Ontwerpbesluit wholesale price cap 2009-2011 (WPC-IIa)
* Officiële publicatiedatum 07-09-2009
Ontwerpbesluit Wholesale price cap
2009-2011
(WPC-IIa besluit)
OPTA/AM/2009/202081
7 september 2009
Openbare versie
Inhoudsopgave
1 Inleiding, structuur en samenvatting.........................................................................3
1.1 Inleiding...............................................................................................................................3
1.2 Structuur..............................................................................................................................3
1.3 Samenvatting......................................................................................................................3
2 Juridisch kader.............................................................................................................5
3 Beschrijving WPC-systeem.......................................................................................10
3.1 EDC-kostentoerekeningssysteem.....................................................................................10
3.2 Methode van vaststellen tariefplafonds.............................................................................10
4 Proces.........................................................................................................................12
4.1 Industry Group ..................................................................................................................12
4.2 EDC-rapportages..............................................................................................................14
4.3 Briefwisseling en dieptesessies met KPN .........................................................................15
4.4 Herberekeningsverzoeken aan KPN.................................................................................15
4.5 Nationale en Europese consultatie....................................................................................16
4.6 Bedenkingen naar aanleiding van de nationale consultatie...............................................16
4.7 Europese consultatie en notificatie....................................................................................16
5 Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem......................................................17
5.1 Algemeen..........................................................................................................................17
5.1.1 Redelijk rendement..................................................................................................................17
5.1.2 Toepassing leegloopregel........................................................................................................21
5.1.3 Aanpassing levensduur kopernet.............................................................................................23
5.1.4 Toerekening All-IP kosten........................................................................................................23
5.1.5 Index terreinen.........................................................................................................................26
5.1.6 Return on Sales.......................................................................................................................29
5.2 Vaste telefonie ..................................................................................................................31
5.2.1 Poortkosten..............................................................................................................................31
5.2.2 Projectkosten lokale interconnectie .........................................................................................32
5.2.3 CPS mutatiedienst...................................................................................................................33
5.2.4 WLR overstapdienst.................................................................................................................39
5.3 Interconnecterende huurlijnen...........................................................................................40
5.3.1 Herallocatie VVE naar VVA .....................................................................................................41
5.4 Colocatie...........................................................................................................................41
5.4.1 Lengte koppelkabels inpandige colocatie................................................................................42
5.4.2 Post onvoorzien/meerwerk ......................................................................................................42
5.5 Aanpassing EDC-systeem ................................................................................................43
5.6 Conclusie ..........................................................................................................................43
WPC-IIa besluit openbare versie 1
6 Dictum.........................................................................................................................44
Annex A Tariefplafonds ..........................................................................................45
Annex B Voorschriften non-usage diensten.........................................................54
Annex C Rapporten van NERA...............................................................................58
Annex D Reactie op zienswijze marktpartijen ......................................................59
Openbare versie
Dit is de openbare versie van het WPC-IIa besluit. Vertrouwelijke passages van het besluit
zijn als volgt afgeschermd "XXXXX"
WPC-IIa besluit openbare versie 2
Inleiding, structuur en samenvatting
1 Inleiding, structuur en samenvatting
1.1 Inleiding
1. Dit besluit betreft de operationalisering van wholesaleverplichtingen die in een aantal
marktanalysebesluiten aan KPN zijn opgelegd. Deze verplichtingen betreffen tariefregulering door het
opleggen van tariefplafonds (wholesale price caps) conform de systematiek zoals opgenomen in
Annex C van die marktanalysebesluiten. De operationalisering betreft de vaststelling van
tariefplafonds voor diensten en dienstelementen voor de reguleringsperiode 1 januari 2009 tot en met
31 december 2011. Ten tweede bevat dit besluit de goedkeuring van het
wholesalekostentoerekeningssysteem.
2. Het wholesale price cap-systeem (hierna: WPC-systeem) reguleert de tarieven van een groot
aantal wholesalediensten van KPN waarvoor in de marktanalysebesluiten de verplichting tot
tariefregulering is opgelegd. Het WPC-systeem stelt tariefplafonds vast voor deze diensten en KPN
moet deze diensten aanbieden voor tarieven die zich op of onder deze plafonds bevinden. Aan de
basis van de tariefplafonds liggen de kostprijzen die worden berekend met het EDC-
kostentoerekeningssysteem (hierna: EDC-systeem) van KPN.
3. In het onderhavige besluit, verder tevens aangeduid als het WPC-IIa besluit, stelt het college van
de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) de tarieven vast die
gelden voor de gereguleerde dienstverlening van KPN met betrekking tot telefoniediensten, MDF/SDF,
ILL en colocatie. Het college zal op een later moment nog een tweede besluit nemen waarin de
tarieven worden vastgesteld voor de gereguleerde dienstverlening van KPN met betrekking tot WBT,
WEAS, FttO en SDF-backhaul. De tariefplafonds waaraan KPN zich op grond van dit besluit dient te
houden, zijn opgenomen in Annex A van dit besluit.
1.2 Structuur
4. De structuur van dit besluit is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt het juridisch kader beschreven.
Hoofdstuk 3 geeft een korte beschrijving van het WPC-systeem. In hoofdstuk 4 wordt het proces van
het tot stand komen van dit besluit beschreven en de wijze waarop marktpartijen daarbij zijn
betrokken. Hoofdstuk 5 betreft de beoordeling van het EDC-systeem en de toepassing daarvan.
Hoofdstuk 6 bevat het dictum.
1.3 Samenvatting
5. De tariefplafonds die in dit besluit worden vastgesteld, komen tot stand op basis van KPN's
gerealiseerde en voorspelde kostprijzen die worden berekend met het EDC-systeem van KPN.
WPC-IIa besluit openbare versie 3
Inleiding, structuur en samenvatting
6. Het college heeft de door KPN gerapporteerde kostprijzen beoordeeld. Die beoordeling heeft op
een aantal onderdelen geleid tot een verzoek aan KPN om het EDC-systeem aan te passen. Deze
door het college voorgeschreven aanpassingen zijn opgenomen in hoofdstuk 5. De aanpassingen zijn
door KPN doorgevoerd en in de vastgestelde tariefplafonds verwerkt. Het EDC-systeem van KPN
wordt, met deze aanpassingen, door het college goedgekeurd.
7. De tariefplafonds zijn opgenomen in Annex A.
WPC-IIa besluit openbare versie 4
Juridisch kader
2 Juridisch kader
8. Dit WPC-IIa besluit is een uitwerking van de verplichting tot het hanteren van kostengeoriënteerde
tarieven en van de verplichting tot het hanteren van een door het college goed te keuren
kostentoerekeningssysteem als bedoeld in artikel 6a.7 van de Tw. Deze verplichtingen zijn in een
aantal marktanalysebesluiten opgelegd. In onderstaande tabel zijn de desbetreffende
marktanalysebesluiten (hierna: de relevante marktanalysebesluiten) genoemd met daarbij
aangegeven het kenmerk van het besluit en de plaats in het besluit waarin het voor tariefregulering
relevante onderdeel van het dictum is opgenomen.1
Marktanalysebesluit Kenmerk Paragraaf/randnummer
Huurlijnen OPTA/AM/2008/202714 Paragraaf 16.2.4 en 16.3.4
Wholesale breedbandtoegang OPTA/AM/2008/202717 Randnummer xi t/m xiv
Ontbundelde toegang op wholesale niveau OPTA/AM/2008/202719 Randnummer xii t/m xv
Vaste telefonie OPTA/AM/2008/202721 Paragraaf 15.2.4 en 15.3.4
Vaste gespreksafgifte OPTA/AM/2008/202723 Paragraaf 11.3.3
9. De verplichting tot het hanteren van kostengeoriënteerde tarieven betekent, zo is in de relevante
marktanalysebesluiten bepaald, dat KPN tarieven dient te hanteren die niet boven de door het college
te bepalen tariefplafonds mogen liggen. In het onderhavige besluit worden deze tariefplafonds
bepaald.
10. In het kader van de verplichting tot het hanteren van een door het college goed te keuren
kostentoerekeningssysteem is tevens bepaald dat dit systeem moet voldoen aan de voorschriften die
nader zijn uitgewerkt in de Annexen A en B2 van de relevante marktanalysebesluiten. Daarbij is KPN
verplicht om het kostentoerekeningssysteem binnen drie maanden na het van kracht worden van het
relevante marktanalysebesluit ter goedkeuring aan het college voor te leggen. KPN heeft aan
laatstgenoemde verplichting voldaan door op 31 maart 2009 een kostentoerekeningssysteem aan het
college ter goedkeuring aan te bieden. In het onderhavige besluit wordt derhalve eveneens over de
goedkeuring van dit systeem beslist.
1 In het onderhavige besluit worden de tarieven vastgesteld die gelden voor de gereguleerde dienstverlening van KPN met
betrekking tot telefoniediensten, MDF/SDF, ILL en colocatie. Het college zal op een later moment nog een tweede besluit
nemen waarin de tarieven worden vastgesteld voor de gereguleerde dienstverlening van KPN met betrekking tot WBT, WEAS,
FttO en SDF-backhaul.
2 De relevante marktanalysebesluiten kennen Annex A, Annex B en Annex C. Deze Annexen en de daarin opgenomen
voorschriften maken onderdeel uit van de relevante marktanalysebesluiten en de daarin opgenomen verplichtingen.
WPC-IIa besluit openbare versie 5
Juridisch kader
11. In de overwegingen van de relevante marktanalysebesluiten is een aantal belangrijke
uitgangspunten en inzichten geformuleerd aangaande de invulling van het begrip kostenoriëntatie en
de wijze waarop kosten toegerekend moeten worden. Deze uitgangpunten en inzichten zijn eveneens
beschreven in de Annexen (A t/m C) die onderdeel uitmaken van de relevante marktanalysebesluiten
en waarnaar wordt verwezen in de desbetreffende dicta van de relevante marktanalysebesluiten.
Kostentoerekening
12. In Annex A van de relevante marktanalysebesluiten is bepaald dat het startpunt van de
toerekening van kosten, opbrengsten en geïnvesteerd vermogen de jaarrekening (van KPN) is. Dit
betekent dat in beginsel wordt aangesloten bij de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
die KPN in het kader van de jaarrekening toepast. Hieruit volgt dat afschrijvingen op basis van de
lineaire afschrijvingsmethode worden berekend, waarbij dezelfde afschrijvingstermijn gehanteerd
wordt als bij het opstellen van de jaarrekening. Voorts betekent dit dat activa gewaardeerd worden op
basis van de historische kostenmethode (Historic Cost Accounting, HCA).
13. In paragraaf B.2.3 van Annex B van de relevante marktanalysebesluiten heeft het college
overwogen dat de ingrijpende vernieuwingen in het netwerk van KPN aanleiding kunnen zijn om een
andere afschrijvingsmethode voor te schrijven en te verplichten tot het hanteren van andere
afschrijvingstermijnen. In dit verband heeft het college opgemerkt dat economische afschrijvingen in
een dergelijke situatie de voorkeur kunnen hebben, en heeft hij gewezen op de mogelijke geschiktheid
van de annuïtaire afschrijvingsmethode. Hiermee zou dan worden bereikt dat de som van de
afschrijvingen en de vermogenskosten ieder jaar gelijk is, zodat een gelijkmatiger kostenpatroon
ontstaat dan bij lineaire afschrijvingen. Het college gaat ervan uit dat hiermee dan bereikt kan worden
dat de kostprijs van (nieuwe) diensten over het nieuwe netwerk niet buitensporig hoog wordt en
derhalve commercieel aantrekkelijk is voor wholesale afnemers.
14. Het college heeft aangekondigd tijdens het tarieftraject3 de toepasselijkheid van de lineaire
afschrijvingsmethode ten aanzien van nieuwe activa te zullen beoordelen en, in geval daartoe
aanleiding is, een andere afschrijvingsmethode te zullen voorschrijven. Het college heeft hiertoe ten
aanzien van de met onderhavig besluit gereguleerde diensten uiteindelijk geen aanleiding gezien.
Voor de op deze diensten betrekking hebbende activa is derhalve de door KPN in haar jaarrekening
gehanteerde (lineaire) afschrijvingsmethode gehanteerd.
15. Het college heeft voor het kopernet wel besloten tot het aanpassen van de door KPN gehanteerde
afschrijvingstermijn. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3 van het onderhavige besluit. Deze
aanpassing komt voort uit de regels die het college heeft gesteld inzake stranded assets en leegloop.
Hierop wordt hierna nog nader ingegaan.
3 Hiermee wordt bedoeld het traject waarbij het college is gekomen tot het vaststellen van het onderhavige WPC-II besluit. Bij dit
proces zijn marktpartijen intensief betrokken geweest; in verscheidene zogenoemde Industry Group bijeenkomsten zijn vele
issues aan de orde geweest en zijn partijen in de gelegenheid geweest hun zienswijzen te geven. Dit wordt verder beschreven
in hoofdstuk 4 van dit besluit.
WPC-IIa besluit openbare versie 6
Juridisch kader
16. In Annex B van de relevante marktanalysebesluiten is voorts afgeweken van de historische
kostenmethode als grondslag voor de waardering van activa. In plaats hiervan is gekozen voor current
cost accounting (hierna: CCA) in combinatie met financial capital maintenance (hierna: FCM). In
Annex B is toegelicht op grond waarvan het college hiertoe heeft besloten. Kort gezegd komt het erop
neer dat het college ervan uitgaat dat met CCA kostprijzen worden gegenereerd die de juiste prikkels
geven ten aanzien van het gebruik van de infrastructuur en het investeringsgedrag van zowel de
AMM-partij als van andere (potentiële) infrastructuuraanbieders. Voor een verdere toelichting wordt
hier kortheidshalve verwezen naar paragraaf B.2.4 van Annex B van de relevante
marktanalysebesluiten. In paragraaf 5.1.5 zal het college op basis van de in Annex B ten aanzien van
CCA bepaalde regels de door KPN gehanteerde terreinenindex beoordelen.
17. Voor wat betreft de vermogenskostenvoet heeft het college in Annex B van de relevante
marktanalysebesluiten overwogen dat het redelijk is dat KPN via de wholesaletarieven een vergoeding
voor het geïnvesteerd vermogen ontvangt. De kostenvoet van het geïnvesteerd vermogen wordt
berekend met behulp van de weighted average cost of capital (verder tevens: WACC). In paragraaf
5.1.1 van het onderhavige besluit wordt deze berekening uitgebreid toegelicht. Daarnaast licht het
college in paragraaf 5.1.6 toe dat het binnen deze systematiek, waarin KPN een vergoeding krijgt voor
geïnvesteerd vermogen via de WACC, niet past een Return on Sales in de kostprijzen te verwerken.
18. Voorts heeft het college in Annex A van de relevante marktanalysebesluiten bepaald dat hij in
beginsel uitgaat van het principe van fully allocated cost: de kosten die ten behoeve van diensten en
markten gemaakt worden, worden in principe volledig aan deze diensten en markten toegerekend. Het
college heeft daarbij opgemerkt dat dit betekent dat kosten die een gezamenlijk of gemeenschappelijk
karakter hebben ook aan diensten en markten toegerekend dienen te worden. Dit betekent niet dat
onder alle omstandigheden ook alle gemaakte kosten toegerekend mogen worden. Dit zou namelijk
betekenen dat ook inefficiënte kosten in de kostprijzen tot uitdrukking (mogen) komen. In het
onderhavige besluit zal het college in hoofdstuk 5, waarin de beoordeling van het EDC-systeem is
beschreven, aangeven in welke gevallen sprake is van (inefficiënte) kosten die buiten beschouwing
dienen te worden gelaten.
19. Voor de wijze waarop de kosten moeten worden toegerekend heeft het college als uitgangspunt
genomen dat de kosten in beginsel causaal worden toegerekend aan de gereguleerde diensten, de
zogenaamde causale kostentoerekening. Dit ter voorkoming van het toerekenen van te veel kosten
aan deze diensten. In Annex A van de relevante marktanalysebesluiten zijn voorschriften opgenomen
over de causale toerekening. In paragraaf 5.1.4 van onderhavig besluit wordt beschreven dat het
college ten aanzien van de toerekening van all-IP kosten4 op basis van het ontbreken van
kostencausaliteit enkele aanpassingen aan het EDC-systeem door KPN heeft laten doorvoeren. Voor
zover onderdelen van het all-IP netwerk niet daadwerkelijk worden gebruikt voor diensten, en er dus
een situatie is van onderbezetting of leegstand van het (onderdeel van het) all-IP netwerk, mogen de
kosten van (dit onderdeel van) het all-IP netwerk niet worden toegerekend. Ook toerekening op basis
van toekomstig gebruik is niet toegestaan. In paragraaf 5.2.1 heeft het college mede op basis van het
4 Onder all-IP kosten wordt verstaan de kosten die KPN maakt in verband met investeringen in een nieuwe generatie
netwerktechnologie.
WPC-IIa besluit openbare versie 7
Juridisch kader
uitgangspunt van kostencausaliteit een aanpassing in de kostprijsberekening van switchpoorten laten
doorvoeren. Ten slotte heeft het college in paragraaf 5.4.2 KPN niet toegestaan de post
onvoorzien/meerwerk in de kostprijzen op te nemen, vanwege het feit dat het college niet verwacht dat
deze kosten gemaakt zullen worden.
20. Een uitzondering op het principe van causale kostentoerekening is door het college gemaakt voor
de zogenoemde wholesalespecifieke kosten; deze kosten dienen in beginsel op basis van
proportionele toerekening aan de gereguleerde diensten te worden toegerekend. Het college gaat
ervan uit dat hiermee wordt bereikt dat de kosten voor toegangsdiensten worden beperkt, waarmee
wordt bevorderd dat een gelijkwaardig speelveld ontstaat tussen KPN en de afnemers van die
toegangsdiensten. In Annex A van de relevante marktanalysebesluiten zijn voorschriften opgenomen
over proportionele toerekening.5 Voor de aan de diensten CPS mutatie en WLR overstap gerelateerde
kosten heeft het college in dit besluit proportionele kostentoerekening voorgeschreven. In de
paragrafen 5.2.3 en 5.2.4 van het onderhavige besluit motiveert het college deze keuze.
Kostenoriëntatie: de relevante kosten
21. Zoals hiervoor reeds opgemerkt, is een belangrijk uitgangspunt dat bij de toepassing van het
begrip kostenoriëntatie alleen de efficiënte kosten in aanmerking worden genomen. Reden hiervan is
dat het met de kostenoriëntatieverplichting beoogde doel, te weten het realiseren van (meer)
concurrentie op een bepaalde markt, alleen bereikt kan worden als de tariefmaatregel zodanig wordt
ingevuld dat andere marktdeelnemers tegen concurrerende voorwaarden hun diensten kunnen
aanbieden. Hiertoe is noodzakelijk dat deze marktdeelnemers de voor die retaildiensten benodigde
wholesalediensten tegen concurrerende voorwaarden kunnen afnemen. Daarvan is slechts sprake als
uitsluitend efficiënte kosten tot uitdrukking kunnen komen in die wholesaleprijsstelling.6
22. Het uitgangspunt dat uitsluitend efficiënte kosten in aanmerking worden genomen betekent
bijvoorbeeld dat inefficiënties in de bedrijfsvoering niet tot uitdrukking mogen komen in de
wholesaletarieven. In paragraaf 5.2.3 beschrijft het college dat dit uitgangspunt leidt tot aanpassingen
ten aanzien van de vergoedingen die KPN in rekening mag brengen voor de CPS mutatiedienst.
23. In de relevante marktanalysebesluiten is in dit verband voorts gewezen op de investeringen van
KPN in een nieuwe generatie netwerktechnologie, het zogenoemde all-IP netwerk. In dat kader is
opgemerkt dat de wholesaletarieven van KPN geen vergoeding mogen omvatten voor de kosten en
verliezen die KPN lijdt door stranded assets7 en leegloop van het oude netwerk8 als gevolg van het
5 Door het CBb is uitgesproken dat proportionele toerekening van wholesalespecifieke kosten, mits goed gemotiveerd, is
toegestaan (CBb 12 september 2007. LJN: BB3357).
6 Zie in dit verband ook artikel 13, lid 3, Toegangsrichtlijn en artikel 3 van de Beleidsregels van de Minister van Economische
Zaken van 2 juni 2005, Stcrt. 109.
7 Onder stranded assets wordt verstaan het verlies dat wordt geleden doordat de "oude" activa nog niet volledig zijn
terugverdiend als deze vervangen worden door nieuwe activa.
8 Onder leegloop van het netwerk wordt verstaan de verminderde bezetting van het netwerk als gevolg van de (geleidelijke)
overstap naar een nieuw netwerk.
WPC-IIa besluit openbare versie 8
Juridisch kader
besluit van KPN haar netwerk te vervangen. In paragraaf 5.1.3 heeft het college op basis van dit
uitgangspunt een aanpassing in het EDC-systeem laten doorvoeren met betrekking tot de
afschrijvingstermijn van het kopernet van KPN. In paragraaf 5.2.1 heeft het college mede op basis van
dit in de relevante marktanalysebesluiten beschreven kader een aanpassing in de kostprijsberekening
van switchpoorten laten doorvoeren.
24. Het college is van oordeel dat de kosten en verliezen die KPN lijdt door stranded assets en
leegloop geen kostprijsverhogende (en daarmee tariefverhogende) effecten mogen hebben. In Annex
B van de relevante marktanalysebesluiten heeft het college erop gewezen dat informatie over deze
kosten en verliezen niet rechtstreeks uit de boekhouding van KPN is af te leiden. Om het
kostprijsverhogende effect vanwege stranded assets en leegloop uit te sluiten, heeft het college
aanleiding gezien regels te stellen die tot doel hebben de kostprijzen te schonen van door stranded
assets en leegloop ontstane kosten en verliezen. Deze zijn opgenomen in de randnummers 38-40 van
Annex B.
25. In randnummer 38 van Annex B is bepaald dat het KPN niet is toegestaan volumedalingen door
leegloop naar alternatieve infrastructuur van KPN in de kostprijscalculatie van gereguleerde
wholesalediensten te verwerken. Dit betekent onder meer dat bij de bepaling van het verkeersvolume
geen rekening wordt gehouden met de volumedaling op het oude netwerk als gevolg van migratie van
verkeer of diensten van KPN naar het nieuwe netwerk. In paragraaf 5.1.2 van het onderhavige besluit
heeft het college beschreven hoe hij deze regel heeft toegepast op MDF- en ILL-diensten.
26. In randnummer 39 van Annex B is vervolgens bepaald dat de kostenreducties die zijn of naar
verwachting worden gerealiseerd op de oude infrastructuur, in de kostprijscalculatie in aanmerking
dienen te worden genomen en in de kostprijs tot uitdrukking dienen te komen. Hierbij kan worden
gedacht aan kostenreducties die ontstaan doordat minder onderhoud aan het oude netwerk wordt
gepleegd.
27. Tot slot is in randnummer 40 van Annex B, kort gezegd, bepaald dat het KPN niet is toegestaan
om de wholesaletarieven te laten stijgen ten opzichte van het tarief dat gold op het moment voordat
KPN tot de introductie van het all-IP netwerk overging. Het college heeft in dit verband onderzocht of
de uit de EDC-beoordeling resulterende tarieven hoger liggen dan het niveau van deze tarieven in
2005, zijnde het moment voordat KPN tot de introductie van het all-IP netwerk overging. In dit
onderzoek heeft het college alleen de diensten betrokken waarvoor geldt dat er sprake is van
toerekening van all-IP kosten. Met deze regel is namelijk bedoeld aan te geven dat de toerekening
van all-IP kosten aan bepaalde diensten er niet toe mag leiden dat de tarieven voor deze diensten als
gevolg van deze toerekening stijgen ten opzichte van de tarieven van vóór de introductie van het all-IP
netwerk. Indien de all-IP kosten niet worden toegerekend aan een dienst, is deze regel dus ook in het
geheel niet aan de orde. Aangezien alleen de telefoniediensten all-IP kosten krijgen toegerekend en
de tarieven voor deze diensten niet significant zijn gestegen ten opzichte van 2005, heeft het college
geen aanleiding gezien de desbetreffende tarieven op grond van deze bepaling aan te passen.
WPC-IIa besluit openbare versie 9
Beschrijving WPC-systeem
3 Beschrijving WPC-systeem
28. Dit hoofdstuk beschrijft hoe de tariefplafonds door het WPC-systeem worden vastgesteld. Eerst
wordt kort ingegaan op het EDC-kostentoerekeningssysteem.
3.1 EDC-kostentoerekeningssysteem
29. Het EDC-kostentoerekeningssysteem speelt een belangrijke rol bij het vaststellen van de
tariefplafonds. Het kostentoerekeningssysteem dient, gelet op de verplichting tot het hanteren van
kostengeoriënteerde tarieven, kostengeoriënteerde kostprijzen te genereren. Het college keurt het
kostentoerekeningssysteem derhalve pas goed als hij heeft vastgesteld dat de toepassing ervan
kostengeoriënteerde kostprijzen genereert. Gelet op de importantie van het
kostentoerekeningssysteem volgt hieronder een beschrijving van de belangrijkste kenmerken en
uitgangspunten van dit systeem.
30. Het EDC-systeem is een bestaand systeem voor de tariefregulering van wholesalediensten dat op
grond van het vorige wettelijk kader door KPN in opdracht van de minister is ontwikkeld. Met het EDC-
systeem worden de kostprijzen van de wholesalediensten berekend. EDC staat daarbij voor
Embedded Direct Costs. De belangrijkste kenmerken zijn de volgende. In de eerste plaats gaat het om
KPN's daadwerkelijk in het verleden gemaakte kosten en verwachte kosten in de toekomst. Deze
systematiek wordt aangeduid als top down en verschilt van bottom up systemen waarin de kostprijs op
basis van een model wordt berekend. In de tweede plaats worden alle voor de levering van de
betreffende wholesalediensten relevante kosten, dus ook de indirecte, gezamenlijke en
gemeenschappelijke kosten, aan de diensten toegerekend. In de derde plaats wordt de kostprijs
berekend met het forward looking principe. Op grond van het forward looking principe is gekozen voor
de toepassing van current cost accounting (CCA). Concreet betekent dit dat bij het vaststellen van de
vermogenskosten en afschrijvingen wordt uitgegaan van de actuele waarde van activa.
3.2 Methode van vaststellen tariefplafonds
31. Met de EDC-rapportage biedt KPN het kostentoerekeningssysteem en de resultaten van de
toepassing daarvan aan het college ter beoordeling aan. Het college beoordeelt deze rapportages op
(1) het gebruikte redelijke rendement op geïnvesteerd vermogen (hierna: WACC9), (2) de
gerealiseerde kosten en de prognoses van prospectieve kosten (kostenprognoses), (3) de
kostentoerekening en (4) de volumeprognoses. Indien het college tijdens de beoordeling inzicht wil
krijgen in de effecten van een aanpassing van het EDC-systeem, dan doet het college een
herberekeningsverzoek aan KPN. In een herberekeningsverzoek wordt gevraagd om een aangepaste
rapportage op basis van de instructies in het verzoek. Uiteindelijk neemt het college een besluit over
de aanpassingen die hij nodig acht in het EDC-systeem zodat hij er zijn goedkeuring aan kan
9 De WACC is de weighted average cost of capital, die wordt later toegelicht in paragraaf 5.1.1.
WPC-IIa besluit openbare versie 10
Beschrijving WPC-systeem
verlenen. Het resultaat is daarom een door het college goedgekeurd kostentoerekeningssysteem en
de daaruit volgende kostprijzen.
32. Vervolgens worden per dienst en dienstelement de tariefplafonds in de verschillende periodes
vastgesteld. In Annex C van de relevante marktanalysebesluiten is bepaald dat de tariefplafonds
worden bepaald door een rechte lijn tussen de kostprijs voor 2007 en 2011. Daarbij geldt dat de
tariefplafonds een stap maken op 1 juli 2009, 1 juli 2010 en 1 juli 2011. De tariefplafonds vormen dus
een trapfunctie die de rechte lijn tussen 2007 en 2011 volgt.
33. In de onderstaande tabel is aangegeven hoe de tariefplafonds voor de verschillende periodes
worden vastgesteld.10
Periode Plafond
1 januari 2009 30 juni 2009 7/16 x (kostprijs 2011 -/- kostprijs 2007) + kostprijs 2007
1 juli 2009 30 juni 2010 10/16 x (kostprijs 2011 -/- kostprijs 2007) + kostprijs 2007
1 juli 2010 30 juni 2011 14/16 x (kostprijs 2011 -/- kostprijs 2007) + kostprijs 2007
1 juli 2011 31 december 2011 16/16 x (kostprijs 2011 -/- kostprijs 2007) + kostprijs 2007
Tabel Berekening tariefplafonds in verschillende periodes
34. In het EDC-systeem wordt gewerkt met nominale kosten (kosten inclusief inflatie). Dit betekent dat
bij het vaststellen van de tariefplafonds al rekening is gehouden met de verwachte inflatie. Daarom
dienen de vastgestelde tariefplafonds tijdens de reguleringsperiode niet te worden bijgesteld met de
werkelijk opgetreden inflatie.
10 Voor toelichting zie de marktanalysebesluiten, Annex C, randnummers 22-23.
WPC-IIa besluit openbare versie 11
Proces
4 Proces
35. Dit hoofdstuk beschrijft het proces waarmee dit besluit tot stand is gekomen en de wijze waarop
marktpartijen bij de besluitvorming zijn betrokken. Dit hoofdstuk behandelt het proces per onderdeel
zoveel mogelijk in chronologische volgorde.
4.1 Industry Group
36. Het college heeft voor de operationalisering van het WPC-IIa systeem een Industry Group
(hierna: IG) ingesteld. Marktpartijen zijn op 19 december 2008 uitgenodigd om aan die IG deel te
nemen.11 Doel van de IG is gebruik te kunnen maken van de kennis en inzichten van marktpartijen en
tevens het mogelijk maken van een zo transparant mogelijk proces.
37. Op 21 januari 2009 heeft de eerste bijeenkomst van de IG plaatsgevonden (IG-I). Tijdens die
bijeenkomst heeft het college het proces beschreven waarmee het WPC-IIa besluit tot stand zou
komen. Daarbij heeft het college aangekondigd een questionnaire inzake verwachte
volumeontwikkelingen te zullen rondsturen. Het college stelde daarin vragen aan IG-leden over de
volumeontwikkelingen die men verwacht op het eigen netwerk en in een aantal markten. Een aantal
IG-leden heeft daar gebruik van gemaakt. Deze reacties zijn door het college gebruikt bij zijn
beoordeling van de door KPN gehanteerde volumeprognoses. Het college heeft naar aanleiding van
deze beoordeling geen reden gezien KPN te verzoeken aanpassingen in de volumeprognoses door te
voeren.
38. Bovendien heeft KPN tijdens IG-I haar EDC-rapportage gepresenteerd ten aanzien van de door
KPN als `EDC-kern' aangemerkte diensten. IG-leden hebben de gelegenheid gekregen schriftelijk te
reageren op de EDC-rapportage van KPN en overige tijdens IG-I besproken onderwerpen. Een aantal
IG-leden heeft daar gebruik van gemaakt.
39. Op 11 februari 2009 heeft de tweede bijeenkomst van de IG plaatsgevonden (IG-II). Tijdens deze
bijeenkomst is in de eerste plaats de WACC aan de orde geweest. Adviesbureaus NERA en Oxera
hebben hun rapportages12 gepresenteerd die zij in opdracht van het college respectievelijk KPN
hadden opgesteld, waarna een discussie heeft plaatsgevonden. Deze heeft zich toegespitst op 1) de
verschillende benaderingswijzen van Oxera en NERA, 2) de in de berekening gebruikte parameters,
en 3) de rol van inflatie in het WPC-systeem.
40. In de tweede plaats heeft ACT een toelichting gegeven op de punten die ACT in haar schriftelijke
reactie op de EDC-rapportage van KPN naar voren heeft gebracht. Ten slotte heeft KPN een
11 OPTA/AM/2008/202913, MA 2008: publicatie marktbesluiten, 19 december 2008.
12 Deze rapportages van NERA en Oxera zijn op 23 januari 2009 respectievelijk 22 januari 2009 aan de IG-leden ter
beschikking gesteld.
WPC-IIa besluit openbare versie 12
Proces
presentatie gegeven waarin zij heeft gepleit voor anchor pricing als invulling van tariefregulering voor
hoge kwaliteit wholesale breedbandtoegang (WBT).13 IG-leden hebben gelegenheid gekregen
schriftelijk te reageren op de discussie rond de WACC, het voorstel van KPN inzake anchor pricing en
overige tijdens IG-II besproken onderwerpen. Een aantal IG-leden heeft daar gebruik van gemaakt.
41. Op 4 maart 2009 heeft de derde bijeenkomst van de IG plaatsgevonden (IG-III). Tijdens deze
bijeenkomst heeft KPN haar EDC-rapportage gepresenteerd ten aanzien van de door KPN als `EDC-
rest' aangemerkte diensten. Daarnaast is de discussie rond anchor pricing voortgezet, waaruit bleek
dat er geen consensus bestond ten aanzien van de wenselijkheid van anchor pricing. Naar aanleiding
daarvan heeft het college toegezegd terug te komen op dit onderwerp, eventueel via het organiseren
van een aparte bijeenkomst (zie verder).
42. Als afsluiting van IG-III heeft het college de IG-leden opgeroepen hun wensen ten aanzien van het
WPC-IIa proces, met name wat betreft de wijze waarop zij hun input willen leveren, aan het college
kenbaar te maken. Het college heeft aangegeven zich daarbij zo flexibel mogelijk op te zullen stellen.
Tevens heeft het college de IG-leden wederom in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de
tijdens IG-III besproken onderwerpen, zoals de EDC-rapportage van KPN en anchor pricing. Een
aantal IG-leden heeft daar gebruik van gemaakt.
43. Op 29 april 2009 heeft de vierde bijeenkomst van de IG plaatsgevonden (IG-IV), die volledig in het
teken stond van de tariefregulering van wholesale breedbandtoegang. Tijdens deze bijeenkomst heeft
KPN haar voorstel dienaangaande gepresenteerd, waarna een discussie heeft plaatsgevonden. IG-
leden hebben gelegenheid gekregen schriftelijk te reageren op de discussie over de tariefregulering
van wholesale breedbandtoegang. Een aantal IG-leden heeft daar gebruik van gemaakt.
44. Ten slotte heeft op 1 juli 2009 de vijfde bijeenkomst van de IG plaatsgevonden (IG-V). Deze
bijeenkomst is op verzoek van de IG-leden georganiseerd en had als doel het bespreken van de door
het college aan KPN gerichte herberekeningsverzoeken en de reactie van KPN op deze verzoeken.
Tijdens deze bijeenkomst heeft het college de herberekeningsverzoeken nader toegelicht en zijn IG-
leden in de gelegenheid gesteld hun vragen en opmerkingen ten aanzien van deze verzoeken
kenbaar te maken. KPN heeft tijdens en enige dagen na afloop van IG-V mondeling en schriftelijk
vragen van IG-leden beantwoord. De IG-leden hebben de gelegenheid gekregen schriftelijk te
reageren op de tijdens IG-V besproken onderwerpen. Een aantal IG-leden heeft daar gebruik van
gemaakt.
45. Daarnaast heeft het college tijdens IG-V aangekondigd het WPC-IIa tariefbesluit te willen
opknippen in twee delen. Het eerste deel stelt de tarieven vast voor de gereguleerde dienstverlening
van KPN met betrekking tot telefoniediensten, MDF/SDF, ILL en colocatie. Het tweede deel stelt de
tarieven vast voor de gereguleerde dienstverlening van KPN met betrekking tot WBT, WEAS, FttO en
SDF-backhaul. De IG-leden hebben daarbij aangegeven zich te kunnen verenigen met het opknippen
van het WPC-IIa tariefbesluit.
13 Zoals eerder in dit besluit vermeld, zal het college op een later moment een besluit nemen over de tarieven voor een aantal
nieuwe diensten, waaronder WBT. De discussie rond anchor pricing zal dan ook in dat besluit zijn plaats krijgen.
WPC-IIa besluit openbare versie 13
Proces
46. Naast het organiseren van de hiervoor beschreven bijeenkomsten, heeft het college de IG-leden
tevens bij het proces betrokken door het verstrekken van alle voor de operationalisering van het WPC-
systeem relevante correspondentie tussen KPN en het college.14 De relevante correspondentie omvat
onder andere alle vragenbrieven en herberekeningsverzoeken die het college aan KPN heeft
verstuurd, alsmede de reacties op deze brieven die KPN aan het college heeft verzonden. Op deze
wijze zijn de IG-leden gedurende het gehele proces op de hoogte gehouden van de actuele stand van
zaken en de stappen en activiteiten die het college bij zijn beoordeling heeft ondernomen.
4.2 EDC-rapportages
47. KPN heeft op 19 december 2008 de EDC-rapportage voor de periode 2007 tot en met 2011 bij het
college ingediend.15 Het betrof een deelrapportage, namelijk uitsluitend over de door KPN als `EDC-
kerndiensten' aangemerkte gereguleerde wholesalediensten.
48. In de periode februari en maart 2009 heeft KPN batch-gewijs conceptversies van de EDC-
rapportage voor de overige diensten, door KPN aangemerkt als EDC-restdiensten, ingediend. Op 31
maart 2009 heeft KPN de complete EDC-rapportage voor de periode 2007 tot en met 2011 aan het
college doen toekomen.16 De beoordeling van het college is op deze complete en definitieve versie
van de EDC-rapportage gebaseerd.
49. De EDC-rapportage bevat de gerealiseerde kosten, volumes en kostprijzen voor 2007 en de
geprognosticeerde kostprijzen voor 2011. De openbare versie van KPN's EDC-rapportage is te vinden
op de website van KPN.17
50. Beide hiervoor genoemde EDC-rapportages (van 19 december 2008 en 31 maart 2009) zijn in
overeenstemming met de voorschriften zoals door het college opgenomen in Annex A en B van de
relevante marktanalysebesluiten door de accountant gecontroleerd.18 In de accountantsverklaring
behorend bij de EDC-rapportage over 2007 was een zogenaamde beperking opgenomen. Deze
beperking had te maken met een onzekerheid aan de zijde van de accountant over de toepassing van
het regulatorische kader ten aanzien van de door KPN gehanteerde indexering van terreinen en
gebouwen. In paragraaf 5.1.5 zal het college hier nader op ingaan.
14 De correspondentie is daarbij geschoond van bedrijfsvertrouwelijke informatie.
15 Aanbiedingsbrief definitieve EDC rapportage 2007-2011, 2008-U-00158-Rvb, 19 december 2008.
16 Aanbiedingsbrief definitieve EDC rapportage 2007-2011, 2009-U-00038-RvB, 31 maart 2009.
17 Website KPN: www.kpn-wholesale.com
18 Door PriceWaterhouseCoopers aan KPN aangeboden `Accountantsverklaring bij overzichten met kostprijzen 2007' en
`Rapport van feitelijke bevindingen', met betrekking tot de maart 2009 rapportage gedateerd op 27 maart 2009 en met
betrekking tot de december 2008 rapportage gedateerd op 19 december 2008.
WPC-IIa besluit openbare versie 14
Proces
4.3 Briefwisseling en dieptesessies met KPN
51. Gedurende de gehele periode van operationalisering hebben het college en KPN vraag- en
antwoordbrieven uitgewisseld. Zoals hiervoor vermeld, hebben de IG-leden ter vergroting van de
transparantie van het proces een afschrift van alle vraag- en antwoordbrieven, eventueel geschoond
van bedrijfsvertrouwelijke informatie, ontvangen. Tevens hebben op werkniveau enkele dieptesessies
met KPN plaatsgevonden.
4.4 Herberekeningsverzoeken aan KPN
52. Zoals in randnummer 31 van dit besluit is aangegeven kan het college aan KPN
herberekeningsverzoeken doen. Het college heeft KPN gedurende het proces op een viertal
momenten herberekeningsverzoeken gedaan.
53. Bij brief van 29 april 200919 heeft het college herberekeningsverzoeken gedaan ten aanzien van
de WACC, de proportionele toerekening van wholesalespecifieke kosten en projectkosten lokale
interconnectie. Bij brief van 27 mei 200920 heeft het college herberekeningsverzoeken gedaan ten
aanzien van de toerekening van all-IP kosten, leegloop, levensduurverkorting kopernet, poortkosten,
terreinenindex, MDF/SDF volume, return on sales, MDF projectkosten, post onvoorzien/meerwerk en
koppelkabels. Bij brief van 10 juli 200921 heeft het college KPN verzocht de eerdere
herberekeningsverzoeken ten aanzien van de toerekening van all-IP kosten, leegloop en de
terreinenindex op andere wijze uit te voeren. Bij brief van 22 juli 200922 ten slotte heeft het college
herberekeningsverzoeken gedaan ten aanzien van CPS mutatie, WLR overstap en ILL VVE. In de
brieven met de herberekeningsverzoeken werd KPN verzocht zowel het individuele effect van het
verzoek inzichtelijk te maken als het cumulatieve effect van de verzoeken.
54. KPN heeft de juistheid van deze herberekeningsverzoeken steeds bestreden en heeft de
resultaten van de herberekeningen onder protest aan het college aangeboden. In verschillende
brieven23 heeft KPN de resultaten van de individuele herberekeningsverzoeken, alsmede van de
cumulatieve resultaten, aan het college inzichtelijk gemaakt. Met deze informatie is het college in staat
gesteld de in Annex A bij het onderhavige besluit opgenomen tariefplafonds vast te stellen.
19 OPTA/AM/2009/201019, WPC-II: deel 1 herberekeningsverzoeken, 29 april 2009.
20 OPTA/AM/2009/201244, WPC-II: deel 2 herberekeningsverzoeken, 27 mei 2009.
21 OPTA/AM/2009/201757, WPC-II: deel 3 herberekeningsverzoeken, 10 juli 2009.
22 OPTA/AM/2009/201875, WPC-II: deel 4 herberekeningsverzoeken, 22 juli 2009.
23 Het betreft de volgende brieven van KPN: WOPC/2009/020 d.d. 20 mei 2009, WOPC/2009/023 d.d. 8 juni 2009,
WOPC/2009/024 d.d. 10 juni 2009, WOPC/2009/029 d.d. 16 juni 2009, WOPC/2009/030 d.d. 17 juni 2009, WOPC/2009/031
d.d. 19 juni 2009, WOPC/2009/034 d.d. 24 juni 2009, WOPC/2009/043 d.d. 20 juli 2009, WOPC/2009/046 d.d. 31 juli 2009,
WOPC/2009/047 d.d. 5 augustus 2009 en WOPC/2009/048 d.d. 7 augustus 2009.
WPC-IIa besluit openbare versie 15
Proces
4.5 Nationale en Europese consultatie
55. Op grond van artikel 6b.1 van de Tw is op de voorbereiding van een besluit van het college als
bedoeld in artikel 6a.2 van de Tw, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.
56. In het onderhavige besluit wordt nadere invulling gegeven aan de tariefverplichtingen die KPN in
de relevante marktanalysebesluiten zijn opgelegd, te weten de verplichting tot het hanteren van een
kostengeoriënteerd tarief en de verplichting tot het hanteren van een door het college goed te keuren
kostentoerekeningssysteem. Het onderhavige besluit kwalificeert hiermee als een besluit als bedoeld
in artikel 6a.2 van de Tw.
57. Het onderhavige besluit heeft naar het oordeel van het college tevens aanzienlijke gevolgen voor
de markt als bedoeld in het tweede lid van artikel 6b.1 van de Tw. Hieruit volgt dat de voormelde
voorbereidingsprocedure gevolgd moet worden.
58. Indien een op grond van artikel 6a.2 van de Tw genomen besluit van invloed is op de handel
tussen de lidstaten bepaalt artikel 6b.2 van de Tw dat ook de Europese consultatie- en
notificatieprocedure als bedoeld in artikel 6b.2 van de Tw op de voorbereiding van een dergelijk
besluit van toepassing is. Het college is van oordeel dat bij het WPC-IIa besluit, gelet op de uitleg die
in de Europeesrechtelijke jurisprudentie aan dit criterium wordt gegeven, sprake is van invloed op de
handel tussen lidstaten. Dit betekent dat het college het WPC-IIa besluit ook Europees zal consulteren
en notificeren.
59. De hiervoor genoemde consultatie en notificatie zullen plaatsvinden op basis van het onderhavige
WPC-IIa ontwerpbesluit.
4.6 Bedenkingen naar aanleiding van de nationale consultatie
60.
4.7 Europese consultatie en notificatie
61.
WPC-IIa besluit openbare versie 16
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
5 Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
62. In dit hoofdstuk beoordeelt het college de kostprijzen van alle met het WPC-systeem gereguleerde
diensten en dienstelementen. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de bepalingen in de
Annexen A en B van de relevante marktanalysebesluiten, die in het hoofdstuk Juridisch kader van dit
besluit zijn samengevat.
63. Eerst worden de algemene beoordelingspunten besproken, die niet specifiek zijn voor een
bepaalde dienst. Daarna volgen de beoordelingspunten die gekoppeld zijn aan een bepaalde dienst of
dienstencategorie. Tot slot volgt de conclusie van deze beoordeling.
64. In dit hoofdstuk zijn de beoordelingspunten opgenomen waarvoor geldt dat het college de initieel
door KPN gerapporteerde systematiek niet heeft geaccordeerd en die vervolgens hebben geleid tot
aanpassing van het kostentoerekeningssysteem.
5.1 Algemeen
65. Deze paragraaf bevat de algemene punten van de beoordeling die niet zijn te relateren aan één
categorie van diensten.
5.1.1 Redelijk rendement
Beoordelingspunt
66. In randnummer 17 van dit besluit heeft het college aangegeven dat het redelijk is dat KPN via de
wholesaletarieven een vergoeding voor het geïnvesteerd vermogen ontvangt. De kostenvoet van het
geïnvesteerd vermogen wordt berekend met behulp van de weighted average cost of capital (WACC).
67. Het college heeft het onafhankelijke adviesbureau NERA, evenals tijdens vorige
reguleringsperiodes, gevraagd een rapport op te stellen waarin de WACC berekeningen worden
gemaakt. Voor deze reguleringsperiode zijn relevant de WACC voor 2007 en de WACC voor 2009-
2011. NERA heeft hieraan gevolg gegeven met de rapporten van januari24 en april25 2009. Deze
rapporten zijn tijdens de operationalisering van het WPC-systeem aan de IG-leden ter beschikking
gesteld en zijn tevens bij dit besluit gevoegd in Annex C.
68. KPN heeft door onderzoeksbureau Oxera twee rapporten laten opstellen met betrekking tot de
WACC. Het eerste rapport van Oxera26 gaat in op de vraag of KPN voldoende wordt gecompenseerd
24 NERA rapporten getiteld `The cost of capital for KPN's wholesale activities: a 1-year estimate for 2007' en `The cost of capital
for KPN's wholesale activities: a 3-year estimate for 2009-2011', januari 2009.
25 NERA rapport getiteld `The cost of capital for KPN's wholesale activities', april 2009.
26 Oxera rapport getiteld `Compensation for inflation', 1 december 2008.
WPC-IIa besluit openbare versie 17
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
voor de generieke inflatie. Het tweede rapport27 gaat in op de methodiek van het vaststellen van de
hoogte van de WACC. Ook deze rapporten zijn tijdens de operationalisering van het WPC-systeem
aan de IG-leden ter beschikking gesteld.
69. In het eerste rapport stelt Oxera dat KPN door het hanteren van de reële WACC niet volledig
wordt gecompenseerd voor de generieke inflatie. Daarom zou volgens Oxera de nominale WACC
moeten worden gehanteerd. KPN ondersteunt dit standpunt.
70. In het tweede rapport stelt Oxera de methodiek van het vaststellen van de hoogte van de WACC
aan de orde. De discussie komt met name neer op de vraag of bij de schatting van de parameters die
de WACC bepalen gebruik moet worden gemaakt van `dagprijzen' (spotprijzen) of van
voortschrijdende gemiddelde prijzen. Hierbij speelt impliciet de vraag in hoeverre de invloed van de
kredietcrisis op de vermogenskosten moet worden meegenomen.
71. KPN is met Oxera van mening dat de spotprijzen alle relevante informatie bevatten ten aanzien
van de verwachtingen van de actoren op de kapitaalmarkt over de toekomst. Volgens hen zijn dit dus
de meest zuivere prijzen.
Beoordeling door het college
Nominale of reële WACC
72. Het college ziet in hetgeen door KPN en Oxera in dit verband is aangevoerd onvoldoende reden
om te besluiten tot het toestaan van het hanteren van de nominale WACC bij de berekening van de
kostprijzen. In dit verband wijst hij op het volgende.
73. De discussie over reële of nominale WACC is relevant voor de hoogte van de
vermogenskostenvergoeding. De vermogenskostenvergoeding is lager bij gebruikmaking van een
reële WACC dan van een nominale WACC. De nominale WACC is namelijk gelijk aan de reële WACC
verhoogd met een generieke inflatiefactor.
74. De basis van de vermogenskostenvergoeding wordt in EDC gevormd door de actuele boekwaarde
van de kapitaalgoederen. Daarin wordt rekening gehouden met de specifieke inflatie
(prijsontwikkeling) die voor die specifieke (categorie van) kapitaalgoederen geldt. Door bij de
vermogenskostenvergoeding, die bestaat uit de vermenigvuldiging van de actuele boekwaarde met de
WACC, ook nog eens een nominale WACC te hanteren waarin de generieke inflatie is inbegrepen,
zou KPN in haar vermogenskosten worden vergoed voor zowel de specifieke als generieke inflatie.
75. Het college ziet geen grond om KPN dit toe te staan. Hierbij neemt hij onder meer in aanmerking
dat KPN op basis van de reële WACC een redelijk rendement kan behalen.
27 Oxera rapport getiteld `Cost of capital of KPN', 1 december 2008.
WPC-IIa besluit openbare versie 18
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
76. Met KPN en Oxera is het college van mening dat KPN niet (volledig) wordt gecompenseerd voor
generieke inflatie (prijsstijgingen). Ook hierin ziet het college geen aanleiding om voor de nominale
WACC te kiezen.
77. In dit verband wijst het college op de uitgangspunten achter het indertijd door het college in
samenspraak met KPN ontwikkelde EDC-systeem, waarbij, kort gezegd, uitsluitend in een vergoeding
voor specifieke prijsontwikkeling is voorzien.
78. In 1997/1998 is het EDC-systeem ontwikkeld in samenwerking met NERA en marktpartijen,
waaronder KPN. Aanvankelijk was het de bedoeling van het college dat voor het hoofdnet van KPN
het zuivere systeem van Current Cost Accounting (CCA) zou worden gehanteerd.28 Bij CCA wordt
afgeschreven op de actuele waarde van kapitaalgoederen. Voor die actuele waarde wordt per
kapitaalgoed (een gebouw, kabel of apparaat) apart naar de prijsontwikkeling gekeken. De CCA
waarde is derhalve gekoppeld aan de ontwikkeling van een objectgebonden prijsindex. Door de
toegestane afschrijving daaraan te koppelen kreeg KPN compensatie voor de waardeontwikkeling van
elk type kapitaalgoed (de zogenoemde specifieke inflatie). Indien de actuele waarde lager wordt, hoeft
er in geldbedragen minder te worden afgeschreven. Dit betekent dat achteraf gezien de totale
afschrijvingen lager zijn dan de oorspronkelijke investering. Dat is geen probleem, want de
onderneming kan het actief nieuw kopen tegen een lagere prijs dan de aanvankelijke.
79. KPN was het daar toentertijd echter niet mee eens, want het grootste deel van de bij de
dienstverlening van KPN ingeschakelde kapitaalgoederen kende een negatieve prijsontwikkeling. De
apparatuur werd in hoog tempo goedkoper en beter, waardoor bij toepassing van CCA voortdurend de
waarde negatief zou moeten worden bijgesteld. Dit zou ertoe leiden dat KPN uit de afschrijvingen
onvoldoende middelen zou binnenhalen om de oorspronkelijk gedane investering terug te verdienen.
Hierdoor zou KPN zijn vermogensverschaffers niet kunnen terugbetalen, aldus KPN.
80. Het college heeft er vervolgens voor gekozen KPN tegemoet te komen en naast CCA ook
Financial Capital Maintenance (FCM) toe te passen. Deze combinatie van principes leidde ertoe dat
bij negatieve waardeontwikkeling van de kapitaalgoederen weliswaar de boekwaarde van de activa en
kapitaalgoederen werd afgewaardeerd, maar dat KPN wel een inhaalafschrijving mocht doen
waardoor de kosten `kunstmatig' eenmalig werden verhoogd. Hierdoor zouden de afschrijvingen van
KPN wel voldoende zijn om de gedane investering volledig terug te verdienen. De inhaalafschrijving
geldt als kostenpost en mag dus in het kostengeoriënteerde tarief worden opgenomen. Daarmee leidt
deze inhaalafschrijving tot een positieve kasstroom voor KPN. Deze wordt uiteindelijk weer
gecompenseerd door lagere afschrijvingen in de toekomst (de boekwaarde is immers lager).
Uiteindelijk zijn de totale afschrijvingen gelijk aan de oorspronkelijke investering.
81. Uit het vorengaande blijkt dat het systeem, zoals gezegd, mede in het belang van KPN en met
instemming van KPN, indertijd zodanig is opgezet dat KPN werd gecompenseerd voor de negatieve
28 Belangrijkste argumenten voor het college waren het geven van de juiste signalen aan de markt ten aanzien van efficiëntie
van het netwerk van KPN en daarmee het voorkomen van inefficiënte toetreding en het bevorderen van dienstenconcurrentie.
WPC-IIa besluit openbare versie 19
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
effecten van specifieke waardedalingen29 bij de verschillende typen kapitaalgoederen. Het toepassen
van CCA in combinatie met FCM is bedoeld, en is altijd bedoeld geweest, om KPN, gebruikmakend
van objectgebonden indices, voorschriften te geven over de afschrijving en de inhaalafschrijving. Het
is derhalve nooit de bedoeling geweest om een generieke prijsindex te hanteren. Integendeel, het
systeem waarbij CCA met FCM wordt gecombineerd, gaat uit van een vergoeding van de kosten als
gevolg van specifieke prijsontwikkelingen.
82. In de omstandigheid dat KPN niet (volledig) wordt gecompenseerd voor de generieke inflatie kan
dan ook naar het oordeel van het college geen aanleiding worden gevonden om KPN toe te staan een
nominale WACC te hanteren.
83. Op grond van het vorenstaande zal het college het kostentoerekeningssysteem slechts
goedkeuren als hierin als vergoeding van de vermogenskosten de reële WACC wordt gehanteerd.
Methodiek: dagprijzen of voortschrijdende gemiddelde prijzen
84. In het tweede rapport stellen KPN en Oxera, zoals gezegd, de methodiek van het vaststellen van
de hoogte van de WACC aan de orde. Bij de schatting van de parameters die de WACC bepalen, zou
volgens hen gebruik moet worden gemaakt van `dagprijzen' (spotprijzen) in plaats van
voortschrijdende gemiddelde prijzen. Zij zijn van mening dat de spotprijzen alle relevante informatie
bevatten ten aanzien van de verwachtingen van de actoren op de kapitaalmarkt over de toekomst.
Volgens hen zijn dit de meest zuivere prijzen in de lopende periode van de kredietcrisis.
85. Het college is van oordeel dat de kapitaalmarkten op dit moment zo volatiel zijn dat de spotprijzen
juist geen stabiele basis kunnen vormen voor regulering van tarieven voor één jaar vooruit, laat staan
voor drie jaren vooruit. In een volgende maand kunnen de parameters weer een andere waarde
hebben, wat die maand tot een totaal andere WACC zou kunnen leiden. Het college hanteert bij de
WACC berekening al jaren dezelfde beproefde methodiek met voortschrijdende gemiddelden die de
`waan van de dag' in de financiële markten over een langere periode eveneens middelen. Het college
ziet geen reden hier verandering in aan te brengen.
86. In het in Annex C opgenomen NERA rapport van april 2009 heeft NERA de standpunten van
Oxera in haar tweede rapport geadresseerd en meegewogen in de definitieve bepaling van de WACC.
Dit heeft NERA tevens gedaan voor door andere marktpartijen ingebrachte zienswijzen.
Conclusie
87. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat KPN de reële WACC dient te
hanteren voor het bepalen van de vermogenskosten. Uit de door het college onderschreven
29 Bij een waardestijging werkt het principe andersom. In plaats van een positieve inhaalafschrijving is nu sprake van een
negatieve afschrijving, die leidt tot een kostenverlaging zodat KPN's klanten van gereguleerde diensten profiteren. Deze
negatieve afschrijving wordt voor KPN in de toekomst gecompenseerd door hogere afschrijvingen (de boekwaarde van de
activa is immers hoger). De som van de afschrijvingen blijft derhalve ook bij een waardestijging steeds gelijk aan de
oorspronkelijke investering.
WPC-IIa besluit openbare versie 20
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
berekeningen van adviesbureau NERA, waarbij de methode van voortschrijdende gemiddelden wordt
gehanteerd, volgt dat KPN voor 2007 een WACC van 6,4% en voor 2009-2011 een WACC van 7,1%
dient te hanteren. KPN dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.1.2 Toepassing leegloopregel
Beoordelingspunt
88. In randnummer 25 van dit besluit heeft het college aangegeven dat het KPN niet is toegestaan
volumedalingen door leegloop naar alternatieve infrastructuur van KPN in de kostprijs van
gereguleerde wholesalediensten tot uitdrukking te laten komen. Dit betekent onder meer dat bij de
bepaling van het verkeersvolume geen rekening mag worden gehouden met de volumedaling op het
oude netwerk als gevolg van migratie van verkeer van KPN naar het nieuwe netwerk.
89. In deze paragraaf wordt deze zogenaamde `leegloopregel' toegepast op de toerekening van
kosten aan de gereguleerde wholesalediensten ILL en MDF. In het door KPN ingediende EDC-
systeem had KPN namelijk in eerste instantie geen uitvoering aan de leegloopregel gegeven voor wat
betreft de ILL- en MDF-dienstverlening.
90. Wat betreft ILL (huurlijnen) heeft KPN de relevante kosten gedeeld door het volume aan huurlijnen
op de oude infrastructuur (VVIS platform). Dit volume neemt al enkele jaren af en deze trend zal zich
de komende jaren voortzetten door migratie naar nieuwe infrastructuur. KPN heeft geen gemigreerde
volumes in de kostprijsberekening van de ILL diensten opgenomen.
91. Wat betreft MDF heeft KPN de relevante kosten gedeeld door het volume aan koperaansluitingen.
Ook dit volume neemt gestaag af: van XXXXX in 2007 tot een verwachte XXXXX in 2011. Tegenover
de daling van koperaansluitingen staat een stijging van het aantal glasaansluitingen. KPN heeft in
haar EDC-systeem deze volumestijging echter niet bij de kostprijsberekening van MDF betrokken.
Beoordeling door het college
92. Op grond van het in de relevante marktanalysebesluiten bepaalde kader ten aanzien van leegloop
en stranded assets, heeft het college KPN verzocht het EDC-systeem aan te passen zodat gevolg
gegeven zou worden aan de leegloopregel. In eerste instantie heeft KPN hier ten aanzien van ILL
uitvoering aan gegeven door de kosten en aantallen van de ILL diensten samen te nemen met die van
de WBT HK non-overbooked dienst. Ten aanzien van MDF heeft KPN een analyse uitgevoerd naar de
vraag welk gedeelte van de nieuwe glasaansluitingen als migratie van huidige MDF klanten kan
worden aangemerkt. KPN concludeerde hieruit dat slechts XXXXX van de nieuwe FttH aansluitingen
en XXXXX van de nieuwe FttC aansluitingen als migratie vanuit MDF zijn te beschouwen.
93. Het college kon zich niet vinden in deze door KPN aan de leegloopregel gegeven uitvoering.
94. Bij het toepassen van de leegloopregel speelt de vraag op welke wijze bepaald moet worden wat
de omvang van de (in aanmerking te nemen) migratie is. Het college is van oordeel dat het niet de
voorkeur heeft om bij de bepaling daarvan het perspectief te kiezen van individuele verbindingen (ILL)
of aansluitingen (MDF). Het is immers niet goed mogelijk per verbinding of aansluiting te bepalen of
WPC-IIa besluit openbare versie 21
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
deze zal migreren naar een nieuwe dienst en welke dienst dat precies zal zijn. Daarom kiest het
college voor een breder perspectief, waarbij, aan de hand van het EDC-systeem, naar de volume(s)
en eventuele wijzigingen van die volume(s) op de desbetreffende markt wordt gekeken. Uit die
wijzigingen kunnen dan conclusies worden getrokken over de omvang van de (in aanmerking te
nemen) migratie.
95. Ten aanzien van ILL betekent het voorgaande dat het college de totale huurlijnenmarkt als
perspectief kiest. Het college heeft uit het EDC-systeem geconstateerd dat het totale volume aan
(traditionele en nieuwe) huurlijnen tijdens de reguleringsperiode toeneemt. Op basis daarvan acht het
college de conclusie gerechtvaardigd dat de daling in traditionele huurlijnen (ILL) volledig wordt
gecompenseerd door stijgende volumes van nieuwe huurlijnendiensten (onder meer WEAS en
EVPN). Dit betekent dat het college het voor een juiste uitvoering van de leegloopregel ten aanzien
van ILL noodzakelijk acht dat bij de kostprijsberekening van ILL-diensten geen rekening wordt
gehouden met een volumedaling in het traditionele huurlijnenvolume. Daarom dient in het EDC-
systeem het volume van traditionele huurlijnen (gebruikmakend van oude infrastructuur) in 2011 gelijk
te worden gesteld aan het volume in 2007. KPN heeft in reactie hierop aangegeven dat een dergelijke
aanpak ook moet betekenen dat de aan de traditionele huurlijnen toegerekende kosten in 2011 gelijk
worden gesteld aan 2007, omdat het anders niet mogelijk is alle traditionele huurlijnen aan te kunnen
bieden. Het college acht dit argument van KPN in dit specifieke geval voldoende overtuigend om de
hogere kostentoerekening toe te staan.
96. Ten aanzien van MDF kiest het college het perspectief van het totale aantal aansluitingen. Uit het
EDC-systeem is op te maken dat het aantal koperaansluitingen daalt en het aantal glasaansluitingen
stijgt. Bezien vanuit het gehele netwerk van KPN, acht het college de conclusie gerechtvaardigd dat
de stijging in het aantal glasaansluitingen kan worden verklaard door de daling in het aantal
koperaansluitingen. Het voorgaande betekent dat het college het voor een juiste uitvoering van de
leegloopregel ten aanzien van MDF noodzakelijk acht dat bij de kostprijsberekening van MDF-
diensten rekening wordt gehouden met een volumedaling in het aantal koperaansluitingen uitsluitend
voor zover deze niet terugkomen in een stijging van het aantal glasaansluitingen. Daarom dient in het
EDC-systeem het volume van koperaansluitingen in 2011 te worden vermeerderd met het volume aan
glasaansluitingen in 2011. Het college merkt hierover tot slot nog op dat de stijging in het aantal
glasaansluitingen XXXXX kleiner is dan de daling in het aantal koperaansluitingen XXXXX. Per saldo
is derhalve sprake van een dalend volume van aansluitingen en daarmee een verhogend effect op de
MDF-kostprijs.
Conclusie
97. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat KPN in het EDC-systeem invulling
aan de leegloopregel dient te geven zoals hiervoor door het college beschreven in de randnummers
95 (ILL) en 96 (MDF). KPN dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
WPC-IIa besluit openbare versie 22
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
5.1.3 Aanpassing levensduur kopernet
Beoordelingspunt
98. In het EDC-systeem heeft KPN een actualisatie van de levensduur van het kopernet doorgevoerd.
Deze komt voort uit een boekhoudkundige levensduurverkorting van het koperen aansluitnet van
XXXXX naar XXXXX jaar die in 2008 heeft plaatsgevonden. Aangezien de WPC-systematiek de
kostprijzen in 2007 als uitgangspunt neemt en daardoor de levensduurverkorting onvoldoende in de
kostprijzen tot uitdrukking komt, heeft KPN ervoor gekozen de levensduurverkorting regulatorisch op 1
januari 2007 te laten ingaan.
Beoordeling door het college
99. In randnummer 23 heeft het college verwezen naar de relevante marktanalysebesluiten waarin is
opgemerkt dat de wholesaletarieven van KPN geen vergoeding mogen omvatten voor de kosten en
verliezen die KPN lijdt door stranded assets en leegloop van het oude netwerk als gevolg van het
besluit van KPN om haar netwerk te vervangen.
100. Vanwege de versnelde afschrijving (`impairment') als gevolg van de levensduurverkorting,
beschouwt het college het kopernet als een asset die gedeeltelijk `stranded' is als gevolg van
netwerkvernieuwing. Hiermee verband houdende kosten en verliezen vallen daarmee onder de in
randnummer 23 genoemde bepalingen. Om te voorkomen dat kosten en verliezen als gevolg van de
levensduurverkorting van het kopernet in de kostprijzen worden verwerkt, dient deze verkorting uit het
EDC-systeem te worden verwijderd.
Conclusie
101. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat het KPN niet kan worden
toegestaan in het EDC-systeem een levensduurverkorting van het kopernet door te voeren. De
afschrijvingstermijn van het kopernet dient derhalve op XXXXX jaar te worden bepaald. KPN dient het
EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.1.4 Toerekening All-IP kosten
Beoordelingspunt
102. Dit beoordelingspunt gaat over de toerekening van kosten veroorzaakt door investeringen in de
nieuwe generatie netwerktechnologie. All-IP is een verzamelnaam voor nieuwe door KPN gebruikte
netwerktechnologieën waaronder naast IP ook bijvoorbeeld Ethernet, VDSL en de verdere verglazing
van het netwerk van MDF-niveau naar de straatkabinetten valt.
103. All-IP kan worden onderscheiden in twee delen. Het eerste deel betreft de nieuwe technologie
in het netwerk boven MDF-niveau, wat hier het kernnetwerk wordt genoemd. Dit deel wordt door KPN
aangeduid als all-IP fase 1. Dit betreft vooral investeringen in Ethernet-transmissieapparatuur.
Hierdoor ontstaat een nieuw transmissienetwerk naast het langer bestaande transmissienetwerk met
SDH-technologie. Steeds meer diensten zullen gebruik gaan maken van dit nieuwe
transmissienetwerk. Het tweede deel van all-IP betreft de nieuwe technologie in het netwerk onder
MDF-niveau, het aansluitnetwerk. Dit deel wordt door KPN aangeduid als all-IP fase 2. Door de
WPC-IIa besluit openbare versie 23
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
investeringen hierin is KPN tevens in staat om het merendeel van de MDF-locaties op termijn uit te
faseren.
104. In het EDC-systeem rekent KPN all-IP kosten toe aan verschillende diensten. De aan all-IP fase
1 gerelateerde kosten worden toegerekend aan de diensten die van deze investeringen gebruik
maken of gebruik zullen maken. Het nieuwe Ethernet-transmissienetwerk is gedimensioneerd op
volledige overstap van diensten van de oude naar de nieuwe infrastructuur. De kosten van de voor die
diensten gereserveerde capaciteit worden volledig toegerekend aan die betreffende diensten, ook als
deze nog geen gebruik maken van het nieuwe transmissienetwerk, of als diensten slechts gedeeltelijk
zijn overgezet op het nieuwe netwerk. De all-IP fase 2 kosten worden door KPN toegerekend naar rato
van de boekwaarde van de activa. Daarmee worden de kosten in het EDC-systeem evenredig
toegerekend aan alle diensten.
105. Het voorgaande betekent dat in het EDC-systeem kosten van zowel traditionele als nieuwe (all-
IP) infrastructuur aan de telefonie- en ILL-diensten worden toegerekend. KPN heeft geen kosten van
all-IP infrastructuur aan MDF-diensten toegerekend.
Beoordeling door het college
106. In randnummer 19 van dit besluit heeft het college aangegeven dat kostentoerekening in
beginsel op basis van causaliteit dient plaats te vinden. Hiermee wordt voorkomen dat te veel kosten
aan een bepaalde dienst worden toegerekend. In het kader van all-IP is het college van mening dat
het alleen gerechtvaardigd is om all-IP kosten toe te rekenen aan diensten voor zover de diensten
daadwerkelijk gebruik maken van all-IP infrastructuur. Daarom zal per dienstencategorie moeten
worden bezien of de toerekening van all-IP kosten gerechtvaardigd is. Aangezien er geen all-IP
kosten zijn toegerekend aan MDF, gaat het college hierna in op telefonie- en ILL-diensten.
Telefoniediensten
107. Op grond van het in randnummer 19 van dit besluit beschreven principe van kostencausaliteit
acht het college toerekening van all-IP kosten aan telefoniediensten alleen gerechtvaardigd voor zover
deze diensten ook daadwerkelijk gebruik maken van de all-IP investeringen. Eventuele leegstand of
onderbezetting van all-IP infrastructuur mag om die reden niet in de kostprijs worden verwerkt. Het
college heeft KPN daarom verzocht het EDC-systeem zodanig aan te passen dat de all-IP kosten naar
rato van de bezetting van de betrokken all-IP infrastructuur worden toegerekend.
108. In eerste instantie heeft KPN uitvoering aan dit verzoek gegeven door de VoIP kostprijs30 voor
2008 van toepassing te verklaren op 2007. Hiermee koos KPN voor een pragmatische aanpak voor
het door KPN geconstateerde probleem dat bepaling van de bezettingsgraad van all-IP infrastructuur
zeer lastig was. KPN was daarbij van mening dat er in 2008 zeker sprake zou zijn geweest van een
efficiënte bezetting van de voor de VoIP telefoniedienst relevante all-IP infrastructuur (met name het
30 In het EDC-systeem heeft KPN de kostprijzen van de verkeersdiensten (originating, terminating) bepaald door het gewogen
gemiddelde te nemen van de kostprijzen voor telefonie over de traditionele PSTN infrastructuur en de nieuwe VoIP
infrastructuur. De all-IP kosten zijn toegerekend aan de VoIP kostprijs.
WPC-IIa besluit openbare versie 24
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
VoIP platform). De 2008 kostprijs zou daarom een goede benadering zijn van de kostprijs die zou
ontstaan in een situatie van een efficiënte bezetting van de all-IP infrastructuur.
109. Het college is van oordeel dat de door KPN voorgestelde pragmatische aanpak acceptabel is,
aangezien deze een realistische benadering geeft van een kostprijs bij efficiënte bezetting zonder dat
daarvoor extra onderzoeken, met alle additionele administratieve lasten van dien, nodig zijn.
110. Het college is echter niet met KPN van mening dat de VoIP kostprijs in 2008 een goede
benadering is van een kostprijs die zou ontstaan in een situatie van een efficiënte bezetting van de all-
IP infrastructuur. Aangezien de VoIP volumes gedurende de reguleringsperiode toenemen ligt het veel
meer voor de hand de bezetting gedurende het laatste jaar van de reguleringsperiode, 2011, als de
situatie van efficiënte bezetting te hanteren. Daarom dient in het EDC-systeem de VoIP kostprijs in
2007 gelijk te worden gesteld aan de VoIP kostprijs in 2011.
ILL diensten
111. Ook voor ILL-diensten sluit het college aan bij het in randnummer 19 van dit besluit beschreven
principe van kostencausaliteit. Het college acht toerekening van all-IP kosten aan ILL-diensten alleen
gerechtvaardigd voor zover deze diensten ook werkelijk gebruik maken van de all-IP investeringen.
Het college heeft daarbij geconstateerd dat in het EDC-systeem ILL-diensten all-IP kosten kregen
toegerekend op basis van toekomstig gebruik. Het gaat daarbij om infrastructuur die is aangelegd om
in de toekomst de huurlijnen die nu als ILL-diensten worden aangeboden naartoe te kunnen migreren.
ILL-diensten maken niet of nauwelijks gebruik van de all-IP infrastructuur. Om die reden heeft het
college KPN verzocht het EDC-systeem zodanig aan te passen dat niet langer toerekening van all-IP
kosten aan ILL-diensten plaatsvond.
112. KPN heeft aan dit verzoek uitvoering gegeven door weliswaar de toerekening van all-IP kosten
aan ILL diensten uit het EDC-systeem te verwijderen, maar tegelijkertijd een deel van de niet langer
aan ILL diensten toegerekende all-IP kosten te heralloceren naar andere gereguleerde
wholesalediensten. Hierdoor gingen de kostprijzen van de gereguleerde telefoniediensten omhoog.
113. Het college is van oordeel dat de herallocatie van de aan ILL-diensten toegerekende kosten
naar andere gereguleerde wholesalediensten niet acceptabel is. Zoals hiervoor aangegeven, maken
de ILL-diensten niet of nauwelijks gebruik van deze nieuwe infrastructuur en kan van toerekening aan
ILL-diensten dus geen sprake zijn. De all-IP infrastructuur waar het hier om gaat wordt op dit moment
ook niet door andere diensten gebruikt, aangezien deze infrastructuur is aangelegd om in de toekomst
de huurlijnen die nu als ILL-diensten worden aangeboden naartoe te kunnen migreren. Er is derhalve
sprake van leegstand van deze infrastructuur. Het college is van oordeel dat de met deze leegstand
verband houdende kosten niet in de kostprijzen van gereguleerde wholesalediensten verwerkt mogen
worden. KPN dient het EDC-systeem derhalve zodanig aan te passen dat niet langer toerekening van
all-IP kosten aan ILL-diensten plaatsvindt, zonder dat dit hogere kostprijzen voor andere gereguleerde
wholesalediensten tot gevolg heeft.
WPC-IIa besluit openbare versie 25
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
Conclusie
114. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de
toerekening van all-IP kosten dient plaats te vinden zoals hiervoor door het college beschreven in
randnummers 110 (telefoniediensten) en 113 (ILL-diensten). KPN dient het EDC-systeem
dienovereenkomstig aan te passen.
5.1.5 Index terreinen
Beoordelingspunt
115. De waarde van terreinen en gebouwen speelt een rol bij de kostprijsbepaling van veel diensten,
aangezien de vermogenskosten (boekwaarde x WACC) en afschrijvingen onderdeel zijn van de
kostprijs van deze diensten. In 2006 heeft KPN taxaties van terreinen en gebouwen laten uitvoeren.
KPN heeft namelijk het plan de locaties die op langere termijn niet meer nodig zijn in verband met de
rationalisering van de netwerkarchitectuur (met name all-IP) te verkopen en de gebouwen terug te
leasen gedurende de periode dat ze nog wel nodig zijn.
116. De taxaties hebben geleid tot een herwaardering van de terreinen. In het EDC-systeem komt dit
tot uitdrukking in een forse sprong in de index van terreinen: van XXXXX in 2005 naar XXXXX in 2006
(basisjaar 1988 = 1000). Het college gaat hierna in op twee vraagstukken: 1) is de indexverhoging
redelijk, en 2) hoe dient een verandering van de index in de kostprijzen te worden verwerkt.
117. Wat het eerste punt betreft heeft onderzoek naar de onderbouwing van de indexverhoging de
volgende feiten en inzichten opgeleverd.
118. Ten eerste is in 1989 de index gestart met een waardering van de terreinen op basis van hun
functie als `ondergrond' voor bebouwing met telecomfaciliteiten. De activa zijn dus toentertijd
getaxeerd op basis van hun indirecte opbrengstwaarde als onderdeel van een
telecommunicatienetwerk. Deze waarde vormt het startpunt van de indexreeks. Met andere woorden,
de waardering van de terreinen was objectgebonden. Het uitgangspunt van waardering van de
terreinen op basis van hun functie als `ondergrond' voor bebouwing met telecomfaciliteiten verlaat
KPN in het EDC-systeem in het kader van de indexverhoging in 2006 zonder verdere motivering.
119. Ten tweede is in 2006 de taxatie van de terreinen uitgevoerd op basis van de theoretische
herontwikkelingswaarde. Deze methode houdt rekening met de kosten voor herontwikkeling die de
koper moet maken. Hierbij zijn de terreinen gewaardeerd op basis van de maximaal haalbare directe
opbrengstwaarde (verkoopwaarde), op basis van de meest winstgevende mogelijke herbestemming.
Als bijvoorbeeld de grond ooit een woonbestemming zou kunnen krijgen, is berekend wat een koper
dan maximaal voor de grond zou willen betalen.
120. Ten derde is de berekening van de indexstijging per object gebeurd op grond van een
vergelijking van de 2005 boekwaardes van terreinen en gebouwen met de uitkomsten van de taxaties
in 2006 op basis van herontwikkelingswaarde. De rekensom daarbij is als volgt. De boekwaarde van
een terrein en het gebouw dat daar op staat worden afgetrokken van de nieuwe taxatiewaarde. De
uitkomst hiervan wordt gedeeld door de oude boekwaarde van het terrein en dat levert de factor op
WPC-IIa besluit openbare versie 26
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
waarmee de oude index wordt vermenigvuldigd zodat een geactualiseerde index ontstaat. Daarbij
wordt de waardestijging dus geheel toegedicht aan terreinen (de zogenoemde methode van de
residuele grondwaarde). Dit leidt tot de forse indexstijging van XXXXX naar XXXXX.
121. Ten vierde geldt dat deze methode is gebaseerd op individuele taxaties en niet op
gepubliceerde verifieerbare cijfers, waardoor de juistheid van de berekende index zeer moeilijk te
controleren is. Het college heeft dossiers met taxatierapporten bekeken. Een deel van die dossiers
was echter niet compleet.
122. Wat de verwerking van de indexverhoging betreft, geldt ten eerste dat binnen de in het EDC-
systeem gehanteerde CCA methodiek in combinatie met FCM31 een opwaardering van activa zou
leiden tot een zogenaamde holding gain.32 Deze heeft een kostprijsverlagend effect. Doordat de
opwaardering echter volledig in 2006 heeft plaatsgevonden, en 2006 buiten de reguleringsperiode
valt, blijft het kostprijsverlagende effect van de opwaardering achterwege. Het kostprijsverhogende
effect, namelijk de hogere vermogenskosten, werkt wel in de kostprijzen door. De accountant die het
EDC-systeem heeft gecontroleerd, heeft in zijn rapportage een beperking ten aanzien van deze wijze
van verwerking opgenomen.33
123. KPN stelt dat de indexverhoging in lijn is met de boekhoudkundige IFRS regels, die kort gezegd
bepalen dat activa gewaardeerd moeten worden tegen de hoogste opbrengstwaarde. Doordat de
taxaties en indexverhoging in 2006 hebben plaatsgevonden valt het (eenmalige) voordeel voor de
wholesale klanten van KPN, de kostprijsverlagende effecten van de holding gain, buiten de huidige
kostprijsberekening, terwijl het (structurele) nadeel door hogere vermogenskosten als gevolg van de
opwaardering, wel doorwerkt in de kostprijzen.
Beoordeling door het college
124. De beoordeling door het college heeft zich geconcentreerd op de twee eerder genoemde
vraagstukken, namelijk de redelijkheid van de indexverhoging en de wijze waarop KPN die in het
EDC-systeem heeft verwerkt. Daarbij zijn de regels in paragraaf B.2.4 van Annex B van de relevante
marktanalysebesluiten, waarnaar in randnummer 16 van dit besluit wordt verwezen, door het college
toegepast en nader uitgewerkt.
125. Ten aanzien van de redelijkheid van de indexverhoging geldt dat KPN gelijk heeft met de
stelling dat haar handelswijze conform de algemeen geldende principes en voorschriften voor het
opstellen van de jaarrekening is. Volgens IFRS moeten activa namelijk tegen de hoogste van de
31 In de relevante marktanalysebesluiten en in paragraaf 5.1.1 van dit besluit wordt uitgebreid ingegaan op de betekenis en
werking van CCA in combinatie met FCM. Daar wordt hier kortheidshalve naar verwezen.
32 In randnummer 80 is reeds toegelicht dat de combinatie van CCA en FCM ertoe leidt dat bij negatieve waardeontwikkeling
van kapitaalgoederen KPN een inhaalafschrijving mag doen. Bij een waardestijging werkt dit andersom. In dit geval moet KPN
een negatieve afschrijving doen, die wordt aangeduid met de term holding gain.
33 De accountant meldt hierover: `Onze accountantsverklaring bevat een beperking ter zake van onzekerheid betreffende de
aanvaardbaarheid binnen het regulatorische kader van de verwerking van waardestijging van onroerend goed in het jaar 2006,
buiten de periode 2007-2011 van de WPC Rapportage.'
WPC-IIa besluit openbare versie 27
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
directe en indirecte opbrengstwaarde worden gewaardeerd. De (potentiële) verkoopwaarde van de
terreinen kan daarvoor geschikt zijn. De door het college in de marktanalysebesluiten voorgeschreven
waarderingsmethode voor activa (ten behoeve van de kostprijsberekening) is echter gebaseerd op
technologie-afhankelijke prijsindexering. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van gepubliceerde
indexcijfers. Indien deze niet voorhanden zijn kan KPN de indexering op basis van de huidige prijzen
van de betreffende activa uitvoeren. Het is KPN dus toegestaan de huidige activaprijzen te gebruiken
als algemene indices geen goede weergave vormen van de waardeontwikkeling van de activa. Als
KPN derhalve aannemelijk kan maken dat de activa door het gebruik van de oude
indexeringsmethode ondergewaardeerd zijn geraakt, dan is het terecht dat KPN een alternatieve
methode voorstelt.
126. De methode die KPN in het EDC-systeem voorstelt is echter voor het college niet acceptabel.
Daarvoor zijn verschillende argumenten naar voren te brengen. Het belangrijkste argument is dat
technologie-afhankelijke indexering de waarde van een actief bepaalt door vast te stellen wat de
huidige waarde is van een actief met dezelfde of vergelijkbare functie.34 Indien dit wordt toegepast op
terreinen, is het evident dat herwaardering van objectgebonden (met telecommunicatiegebouwen en -
apparatuur bebouwde) terreinen niet kan plaatsvinden met een index die is gebaseerd op de hoogste
verkoopwaarde van die terreinen, waarbij de terreinen niet langer hun functie binnen het
telecommunicatienetwerk behouden. Reeds om die reden is de door KPN voorgestelde index niet
acceptabel.
127. Bovendien is uit onderzoek van het college gebleken dat bij de hertaxatie soms tamelijk
`speculatieve' aannames zijn gemaakt wat betreft de bestemming, in de zin dat niet zeker is of elk
terrein wel voor de verwachte herontwikkeling in aanmerking kan komen, gezien het
bestemmingsplan. Ook zijn er kritische kanttekeningen te zetten bij de wijze waarop de herwaardering
is uitgevoerd en vastgelegd. Zo bleek tijdens het onderzoek dat er documenten ontbraken. Dit leidt tot
ernstige twijfel ten aanzien van de juistheid van de taxaties en daarmee de indexverhoging.
128. Het college heeft KPN gedurende het proces te kennen gegeven de in het EDC-systeem
gehanteerde terreinenindex niet te kunnen aanvaarden. Daarom heeft het college KPN in de
gelegenheid gesteld een alternatieve index voor te stellen die wel uitgaat van een vergelijkbare functie
van de terreinen en die door KPN voldoende zou worden onderbouwd.
129. KPN heeft hierop een nieuwe index voorgesteld. De belangrijkste vernieuwing bestond uit de
toepassing van een aanpassingsfactor van XXXXX. Die aanpassingsfactor is de uitkomst van een
inschatting van het aantal vierkante meters terrein dat KPN zou moeten aanschaffen om haar huidige
netwerk te kunnen exploiteren. KPN is van mening dat als zij de in het EDC-systeem gehanteerde
terreinenindex met deze factor vermenigvuldigt, er dan voldoende rekening wordt gehouden met het
gebruik van de grond voor telecommunicatiedoeleinden (objectgebonden).
34 Als voorbeeld kan een apparaat worden genoemd dat 1000 handelingen per seconde kan verrichten en voor 100.000 is
aangeschaft. Als een jaar later een apparaat dat dezelfde functie kan verrichten (dus 1000 handelingen per seconde) nog maar
80.000 kost, wordt onder toepassing van CCA de actuele waarde van het eerder aangeschafte apparaat op 80.000 euro
gesteld.
WPC-IIa besluit openbare versie 28
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
130. Bij deze alternatieve index blijven de principiële bezwaren van het college echter bestaan. De
methode neemt namelijk nog steeds de in 2006 uitgevoerde taxaties als uitgangspunt en voldoet
daarmee niet aan de eis van objectgebondenheid. Daarbij is het onduidelijk of in ieder geval
onvoldoende door KPN gemotiveerd waarom de correctiefactor van XXXXX tegemoet komt aan dit
bezwaar van het college. Ook de alternatieve index is daarom voor het college niet aanvaardbaar.
131. Het college stelt zich derhalve op het standpunt dat de door KPN voorgestelde indexen niet
aanvaardbaar zijn. Dit neemt niet weg dat hij het risico onderkent dat de in het vorige EDC-systeem
gehanteerde index leidt tot een waardering van terreinen die op een te laag niveau ligt. Om deze
impasse te doorbreken heeft het college besloten tot een pragmatische oplossing voor dit vraagstuk
die de hoogte van de terreinenindex verbindt met het andere, hiermee samenhangende, element van
de discussie over de terreinenindex, namelijk de vraag op welke wijze de holding gain dient te worden
toegerekend.
132. KPN heeft in het EDC-systeem de opwaardering van de terreinen in 2006 laten vallen,
waardoor de kostprijsverlagende holding gain buiten de kostprijzen voor de komende
reguleringsperiode valt. Daar een hogere terreinenindex wel tot hogere vermogenskosten leidt, acht
het college het redelijk dit te compenseren door toerekening van (een deel van) de holding gain tijdens
de reguleringsperiode. Het college staat KPN daarom toe de terreinenindex zodanig te laten stijgen
dat de hogere vermogenskosten en de toegerekende holding gain elkaar precies compenseren. Deze
oplossing heeft het belangrijke voordeel dat het de mogelijkheid biedt de terreinenindex in het EDC-
systeem te verhogen zodat deze zich meer in de richting van een realistisch niveau beweegt, zonder
dat dit echter direct leidt tot hogere kostprijzen. Daarom dient in het EDC-systeem een eventuele
verhoging van de terreinenindex gepaard te gaan met toerekening van de gehele holding gain en wel
zodanig dat beide effecten elkaar precies compenseren.
133. In reactie hierop heeft KPN laten weten dat de oplossing van het college te complex is om in het
EDC-systeem door te voeren. Het is echter wel mogelijk de index op het oude niveau XXXXX te
handhaven, waarmee hetzelfde effect wordt bereikt als met de oplossing van het college. Aangezien
beide aanpassingen in het EDC-systeem tot dezelfde kostprijzen leiden, acht het college handhaven
van het oude niveau van de terreinenindex een aanvaardbare alternatieve uitwerking.
Conclusie
134. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat de door KPN in het EDC-systeem
voorgestelde terreinenindex, alsmede het door KPN voorgestelde alternatief, niet aanvaardbaar zijn.
De bepaling van de terreinenindex en de verwerking daarvan in het EDC-systeem dient plaats te
vinden zoals hiervoor door het college beschreven in randnummer 133. KPN dient het EDC-systeem
dienovereenkomstig aan te passen.
5.1.6 Return on Sales
Beoordelingspunt
135. In het EDC-systeem hanteert KPN een Return on Sales (RoS) als redelijk rendement voor de
risico's samenhangend met arbeidsintensieve diensten, zoals non-usage diensten voor telefonie en
WPC-IIa besluit openbare versie 29
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
wederverkoopdiensten. Tot op heden heeft de RoS enkel een rol gespeeld bij Wholesale Line Rental
(WLR), waar de RoS onderdeel uitmaakt van de minus als een vergoeding voor de risico's voor de
retailactiviteiten samenhangend met WLR-plichtige aansluitingen.
136. KPN ziet in de uitspraak van het CBb van 12 september 200735 in het kader van de beroepen
tegen het WLR-tariefbesluit aanleiding om ook een RoS te gaan hanteren voor arbeidsintensieve
diensten van haar wholesale bedrijf. KPN meent dat in de uitspraak van het CBb wordt gesteld dat om
de totale kosten voor een wederverkoper te bepalen het niet onredelijk is om rekening te houden met
een RoS, dit omdat het verkopen van een wederverkoopdienst kan leiden tot risico's.
137. Daarnaast haalt KPN de volgende tekst aan uit Annex F van het besluit van het college van 21
december 2005:36
".. een redelijk retailrendement. Voor de retailmarkt wordt een normatief rendement
gehanteerd, waarbij `return on sales' (RoS) als rendementsparameter wordt gebruikt. Deze
parameter past bij het kapitaalextensieve karakter van het retailbedrijf."
Beoordeling door het college
138. Het college acht beide verwijzingen van KPN niet relevant. De tekst in het besluit van het
college van 21 december 2005 verwijst, logischerwijze, naar retailkosten en niet naar de hier aan de
orde zijnde kosten van het wholesalebedrijf van KPN. Daarnaast is de verwijzing naar de CBb
uitspraak incorrect, in die zin dat de passages waarnaar KPN verwijst geen uitspraken zijn van het
CBb zelf, maar door partijen aangevoerde argumenten. In de aangehaalde uitspraak heeft het CBb
namelijk enkel geoordeeld dat het college met de RoS een normatief rendement heeft gehanteerd,
daar waar in het WLR hoofdbesluit stond dat de daadwerkelijke kosten van KPN de basis zouden
vormen voor de berekening van de retail-minus.
139. De RoS is een rendementsvergoeding voor de risico's samenhangend met retail dienstverlening
en heeft geen plaats in een kostensystematiek die wordt gehanteerd om kostprijzen voor
wholesalediensten te bepalen. Zoals toegelicht in randnummer 17 van dit besluit ontvangt KPN binnen
het wholesale domein een WACC op het geïnvesteerde vermogen als vergoeding voor het
beschikbaar stellen van dat vermogen (en voor het risico dat daarbij gelopen wordt). Voor het
beschikbaar stellen van arbeid ontvangt KPN een vergoeding, door middel van de doorberekende
loonkosten.
140. Daarnaast zou het toestaan van een RoS op de arbeidsintensieve diensten van KPN een breuk
zijn met het verleden. Dit is immers in vorige tariefbeoordelingen door het college, zoals in het WPC-I
besluit, ook niet toegestaan.
35 LJN BB3357
36 OPTA/TN/2005/203468
WPC-IIa besluit openbare versie 30
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
Conclusie
141. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat de door KPN in het EDC-systeem
gehanteerde RoS als redelijk rendement voor de risico's samenhangend met arbeidsintensieve
diensten niet in de kostprijzen verwerkt mag worden. KPN dient het EDC-systeem
dienovereenkomstig aan te passen.
5.2 Vaste telefonie
142. Deze paragraaf bevat de voor telefonie specifieke punten van de beoordeling.
5.2.1 Poortkosten
Beoordelingspunt
143. Bij de bepaling van de kostprijzen voor de telefoniediensten worden de kosten van de
switchpoorten niet meegenomen. Deze kosten worden verrekend door middel van een maandelijks
tarief.
144. In het EDC-systeem heeft KPN om de kostprijs van een switchpoort te berekenen de totale aan
switchpoorten toegewezen kosten gedeeld door het aantal in gebruik zijnde switchpoorten.
Beoordeling door het college
145. De kostprijzen voor switchpoorten die in het EDC-systeem zijn berekend zijn ruim verdubbeld
ten opzichte van de kostprijzen die KPN in de vorige reguleringsperiode hanteerde. De reden hiervoor
is dat KPN in het EDC-systeem dat ten grondslag lag aan de WPC-I tarieven de totale aan
switchpoorten toegewezen kosten heeft gedeeld over alle aanwezige switchpoorten. In het thans
voorliggende EDC-systeem heeft KPN echter gemeend de totale kosten alleen te moeten delen over
de in gebruik zijnde switchpoorten.
146. KPN is van mening dat de rekenwijze in het EDC-systeem dat ten grondslag lag aan de WPC-I
tarieven niet juist was en dat deze ook niet aansluit met de wijze waarop de poortkosten in 2001 en
2002 zijn vastgesteld. Volgens KPN komen door de nu gebruikte methodiek de poortkosten weer in
lijn te liggen met de kostentrend van 2000-2002.
147. Het college is echter van oordeel dat de door KPN gehanteerde berekeningswijze van het
alleen toerekenen van kosten aan in gebruik zijnde switchpoorten indruist tegen het belangrijke
uitgangspunt van kostencausaliteit, zoals beschreven in randnummer 19 van dit besluit. Immers, de
door KPN gehanteerde berekeningswijze leidt ertoe dat afnemers meebetalen aan niet in gebruik
zijnde switchpoorten. Van kostencausaliteit is in dat geval geen sprake.
148. Bovendien is de gedeeltelijke leegstand van de switch(poorten) een gevolg van KPN's
beslissing haar netwerk te vernieuwen. In randnummer 23 van dit besluit is reeds verwezen naar de
relevante marktanalysebesluiten waarin het college heeft aangegeven dat de wholesaletarieven van
KPN geen vergoeding mogen omvatten voor de kosten en verliezen die KPN lijdt door stranded assets
WPC-IIa besluit openbare versie 31
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
en leegloop van het oude netwerk als gevolg van het besluit van KPN om haar netwerk te vervangen.
Het college acht het derhalve ook op basis van dit uitgangspunt niet redelijk dat KPN de kosten van
niet in gebruik zijnde switchpoorten in de kostprijzen mag verwerken.
Conclusie
149. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de kostprijzen
van switchpoorten berekend dienen te worden door de totale aan switchpoorten toegewezen kosten te
delen door het totale aantal aanwezige switchpoorten. KPN dient het EDC-systeem
dienovereenkomstig aan te passen.
5.2.2 Projectkosten lokale interconnectie
Beoordelingspunt
150. KPN heeft in het EDC-systeem projectkosten ten behoeve van het mogelijk maken van lokale
interconnectie uit de periode 1998-2001 toegerekend aan de WPC-IIa kostprijzen. KPN stelt dat de
door haar gehanteerde aanpak gerechtvaardigd is omdat er tot dusverre geen lokale interconnectie is
afgenomen en de projectkosten daarom nog niet zijn terugverdiend.
151. Volgens KPN zijn de enige relevante tarieven waaraan de projectkosten uit het verleden konden
zijn toegerekend de lokale verkeerstarieven. De projectkosten maken deel uit van een
meerjarenvenster waarbij KPN vaststelt dat er tijdens de vorige reguleringsperiode (WPC-I) geen
volumes zijn afgenomen, waardoor de kosten dus niet gedekt zijn. Om deze reden heeft KPN de
projectkosten dan ook wederom toegerekend aan opbouw en afgifte. Deze aanpak is volgens haar
consistent met de uitspraak van het CBb van 14 oktober 2008.37
Beoordeling door het college
152. Het college heeft in eerdere besluiten38 reeds geoordeeld dat KPN de projectkosten uit de
periode 1998-2001 niet meer in de kostprijzen mag verwerken. Belangrijk argument was dat KPN,
doordat lokale interconnectie uitbleef en afnemers dus regionaal geïnterconnecteerd bleven, regionale
tarieven in plaats van lokale tarieven heeft ontvangen. Aangezien deze situatie nu nog steeds
voortduurt, verwacht het college dat deze ruimschoots voldoende zijn om de projectkosten mee te
dekken.
153. Bovendien worden meerjarenvensters na afloop van de (meestal vijfjaars-)periode afgesloten.
Indien de gerealiseerde volumes achteraf gezien te laag waren ingeschat, is dit voordelig voor KPN.
Er is immers meer volume afgenomen dan vooraf was ingeschat, wat leidt tot overdekking van de
kosten. Dit werkt andersom ook zo. Indien de gerealiseerde volumes te hoog waren ingeschat,
betekent dit een onderdekking voor KPN. Beide situaties, onder- en overdekking, zullen gemiddeld
genomen even vaak voorkomen en elkaar ongeveer uitmiddelen. Nu er binnen de EDC-systematiek
geen compensatie plaatsvindt voor meerjarenvensters die tot een overdekking van de kosten hebben
37 CBb uitspraak LJN BF8897 d.d. 14 oktober 2008.
38 Met name het zogenaamde EDC-VI besluit van 24 juli 2003, OPTA/IBT/2003/202395.
WPC-IIa besluit openbare versie 32
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
geleid, is het niet redelijk dat KPN niet-gedekte kosten uit een meerjarenvenster met onderdekking in
een nieuw meerjarenvenster stopt. Dit leidt ertoe dat de wholesale afnemers alleen de nadelen van
verschillen tussen prognose en realisatie moeten dragen.
154. In de CBb uitspraak waar KPN naar verwijst heeft het CBb gesteld dat Tele2 ervan uit mocht
gaan dat KPN de projectkosten had toegerekend aan de tariefplafonds voor lokaal verkeer zoals
opgenomen in Annex A van het WPC-I besluit. Het CBb heeft derhalve geoordeeld dat de
projectkosten moeten worden verondersteld als toegerekend aan de WPC-I tarieven, en dat het
college die projectkosten niet in redelijkheid in de vorm van een eenmalig tarief voor lokale
interconnectie in rekening heeft kunnen laten brengen. Op grond hiervan wordt het beroep van Tele2
op dit punt gegrond verklaard.
155. De projectkosten waren echter niet toegerekend aan de WPC-I tarieven. KPN interpreteert de
uitspraak van het CBb zo dat deze kosten nu alsnog aan de WPC-IIa tarieven toegerekend mogen
worden. Het college interpreteert de CBb uitspraak echter anders. De projectkosten moeten worden
verondersteld toegerekend te zijn aan de WPC-I tarieven, en KPN mag deze dus niet opnieuw
toerekenen aan de WPC-IIa tarieven. Bovendien blijven de argumenten van het college uit het eerder
aangehaalde EDC-VI besluit bestaan. De uitspraak van het CBb is hier niet mee in tegenspraak.
Conclusie
156. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem geen lokale
projectkosten uit de periode 1998-2001 aan de kostprijzen toegerekend mogen worden. KPN dient het
EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.2.3 CPS mutatiedienst
Beoordelingspunt
157. De CPS (en WLR) dienstverlening heeft als doel concurrentie op de markt voor
verkeersdiensten mogelijk te maken. In de onderstaande tabellen worden voor een belangrijk element
uit de CPS business case, namelijk de CPS mutatiedienst, de uitkomsten van de EDC-beoordeling uit
de vorige reguleringsperiode (WPC-I) vergeleken met hetgeen KPN heeft aangeleverd voor de
komende reguleringsperiode (WPC-II):
2004 2005 2006 2007 2008
Totale kosten XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX
WPC-I Mutaties XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX
Kostprijs XXXXX XXXXX 0,29 0,27 0,27
2007 2008 2009 2010 2011
Totale kosten XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX
WPC-IIa Mutaties XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX XXXXX
Kostprijs XXXXX 1,93 2,41 3,06 3,38
Tabel Overzicht kosten en mutaties voor WPC-I en WPC-IIa
WPC-IIa besluit openbare versie 33
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
Beoordeling door het college
158. Het valt op dat de ten tijde van WPC-I gemaakte kostenprognoses voor 2007 en 2008 veel
lager zijn dan de in WPC-IIa gerapporteerde gerealiseerde kosten in 2007 en prognose voor 2008.
Wanneer bijvoorbeeld de prognose voor 2007 uit WPC-I wordt vergeleken met de daadwerkelijke
kosten die KPN opgeeft in WPC-IIa dan is er sprake van ruim een verdubbeling van de kosten, terwijl
de volumes bijna XXXXX lager zijn.
159. Naar het oordeel van het college is hier sprake van het door KPN niet efficiënt inrichten van
deze dienstverlening met als gevolg hoge kosten voor haar concurrenten. Immers, deze dienst biedt
KPN enkel aan ten behoeve van haar concurrenten en wordt door haar zelf niet afgenomen.In dit
geval is er naar het oordeel van het college dan ook sprake van inefficiënties zoals bedoeld in
randnummer 22 van dit besluit, waarvoor geldt dat deze niet in de tarieven verwerkt mogen worden.
160. De concurrenten van KPN hebben tot op heden hun business case voor het aanbieden van
CPS gebaseerd op de tarieven van WPC-I. Uit gegevens die het college van marktpartijen heeft
ontvangen blijkt dat met de door KPN in de EDC-rapportage gepresenteerde kostprijzen deze
business case niet haalbaar is, waardoor er geen sprake zal zijn van effectieve concurrentie.
161. Het college acht het onredelijk dat de concurrenten van KPN de rekening moeten betalen nu
het KPN kennelijk niet is gelukt de eerder geprognosticeerde efficiëntieslagen te maken. Bovendien
staan de nu door KPN voorgestelde kostprijzen in geen enkele verhouding tot het kostprijsverloop dat
KPN tijdens WPC-I heeft voorgespiegeld. Hierdoor worden concurrenten plotseling geconfronteerd
met kostprijzen die hun business case, die voor een belangrijk deel is gebaseerd op het eerder door
KPN gepresenteerde tariefverloop, in ernstige mate schaden.
162. Om de bovengenoemde redenen acht het college de kosten die KPN in haar huidige rapportage
heeft opgeleverd niet redelijk. In plaats hiervan is het KPN toegestaan de kosten zoals ten tijde van
WPC-I geprognosticeerd voor 2007 aan de CPS mutatie dienstverlening toe te rekenen.
163. Daarnaast ziet het college een risico dat KPN, omdat zij de CPS mutatiedienst zelf niet afneemt,
zelf onvoldoende zal ondernemen om de kosten op een redelijk niveau te houden. De
kostenontwikkelingen in bovenstaande tabellen tonen aan dat dit risico zeer reëel is. Daarom acht het
college het redelijk van KPN te mogen verwachten dat gedurende de reguleringsperiode de kosten
zich volgens dezelfde lijn als de volumes (het aantal mutaties) zullen bewegen. Dit betekent dat het
college de door KPN geprognosticeerde kosten voor de periode 2008-2011 slechts efficiënt acht voor
zover deze in dezelfde verhouding met de volumes staan als het geval is in 2007.
164. Tevens is het college van oordeel dat de hiervoor bedoelde kosten proportioneel door KPN
dienen te worden gedragen. In randnummer 20 van dit besluit is in dit verband verwezen naar Annex
A van de relevante marktanalysebesluiten. In het kader van kostenoriëntatie is in de randnummers 15-
21 van Annex A van de relevante marktbesluiten een voorkeur uitgesproken voor causale toerekening
van kosten, waarbij het college echter een uitzondering maakt voor wholesalespecifieke kosten.
Hierover stelt het college onder andere het volgende:
WPC-IIa besluit openbare versie 34
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
17. Rekening houdend met de omstandigheden van een specifiek geval, kan ten aanzien van
bepaalde (typen) kosten causale toerekening echter tot suboptimale uitkomsten leiden. Om de
geconstateerde concurrentieproblemen te voorkómen, kan het in een dergelijk geval dan beter
zijn om af te wijken van kostencausaliteit. Dit is met name het geval bij wholesalespecifieke
kosten.
18. Wholesalespecifieke kosten betreffen de kosten die KPN maakt in verband met een
verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot door het college bepaalde vormen van
toegang. Op basis van causale kostentoerekening zouden deze kosten via de
wholesaletarieven volledig voor rekening van de om toegang verzoekende aanbieders komen.
Dit betekent dat deze aanbieders met een extra kostenpost geconfronteerd zouden worden,
waardoor het voor hen moeilijker zo niet onmogelijk zou worden om te concurreren met KPN,
die deze kosten voor haar eigen dienstverlening niet hoeft te maken. KPN heeft hierdoor een
kostenvoordeel ten opzichte van haar concurrenten en kan marges van concurrenten
uithollen, waardoor er geen sprake is van een gelijkwaardig speelveld. Dit betekent dat
kostencausaliteit tot een uitkomst leidt die op gespannen voet staat met de doelstelling van
duurzame concurrentie, en dat overwogen moet worden dat de betreffende kosten op basis van
een ander principe dan causaliteit worden toegerekend. Ook heeft KPN bij causale toerekening
van dit type kosten geen prikkel om deze kosten te minimaliseren.
19. Voor dit type kosten verdient proportionele toerekening de voorkeur. Bij proportionele
toerekening draagt KPN naar evenredigheid bij aan deze kosten. Op die manier wordt marge-
uitholling voorkomen en worden alternatieve aanbieders dus niet op achterstand ten opzichte
van KPN gezet, maar ontstaat juist een gelijkwaardig speelveld. Hierdoor zijn alternatieve
aanbieders in staat zijn om op gelijke voet met KPN in de retailmarkt te concurreren, hetgeen
ten goede komt aan de eindgebruikers. Ten slotte geeft proportionele toerekening ook een
stimulans aan KPN om deze kosten te beheersen.
165. Op 12 september 2007 heeft het CBb uitspraak gedaan39 in het beroep tegen het WLR-
tariefbesluit van 15 december 2006.40 Ten aanzien van de wholesalespecifieke kosten heeft het CBb
het volgende overwogen:
9.2.1 In grief 2.1 betoogt KPN dat OPTA niet bevoegd was om over te gaan tot niet-causale
toerekening van wholesalespecifieke kosten. Het College volgt dit betoog niet. Het College deelt
de opvatting van OPTA en KPN dat artikel 6a.7 Tw, dat ziet op de verplichtingen met betrekking
tot kosten en kostenoriëntatie, een causale toerekening van kosten tot uitgangspunt neemt.
OPTA heeft in dit kader echter terecht eveneens gewezen op de doelstellingen die zijn
neergelegd in artikel 1.3, eerste lid, Tw, waaronder het bevorderen van concurrentie. In
gevallen waarin (een voldoende mate van) infrastructuurconcurrentie in de reguleringsperiode
niet valt te verwachten, kan de gewenste concurrentie een vorm van dienstenconcurrentie zijn.
Er kunnen zich omstandigheden voordoen waaronder een zuiver causale toerekening van
39 LJN:BB3357
40 OPTA/TN/2006/203318
WPC-IIa besluit openbare versie 35
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
wholesalespecifieke kosten in de weg staat aan het realiseren van dit doel. Als de concurrenten
van een onderneming met aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) deze wholesalespecifieke
kosten volledig zelf dienen te dragen, kan dit het bereiken van een level playing field
belemmeren. De business case van de concurrenten van de onderneming met AMM kan
dermate onaantrekkelijk worden dat zij niet zullen toetreden tot de markt en de gewenste
concurrentie niet tot stand wordt gebracht. Ingevolge artikel 6a.7 Tw kan OPTA aan een
onderneming met AMM een verplichting opleggen betreffende het beheersen van de tarieven
voor het door die partij verlenen van toegang, onder meer in de zich hier voordoende situatie
waarin deze onderneming de marges van haar concurrenten kan uithollen. Dit artikel verleent
OPTA de bevoegdheid in te grijpen in tarieven voor zover dit nodig is voor het kunnen ontstaan
van een concurrerende markt. Het feit dat uit de toelichting op voornoemd artikel in de door
KPN aangehaalde memorie van toelichting blijkt dat de wetgever causale toerekening voorop
heeft gesteld, staat er niet aan in de weg dat in situaties als hierboven omschreven OPTA
bevoegd is om in afwijking van dit uitgangspunt tot een vorm van proportionele toerekening van
wholesalespecifieke kosten te komen. Grief 2.1 van KPN is derhalve ongegrond.
166. Ook in diverse andere documenten, waarvan de belangrijkste hieronder worden aangehaald,
worden argumenten genoemd die een afwijking van causale toerekening toestaan. Daarnaast heeft
het college in een aantal eerdere gevallen gekozen voor proportionele toerekening. Ook de daarbij
gehanteerde argumenten zijn relevant.
167. In de door de IRG uitgebrachte PIB inzake retail-minus (hierna: RM-PIB)41 wordt in hoofdstuk
4.3, paragraaf 6, ingegaan op proportionele toerekening van wholesalespecifieke kosten. Daarin wordt
aangegeven dat een NRA42 kan overwegen een deel van de additionele kosten die ontstaan bij het
aanbieden van een wholesale- in plaats van een retaildienst ook door te berekenen aan de leverancier
van de wholesaledienst. Deze benadering is volgens de RM-PIB meer gerechtvaardigd als de klanten
van de leverancier ook profiteren van toegenomen concurrentie in de retailmarkt.
168. Wik-consult43 geeft in haar rapport over WLR aan dat de implementatiekosten voor WLR
worden gemaakt om concurrentie mogelijk te maken en dat deze gedragen dienen te worden door
zowel de incumbent als de WLR-afnemers. De argumentatie daarbij is dat de concurrentie verstoord
wordt als deze kosten alleen door de WLR-afnemers gedragen worden. Uiteindelijk zullen
eindgebruikers dan niet kunnen profiteren van een toename van de concurrentie. Dit geldt zowel voor
de eindgebruikers van een WLR-afnemer als voor de eindgebruikers van een incumbent.
41 IRG Public Consultation document, Principles of implementation and best practice regarding the implementation and use of
retail minus pricing as applied to electronic communication activities, januari 2006.
42 NRA staat voor National Regulatory Authority.
43 Wik-consult, Wholesale line rental as a potential remedy on the market for fixed telephony, 27 oktober 2004.
WPC-IIa besluit openbare versie 36
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
169. Ofcom44 heeft proportionele toerekening bij WLR toegepast op een deel van de kosten. Ofcom
hanteert bij deze keuze principes zoals kostenminimalisatie, effectieve concurrentie, verdeling van de
voordelen en praktische uitvoerbaarheid.
170. Ook het college heeft proportionele toerekening reeds toegepast in eerdere besluiten:
a) In het WLR-tariefbesluit uit 200845 heeft het college KPN opgedragen de
wholesalespecifieke kosten proportioneel toe te rekenen om de volgende redenen:
"Gesteund door de ontwikkelingen sinds eind 2006, is het college van oordeel dat het met
de wholesalespecifieke kosten samenhangende verstorende effect op de concurrentie wordt
weggenomen als het retailbedrijf van KPN in proportionele mate bijdraagt aan de
wholesalespecifieke kosten. Immers, met proportionele toerekening vervalt allereerst de
kostenasymmetrie tussen KPN en WLR-afnemers en ontstaat in veel grotere mate een level
playing field. Voorts kunnen efficiënte WLR-afnemers bij proportionele toerekening van
wholesalespecifieke kosten een redelijk rendement realiseren. Er is dan een business case
voor marktpartijen, waardoor deze tot de markt toetreden en concurrentie zich kan
ontwikkelen. Hiervan kunnen de eindgebruikers profiteren. Dit geldt ook voor de
eindgebruikers van KPN, op het moment dat KPN, als gevolg van deze concurrentie, zich
genoodzaakt ziet haar prijzen te verlagen." Het college achtte het onwaarschijnlijk dat er
voor concurrenten een business case was indien de wholesalespecifieke kosten causaal
aan de WLR-afnemers zouden worden toegerekend;
b) In het document inzake de retailregulering 2002-200646 besluit het college: "om KPN te
verplichten tot een proportionele toerekening aan haar eigen retail verkeer van de in haar
EDC-model en haar EDC-rapportage onderkende direct toewijsbare C(P)S kosten en
gezamenlijke kosten (bestaande uit de kosten voor wholesale billing, voor de Carrier
Services organisatie en de `interest on receivables')." Het college wilde daarmee de
kostenasymmetrie tussen KPN's retailbedrijf en andere aanbieders oplossen en daarnaast
KPN een stimulans geven om de wholesalespecifieke kosten te minimaliseren;
c) In het colocatiebesluit47 heeft het college geoordeeld dat de project- en gezamenlijke kosten
ook proportioneel aan KPN `colocaties' toegerekend dienen te worden. Dit sluit aan bij de
kostentoerekeningssystematiek voor alle andere ULL tarieven waar reeds van begin af aan
volledige proportionaliteit wordt toegepast.
171. Uit het voorgaande blijkt dat de specifieke omstandigheden die voor een eventuele keuze voor
proportionele toerekening van belang zijn, zich centreren rond de vraag of de concurrentie zich bij
44 Ofcom, Wholesale line rental: reviewing and setting charge ceilings for WLR services, 9 november 2005.
45 Tariefregulering Wholesale Line Rental, 8 september 2008 (OPTA/AM/2008/201839).
46 Maatregelen op wholesale niveau, stand van zaken, 27 juni 2002, (OPTA kenmerk: OPTA/EGM-IBT/2002/201712)
47 Goedkeuringsbesluit kostentoerekeningssystematiek Periodieke dienstverlening co-locatie periode 2004/2005, 27 maart 2006
(OPTA/TN/2006/200598)
WPC-IIa besluit openbare versie 37
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
causale kostentoerekening voldoende kan ontwikkelen en of er dan in voldoende mate sprake is van
een level playing field.
172. CPS is (evenals WLR) een dienst waarvoor bij uitstek geldt dat de kosten in aanmerking komen
voor proportionele toerekening. Ten eerste komen bij causale kostentoerekening de kosten via de
wholesaletarieven volledig voor rekening van de om toegang verzoekende aanbieders. Dit betekent
dat een dergelijke aanbieder met een extra kostenpost geconfronteerd wordt, waardoor het voor deze
aanbieder moeilijker zo niet onmogelijk wordt om te concurreren met KPN, die deze kosten voor haar
eigen dienstverlening niet hoeft te maken. KPN krijgt hierdoor een kostenvoordeel ten opzichte van
haar concurrenten en kan de marges van concurrenten uithollen, waardoor er geen sprake is van een
gelijkwaardig speelveld. Dit betekent dat kostencausaliteit tot een uitkomst leidt die op gespannen
voet staat met de doelstelling van concurrentie, en dat overwogen moet worden dat de betreffende
kosten op basis van een ander principe dan causaliteit worden toegerekend. Dit blijkt ook uit
onderstaande tabel:48
WPC-I tarief Causale toerekening Proportionele toerekening
2008 2009 2011 2009 2011
0,27 XXXXX 0,39 XXXXX 0,28
Tabel Overzicht uitkomsten kostentoerekeningsmethodes CPS mutatie
173. Hieruit blijkt dat indien KPN de kosten causaal zou toerekenen, het tarief nog altijd zou stijgen
met 44%, hetgeen de business case van de om toegangverzoekende partijen ernstig zal schaden. Per
nummer dat een concurrent van KPN wenst over te nemen dienen vier mutaties te worden
doorgevoerd. Dit houdt in dat bij causale toerekening van de kosten het tarief per nieuwe klant stijgt
van het huidige 1,08 naar 1,56.
174. Ten tweede heeft KPN bij causale toerekening van dit type kosten geen prikkel om deze kosten
te minimaliseren. Immers, deze kosten zullen volledig gedragen moeten worden door haar
concurrenten. Juist door deze proportioneel toe te rekenen ontstaat er ook voor KPN een prikkel om
de kosten te beheersen, daar waar een causale toerekening eerder leidt tot een prikkel om de kosten
te vergroten (raising rivals cost). Dat dit een reëel gevaar is blijkt uit het in de tabel hierboven (in
randnummer 157) getoonde verschil tussen het geprognosticeerde verloop in de kosten voor de dienst
ten tijde van WPC-I en de in WPC-IIa door KPN aan de dienst toegerekende kosten.
175. Zonder proportionele toerekening van de wholesalespecifieke kosten bij CPS mutatie acht het
college het onwaarschijnlijk dat de opgelegde verplichting effectief zal zijn en de beoogde mate van
concurrentie van kracht zal blijven.
48 Voor de duidelijkheid is het effect van de overige in dit besluit opgenomen aanpassingen in het EDC-systeem reeds verwerkt
in de kostprijzen in de tabel.
WPC-IIa besluit openbare versie 38
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
Conclusie
176. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem kosten aan de
CPS mutatiedienst toegerekend dienen te worden zoals hiervoor door het college beschreven in
randnummers 162 en 163. Tevens dienen de aan de CPS mutatiedienst toegerekende
wholesalespecifieke kosten proportioneel te worden toegerekend. KPN dient het EDC-systeem
dienovereenkomstig aan te passen.
5.2.4 WLR overstapdienst
Beoordelingspunt
177. Bij de dienst WLR overstap is er sprake van een gereguleerde toegangsdienst die KPN verplicht
het voor andere aanbieders mogelijk te maken via administratieve wederverkoop van de aansluiting
deze ook te kunnen aanbieden. De door KPN met het EDC-systeem berekende kostprijzen leiden tot
het volgende tariefverloop:
Huidig tarief (2008) Start WPC-IIa (2009) Eind WPC-IIa (2011)
3,20 12,42 8,45
Beoordeling door het college
178. Net als voor de CPS mutatiedienst acht het college proportionele toerekening voor de WLR
overstapdienst noodzakelijk. Voor de motivering verwijst het college in de eerste plaats naar de
randnummers 164 tot en met 171 van dit besluit. Deze motivering acht het college eveneens van
toepassing op de WLR overstapdienst.
179. Daaraan voegt het college toe dat de door KPN in het EDC-systeem gehanteerde causale
kostentoerekening leidt tot een stijging in de tarieven van 3,20 in 2008 naar 12,42 in 2009 (zie
bovenstaande tabel), hetgeen overeenkomt met een prijsstijging van 288%. Hiermee wordt de
business case voor WLR-afnemers dusdanig geschaad dat het onwaarschijnlijk is dat ze nog op
effectieve wijze kunnen concurreren met KPN. Dit betekent dat ook hier kostencausaliteit leidt tot een
uitkomst die op gespannen voet staat met de doelstelling van concurrentie, en dat er om deze reden
afgeweken dient te worden van causale toerekening van de kosten, ten faveure van proportionele
toerekening.
180. Op verzoek van het college heeft KPN proportionele toerekening in het EDC-systeem
toegepast. De resultaten hiervan waren als volgt:
Causale toerekening Proportionele toerekening
Huidig tarief Start WPC-IIa Eind WPC-IIa Start WPC-IIa Eind WPC-IIa
(2008) (2009) (2011) (2009) (2011)
3,20 12,42 8,45 3,75 8,45
181. Opvallend in de tabel is dat proportionele toerekening alleen effect heeft op het starttarief van
de WPC-II reguleringsperiode en niet op het eindtarief. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat KPN in
WPC-IIa besluit openbare versie 39
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
het EDC-systeem twee cashflowvensters hanteert om de kosten voor de WLR overstapdienst toe te
rekenen: één cashflowvenster voor 2007-2009 en één voor 2010-2012. Voor het eerste venster had
KPN eenmalig al haar lijnen virtueel gemigreerd, waardoor er sprake was van een proportionele
toerekening van de kosten. KPN achtte het niet reëel om voor het cashflowvenster van 2010-2012
wederom al haar lijnen virtueel te migreren, dit was namelijk reeds in het eerste venster al een keer
gebeurd.
182. Het college acht het onwenselijk dat er door KPN's methode van kostentoerekening geen
sprake is van proportionele toerekening van de kosten voor de periode 2010-2011. De kostprijs van
de WLR overstapdienst zal hierdoor dusdanig sterk stijgen (naar 8,45, zie tabel) dat er geen sprake
is van een level playing field en er voor de WLR-afnemers ook geen business case meer zal zijn.
183. Door één cashflowvenster te hanteren wordt ervoor gezorgd dat de toerekening van kosten
beter aansluit bij de huidige reguleringsperiode: het cashflowvenster loopt nu ten einde wanneer
tevens zowel de huidige WLR verplichting als de WPC-II reguleringsperiode ten einde lopen.
Daarnaast is een cashflowvenster van vijf jaar, in plaats van drie jaar, ook een meer gebruikelijke
periode voor cashflowvensters in het EDC-systeem.
184. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitkomsten van de verschillende
kostentoerekeningsmethoden en toont aan dat het hanteren van één cashflowvenster tot de minste
tariefschommelingen leidt:
Proportionele toerekening Proportionele toerekening
Causale toerekening met twee cashflowvensters met één cashflowvenster
Start Eind
Huidig tarief Start WPC- Eind WPC-IIa Start WPC- Eind WPC-IIa
WPC-IIa WPC-IIa
(2008) IIa (2009) (2011) IIa (2009) (2011)
(2009) (2011)
3,20 12,42 8,45 3,75 8,45 4,00 4,19
Tabel Overzicht uitkomsten kostentoerekeningsmethoden WLR overstap
Conclusie
185. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de aan de
WLR overstapdienst toegerekende wholesalespecifieke kosten proportioneel dienen te worden
toegerekend. Tevens dient voor de kostentoerekening één cashflowvenster, lopend van 2007-2011,
gehanteerd te worden. KPN dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.3 Interconnecterende huurlijnen
186. Deze paragraaf bevat de voor interconnecterende huurlijnen (hierna: ILL) specifieke punten van
de beoordeling.
WPC-IIa besluit openbare versie 40
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
5.3.1 Herallocatie VVE naar VVA
Beoordelingspunt
187. De door KPN in haar EDC-rapportage voorgestelde eenmalige ILL tarieven (ILL VVE's) liggen
op een fors hoger niveau dan de huidige49 tarieven. Dit heeft twee belangrijke oorzaken. In de eerste
plaats ligt aan de huidige (WPC-I) tarieven een herallocatie ten grondslag die bepaalde kosten heeft
geheralloceerd van de VVE's naar de maandelijkse tarieven (VVA's). In de tweede plaats ligt aan de
huidige (WPC-I) tarieven een incorrecte rekenwijze van KPN ten grondslag die als effect had dat de
voor de berekening van de ILL VVE kostprijzen gehanteerde normuren hoger lagen dan in
werkelijkheid het geval was. Overigens werden deze hogere normuren precies gecompenseerd door
te laag vastgestelde uurtarieven, waardoor de incorrecte rekenwijze geen effect had op de totaal aan
ILL toegerekende kosten.
Beoordeling door het college
188. Om onnodige tariefschokken zo veel mogelijk te voorkomen, is het college, mede vanuit het
oogpunt van consistentie met de vorige reguleringsperiode, van oordeel dat de herallocatie van kosten
tussen de VVE en VVA tarieven opnieuw in het EDC-systeem doorgevoerd dient te worden.
189. Door de incorrecte rekenwijze van KPN die ten grondslag ligt aan de huidige (WPC-I) tarieven
zal bedoelde herallocatie echter nog steeds tot een forse verhoging van de VVE's leiden. Het college
heeft overwogen KPN de VVE's op dezelfde incorrecte wijze te laten berekenen als zij in de vorige
reguleringsperiode had gedaan, maar heeft hier vanaf gezien om te voorkomen dat fouten uit het
verleden naar het heden geïmporteerd worden. In plaats daarvan heeft het college KPN verzocht de
kostprijzen van de eenmalige ILL-diensten op hetzelfde niveau te houden, en de hierdoor niet-gedekte
kosten toe te rekenen aan de periodieke kostprijzen.
190. Het college beoogt met deze aanpassing in het EDC-systeem de forse verhogingen in de ILL
VVE tarieven te voorkomen, zonder dat KPN hiervoor incorrecte rekenwijzen uit het verleden opnieuw
hoeft toe te passen. Bovendien is dit een kostenneutrale aanpassing, aangezien het slechts een
herallocatie van kosten betreft.
Conclusie
191. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de kostprijzen
van de ILL VVE diensten tot tarieven moeten leiden die gelijk zijn aan de huidige tarieven. De hierdoor
niet-gedekte kosten dienen aan de kostprijzen van de ILL VVA diensten te worden toegerekend. KPN
dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.4 Colocatie
192. Deze paragraaf bevat de voor colocatie specifieke punten van de beoordeling.
49 Met de huidige tarieven worden de laatste tarieven bedoeld die golden voordat het WPC-II systeem in werking trad.
WPC-IIa besluit openbare versie 41
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
5.4.1 Lengte koppelkabels inpandige colocatie
Beoordelingspunt
193. KPN is bij het opstellen van de berekening van de gemiddelde lengte van koppelkabels voor
inpandige colocatie uitgegaan van de gemiddelde lengte van koppelkabels geleverd aan derden
(externe leveringen), wat leidt tot een gemiddelde lengte van (afgerond) XXXXX meter. KPN gebruikt
echter zelf ook koppelkabels (interne leveringen), die ze niet in de berekening van de gemiddelde
lengte heeft meegenomen.
Beoordeling door het college
194. Het college is van oordeel dat uit de verplichtingen tot non-discriminatie en kostenoriëntatie
gezamenlijk volgt dat de interne leveringen ook dienen te worden meegenomen bij het bepalen van
een gemiddelde lengte. Immers, uit de non-discriminatie verplichting volgt dat de tarieven voor interne
en externe leveringen gelijk dienen te zijn. Uit de verplichting tot kostenoriëntatie volgt dat dit tarief
kostengeoriënteerd dient te zijn. Uit beide verplichtingen tezamen volgt dat de kostprijs berekend dient
te worden op basis van de gemiddelde kostprijs van intern en extern geleverde kabels, ofwel
berekend moet worden op basis van de gemiddelde lengte van interne en externe kabels.
195. KPN heeft tijdens het beoordelingstraject inzichtelijk gemaakt dat de gemiddelde lengte van
interne en externe koppelkabels XXXXX meter is.
Conclusie
196. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de
gemiddelde lengte van koppelkabels voor inpandige colocatie op XXXXX meter gesteld dient te
worden. KPN dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.4.2 Post onvoorzien/meerwerk
Beoordelingspunt
197. De post onvoorzien/meerwerk wordt door KPN in het EDC-systeem opgevoerd als opslag op de
kostprijzen voor additionele koppelkabels. KPN motiveert deze post door aan te geven dat er een
verwachte gemiddelde hoeveelheid meerwerk nodig zal zijn bij het aanleggen van additionele
koppelkabels. Dit meerwerk betreft extra kabelgoten en muurdoorgangen in die gevallen waarin bij de
aanleg van de additionele koppelkabel blijkt dat de oorspronkelijke kabelgoot vol is. Het verwachte
meerwerk percentage bedraagt XXXXX en is gebaseerd op kosten gemaakt in 2005. Volgens KPN is
die periode representatief, in tegenstelling tot 2006-2007, omdat er in deze jaren slechts een klein
aantal additionele koppelkabels is aangelegd.
Beoordeling door het college
198. Naar het oordeel van het college zijn de kosten gemaakt in 2005 niet representatief voor de
kosten die zullen voorkomen in de aanstaande reguleringsperiode, aangezien de noodzaak om een
extra kabelgoot aan te leggen gedaald zal zijn in de afgelopen jaren, en verder zal afnemen door de
daling van het aantal MDF aansluitingen. Er zal dus juist capaciteit vrijkomen in de colocatie ruimte.
WPC-IIa besluit openbare versie 42
Beoordeling EDC-kostentoerekeningssysteem
199. Het college verwacht derhalve niet dat KPN de met de post onvoorzien/meerwerk verband
houdende kosten werkelijk zal maken, waarmee, zoals beschreven in randnummer 19 van dit besluit,
niet aan de voorwaarde van causaliteit wordt voldaan. Het college acht het daarom niet juist een op
gegevens uit 2005 gebaseerde opslag van XXXXX standaard in de kostprijs van een additionele
koppelkabel op te nemen.
Conclusie
200. Op grond van het voorgaande is het college van oordeel dat in het EDC-systeem de post
onvoorzien/meerwerk uit de kostprijzen van additionele koppelkabels verwijderd dient te worden. KPN
dient het EDC-systeem dienovereenkomstig aan te passen.
5.5 Aanpassing EDC-systeem
201. KPN heeft de in dit hoofdstuk door het college gemotiveerde aanpassingen in het EDC-systeem
doorgevoerd. Op 7 augustus 200950 heeft KPN het college op de hoogte gesteld van de kostprijzen
voor 2007 en 2011 die uit dit aangepaste EDC-systeem volgen.
5.6 Conclusie
202. Op grond van het voorgaande keurt het college het wholesalekostentoerekeningssysteem van
KPN zoals bedoeld in randnummer 201 goed.
203. In Annex A van dit besluit zijn de tariefplafonds opgenomen die zijn berekend conform de in
hoofdstuk 3 beschreven stappen. Deze plafonds voldoen aan de voorschriften in Annex C van de
relevante marktanalysebesluiten.
50 Kenmerk: WOPC/2009/048.
WPC-IIa besluit openbare versie 43
Dictum
6 Dictum
I. Gelet op de in de relevante marktanalysebesluiten aan KPN opgelegde verplichtingen tot het
hanteren van kostengeoriënteerde tarieven en het hanteren van een door het college goed te keuren
kostentoerekeningssysteem en gelet op hetgeen in verband met deze verplichtingen in het
onderhavige besluit is overwogen:
a. keurt het college het wholesale kostentoerekeningssysteem van KPN zoals bedoeld in
randnummer 201 van dit besluit goed voor de in Annex A van dit besluit genoemde diensten;
b. stelt het college de kostengeoriënteerde tarieven vast op het (maximale) niveau van de
tariefplafonds in Annex A van dit besluit; deze gelden met ingang van 1 januari 2009;
II. Voor NIT-testen, nummerimplementatie, aanmaken bundels en aanmaken/herconfiguratie routering
gelden de in Annex B opgenomen voorschriften.
III. De datum van inwerkingtreding van dit besluit is PM.
HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,
namens het college,
mr. C.A. Fonteijn, voorzitter
WPC-IIa besluit openbare versie 44
Dictum
Annex A Tariefplafonds
204. In onderstaande tabel zijn de tariefplafonds voor alle diensten en dienstelementen opgenomen.
Alle bedragen zijn exclusief BTW.
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul11-einde
jul10 jul11
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL 64 kbps regional service euro 334,00 334,00 334,00 334,00
KPN ILL 128 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 192 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 256 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 384 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 512 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 1984 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 2048 kbps local service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 2048 kbps regional service euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 2048 kbps LEP-CP service euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL 64 kbps regional service euro 154,00 154,00 154,00 154,00
KPN ILL 128 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 192 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 256 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 384 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 512 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 1984 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 2048 kbps local service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 2048 kbps regional service euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 2048 kbps LEP-CP service euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL Mutatiedienst Verhuizing
KPN ILL 64 kbps regional service euro 488,00 488,00 488,00 488,00
KPN ILL 128 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 192 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 256 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 384 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 512 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 1984 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 2048 kbps local service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 2048 kbps regional service euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 2048 kbps LEP-CP service euro 267,00 267,00 267,00 267,00
WPC-IIa besluit openbare versie 45
Dictum
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul11-einde
jul10 jul11
KPN ILL Mutatiedienst Interne Verplaatsing
KPN ILL 64 kbps regional service euro 376,00 376,00 376,00 376,00
KPN ILL 128 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 192 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 256 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 384 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 512 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 1984 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 2048 kbps local service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 2048 kbps regional service euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 2048 kbps LEP-CP service euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL tie cable VC12 & VC3 access group service euro 130,00 130,00 130,00 130,00
KPN ILL tie cable smallband access group service euro 130,00 130,00 130,00 130,00
KPN ILL broadband access group service euro 130,00 130,00 130,00 130,00
KPN ILL smallband access group service euro 130,00 130,00 130,00 130,00
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL tie cable VC12 & VC3 access group service euro 87,00 87,00 87,00 87,00
KPN ILL tie cable smallband access group service euro 87,00 87,00 87,00 87,00
KPN ILL broadband access group service euro 87,00 87,00 87,00 87,00
KPN ILL smallband access group service euro 87,00 87,00 87,00 87,00
KPN ILL Mutatiedienst Verhuizing
KPN ILL tie cable VC12 & VC3 access group service euro 217,00 217,00 217,00 217,00
KPN ILL tie cable smallband access group service euro 217,00 217,00 217,00 217,00
KPN ILL broadband access group service euro 217,00 217,00 217,00 217,00
KPN ILL smallband access group service euro 217,00 217,00 217,00 217,00
KPN ILL Mutatiedienst Interne Verplaatsing
KPN ILL tie cable VC12 & VC3 access group service euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL tie cable smallband access group service euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL broadband access group service euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL smallband access group service euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium a euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium a euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium b euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium b euro 155,00 155,00 155,00 155,00
WPC-IIa besluit openbare versie 46
Dictum
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul11-einde
jul10 jul11
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium a euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium a euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium b euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium b euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL Mutatiedienst Verhuizing
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium a euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium a euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium b euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium b euro 267,00 267,00 267,00 267,00
KPN ILL Mutatiedienst Interne Verplaatsing
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium a euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium a euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL end-user NWAD carrier service premium b euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL end-user NMUX carrier service premium b euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL 64 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 334,00 334,00 334,00 334,00
KPN ILL128-512 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NMUX premium a/b euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL 1984 kbps regional service premium b euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL 2048 kbps regional service premium b euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL 64 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 154,00 154,00 154,00 154,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NMUX premium a/b euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL 1984 kbps regional service premium b euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL 2048 kbps regional service premium b euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL Mutatiedienst Verhuizing
KPN ILL 64 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 488,00 488,00 488,00 488,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 576,00 576,00 576,00 576,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NMUX premium a/b euro 267,00 267,00 267,00 267,00
KPN ILL 1984 kbps regional service premium b euro 267,00 267,00 267,00 267,00
KPN ILL 2048 kbps regional service premium b euro 267,00 267,00 267,00 267,00
WPC-IIa besluit openbare versie 47
Dictum
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul11-einde
jul10 jul11
KPN ILL Mutatiedienst Interne Verplaatsing
KPN ILL 64 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 376,00 376,00 376,00 376,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NWAD premium a/b euro 427,00 427,00 427,00 427,00
KPN ILL 64-512 kbps regional service via NMUX premium a/b euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL 1984 kbps regional service premium b euro 117,00 117,00 117,00 117,00
KPN ILL 2048 kbps regional service premium b euro 118,00 118,00 118,00 118,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL 1984 kbps inter-electrical-optical switch circuit euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL 2048 kbps optical switch circuit euro 409,00 409,00 409,00 409,00
KPN ILL 1984 kbps LEP-CP circuit premium a euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL 2 mbps (VC12) LEP-CP circuit premium a/b euro 155,00 155,00 155,00 155,00
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL 1984 kbps inter-electrical-optical switch circuit euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL 2048 kbps optical switch circuit euro 166,00 166,00 166,00 166,00
KPN ILL 1984 kbps LEP-CP circuit premium a euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL 2 mbps (VC12) LEP-CP circuit premium a/b euro 112,00 112,00 112,00 112,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL migration services per leased line euro 105,00 105,00 105,00 105,00
KPN ILL migration plus services per leased line euro 298,00 298,00 298,00 298,00
KPN ILL Mutatiedienst
Cancellation before order confirmation sent date euro 44,00 44,00 44,00 44,00
KPN ILL Mutatiedienst Aanleg
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional service premium b euro 548,19 536,84 521,70 514,14
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional service premium b euro 745,19 729,76 709,18 698,89
KPN ILL Mutatiedienst Ophef
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional service premium b euro 325,14 318,41 309,43 304,94
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional service premium b euro 423,64 414,87 403,17 397,32
KPN ILL Mutatiedienst Verhuizing
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional service premium b euro 873,33 855,25 831,14 819,08
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional service premium b euro 1.168,83 1.144,62 1.112,35 1.096,22
KPN ILL Mutatiedienst Interne Verplaatsing
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional service premium b euro 725,59 710,56 690,53 680,51
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional service premium b euro 725,59 710,56 690,53 680,51
WPC-IIa besluit openbare versie 48
Dictum
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul11-einde
jul10 jul11
MDF
Aanleg ASL euro 18,28 16,63 14,42 13,31
Ophef ASL euro 12,76 11,59 10,03 9,26
Telco-Telco migratie ASL euro 21,60 19,60 16,93 15,60
ICO cancellation euro 3,07 2,89 2,65 2,52
NLS1 euro 34,72 31,49 27,19 25,04
NLS2 euro 375,20 344,49 303,54 283,06
Aanleg xtl euro 15,32 14,11 12,50 11,70
Ophef xtl euro 7,37 6,78 6,00 5,61
Telco-Telco xtl euro 15,68 14,43 12,77 11,94
SDF
Aanleg SDF euro 40,82 37,38 32,79 30,50
Ophef SDF euro 30,17 27,74 24,49 22,86
Telco-Telco SDF euro 34,68 31,82 28,00 26,09
Aanleg SDF Line sharing euro 39,20 35,91 31,52 29,33
Ophef SDF Line sharing euro 33,18 30,46 26,83 25,02
Telco-Telco SDF Line sharing euro 42,19 38,62 33,86 31,48
VTL fysieke SIP stift migratie op de SDF euro 34,68 31,82 28,00 26,09
VTL fysieke SIP stift migratie van MDf naar SDF euro 34,68 31,82 28,00 26,09
VTL fysieke Telco-Telco migratie van MDF naar SDF euro 34,68 31,82 28,00 26,09
VTL fysieke Telco-Telco migratie van SDF naar MDF euro 34,68 31,82 28,00 26,09
Migratie van VSL naar VTL euro 34,68 31,82 28,00 26,09
VSL fysieke SIP stift migratie op de SDF euro 42,19 38,62 33,86 31,48
VSL fysieke Telco-Telco migratie van MDF naar SDF euro 42,19 38,62 33,86 31,48
VSL fysieke Telco-Telco migratie van SDF naar MDF euro 42,19 38,62 33,86 31,48
VSL fysiek SIP stift migratie van MDF naar SDF euro 42,19 38,62 33,86 31,48
MIP
MIP7 euro 1,93 1,85 1,74 1,69
MIP15, 15a,b,y,z,16, 18a,b,c, 22 euro 0,70 0,67 0,63 0,61
XIP 10, 11, 12, 13 en 14 euro 15,99 16,23 16,55 16,71
XIP 17 euro 14,77 14,99 15,29 15,44
XIP 10 en 23 euro 65,83 66,81 68,12 68,77
WPC-IIa besluit openbare versie 49
Tariefplafonds
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul10 jul11 jul11-einde
Co-locatie inpandig
Uitbreiding losse footprint euro 5.051,15 5.127,63 5.229,60 5.280,59
Initiële koppelkabel 200 DA euro 1.708,50 1.734,37 1.768,86 1.786,11
Initiële koppelkabel 400 DA euro 3.417,00 3.468,74 3.537,72 3.572,21
Initiële koppelkabel 600 DA euro 5.125,50 5.203,11 5.306,58 5.358,32
Additionele koppelkabel 200 DA euro 1.708,50 1.734,37 1.768,86 1.786,11
Additionele koppelkabel 400 DA euro 3.417,00 3.468,74 3.537,72 3.572,21
Idditionele koppelkabel 600 DA euro 5.125,50 5.203,11 5.306,58 5.358,32
SIP kast euro 2.236,60 2.270,47 2.315,62 2.338,20
48V Voedingskast euro 1.928,12 1.957,31 1.996,24 2.015,70
230V Voedingskast euro 1.726,67 1.752,82 1.787,67 1.805,10
48V no break voorziening euro 6.473,87 6.571,89 6.702,58 6.767,93
230V monitored supply euro 3.703,13 3.759,20 3.833,96 3.871,34
Mini configuratie euro 11.951,03 12.131,98 12.373,25 12.493,89
Halve configuratie euro 24.461,83 24.832,21 25.326,05 25.572,97
Hele configuratie euro 34.564,12 35.087,46 35.785,24 36.134,14
Co-locatie uitpandig
Adjacent euro 9.053,75 9.190,83 9.373,61 9.465,00
K1200 SIP kast euro 3.291,73 3.341,57 3.408,02 3.441,25
Initiële koppelkabel 200 DA euro 3.040,19 3.086,23 3.147,60 3.178,29
Initiële koppelkabel 400 DA euro 5.762,02 5.849,27 5.965,59 6.023,76
Initiële koppelkabel 600 DA euro 8.483,86 8.612,31 8.783,58 8.869,22
Additionele koppelkabel 200 DA euro 3.040,19 3.086,23 3.147,60 3.178,29
Additionele koppelkabel 400 DA euro 5.762,02 5.849,27 5.965,59 6.023,76
Additionele koppelkabel 600 DA euro 8.483,86 8.612,31 8.783,58 8.869,22
Additionele kosten bij niet-initiële uitrol euro 2.095,60 2.127,33 2.169,64 2.190,79
Tie cable 4XSTM1 euro 5.733,17 5.819,98 5.935,72 5.993,59
Tarief per hoogte eenheid euro 490,73 490,84 490,98 491,05
No-break euro 600,87 601,01 601,18 601,27
Splitterunit per 24 poorten euro 450,35 450,45 450,58 450,65
Additionel s-kabel/CDF euro 241,59 241,65 241,72 241,76
WPC-IIa besluit openbare versie 50
Tariefplafonds
jul09- jul10-
Dienst of dienstelement eenmalig start-jul09 jul10 jul11 jul11-einde
Overige diensten
WLR overstap euro 4,00 4,06 4,14 4,19
CPS Mutatie euro 0,28 0,28 0,28 0,28
Geografische nummers euro 986,31 1.004,88 1.029,63 1.042,00
Mobiele nummers euro 1.094,13 1.114,75 1.142,25 1.156,00
Niet IN nummers (VPN) euro 2.157,50 2.198,00 2.252,00 2.279,00
CPS codes euro 1.029,50 1.049,00 1.075,00 1.088,00
Aanmaken bundel euro 264,81 269,88 276,63 280,00
Routering via IN (per dienst) euro 1.165,63 1.187,75 1.217,25 1.232,00
Routering niet via IN (per dienst per access area) euro 1.310,19 1.335,13 1.368,38 1.385,00
Vast onderdeel (per NIT per access area) euro 361,75 368,50 377,50 382,00
Variabel onderdeel (per NIT per access area per dienst) euro 332,88 339,25 347,75 352,00
WPC-IIa besluit openbare versie 51
Tariefplafonds
start- jul09- jul10-
Dienst of dienstelement terugkerend jul09 jul10 jul11 jul11-einde
Wholesale Voice
Terminating lokaal euroct/minuut 0,47 0,48 0,50 0,51
Terminating regionaal euroct/minuut 0,65 0,66 0,69 0,70
Originating lokaal euroct/minuut 0,47 0,48 0,50 0,51
Originating regionaal euroct/minuut 0,65 0,67 0,70 0,71
Regional access 800/900 connect euroct/minuut 0,66 0,68 0,71 0,72
EVKC poort euro per mnd 50,21 51,62 53,49 54,42
Host poort euro per mnd 56,41 57,63 59,26 60,07
MDF access
xTL euro per mnd 5,97 5,99 6,01 6,01
aSL euro per mnd 0,10 0,10 0,10 0,10
SDF
SDF lijn euro per mnd 7,00 6,97 6,93 6,91
SDF line sharing euro per mnd 7,39 7,39 7,39 7,39
ILL
KPN ILL 64 kbps regional service premium a euro per mnd 76,70 76,70 76,70 76,70
KPN ILL 128 kbps regional service premium a euro per mnd 142,32 142,32 142,32 142,32
KPN ILL 192 kbps regional service premium a euro per mnd 185,79 185,79 185,79 185,79
KPN ILL 256 kbps regional service premium a euro per mnd 238,63 238,63 238,63 238,63
KPN ILL 384 kbps regional service premium a euro per mnd 275,27 275,27 275,27 275,27
KPN ILL 512 kbps regional service premium a euro per mnd 323,85 323,85 323,85 323,85
KPN ILL 1984 kbps regional service premium a euro per mnd 478,96 478,96 478,96 478,96
KPN ILL 2048 kbps local service premium a euro per mnd 162,78 162,78 162,78 162,78
KPN ILL 2048 kbps regional service premium a euro per mnd 253,11 253,11 253,11 253,11
KPN ILL 2 mbps (VC12) regional collocation service premium a euro per mnd 125,28 125,28 125,28 125,28
KPN ILL 2 mbps (VC12) local collocation service premium a euro per mnd 50,28 50,28 50,28 50,28
KPN ILL 1984 kbps regional service premium b euro per mnd 299,99 299,99 299,99 299,99
KPN ILL 64-512 kbps service via NWAD/NMUX premium a/b euro per mnd 56,25 56,25 56,25 56,25
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional collocation service premium b
rural euro per mnd 574,28 574,28 574,28 574,28
KPN ILL 34 mbps (VC3) regional collocation service premium b
city euro per mnd 298,56 298,56 298,56 298,56
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional collocation service premium b
rural euro per mnd 1388,71 1388,71 1388,71 1388,71
KPN ILL 155 mbps (VC4) regional collocation service premium b
city euro per mnd 534,51 534,51 534,51 534,51
KPN ILL 34 mbps (VC3) local collocation service premium b euro per mnd 36,73 36,73 36,73 36,73
KPN ILL 155 mbps (VC4) local collocation service premium b euro per mnd 36,73 36,73 36,73 36,73
KPN ILL cityring 1x155 mbps access service euro per mnd 681,23 681,23 681,23 681,23
KPN ILL cityring 4xSTM1 access service euro per mnd 1019,33 1019,33 1019,33 1019,33
KPN ILL cityring 16xSTM1 access service euro per mnd 1384,68 1384,68 1384,68 1384,68
WPC-IIa besluit openbare versie 52
Tariefplafonds
start- jul09- jul10-
Dienst of dienstelement terugkerend jul09 jul10 jul11 jul11-einde
KPN ILL non-cityring 1x155mbps access service euro per mnd 681,23 681,23 681,23 681,23
KPN ILL non-cityring 4xSTM1 access service euro per mnd 1019,33 1019,33 1019,33 1019,33
KPN ILL non-cityring 16xSTM1 access service euro per mnd 1384,68 1384,68 1384,68 1384,68
KPN ILL end-user NWAD/NMUX carrier service premium a euro per mnd 376,69 376,69 376,69 376,69
KPN ILL end-user NWAD/NMUX carrier service premium b euro per mnd 224,99 224,99 224,99 224,99
KPN ILL tie cable VC12 & VC3 access group service euro per mnd 147,45 147,45 147,45 147,45
KPN ILL tie cable smallband access group service euro per mnd 351,18 351,18 351,18 351,18
KPN ILL broadband access group service euro per mnd 147,45 147,45 147,45 147,45
KPN ILL smallband access group service euro per mnd 351,18 351,18 351,18 351,18
KPN ILL 1984 kbps inter-electrical-optical switch circuit euro per mnd 52,67 52,67 52,67 52,67
KPN ILL 2048 kbps optical switch circuit euro per mnd 22,99 22,99 22,99 22,99
KPN ILL 1984 kbps LEP-CP circuit euro per mnd 137,82 137,82 137,82 137,82
KPN ILL 2048 kbps LEP-CP circuit euro per mnd 102,95 102,95 102,95 102,95
KPN ILL VC3 LEP-CP circuit rural euro per mnd 537,55 537,55 537,55 537,55
KPN ILL VC3 LEP-CP circuit city euro per mnd 261,83 261,83 261,83 261,83
KPN ILL VC4 LEP-CP circuit rural euro per mnd 1351,98 1351,98 1351,98 1351,98
KPN ILL VC4 LEP-CP circuit city euro per mnd 497,79 497,79 497,79 497,79
MDF co-locatie
footprint euro per jaar 686,80 733,41 795,55 826,63
mini configuratie euro per jaar 686,80 733,41 795,55 826,63
halve configuratie euro per jaar 2.060,41 2.200,24 2.386,66 2.479,88
hele configuratie euro per jaar 3.434,02 3.667,06 3.977,77 4.133,13
SEV per lijn euro per jaar 3,03 2,87 2,65 2,55
4*STM1 tie cable maandvergoeding euro per mnd 4,69 4,23 3,61 3,31
adjacent euro per jaar 83,56 77,98 70,54 66,82
48v no break-voorziening euro per kWh 0,13 0,13 0,13 0,13
230v monitored supply euro per kWh 0,105 0,105 0,105 0,105
SDF co-locatie
tarief per lijn euro per mnd 1,17 1,18 1,19 1,19
tarief per hoogte eenheid euro per mnd 5,29 5,32 5,35 5,37
Customer Billing
kostprijs per call
Customer Billing 1,03 0,93 0,80 0,74
(in euroct)
percentage
Kredietrisico en renterisico percentage gefactureerde 0,84% 0,84% 0,84% 0,84%
omzet
WPC-IIa besluit openbare versie 53
Voorschriften non-usage diensten
Annex B Voorschriften non-usage diensten
Inleiding
205. In het WPC-I besluit51 heeft het college uitgebreid gemotiveerd op welke wijze de diensten
nummerimplementatie, aanmaken bundels, aanmaken routering en NIT-testen gereguleerd dienen te
worden. Voorafgaand aan het WPC-I besluit was het standpunt van het college dat KPN deze
activiteiten deed op verzoek van een andere marktpartij voor die marktpartij. Met andere woorden, de
activiteiten die KPN hiervoor moest doen werden beschouwd als onderdeel van een dienst die KPN
leverde aan de betreffende marktpartij. Als gevolg hiervan was het KPN toegestaan hiervoor een
rekening te sturen aan die marktpartij.52 Als gevolg van de invulling in het WPC-I besluit is dit
standpunt gewijzigd.
206. Het college handhaaft zijn standpunt in onderhavig WPC-IIa besluit. In de volgende paragrafen
beschrijft en motiveert het college dit standpunt met dezelfde tekst als die was opgenomen in het
WPC-I besluit.53 De essentiële vraag daarbij is welke partij in verschillende situaties voor deze
diensten dient te betalen: de partij waar verkeer origineert of de partij waar verkeer termineert.
Definitie van nummerimplementatie, NIT-testen, aanmaken bundel en routering
207. In deze paragraaf definieert het college de diensten nummerimplementatie, NIT-testen,
aanmaken van bundel en aanmaken van een routering. Al deze diensten zijn relevant bij de
interconnectie (of het koppelen) van telefonienetwerken om daarmee diensten van/aan een andere
aanbieder af te nemen of te leveren.
208. Nummerimplementatie omvat die activiteiten die een aanbieder moet ondernemen voor zijn
netwerk en zijn administratieve systemen om nieuwe nummers of nummerreeksen aankiesbaar te
maken die aan een andere aanbieder zijn toegekend. Voorbeelden van activiteiten voor
nummerimplementatie zijn: het invoeren van nummerblokken in netwerksystemen en het invoeren van
routeringsinformatie in netwerksystemen.
209. NIT-testen bestaan uit alle technische controleprocedures die noodzakelijk zijn voor het goed
functioneren van de interconnectie tussen twee netwerken (inclusief facturering) en voor stabiliteit van
het netwerk.
210. Het aanmaken van een bundel komt neer op het toebedelen van nieuwe capaciteit op een
bestaande interconnectie.
51 OPTA/TN/2006/201811, Wholesale price cap-besluit, 27 september 2006.
52 OPTA/IBT/2002/204327, besluit van 13 december 2002, waarin de KPN-tarieven voor nummerimplementatie en NIT-testen
zijn vastgesteld.
53 Derhalve neemt het college voor de volledigheid de integrale tekst uit het WPC-I besluit in onderhavig besluit over. Afwijkende
tekstgedeeltes zijn tussen vierkante haken gezet. Het betreft de naamsverandering van transitnetwerk in doorgiftenetwerk (zie
randnummer 213) en de toevoeging van drie diensten in randnummer 220.
WPC-IIa besluit openbare versie 54
Voorschriften non-usage diensten
211. Het aanmaken van een routering is een activiteit die vrijwel geheel overlapt met
nummerimplementatie. Het voornaamste verschil met nummerimplementatie is dat het aanmaken van
een routering in twee situaties kan optreden. Ten eerste gelijktijdig met nummerimplementatie (hierna:
aanmaken van een routering). Ten tweede het aanpassen van een routering voor een nummerreeks
die reeds is geïmplementeerd (hierna: herconfiguratie van een routering).
Nummerimplementatie
212. Artikel 6.1 van de Tw stelt dat: "Een aanbieder van openbare elektronische
communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten, die daarbij de toegang tot
eindgebruikers controleert, treedt op verzoek van een aanbieder van openbare elektronische
communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten met die aanbieder in
onderhandeling met het oog op het sluiten van een overeenkomst op basis waarvan de nodige
maatregelen worden genomen, waaronder zo nodig door middel van interconnectie van de betrokken
netwerken, opdat eind-tot-eindverbindingen tot stand worden gebracht."
213. Eind-tot-eindverbindingen worden tot stand gebracht via een netwerk waar het verkeer
origineert (hierna: opbouwnetwerk), mogelijk een tussenliggend netwerk , en
een netwerk waar het verkeer termineert (hierna: afgiftenetwerk). Eind-tot-eindverbindingen gaan van
een aansluiting op het opbouwnetwerk naar aansluiting op het afgiftenetwerk. Pas als het nummer van
de eindbestemming en de bijbehorende routeringsinformatie in het opbouwnetwerk zijn
geïmplementeerd en de relevante gegevens in de administratieve systemen van de gespreksopbouw
aanbieder zijn ingevoerd, kan de interconnectieverbinding tot stand komen. Met andere woorden,
nummerimplementatie vindt plaats in het opbouwnetwerk om het opbouwdeel van een eind-tot-
eindverbinding te realiseren. De kosten die samenhangen met deze activiteit zijn afhankelijk van de
structuur en organisatie van het netwerk waarin de gespreksopbouw plaatsvindt.
214. De hier relevante vraag is welke partij voor nummerimplementatie betaalt: de eigenaar van het
opbouwnetwerk of die van het afgiftenetwerk. Naar het oordeel van het college is het criterium
daarvoor `wie de achterliggende dienst afneemt', ofwel wie de bij interconnectie behorende dienst
(gespreksopbouw dan wel gespreksafgifte) inkoopt. Immers, de partij die deze dienst afneemt heeft
het initiatief en veroorzaakt dus de kosten van nummerimplementatie. Uit het oogpunt van causaliteit
dienen de kosten daarom door die partij te worden gedragen. Hierna worden de diensten
gespreksafgifte en -opbouw aan dit criterium getoetst.
Gespreksafgifte
215. De eigenaar van het opbouwnetwerk is de partij die besluit tot het afnemen van de dienst
gespreksafgifte. Dit betekent dat de kosten van nummerimplementatie die wordt uitgevoerd voor het
afnemen van gespreksafgifte, dienen te worden gedragen door de eigenaar van het opbouwnetwerk.
Het college merkt op dat het hierbij niet van belang is of de eigenaar van het opbouwnetwerk al dan
niet door het college is aangewezen als een partij met aanmerkelijke marktmacht.
216. Omdat uit het voorgaande volgt dat iedere partij die afgiftediensten inkoopt, zelf de kosten voor
nummerimplementatie draagt, is regulering van tarieven hier niet relevant.
WPC-IIa besluit openbare versie 55
Voorschriften non-usage diensten
Gespreksopbouw
217. De eigenaar van het afgiftenetwerk of doorgiftenetwerk is de partij die besluit tot het afnemen
van de dienst gespreksopbouw.54 Dit betekent dat de kosten van nummerimplementatie die wordt
uitgevoerd voor het afnemen van gespreksopbouw, dienen te worden gedragen door de eigenaar van
het afgiftenetwerk of doorgiftenetwerk. Het college merkt op dat het hier wel van belang is of de
eigenaar van het opbouwnetwerk is aangewezen als een partij met aanmerkelijke marktmacht.
218. Indien de eigenaar van het opbouwnetwerk geen AMM heeft voor gespreksopbouw, gelden
voor eventuele tarieven die deze partij in rekening brengt voor nummerimplementatie, geen AMM-
verplichtingen, zoals kostenoriëntatie. Nummerimplementatie is hier immers gekoppeld aan
gespreksopbouw waarvoor geen AMM is vastgesteld en dus geen AMM-verplichtingen gelden.
219. Indien de eigenaar van het opbouwnetwerk wel AMM heeft voor gespreksopbouw, gelden voor
eventuele tarieven die deze partij in rekening brengt voor nummerimplementatie, de verplichtingen die
gelden voor bijbehorende faciliteiten. Immers, het betreft hier diensten (faciliteiten) die het aanbieden
van gespreksopbouw mogelijk maken of ondersteunen, en dus moeten worden gekwalificeerd als
bijbehorende faciliteiten.55
220. De marktanalyse gespreksopbouw verplicht KPN tot de toegang voor gespreksopbouw te
verlenen voor carrier(pre)selectie (16xy en 10xyz), internetinbelnummers (067(60)), gratis- en
informatienummers (0800/090x),virtual private networks (082), [Europees geharmoniseerde diensten
met een maatschappelijk belang (116xyz), geharmoniseerde nummers voor diensten met een
bijzonder maatschappelijk belang (14xy(z)) en nummerinformatienummers (18xy)]. Voor bijbehorende
faciliteiten van deze diensten geldt ook de verplichting van kostenoriëntatie op basis van tariefannex
C. Dit betekent dat de tarieven van nummerimplementatie voor gespreksopbouw ten bate van deze
diensten op basis van dit WPC-besluit zullen worden gereguleerd.
NIT-testen en aanmaken bundels en routeringen
221. Het criterium dat het college toepast bij nummerimplementatie hanteert het college ook voor
NIT-testen en het aanmaken van bundels en routeringen. Dit betekent dat de kosten van NIT-testen
en het aanmaken van bundels en routeringen die worden uitgevoerd voor het afnemen van
gespreksafgifte, dienen te worden gedragen door de eigenaar van het opbouwnetwerk.
222. De kosten van NIT-testen en het aanmaken van bundels en routeringen die worden uitgevoerd
voor het afnemen van gespreksopbouw, dienen te worden gedragen door de eigenaar van het
afgiftenetwerk. Indien deze activiteiten worden uitgevoerd door een aanbieder met AMM voor
gespreksopbouw, dan zijn dit bijbehorende faciliteiten die op basis van dit WPC-besluit worden
gereguleerd.
54 In de situatie dat een CPS-aanbieder gespreksopbouw inkoopt, is het netwerk van de CPS-aanbieder te beschouwen als een
doorgiftenetwerk.
55 Artikel 1.1, onderdeel j, van de Tw.
WPC-IIa besluit openbare versie 56
223. KPN heeft aangegeven dat het niet in alle gevallen mogelijk is om NIT-testen en het aanmaken
van bundels en routeringen toe te delen aan uitsluitend gespreksafgifte of uitsluitend
gespreksopbouw. In deze gevallen kunnen de kosten voor de NIT-testen en het aanmaken van
bundels naar verhouding verdeeld worden over beide interconnecterende aanbieders volgens een
zogenoemde `charging factor'.
Herconfiguratie routering
Aanbieder A met AMM levert dienst aan aanbieder B, herconfiguratie bij B
224. Stel dat aanbieder B in het verleden een dienst (gespreksopbouw of -afgifte) afgenomen heeft
van aanbieder A, waarbij aanbieder A verplicht was deze dienst aan te bieden op grond van zijn
aanwijzing als een partij met aanmerkelijke marktmacht. Als aanbieder B zijn netwerk of dienst
onafhankelijk van de implementatie van een nieuwe nummerreeks opnieuw configureert
(herconfigureert) op een manier waardoor aanbieder A zijn routering moet aanpassen, dan vindt het
college het redelijk dat aanbieder A de kosten van die aanpassing in rekening brengt bij aanbieder B.
De oorzaak van deze kosten ligt in dit geval naar het oordeel van het college bij de
configuratiewijziging in het netwerk van aanbieder B. Indien de aanbieder A (met AMM) aanbieder B in
deze situatie een tarief in rekening brengt dan gaat het om bijbehorende faciliteiten die op basis van
dit WPC-besluit worden gereguleerd.
Aanbieder B levert dienst aan aanbieder A, herconfiguratie bij B
Stel dat in een andere situatie aanbieder A van aanbieder B een gespreksafgiftedienst afneemt en
aanbieder B herconfigureert zijn dienst of netwerk zodanig dat aanbieder A een aanpassing van de
routering in zijn netwerk moet doen. In deze situatie is het college van mening dat het niet op
voorhand onredelijk is als aanbieder B bijdraagt in de kosten die aanbieder A moet maken voor het
aanpassen van de routering in zijn netwerk. Het is daarbij niet van belang of aanbieder A dan wel
aanbieder B is aangewezen als een partij met aanmerkelijke marktmacht. De betreffende activiteit van
het aanmaken of aanpassen van de routering valt naar het oordeel van het college onder het
interoperabiliteitsregime zoals beschreven in artikel 6 van de Tw en het college stelt daarom ook in dit
besluit geen tarieven vast voor de partij met aanmerkelijke marktmacht. Als beide interconnecterende
partijen A en B niet tot overeenstemming kunnen komen over de voorwaarden of tarieven voor de
noodzakelijke aanpassing van de routering dan kan elk van hen besluiten een geschil in te dienen bij
het college.
WPC-IIa besluit openbare versie 57
Rapporten van NERA
Annex C Rapporten van NERA
225. De volgende rapporten van het adviesbureau NERA maken intergraal onderdeel uit van dit
besluit en zijn beschikbaar op de website van OPTA:
· de WACC-rapporten van januari 2009;56
· het WACC-rapport van april 2009.57
56 NERA, `The cost of capital for KPN's wholesale activities: a 1-year estimate for 2007' en `The cost of capital for KPN's
wholesale activities: a 3-year estimate for 2009-2011', januari 2009.
57 NERA, `The cost of capital for KPN's wholesale activities', april 2009.
WPC-IIa besluit openbare versie 58
Reactie op zienswijze marktpartijen
Annex D Reactie op zienswijze marktpartijen
WPC-IIa besluit openbare versie 59
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit