hoogstens
enkele honderden arbeidsjaren. Hun toegevoegde waarde is het verlies aan bruto binnenlands
product van Nederland. Het overige winkelpersoneel dat mogelijk op korte termijn op straat
komt te staan door het wetsvoorstel, wordt na enige tijd elders productief ingezet, want de
arbeidsproductiviteit verandert niet.
4.3.2 Werkgelegenheid
De effecten op de werkgelegenheid in Nederland als geheel zullen op lange termijn zeer beperkt
zijn. Zoals bij de bespreking van het lange termijn effect van minder koopzondagen op het BBP
is beargumenteerd, zal de werkgelegenheid op lange termijn dalen met hoogstens enkele
honderden arbeidsjaren.
4.4 Conclusies
De vermindering van het aantal koopzondagen heeft op korte termijn een beperkt negatief effect
op de omzet en werkgelegenheid in de Nederlandse detailhandel. De werkgelegenheid onder het
winkelpersoneel zal door de impuls kunnen dalen met ongeveer tweeduizend arbeidsjaren. Dit
is een maximum. Een groot deel van dit personeel zal meteen al binnen dezelfde winkel op
andere tijden gaan werken, want de omzet van deze winkels zal op andere dagen toenemen. Dus
als we indirecte effecten meenemen is de vermindering van de werkgelegenheid veel kleiner
dan die tweeduizend arbeidsjaren.
Ook de gevolgen voor het BBP en de werkgelegenheid in Nederland zijn beperkt, zeker op
langere termijn. Consumenten hebben veel goede alternatieven voor het winkelen op de
vervallen koopzondagen en zullen dus vrijwel evenveel in winkels uit blijven geven. Toch
bestaat er op korte termijn wel enige doorwerking op de Nederlandse economie, doordat in
grensgemeenten met minder koopzondagen de omzet daalt. De reden is dat de
zondagsaankopen van Belgen en Duitsers daar wegvalt, omdat zij die voortaan deels in eigen
land gaan doen. Bovendien zijn er op korte termijn eenmalige aanpassingskosten zoals het
vinden van een nieuwe baan voor het personeel dat hun baan kwijtraakt door minder
koopzondagen.
29 Mogelijke effecten op de groei van het BBP laten we buiten beschouwing mede omdat de impuls minimaal is.
41
Op langere termijn overheerst de invloed van het lagere arbeidsaanbod op de Nederlandse
economie, bestaande uit personen die een sterke voorkeur hebben om op zondag te werken. Het
gaat hier waarschijnlijk om een gering aantal van maximaal enkele honderden arbeidsjaren.
42
43
5 Verschillen in effecten
5.1 Inleiding
Tot dusver hebben we nauwelijks aandacht besteed aan mogelijke verschillen in economische
ontwikkeling tussen actoren als winkels, branches en gemeenten door de aanscherping van de
toerismebepaling.30 De aanscherping leidt echter wel degelijk tot een andere verdeling van de
nationale koek (i.c. het BBP), waardoor de gevolgen voor betrokken partijen verschillend
kunnen zijn. Dit hoofdstuk bespreekt er twee: i) verschillen tussen winkels (zie paragraaf 5.2),
ii) verschillen tussen gemeenten (zie paragraaf 5.3).31
5.2 Verschillen tussen winkels binnen detailhandel
Het productieproces van de detailhandel kenmerkt zicht door schaalvoordelen (zie bijvoorbeeld
Nooteboom, 2006). Winkelketens hebben schaalvoordelen boven winkels van kleine
zelfstandigen. De schaalvoordelen blijken bijvoorbeeld uit de zogenaamde drempelarbeid.
Winkelketens hebben deze schaalvoordelen waarschijnlijk benut bij de uitbreiding van de
mogelijke winkeltijden bij de introductie van de huidige WTW in 1996. Zij hoefden hun prijzen
toen minder te verhogen dan de kleine winkeliers, en daarmee verhoogden ze hun marktaandeel
ten koste van de kleine winkels.32
Dat schaalvoordelen van belang zijn in de ontwikkeling van de detailhandel, blijkt ook uit
de sterke toename in de grootte van de winkelomvang in het afgelopen decennium. Dit geldt
zeker voor de supermarkten (zie Creusen et al. 2008). Hieraan gerelateerd vond ook een sterke
uitbreiding van het assortiment van supermarkten plaats (i.c. economies of scope). Echter, zoals
al eerder aangehaald, dient bij al deze ontwikkelingen rekening te worden gehouden met andere
trends die dit teweeggebracht kunnen hebben, maar niet samenhangen met de verandering in de
WTW.
Kleine winkels gaan er naar verwachting door het wetsvoorstel in omzet wat op vooruit en
winkelketens gaan er in omzet wat op achteruit. De reden is dat winkelketens bij minder
zondagopenstelling hun schaalvoordelen minder kunnen benutten, en dat geeft kleine winkeliers
een kostenvoordeel. Zo hoeven kleine winkeliers omdat ze niet (meer) op zondag open zijn niet
meer een minimale personeelsbezetting aan te houden om hun winkel open te houden. De
winkels van de kleine zelfstandigen verbeteren dus hun concurrentiepositie ten opzichte van de
30 Verschillen tussen consumenten worden toegelicht in hoofdstuk 6 en verschillen tussen werkenden/niet-werkenden laten
we verder buiten beschouwing.
31 Er ontstaan ook door de verandering verschillen tussen de detailhandel en de rest van de economie. Door de kleine
impuls en de ruime alternatieven voor de consument in detailhandel in termen van tijd en plaats, zullen de verschillen
marginaal zijn.
32 CPB, 1995.
44
winkelketens.33 De verschuivingen in de marktaandelen zullen echter klein zijn, omdat de
impuls van het aantal opgeheven koopzondagen dat de winkels open zijn beperkt is.
Niet alleen ontstaan er door de verandering van de WTW verschillen tussen grote en kleine
winkels, maar er zijn ook verschillen te verwachten naar specialisatie van de winkels binnen de
detailhandel.34 Zo wijzen studies van het CPB (1995) en van Williamson (2006) erop dat een
aanpassing van de openingstijden van winkeltijden anders zal uitpakken voor de zogenaamde
food-sector dan voor de non-food sector. Dit geldt alleen in termen van de omvang van het
effect, niet in het teken want beide 'sectoren' zullen per saldo te maken krijgen met een kleine
daling van de omzet door de aanscherping van de toerismebepaling. Uit CPB (1995) leiden we
af dat de gevolgen voor de omzet van de food-sector iets negatiever zullen zijn.
Ten slotte, de verandering van de WTW zou de marktmacht van de winkels in de gemeenten die
hun koopzondagen behouden groter kunnen maken ten opzichte van de winkels in de
gemeenten die minder koopzondagen hebben. Deze grotere marktmacht kan in beginsel leiden
tot hogere prijzen in de winkels die open blijven op de koopzondagen.
Afgezien van de discussie over de relevante markt, verwachten we dat deze prijsstijging
echter sowieso niet zal optreden, omdat door concurrentie deze winkels zich niet uit de markt
willen concurreren door relatief hoge prijzen (zie ook Creusen et al., 2008). Bovendien zouden
de winkeliers meer kosten moeten gaan maken om die hogere prijzen op zondag te kunnen
berekenen, want de prijskaartjes van het assortiment moeten elke zaterdagavond en
zondagavond worden aangepast om op andere dagen concurrerend te blijven. Deze kosten
zullen de winkeliers in het algemeen onvoldoende kunnen doorberekenen.
5.3 Verschillen tussen gemeenten
Gemeenten kunnen strijdige belangen hebben bij de invoering van de aangescherpte
toerismebepaling, want de gevolgen daarvan kunnen tussen gemeenten verschillend uitpakken.
Dit is het gevolg van de verandering van de verdeling in de omzet over verschillende
'bedrijfstakken' en over gemeenten (zie ook bijlage 2). Winnaars zijn de gemeenten die ook
voldoen aan de criteria van de aangescherpte toerismebepaling of gemeenten die geen
toeristisch regime hebben. Beide type gemeenten zullen de omzet van hun lokale bedrijfsleven
zien toenemen, omdat de consumenten naar die gemeenten zullen uitwijken. Verliezers zijn de
gemeenten die wel aan de huidige toerismebepaling voldoen en meer dan twaalf koopzondagen
hebben, maar in de toekomst terug moeten naar twaalf koopzondagen.
33 Overigens zijn bij de huidige WTW sowieso niet alle kleine winkeliers op koopzondagen geopend. Dit kan verschillende
redenen hebben. Zo kan het vrijwillig zijn omdat men een vrije dag wil hebben. Anderzijds kan het een (economische) keuze
zijn omdat de kosten van zondagopenstelling niet opwegen tegen de opbrengsten.
34 Vooraf tekenen we hierbij wel aan dat de verschillen tussen specialisatie vermoedelijk groter zijn bij de avondopenstelling
dan bij de zondagopenstelling.
45
6 Bredere economische gevolgen
6.1 Inleiding
Hoofdstuk 4 besprak de economische gevolgen van de invoering van de aanscherping van de
toerismebepaling. Daarbij veronderstelden we dat klanten, winkeliers en gemeenten hun gedrag
niet aanpassen door de aanscherping. Dit hoofdstuk laat zien dat dat wel kan gebeuren en noemt
de implicaties voor de economie (zie paragraaf 6.2). Bovendien kan de aanscherping van de
toerismebepaling de welvaart veranderen (paragraaf 6.3).
6.2 Mogelijke strategische reacties
Hieronder belichten we mogelijke strategische reacties van gemeenten en winkeliers, dat wil
zeggen dat er door de verandering in de WTW een extra gedragsreactie optreedt ten opzichte
van wat eerder in de vorige hoofdstukken is aangenomen.
6.2.1 Mogelijke strategische reacties gemeenten
Gemeenten kunnen de verandering van de toerismebepaling gebruiken om er zelf economisch
voordeel mee te behalen of om onder de negatieve effecten uit te komen. Hieronder worden een
viertal voorbeelden gegegeven.
Voorbeeld 1: 'Echte' toerismegemeenten kiezen voor meer koopzondagen
'Echte' toerismegemeenten kunnen het aantal koopzondagen uitbreiden als er nu niet elke
zondag koopzondag is. Maastricht is met 21 koopzondagen een voorbeeld. Als het aanbod aan
koopzondagen in grensgemeenten in de buurt van Maastricht afneemt, kan het voor Maastricht
een prikkel zijn om het aantal koopzondagen uit te breiden. Dit kan want Maastricht voldoet
ook volgens onze criteria aan de nieuwe wet. Stel het aantal koopzondagen van Vaals neemt af
omdat het niet meer aan de nieuwe criteria van de toerismebepaling voldoet. Voor Maastricht
wordt de markt op zondag dan groter want klanten die nu in Vaals op zondag winkelen kunnen
naar Maastricht uitwijken. De grotere potentiële markt is een prikkel voor Maastricht het aantal
koopzondagen uit te breiden. Vanuit Nederland gezien, vermindert het aantal koopzondagen
door deze reactie dus minder dan de vermindering van het aantal koopzondagen in Vaals.
Strategisch gedrag is geen theorie. De enquête van Stratus (2009) laat bijvoorbeeld zien dat
gemeenten op elkaar reageren met koopzondagen. Van de 300 gemeenten die gerapporteerd
hebben een koopzondag te hebben, houden er 43 rekening met de koopzondagen in andere
gemeenten.35
35 Stratus, 2009. We laten hierbij de 79 gemeente buiten beschouwing die geen koopzondag hebben. Deze gemeenten
kiezen vermoedelijk bewust voor geen koopzondag en doen dus niet mee in de strategische reacties.
46
Voorbeeld 2: Grensgemeente verandert argumentatie: ligt aan weg over de grens
Grensgemeenten kunnen mogelijk ook een beroep proberen te doen op de uitzondering voor het
aantal koopzondagen in de WTW voor winkels aan de grens of directe toe- en afvoerwegen
naar en van de grens (zie noot, artikel WTW, artikel 3, derde lid, onder b).
Voorbeeld 3: Minder koopzondagen in minder aantrekkelijke maanden
Gemeenten met twaalf koopzondagen kunnen hun concurrentiepositie ten opzichte van andere
gemeenten goed behouden door de juiste keuze van koopzondagen in het jaar. Dit kunnen zij
doen door bijvoorbeeld de maandelijkse koopzondagen in de eerste maanden van het jaar op te
heffen en de extra koopzondagen in de Sinterklaas- en kerstperiode te behouden.36 In die eerste
maanden is de omzet en het aantal klanten klein, zodat de jaarlijkse omzet en het aantal klanten
over alle koopzondagen in het jaar samen weinig daalt. In dit geval is de procentuele daling van
het aantal klanten dus veel geringer dan de procentuele daling van het aantal koopzondagen.
Voorbeeld 4: Gemeenten coördineren onderling de koopzondagen
Gemeenten die dicht bij elkaar liggen en minder koopzondagen krijgen door de aanscherping
van de toerismebepaling, kunnen daarop strategisch reageren door coördinatie van de twaalf
koopzondagen die in elke gemeente overblijven, zodat hun inwoners toch elke zondag kunnen
winkelen. Stel, vier gemeenten of stadsdelen die dichtbij elkaar liggen. Zij kunnen afspreken dat
gemeente 1 elke eerste zondag van de maand koopzondag heeft, gemeente 2 elke tweede
zondag koopzondag enzovoort. Hierdoor hebben de inwoners toch elke zondag koopzondag,
tegen geringe extra reiskosten. In feite verdelen de gemeenten de markt op zondag. De
gemeenten hebben waarschijnlijk een prikkel om dit te doen, want het stelt de inwoners die
willen winkelen tevreden. Het resultaat is dat het aantal koopzondagen wel daalt, maar niet het
aantal klanten dat op zondag winkelt.
Van de 300 gemeenten die gerapporteerd hebben aan Stratus dat ze koopzondagen hebben,
zeggen er 15 dat als (naburige) gemeenten een koopzondag hebben zij dat juist niet hebben.37
Conclusie
Gemeenten kunnen op verschillende manieren reageren en anticiperen op de aanscherping van
de toerismebepaling. Deze reacties kunnen er toe leiden dat het totale aantal koopzondagen in
Nederland minder daalt dan verwacht mag worden op grond van de verandering van de
toerismebepaling zoals berekend in hoofdstuk 2. Het aantal winkels dat zondag open gaat, kan
zelfs toenemen. Bovendien kan door de reactie van gemeenten het aantal klanten dat op zondag
winkelt in verhouding minder dalen dan het aantal koopzondagen. De gevolgen van dergelijke
36 Overigens kunnen gemeenten ook extra koopzondagen hebben op grond van bijzondere gelegenheden van tijdelijke
aard.
37 Stratus, 2009.
47
reacties kunnen zijn dat de impact van het wetsvoorstel op de economie nog geringer wordt dan
de minimale verandering die in hoofdstuk 4 is afgeleid.
6.2.2 Strategische reacties winkeliers: langere openingstijden op niet-zondagen
Winkeliers die in de toekomst op zondag hun winkel moeten sluiten door de aanscherping van
de toerismebepaling, kunnen hun aanbod vergroten door hun winkels op niet-zondagen langer
open te stellen. Volgens de WTW mogen winkels open zijn tussen 6 uur 's morgens en 10 uur
's avonds op niet-zondagen, zonder maximum.38 Uit directe waarneming blijkt dat veel winkels
tot dusver veel minder uren open zijn dan wettelijk toegestaan. Winkeliers kunnen dus het
verlies aan koopzondagen deels compenseren door op niet-zondagen langer open te zijn.
Daarmee kunnen ze de extra vraag van de klanten die op de opgeheven koopzondagen
winkelden opvangen zonder in capaciteitsproblemen te komen. Het gevolg is dat de negatieve
effecten door het wetsvoorstel op de omzet van de detailhandel nog kleiner zullen zijn.
6.3 Welvaart
De aanscherping van de toerismebepaling kan ook gevolgen hebben voor de welvaart. Dat is
belangrijk, want wat goed is voor het bruto binnenlands product hoeft niet bij voorbaat goed te
zijn voor de welvaart. Het CPB hanteert een breed welvaartsbegrip, want het gaat om meer dan
geld alleen. Allerlei zaken waar mensen waarde aan toe kennen, zoals zondagsrust en milieu
vallen wel onder het begrip welvaart maar niet altijd onder het BBP, want ze zijn niet in de
marktprijzen verdisconteerd. Hieronder kijken we naar de invloed op de welvaart van de
verandering in het consumentennut van het winkelende zondagspubliek en een aantal externe
effecten van de aanscherping van de toerismebepaling.
6.3.1 Nut winkelend zondagspubliek
Winkelend zondagspubliek bestaat veelal uit mensen die vinden dat de winkels op elke zondag
open zouden moeten zijn. Het gaat hier waarschijnlijk om ongeveer een vijfde deel van de
consumenten.39 Elk van hen gaat zijn of haar geld na invoering van de nieuwe toerismebepaling
anders uitgeven over de dagen van de week, over verschillende activiteiten en over winkels in
verschillende gemeenten dan bij de huidige WTW. Die andere verdelingen verminderen hun
'nut', ook als zij hun totale uitgaven niet veranderen. Hun nut wordt verminderd omdat zij
minder keuze hebben, ze kunnen namelijk niet meer of tegen hogere kosten op zondag
winkelen. De personen die de nutvermindering zullen ervaren blijken vooral op zondag
winkelen 'gezellig' te vinden of ze zeggen te weinig tijd te hebben om op niet-zondagen te
winkelen. Dit zijn namelijk de belangrijkste redenen die consumenten noemen die veel op
38 Winkeltijdenwet, artikel 1c.
39 B&A groep, 2006, blz. 31.
48
zondag winkelen.40 Het profiel van deze groep personen is dat zij betrekkelijk jong zijn, een
goede opleiding hebben, werken en wonen in een grote gemeente.41
Naast dit winkelend zondagspubliek, zegt 40 procent van de consumenten dat ze wel eens op
zondag de boodschappen doen die ze vergeten zijn eerder te doen.42 Zij gaan er door de
wetswijziging ook in dit geval iets op achteruit in 'nut', want de uitlaatklep van de koopzondag
valt deels weg. Daartegenover ervaren zij ook positieve externe effecten door de wijziging in de
wet. Deze worden hieronder verder toegelicht.
6.3.2 Externe effecten
De nieuwe toerismebepaling kan externe effecten genereren. Deze kunnen niet zijn
meegerekend door gemeenten, de winkeliers en of het winkelende zondagpubliek bij hun
beslissingen met betrekking tot de koopzondag, maar ze kunnen wel effecten op de welvaart
hebben. Met andere woorden, externe effecten worden niet verdisconteerd in de marktprijs.43
Externe effecten zijn positief als iemand profiteert van inspanningen van anderen zonder
daarvoor te hoeven betalen. Bij een negatief extern effect hoeft iemand niet te betalen voor de
schade die hij een ander toebrengt.
Tijdsverlies
Meer zondagopenstelling genereert als positief extern effect tijdsbesparing bij het winkelend
publiek. Williamson et al. (2006) benadrukken de voordelen van een meer gespreide opening
van de winkels over de week als er ook zondagopenstelling is. Dit geeft minder filevorming bij
de kassa's in de winkels en bespaart de consument tijd. Dit zijn positieve externe effecten. De
auteurs drukken deze bespaarde tijd voor de consument in geld uit. Dit bedrag maakt zo'n 15%
uit van de totale netto maatschappelijke baten die te verwachten zouden zijn bij invoering van
zondagopenstelling voor grote winkels in Engeland en Wales.
Jacobsen en Kooreman (2004) laten zien dat er in Nederland een toename is geweest in de
tijd die wordt besteed aan winkelen, ook op zondagmiddag. Zij concluderen dat minder
regulering van winkeltijden, meer flexibiliteit geeft aan de mogelijkheden wanneer men (i.c. als
consument of als arbeider) kan winkelen en werken en dat geeft meer welvaart. Echter, zij
merken ook op dat het resultaat voor de welvaart minder duidelijk is als de zondag(srust) als
publiek goed wordt beschouwd (zie hieronder).
De aanscherping van de toerismebepaling werkt in omgekeerde richting, namelijk minder
koopzondagen. Hierdoor ontstaat een negatief extern effect in de vorm van tijdverlies bij
40 B&A Groep, 2006, figuur 3.3, blz. 30.
41 Afgeleid uit B&A Groep, 2006, tabel 3.1, blz. 29.
42 B&A Groep, 2006, figuur 3.3
43 In deze paragraaf wordt een aantal externe effecten beschreven. Een deel van deze effecten zal overigens wel
geïnternaliseerd worden in de prijs via bestaand beleid, zoals belastingen op energie en auto's.
49
consumenten die winkelden op zondag. Bij de overige consumenten kan ook tijdsverlies en
daarmee welvaartsverlies optreden door de verandering, omdat hun wachttijd bij de kassa's en
parkeerplaatsen van de winkels zal toenemen op doordeweekse dagen en/of de zaterdag.
Minder hinder van winkelend zondagspubliek
Veel personen zijn onverschillig over het aantal koopzondagen, of ze vinden dat er niet elke
zondag koopzondag moet zijn. Het gaat waarschijnlijk om een meerderheid van de bevolking.
Veruit de meesten hebben daarvoor andere dan godsdienstige redenen, want slechts 7 procent
van de consumenten is om godsdienstige redenen tegen koopzondag.44 Een deel van deze groep
ervaart wel last van het winkelend zondagspubliek, bijvoorbeeld lawaai of ze kunnen hun auto
niet kwijt. Dat is een extern effect want het winkelend zondagspubliek neemt die overlast niet
mee als nadeel bij hun beslissing om te gaan winkelen. Door de aanscherping van de
toerismebepaling wordt dit externe effect kleiner en dat levert een welvaartswinst op.
Minder eentonig stadsbeeld
De aanscherping van de toerismebepaling kan zorgen voor een minder eentonig stadsbeeld,
omdat het winkelaanbod gevarieerd blijft. Minder zondagopenstelling geeft kleine winkels een
grotere kans om te overleven, en dat maakt dat ceteris paribus, het stadsbeeld minder wordt
gedomineerd door winkelketens. Dit externe effect is waarschijnlijk positief, omdat bezoekers
en inwoners van de gemeente een divers winkelaanbod vermoedelijk prefereren. Een minder
eentonig stadsbeeld draagt dus bij aan de welvaart. Er bestaat overigens geen harde informatie
dat het externe effect positief is, maar anekdotische informatie leert dat dit waarschijnlijk wel
het geval is.45
Mogelijkheid gezamenlijke activiteiten groter
De verandering van de toerismebepaling kan een positief extern effect genereren in de vorm van
een collectieve dag (in dit geval de zondag) om gezamenlijke activiteiten te organiseren voor de
inwoners van de gemeenten waar de koopzondag vervalt: bijvoorbeeld voor het gezin of een
vereniging.46 Immers, wanneer winkels open zijn op zondag kan dat ten koste gaan van de
mogelijkheid om samen afspraken te maken voor gezamenlijke activiteiten. Burda (2005) duidt
daarom op de welvaartwinst van een gezamenlijke rustdag (of vrije tijd).
44 B&A Groep, 2006, blz. 38.
45 De reden is dat de treffers met de zoektermen 'eentonig winkelaanbod' allemaal een negatieve toonzetting hebben met
suggesties hoe daaraan een einde gemaakt kan worden. Bijvoorbeeld, de architecten Claus en Kaan menen dat gemeenten
tot taak hebben met openbare gebouwen tegenwicht te bieden aan het eentonige winkelaanbod.
46 Dit zou ook kunnen gelden voor de kleine zelfstandige winkelier, die door wegvallen van koopzondag meer vrije tijd krijgt.
50
Externe effecten van gemeentelijke beslissingen bij huidige Winkeltijdenwet
De huidige wet geeft gemeenten de mogelijkheid het aantal koopzondagen te bepalen. Bij die beslissing kunnen
externe effecten een rol spelen die het winkelaanbod in Nederland bepalen. Dit wordt hieronder beargumenteerd.
Als gemeenten opteren voor koopzondagen moet rekening gehouden worden met een afruil tussen enerzijds meer
keuzes als consument in de tijd ('utility of time') versus minder keuzes uit verschillende winkels ('utility of
place/distance').
Wat de voorkeur verdient in deze afruil kan verschillen tussen de maatschappij als geheel en gemeenten afzonderlijk.
Als de externe effecten neerslaan in de betreffende gemeente dan is het aan de gemeenteraad als gekozen
vertegenwoordiger een keuze te maken. Het wordt lastiger als de negatieve externe effecten neerslaan in andere
(omliggende) gemeenten dan daar waar de zondagopenstelling is. Dan kan er een coördinatieprobleem ontstaan. Het is
maar de vraag of gemeenteraad A die een positief besluit neemt om een koopzondag in hun gemeente te hebben, wel
voldoende rekening houdt met de negatieve externe effecten voor (kleine) gemeente B in de omtrek. Door dit besluit
kan de diversiteit van het winkelaanbod in gemeente B worden verkleind, doordat kleine winkels dan minder kans
hebben op een rendabel bestaan. Hierdoor kunnen de maatschappelijke kosten van Nederland groter zijn dan de
'private' kosten van gemeente A.
Cijfermateriaal hierover ontbreekt voor Nederland, maar doordat de beslissingsbevoegdheid over koopzondagen
volgens de WTW bij iedere gemeenteraad zelf ligt, kunnen er dus negatieve externe effecten ontstaan bij andere
gemeenten. Ook Nooteboom (2004 en 2009) verwijst naar mogelijk gerelateerde ontwikkelingen in Nederland.
Nooteboom koppelt de verschuiving van omzet van kleine naar grote winkels in Nederland in de afgelopen jaren aan de
ruimere openingstijden door de liberalisatie van de winkeltijden in 1996. Hij benadrukt dat de politiek onvoldoende oog
heeft gehad voor de negatieve externe effecten voor dorpen, stadswijken, ouderen en minder mobiele mensen. De
externe effecten zijn onder andere verdwijning van plaatselijke supermarkten en verarming van het woonklimaat aldaar.
Minder drank- en drugsgebruik
Verder zijn er externe effecten denkbaar door een vermindering in het drank- en drugsgebruik
vanwege de verandering van de WTW. Deze externe effecten lopen langs criminaliteit en
gezondheid. Empirische evidentie hiervoor geven Gruber and Hungerman (2008) die laten zien
wat de gevolgen zijn geweest van het intrekken van de zogenaamde 'Blue Laws' (= gebod
tegen zondagopening) in bepaalde staten van de VS in de afgelopen decennia. Het leidde daar
tot een significante toename in het drank- en drugsgebruik onder religieuze mensen. Daar
drank- en drugsgebruik kunnen leiden tot negatieve externe effect (zoals diefstal, veroorzaken
van ongelukken) hebben deze effecten economische en sociale implicaties. De auteurs laten
verder zien dat het intrekken van deze wet bij heeft gedragen aan de terugloop van de kerkgang
(i.c. opportunity cost) en tot een vermindering van de financiële bijdragen aan de kerk. Ook dit
kan negatieve effecten op de welvaart hebben doordat er mogelijk minder geld of middelen
beschikbaar zijn voor herverdeling met de armen in deze wereld.
Als de resultaten van Gruber en Hungerman worden vertaald naar de Nederlandse situatie, zou
de aanscherping van de toerismebepaling via minder koopzondagen de gelegenheid bieden dat
mensen meer naar de kerk gaan. Het zou dan kunnen leiden tot minder drank- en drugsgebruik.
Deze redenering gaat echter alleen op als de effecten van de wijziging symmetrisch zijn. Harde
cijfers voor Nederland ontbreken echter.
51
Criminaliteit
Een ander extern effect van de nieuwe toerismebepaling kan zijn dat de omvang van de
criminaliteit verandert. De gevolgen voor criminaliteit op de welvaart kunnen echter twee
kanten opgaan. Enerzijds kan de criminaliteit - bijvoorbeeld in de vorm van overvallen -
afnemen als winkels voortaan op zondag dicht zijn. Anderzijds kunnen lege winkelstraten op
zondag ook aanleiding geven tot meer inbraken, omdat inbrekers ongestoord hun gang kunnen
gaan. Daarnaast kan er door verdringingseffecten extra criminaliteit op andere dagen optreden
als compensatie voor de afschaffing van de koopzondagen. We kennen geen empirie die
aangeeft welk effect overheerst.
Mobiliteit en milieuvervuiling
De nieuwe toerismebepaling kan ook als extern effect hebben dat de mobiliteit en de daarmee
de files en de milieuvervuiling veranderen. Ook hier geldt dat er twee tegenstrijdige gevolgen
bij de mobiliteit en (daarmee) de milieuvervuiling kunnen optreden. Enerzijds zou de
milieuvervuiling iets kunnen toenemen, als consumenten op zondag gaan uitwijken naar andere
gemeenten waar wel koopzondagen zijn. Hierdoor moeten ze meer kilometers gaan rijden,
waardoor uitstoot van CO2 toeneemt. Bovendien kan de toename in alternatieve activiteiten in
plaats van winkelen op zondag ook aanleiding geven tot meer vervoer met bijbehorende
milieuvervuiling. Anderzijds zijn de winkels minder lang open waardoor er minder
energieverbruik zal zijn en zullen consumenten die niet uitwijken naar andere gemeenten
minder ritjes maken naar de winkels. Het saldo van beide effecten is niet bekend.
Tabel 6.1 Overzicht effecten op welvaart van aanscherping toerismebepaling
Teken welvaartseffect
Nut winkelend zondagspubliek -
Externe effecten
Tijdsverlies winkelend zondagspubliek en overigen -
Hinder door winkelend zondagspubliek +
Eentonigheid stadsbeeld +
Gezamenlijke activiteiten +
Drank- en drugsgebruik +?
Criminaliteit ?
Mobiliteit, milieubelasting ?
Totaal effect op welvaart ?
Samenvattend
Tabel 6.1 geeft een overzicht van de effecten op de welvaart van de verandering in het nut van
het winkelend zondagspubliek en de externe effecten. Het overzicht biedt minnen en plussen.
Duidelijk is dat het winkelend zondagspubliek er in welvaart op achteruitgaat door
vermindering van hun nut en meer tijdsverlies. Maar andere burgers gaan er op vooruit, omdat
52
zij minder hinder hebben van het winkelend zondagspubliek. Verder zijn er waarschijnlijk
welvaartsverhogende effecten in de vorm van een minder eentonig stadsbeeld en meer
mogelijkheden voor gezamenlijke activiteiten. De invloed op de welvaart van de veranderingen
in criminaliteit, mobiliteit en milieubelasting zijn onbekend. Er is onvoldoende robuuste
informatie beschikbaar om de plussen en minnen af te wegen. Daarom is het onbekend of de
welvaart in Nederland zal stijgen of dalen door de aanscherping van de toerismebepaling.
Wel is zeker dat de omvang van de verandering van de welvaart gering zal zijn, gezien de
kleine impuls die voortvloeit uit het wetsvoorstel zoals in hoofdstuk 2 is beargumenteerd.
53
Referenties
B&A Groep, 2006, Evaluatie Winkeltijdenwet, Regels, Ruimte en Rendement, Den Haag, 27
januari 2006.
Berg, D., 2009, Hoe is de winkelopening geregeld in België en Duitsland? (memo EZ).
Broer, D.P., D.A.G. Draper en F.H. Huizinga, 2000, The equilibrium rate of unemployment in
the Netherlands, De Economist 148, nr. 3, blz. 345-371.
Burda, Michael, C., 2000, Product market regulation and labour market outcomes: how can
deregulation create jobs?, CESifo Working Paper No. 230.
Burda, Michael, C., 2005, Blue Laws, Humboldt Universität zu Berlin and CEPR
PhilippeWeil, ECARES, ULB, CEPR and NBER, oktober 2005.
Cornet, M., F.H. Huizinga, B. Minne en H.D. Webbink, 2006, Kansrijk kennisbeleid, CPB
Document 124.
CPB, 1995, Economische effecten van liberalisering van winkeltijden in Nederland, CPB
Werkdocument 74.
Creusen, H.P.W.A., A. Meijer, G. Zwart en H.P.van der Wiel, 2008, Static efficiency in Dutch
supermarket chain, CPB Document 163.
Dijkgraaf, Elbert, Raymond Gradus, 2007, Explaining Sunday shop policies, De Economist, no.
155, no. 2.
Goos, M. 2004, Sinking the Blues: the impact of shop closing hours on labor and product
markets, CEP Discussion Paper 664.
Gruber, J. and D. M. Hungerman, 2008, The Church versus the Mall: What Happens When
Religion Faces Increased Secular Competition?, The Quarterly Journal of Economics, vol.
123(2), blz. 831-862.
Jacobsen, Joyce P. en Peter Kooreman, 2004, Timing Constraints and the Allocation of Time:
The Effects of Changing Shopping Hours Regulations in the Netherlands, IZA DP No. 1309.
54
Inderst, Roman and Andreas Irmen, 2005, Shopping hours and price competition, European
Economic Review 49 (2005) 1105 - 1124.
Kirchner Christian, and Richard W. Painter, 2000, The Economics of Germany's Shop Closing
Hours Regulation, Law and Economics Working Papers Series, Working Paper No. 00-05.
Lonely Planet, 2007, The Netherlands.
Ministerie van Economische Zaken, 2007, Winkeltijdenwet, brief aan TK, 5 oktober 2007.
Nooteboom, B., 2006, The industrial and social dynamics of retailing, and effects of opening
hours.
Nooteboom, B., 2009, Verborgen openingstijden, Het Financieele Dagblad, 14 april 2009.
Skuterud, M., 2005, The impact of Sunday shopping on employment and hours of work in the
retail industry: Evidence from Canada, European Economic Review 49 (2005), blz. 1953-1978.
Stratus, 2009, Telefonische enquête in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.
Williamson, B., J. Hargreaves, J. Bond and H. Lay, 2006, The economic costs and benefits of
easing Sunday shopping restrictions on large stores in England and Wales; A report for the
Department of Trade and Industry, Mei 2006.
55
Bijlage 1 Verantwoording verdeling aantallen gemeenten
We hebben van het ministerie van Economische Zaken een spreadsheet gekregen met
informatie over het voeren van een toeristische regime en het aantal koopzondagen per
gemeente opgesteld door Stratus. Tabel A.1 vat de informatie samen, waarbij we de
deelgemeenten van Amsterdam en Rotterdam als afzonderlijke eenheid hebben opgenomen.
Tabel A.1 Aantallen (deel)gemeenten naar regime volgens Stratus, 2009
Gemeenten met toeristisch regime in 2009 192
waarvan
meer dan 12 koopzondagen per jaar 61
tot en met 12 koopzondagen per jaar 131
Gemeenten zonder toeristisch regime in 2009 273
Geen zelfstandige gemeente meer in 2009
a
4
Amsterdam en Rotterdam als geheel
b
2
Totaal 471
a
Het zijn Castricum, Jacobswoude, Liesveld en Bennebroek.
b
De deelgemeenten van Amsterdam en Rotterdam zijn al opgenomen, hiermee vermijden we dubbeltelling.
Uit de tabel blijkt dat er 469 (= 471 - 2) (deel)gemeenten zijn. Van hen hebben 192 gemeenten
een toeristisch regime. Van deze 192 gemeenten hebben er 131 maximaal twaalf koopzondagen.
Zij oefenen het regime niet uit, want gemeenten zijn vrij om voor maximaal twaalf
koopzondagen per jaar te kiezen zonder een beroep te hoeven doen op de toerismebepaling.
Resteren 61 gemeenten die een toeristisch regime hebben en het daadwerkelijk uitoefenen, want
zij hebben meer dan twaalf koopzondagen.
Het CPB gebruikt de informatie over het aantal koopzondagen per jaar in een gemeente uit
www.koopzondagen.net in plaats van de informatie uit de enquête van Stratus. De reden is dat
de informatie op de website ook de data van de koopzondagen aan de klanten geeft en de
'providers' er belang bij hebben hun klanten goed te informeren. Dit leidt tot aanpassing van het
aantal gemeenten met een toeristisch regime met meer dan twaalf koopzondagen per jaar. Dit
staat in tabel A.2. De eerste regel geeft de 61 gemeenten met een toeristisch regime en meer dan
12 koopzondagen per jaar volgens Stratus. Daarbij tellen we 12 gemeenten die volgens Stratus
maximaal 12 koopzondagen hebben, maar volgens www.koopzondagen.net meer. Vervolgens
nemen we 4 gemeenten niet mee die volgens Stratus meer dan 12 koopzondagen hebben, maar
niet voorkomen op de site www.koopzondagen.net. En we nemen ook de 12 gemeenten niet
mee in ons onderzoek die volgens Stratus meer dan 12 koopzondagen hebben, maar volgens
www.koopzondagen.net minder. De resterende 57 gemeenten zijn de gemeenten die genoemd
worden in de tabellen 2.2 tot en met 2.5.
56
Tabel A.2 Gemeenten in rapport van CPB
Aantal
Toeristisch regime en meer dan 12 koopzondagen volgens Stratus 61
Stratus: aantal koopzondagen 12, www.koopzondagen.net : aantal koopzondagen > 12
a
+12
Stratus: aantal koopzondagen > 12, www.koopzondagen.net: aantal koopzondagen: geen vermelding
b
- 4
Stratus: aantal koopzondagen > 12, www.koopzondagen.net: aantal koopzondagen 12
c
- 12
Gemeenten in dit rapport 57
a
Het zijn Amstelveen, Amsterdam Zuidoost, Amsterdam Noord, Baarn (Lage Vuursche), Boarnsterhim, Hellevoetsluis, Hulst,
Leeuwarden, Maasgouw, Noordoostpolder, Rucphen, Woensdrecht (Putte)
b
Het zijn Lisse, Gaasterland, Kessel en Ameland
c
Het zijn Culemborg, Delft, Edam-Volendam, Emmen, Eijsden, Horst a.d. Maas, Midden Drenthe, Oirschot, Rotterdam Prins
Alexanderpolder, Velsen, Vlissingen, Waterland
57
Bijlage 2 Alternatieven voor koopzondag
Hieronder zijn drie aansprekende voorbeelden uitgewerkt hoe alternatieven voor de koopzondag
deels hetzelfde maar ook deels verschillend kunnen uitpakken voor drie typen gemeenten: niet
grensgemeenten, grootstedelijke agglomeraties en grensgemeenten. De voorbeelden maken
duidelijk dat consumenten veel alternatieven hebben voor de koopzondag.
I. Klanten in niet-grensgemeenten
Het gaat hier om de niet-grensgemeenten genoemd in tabel 2.6. Voor een concrete uitleg van de
economische effecten van de verandering van de WTW, bespreken we de gevolgen van de
opheffing van de eerste koopzondag in Almere in september als voorbeeld. Almere is een van
de niet-grensgemeenten met naar verwachting minder koopzondagen. Dus de opheffing van de
eerste koopzondag in september betekent dat de prijs van de producten in de winkels in Almere
op die dag stijgt van normaal tot oneindig. We nemen aan dat in dit geval de relevante groep
klanten inwoners van Almere zijn.
Goed alternatief: winkelen op niet-zondagen in Almere (=A1)
De prijzen van de producten op maandag tot en met zaterdag van de eerste week van september
zijn in Almere normaal gebleven. Dus vergeleken met zondag zijn die prijzen veel goedkoper
geworden. Zondag en de andere dagen van de week zijn goede alternatieven, want het
assortiment aan producten in de winkels is op niet-zondagen gelijk aan het assortiment op
zondag. Klanten kunnen dus gemakkelijk uitwijken naar de niet-zondagen om dezelfde
boodschappen te doen in dezelfde winkels die ze eerst op de koopzondag in die winkels deden.
Door de hoge substitutie-elasticiteit stijgt de omzet van de winkels in Almere op niet-zondagen
in de eerste week van september. Dus de omzet in de winkels van Almere daalt in de hele eerste
week van september veel minder dan hun omzetdaling op de koopzondag.
Redelijk alternatief: winkelen op andere koopzondagen in Almere (=A2)
Stel de klant wil per se op zondag in Almere winkelen. Dat blijft kunnen, alleen zijn er nu maar
twaalf mogelijkheden per jaar. De prijzen van de producten in de winkels in Almere blijven op
die overblijvende koopzondagen in Almere normaal. Het enige dat verandert is dat de klant
maximaal vier weken moet wachten met winkelen in Almere; dit is namelijk de maximale tijd
tussen twee opeenvolgende koopzondagen als we aannemen dat Almere zal kiezen voor elke
maand een koopzondag. Dit is namelijk de regel in de meeste gemeenten met twaalf
koopzondagen. Deze koopzondagen zijn een redelijk alternatief voor de vervallen koopzondag,
want het wachten heeft voor de klant een prijs. Maar deze is laag, want voor acute aankopen
zijn er uitstekende alternatieven, namelijk bij onverwachte koopwensen de maandag na de
eerste zondag in september en bij voorziene koopwensen de zaterdag ervoor. Al met al zijn voor
58
de koopzondagen in Almere goede alternatieven voor elkaar. Dus de omzet van de winkels in
Almere stijgt op koopzondagen die blijven bestaan. Ook dit geeft compensatie voor het verlies
van de omzet op de eerste koopzondag in september.
Redelijk alternatief: andere leuke dingen doen in Almere (=B)
De prijzen van de andere producten zijn in Almere op de eerste zondag van september niet
veranderd, ook al is er geen koopzondag meer. Dat geldt bijvoorbeeld voor de prijzen van de
horeca, verwarming, elektriciteit, internet en de kosten van een hobby. Deze producten zijn dus
relatief goedkoop geworden vergeleken met winkelen in Almere op de eerste koopzondag van
september. Klanten zullen op die andere prijsverhouding reageren door bijvoorbeeld thuis meer
leuke dingen te doen, de buren te bezoeken of (buiten) een hobby uit te oefenen. Ze besteden
dus meer geld aan energie, het kopen van lekkers (op zaterdag) om zondag op te eten en aan
hobby. Dus in dit geval daalt de omzet van de winkels in de detailhandel in Almere, en van
andere 'bedrijfstakken' in Almere stijgt de omzet juist, zoals van de energiebedrijven, de
grootgrutter en hobbyzaken (in beide laatste gevallen in de dagen voor de eerste zondag in
september). Dus de daling van de omzet in de winkels van Almere op de eerste zondag van
september, geeft zowel winnaars als verliezers in de rest van de economie van Almere.
Alternatief: winkelen in andere gemeenten (=C1 + C2)
Er zijn twee typen gemeenten waarvan de producten veel goedkoper worden vergeleken met die
van Almere op de eerste zondag van september.
Het eerste type bestaat uit 'echte' toerismegemeenten op korte afstand van Almere. Voor
inwoners van Almere is het centrum van Amsterdam het beste alternatief. Inwoners van Almere
die per se op de eerste zondag van september willen winkelen, gaan dus naar Amsterdam.
Almere en Amsterdam zijn geen perfecte alternatieven, want de steden verschillen onderling en
de reiskosten naar Amsterdam zijn hoger dan naar het stadshart van Almere. Dat betekent dat de
omzet van de winkels in Amsterdam toeneemt ten koste van de omzet van de winkels in
Almere.
Het tweede type gemeente waarvan de producten in de winkels veel goedkoper worden dan
in Almere is een gemeente op korte afstand van Almere die zelden of nooit koopzondag heeft.
Bij Almere is dit bijvoorbeeld Huizen. Huizen wordt relatief goedkoop. Dat geldt zeker voor
inwoners van Huizen die op de eerste zondag in september in Almere gingen winkelen, maar nu
de boodschappen op niet-zondagen in Huizen gaan doen. Dat betekent dat de omzet van de
winkels in Huizen stijgt.
Macro-economische gevolgen: alleen verdelingseffecten
De macro-economische effecten van de impuls voor niet-grensgemeenten met minder
koopzondagen zijn in de eerste plaats verdelingseffecten met winnaars en verliezers.
59
Het wegvallen van de omzet in de winkels op de koopzondagen die worden opgeheven wordt
voor een groot deel binnen de gemeente met minder koopzondagen gecompenseerd door extra
omzet in die winkels op niet-zondagen en op de overblijvende koopzondagen. Maar in totaal
zullen deze winkels omzetverlies boeken. Echter, andere bedrijven in de betrokken gemeenten
hebben weer meer omzet. In totaal zal de omzet van alle bedrijven samen in de betrokken
gemeenten toch iets dalen. Deze daling wordt gecompenseerd door meer omzet in winkels in
dichtbijgelegen gemeenten die elke zondag koopzondag hebben, en door meer omzet in winkels
in gemeenten die weinig koopzondagen hebben.
Macro-economisch verandert er nauwelijks iets, als gevolg van twee effecten: de macroeconomische
impuls is klein en de verdelingseffecten (winnaars en verliezers) compenseren
elkaar.
II. Klanten in grootstedelijke agglomeraties
Het gaat om de stadsdelen en gemeenten in de grootstedelijke agglomeraties genoemd in tabel
2.6. Voor een concrete uitleg van de economische effecten, bespreken we de gevolgen van de
opheffing van de eerste koopzondag in Amsterdam Noord in september. Dit is een stadsdeel
met waarschijnlijk naar verwachting in de toekomst minder koopzondagen. De opheffing van
die koopzondag betekent dat de prijs van de producten in Amsterdam Noord op die dag stijgt
van normaal tot oneindig. De meeste klanten die de invloed ondervinden van de opheffing van
die koopzondag in Amsterdam Noord zijn in dit geval inwoners van dat stadsdeel.
Redelijk alternatief: winkelen op niet-zondagen in Amsterdam Noord (=A1)
Winkelen op niet-zondagen in Amsterdam Noord blijft een redelijk alternatief voor inwoners
van Amsterdam Noord. Maar aangezien winkels in het centrum van Amsterdam al veel van het
omzetverlies op de vervallen koopzondag hebben geïncasseerd, blijft er weinig over voor
omzetstijging van de winkels in Amsterdam Noord op niet-zondagen.
Redelijk alternatief: winkelen op andere koopzondagen in Amsterdam Noord (=A2)
Winkelen op overblijvende koopzondagen in Amsterdam Noord blijft een goed alternatief voor
inwoners van Amsterdam Noord. Maar aangezien winkels in het centrum van Amsterdam al
veel van het omzetverlies op de vervallen koopzondag hebben geïncasseerd, blijft er weinig
over voor omzetstijging van de winkels in Amsterdam Noord op de overblijvende
koopzondagen in Amsterdam Noord.
Geen alternatief: andere leuke dingen doen in Amsterdam Noord (=B)
Andere leuke dingen doen in plaats van te winkelen is ook een redelijk alternatief. Maar
degenen die op zondag willen winkelen gaan naar het centrum van Amsterdam en geen andere
60
leuke dingen doen. De omzet van die 'bedrijfstakken' die de andere leuke dingen mogelijk
maken, zoals de elektriciteitsbedrijven en de hobbysector, stijgt in Amsterdam Noord dus
nauwelijks.
Bijna perfect alternatief: winkelen op zondag in centrum Amsterdam (=C1)
Het grote verschil met voorbeeld I is dat de afstand tussen Amsterdam Noord en het centrum
van Amsterdam, waar het elke zondag koopzondag is, gering is voor inwoners van Amsterdam
Noord. Op de derde zondag van september winkelen in het centrum van Amsterdam is voor
deze inwoners dus een bijna perfect alternatief voor de vervallen koopzondag. De verschillen
tussen de stadsdelen van Amsterdam zijn dus groot, want het omzetverlies van de winkels in
Amsterdam Noord zal leiden tot een bijna even grote stijging van de omzet van de winkels in
het centrum van Amsterdam.
Geen alternatief: winkelen op niet-zondagen in Broek in Waterland (=C2)
Het centrum van Amsterdam is zo'n goed alternatief dat winkels in aanliggende gemeenten
zonder koopzondagen, zoals Broek in Waterland, geen omzetstijging zullen krijgen.
Macro-economische gevolgen: alleen verdelingseffecten
Er ontstaan grote verschuivingen in de omzet binnen elke grootstedelijke agglomeratie als
gevolg van de verandering in de WTW. Winkels in stadsdelen of aanliggende gemeenten met
minder koopzondagen lijden omzetverlies. De omzetstijging van de winkels in het centrum van
de agglomeratie is bijna even groot.
Macro-economisch zijn de gevolgen verwaarloosbaar, want de impuls is klein en de winsten en
verliezen aan omzet compenseren elkaar.
III. Klanten in grensgemeenten
Het gaat hier om de grensgemeenten (inclusief winkelboulevards) genoemd in tabel 2.6. Voor
een concrete uitleg van de economische effecten, bespreken we de gevolgen van de opheffing
van de eerste koopzondag in september in Hulst. De opheffing van die koopzondag betekent dat
de prijs van de producten in Hulst op die dag stijgt van normaal tot oneindig. Veel klanten
komen in dit geval van buiten Hulst. We nemen voor een aansprekende analyse aan dat het
inwoners van Sint Niklaas in België zijn.47
47 Voor de macro effecten op de Nederlandse is het wel van belang dat het niet-ingezetenen van Nederland moet zijn.
61
Redelijk alternatief: winkelen op niet-zondagen in Hulst (=A1)
Inwoners van Sint Niklaas in België kunnen uitwijken naar niet-zondagen als ze per se in Hulst
willen winkelen. Dus de omzet in de winkels van Hulst stijgt op niet-zondagen, maar de daling
van de omzet door de vervallen koopzondag wordt lang niet gecompenseerd.
Goed alternatief: winkelen op blijvende koopzondagen in Hulst (=A2)
Inwoners van Sint Niklaas kunnen ook goed uitwijken naar de blijvende koopzondagen in
Hulst. Dus de omzet van de winkels in Hulst op de overblijvende koopzondagen stijgt. Maar
deze stijging is kleiner dan het omzetverlies van de vervallen koopzondag in Hulst, want de
koopzondagen in Hulst zijn geen perfecte alternatieven vanwege het wachten.
Geen alternatief: andere leuke dingen doen in Hulst (=B)
Inwoners van Sint Niklaas komen alleen naar Hulst om te winkelen, niet om er iets anders te
doen. Dus de bestedingen van inwoners van Sint Niklaas aan 'andere bedrijfstakken' in Hulst
stijgt niet op de eerste zondag van september.
Redelijk alternatief: winkelen op zondag elders (=C1)
Inwoners van Sint Niklaas kunnen naar de dichtstbijzijnde plaats in Nederland, waar de winkels
wel op zondagen open zal blijven. De omzet van de winkels in die plaats stijgt dus op de eerste
zondag van september.
Goed alternatief: winkelen op niet-zondagen in Sint Niklaas (=C2)
Voor inwoners van Sint Niklaas is het winkelen op niet-zondagen in Sint Niklaas een goed
alternatief om de gewenste boodschappen te kopen. Echter, vanuit de Nederlandse economie
gezien is er dan geen omzet in winkels in Nederland.
Goed alternatief: iets anders leuks doen in Sint Niklaas (=C2)
Voor inwoners van Sint Niklaas is het een goed alternatief om op de vervallen koopzondagen in
Sint Niklaas iets anders leuks te gaan doen. Echter, vanuit de Nederlandse economie gezien is
er dan geen omzet in winkels in Nederland.
Macro-economische gevolgen: verlies aan omzet in Nederland
Bij grensgemeenten heeft de verandering van de WTW tot gevolg dat de omzet er daalt door de
lagere aankopen van buitenlanders daar. Deze omzetdaling wordt elders in Nederland maar
weinig gecompenseerd. Veel buitenlandse bezoekers zullen hun 'uitgespaarde' geld naar
verwachting besteden in hun eigen land (i.c. België, Duitsland). Het verschil met de
voorbeelden I en II is dus vooral wat er met C2 gebeurt.
Macro-economisch gezien zijn er dus nadelen, want er gaat omzet verloren in Nederland.
Dit verlies aan omzet leidt tot een vermindering in werkgelegenheid en BBP. De negatieve
62
economische doorwerking is echter klein, want de economische impuls is klein en het gaat maar
om weinig gemeenten.
63
Bijlage 3 Ervaringen gevolgen aanpassing winkeltijden
I. Nederland
Het CPB48 heeft in 1995 een voorspelling gemaakt van de economische gevolgen van de
invoering van de huidige WTW, die in 1996 in werking trad. In die wet kregen winkeliers meer
vrijheid hun winkel te openen voor hun klanten met langere maximale openingstijden op nietzondagen.
Daarnaast kregen gemeenten de mogelijkheid om uitzonderingen te maken op de
regel dat op zondag de winkels gesloten zijn.
Het CPB heeft daartoe een partieel evenwichtsmodel van de detailhandel opgesteld. Aan dat
model is een impuls gegeven in de vorm van 5 uur meer winkeltijd per week. Tabel C.1
vermeldt de belangrijkste uitkomsten van dat model voor de hele detailhandel.
Tabel C.1 Nederland: voorspelde invloed op detailhandel van 5 uur per week meer openingstijd
Eenheid Voorspelling
Omzet
Waarde % 0,4
Volume % 0,2
Prijs % 0,2
Winstaandeel % 0,0
Werkgelegenheid detailhandel * 1000 arbeidsjaren 11
Bron: CPB, 1995. Impuls: Tabel 3.1, Uitkomsten Tabel 3.2.
Uit de tabel blijkt dat de voorspelde effecten van 5 uur meer openingstijd voor de detailhandel
als geheel gering zijn. De omzet stijgt (eenmalig) nog geen half procent en de winst verandert
niet. De werkgelegenheid in de detailhandel neemt (eenmalig) met 11 duizend arbeidsjaren toe.
Het model maakt een onderscheid in de schaal van de detailhandel, namelijk klein, midden
en groot. Het blijkt dat grote bedrijven hun schaal beter benutten en dat gaat ten koste van de
kleine bedrijven. Bijvoorbeeld, de omzet van de grote winkelbedrijven neem toe met 3,4
procent, terwijl de omzet van de kleine winkels afneemt met 2,4 procent. De omzet van de
'midden' bedrijven stijgt met 1,1 procent. Samengewogen geeft dit de, eerder genoemde,
omzettoename van 0,4 procent.
Het CPB voorspelde in 1995 dat een grote uitbreiding van de openingstijd van winkels voor de
detailhandel als geheel weinig gevolgen zou hebben. Maar de verdeling binnen de detailhandel
zou wel aanzienlijk veranderen, want de grote bedrijven (i.c. winkelketens) zouden er op
vooruit gaan ten koste van de kleine winkeliers.
48 Zie CPB, 1995.
64
Het model is een partieel model en geeft dus uitkomsten die alleen voor de detailhandel gelden,
niet voor de macro-economie. Voor de macro-economische gevolgen moet een algemeen
evenwichtsmodel voor de hele Nederlandse economie worden gebruikt. In zo'n model zijn
macro-economische gevolgen nog geringer, want de extra omzet in de detailhandel zou
(minstens deels) ten koste gaan van de omzet in bedrijfstakken buiten de detailhandel.
Realisatie
Er is nooit onderzocht in hoeverre de voorspellingen van het CPB zijn uitgekomen. Er is wel
informatie beschikbaar over hoe de winkeliers achteraf aankijken tegen de economische
gevolgen van de verandering van de Winkeltijdenwet in 1996. Deze informatie wordt gegeven
door de B&A Groep, die hierover een enquête heeft gehouden onder winkeliers in 2005. Tabel
C.2 presenteert het percentage winkeliers dat zegt in omzet te zijn gegroeid door de
wetsverandering en het percentage dat zegt geen omzetgevolgen te hebben gehad of er in omzet
zelfs op achteruit te zijn gegaan.
Tabel C.2 Nederland: Verdeling meer/minder omzet door verandering WTW 1996, mening winkeliers (%)
Meer omzet Gelijke of lagere omzet Totaal
Totaal 26 74 100
waarvan
Klein 11 89 100
Midden 25 75 100
Groot 64 36 100
Bron: B&S Groep, 2006, Tabel 4.1 (periode 1996-2005).
Slechts een kwart van de winkeliers zegt dat de omzet is toegenomen. Dat is heel weinig
aangezien in de periode 1996-2005 de effectieve winkeltijd aanzienlijk is vergroot, namelijk
van 55 uur per week in 1996 tot 76 uur per week in 200549 (dit is dus 50% meer openingstijd).
Maar de meerderheid meldt een gelijke of dalende omzet. Hieruit volgt dat de invloed op de
omzet van de verruiming van de winkeltijd in de perceptie van de winkeliers erg klein is
geweest.
Het kan zo worden geïnterpreteerd dat er veel van de extra aankopen op de extra open uren
ten koste is gegaan van de omzet op de overige uren en dat omzetwinst van de winkelketens ten
koste is gegaan van de omzet van de kleine winkeliers. Dat schaaleffect blijkt duidelijk uit de
tabel. Per saldo lijkt het er op dat de enorme uitbreiding in het aantal openingsuren, nauwelijks
tot geen omzetgroei heeft gegeven in de detailhandel als geheel.
De mening van de winkeliers over het verloop van de werkgelegenheid als gevolg van de
invoering van de WTW in 1996 is als volgt. Van hen zegt 34 procent dat de werkgelegenheid is
gestegen, en 66 procent dat de werkgelegenheid er door niet is veranderd of gedaald.50 De
49 B&A Groep, 2006, Tabel 2.2.
50 B&A Groep, 2006, Tabel 4.5.
65
enquête geeft dus geen indicaties voor een aanzienlijke stijging van de werkgelegenheid in de
detailhandel.
Deze meningen van winkeliers sluiten goed aan bij de voorspelling door het CPB. Namelijk
nauwelijks omzeteffecten van de detailhandel als geheel, maar erbinnen gaan de
grootwinkelbedrijven er bij langere openingstijden op vooruit ten koste van de kleine
winkeliers. Als er een werkgelegenheidseffect is, is het klein.
II. Internationale ervaringen
Hoewel er vele studies zijn naar de mogelijke gevolgen van aanpassing winkeltijden op gedrag
van consument en winkelier, is het aantal empirische studies naar daadwerkelijke wijzingen
beperkt. Dit geldt nog meer voor studies die specifiek kijken naar de omzet en werkgelegenheid
voor detailhandel, laat staan voor de gehele economie. Hieronder belichten we deze gevolgen
voor drie landen met als doel te kijken welke mechanismen er spelen en in welke orde van
grootte de effecten zouden kunnen liggen.
Verenigd Koninkrijk
In het Verenigd Koninkrijk werd de zondag openstelling voor kleine bedrijven volledig
toegestaan in 1994. Grote bedrijven (> 280 vierkante meter) mochten echter nog steeds niet
open op zondag. In 2006, lag er een voorstel van de regering op tafel om de zondagopenstelling
wel mogelijk te maken voor grote bedrijven in Engeland en Wales.
Alvorens tot invoering van het voorstel over te gaan, werd een kosten-batenonderzoek
uitgevoerd door Williamson et al. (2006) wat de economische gevolgen inclusief mogelijke
welvaartseffecten van de verandering in uren zouden zijn. Het onderzoek hanteert een aantal
fundamentele basisveronderstellingen. Ten eerste verandert de totale omzet voor de
detailhandel en totale uitgaven van consumenten niet. Ten tweede, de werkgelegenheid in
detailhandel is proportioneel met omzet.51 In het onderzoek wordt eerst de verandering in
kosten per eenheid product door toename in capaciteit van grote winkelketens door toegestane
handel op zondag berekend. In het onderzoek wordt gerekend met lagere kosten (door de
grotere capaciteit) die vervolgens grotendeels worden doorberekend in de prijs voor
consumenten. Een klein deel van het kostenvoordeel resulteert in hogere winsten.
Volgens het onderzoek van Williamson et al (2006) levert uitvoering van het voorstel
welvaartswinst op, want de maatschappelijke baten zijn groter dan de maatschappelijke kosten.
Een groot deel (ca 60%) van deze welvaartswinst komt door de lagere kosten, het overige deel
betreft onder andere minder congestie in winkels en minder coördinatie kosten voor
51 In deze studie beargumenteren we waarom dat niet voor alle arbeid geldt.
66
consumenten. Ondanks deze gunstige uitkomst, besloot de regering toch de zondag regulering
niet aan te passen, mede op grond van negatieve reacties van consumenten, religieuze groepen,
vakbonden en werkgevers.
De bevindingen die belangrijk zijn voor ons onderzoek, zijn vooral hun aannames en de
genoemde welvaartseffecten. Hoewel we het eens zijn met de toename in de omzet door de
verruiming van de zondagopenstelling, plaatsen we een kanttekening bij hoe Williamson et al.
(2005) dit onderbouwen. CPB (1995) liet zien dat bij een soortgelijke verandering in Nederland
er een stijging van de kosten per eenheid product optreedt, hoofdzakelijk veroorzaakt door de
toename in drempelarbeid die niet samenhangt met de omzet. Daarentegen gaan Williamson et
al. (2005) uit van een daling. Bij het CPB (1995) neemt de omzet toe doordat het volume van de
verkopen in de detailhandel toeneemt door de langere openingstijden.
Verenigde Staten
Goos (2004) onderzocht de gevolgen van de restricties van zondagopenstelling (i.c. de
zogenaamde Sunday Closing Laws of Blue Laws) voor de Verenigde Staten door te kijken naar
Staten die tussen 1997 en 1992 zijn overgegaan op zondagopenstelling en Staten die dat tot
1997 niet hebben gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn als volgt kort samen te vatten.
Voor de branches waar deze deregulering geldt, zal de werkgelegenheid toenemen, omdat
ten minste een persoon aanwezig moet zijn als de winkel geopend is (i.c. drempelarbeid). De
werkgelegenheid in die branches zal nog verder toenemen doordat de aankopen in die branches
zullen toenemen. Als de opbrengsten groter zijn dan de toename in de arbeidskosten, dan zullen
de winkeliers hun openingstijden uitbreiden en hun winsten zien toenemen. Op langere termijn
lokt dit nieuwe winkels op de markt uit als de toetredingsbelemmeringen laag zijn. Ook dit
genereert extra werkgelegenheid. Echter, elders in de economie zullen tegengestelde effecten in
dezelfde orde van grootte optreden.
Voor ons onderzoek is het belangrijk dat Goos (2004) benadrukt dat de totale consumptie
uitgaven niet zullen worden beïnvloed door opheffing van de zondagopenstelling. Dit heeft als
gevolg dat er verdelingseffecten in de econome zullen gaan plaatsvinden, waardoor er winnaars
en verliezers zijn.
Canada
Skuterud (2005) onderzocht de gevolgen van koopzondagen op de werkgelegenheid in de
Canadese detailhandel. Deze studie start met een theoretische uiteenzetting van mogelijke
effecten en toetst dat vervolgens op empirische gegevens voor Canada. Tussen 1980 en 1998
zijn in de meeste provincies van Canada aanpassingen geweest in de restricties op
zondagopenstelling in die zin dat er meer koopzondagen werden toegestaan.
67
De resultaten van deze studie zijn in lijn met hierboven. De werkgelegenheid in de Canadese
detailhandel is toegenomen door de verruiming van het aantal koopzondagen. Daarbij nam de
werkgelegenheid onder winkelketens meer toe dan onder speciaalzaken door schaalvoordelen.
Voor de gehele detailhandel was de toename in de werkgelegenheid bescheiden.
Voor ons rapport is dit Canadese onderzoek een bevestiging van de mechanismen en omvang
van de uitkomsten voor de werkgelegenheid in de detailhandel. Het onderzoek van Skuterud
(2005) heeft niet gekeken naar de omzet van de Canadese detailhandel en ook niet naar de
effecten op de rest van de economie.
68