Ministerie van Financiën

Beantwoording kamervragen over moskeewinkels

Kamervragen | 02-09-2009 | Belastingen op inkomen, winst en vermogen

2009Z10997
Vragen van de leden Remkes, De Krom en Elias (allen VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over moskeewinkels (ingezonden 11 juni 2009).

Vraag 1
Kent u het bericht over de recente uitspraak van de rechtbank Breda inzake moskeewinkels met vrijwilligers die op grond van deze uitspraak duizenden euro's aan loonkosten fiscaal mogen aftrekken en op deze wijze hun verkoopprijzen laag kunnen houden? 1) Antwoord: Ja
Vraag 2 en 3
Deelt u de vrees van ondernemers in de buurt van deze moskeewinkels dat er sprake is van concurrentieverstorende effecten? Wordt tegen de betreffende uitspraak in beroep gegaan, dan wel bent u bereid de wet op dit punt te repareren? Antwoord: voor de toepassing van de aftrek van fictieve loonkosten is als voorwaarde gesteld dat geen sprake mag zijn van ernstige concurrentieverstoring. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat van ernstige concurrentieverstoring sprake is als een activiteit binnen de branche duidelijk als concurrentie wordt ervaren, zodat de fictieve aftrek en in het verlengde daarvan de vrijstelling zou leiden tot een ongewenste marktverstoring. Dit betekent dat moet worden onderzocht of de activiteit in de markt duidelijk als concurrerend wordt ervaren. Indien dat het geval is, is sprake van ongelijke concurrentieverhoudingen en derhalve van een ongewenste marktverstoring. Voor de beoordeling hiervan is onder meer van belang de aard en omvang van de activiteit, alsmede de wijze waarop men deelneemt aan het economische verkeer. De inspecteur is het niet eens met de wijze waarop de Rechtbank Breda deze bepaling heeft uitgelegd en heeft tegen de desbetreffende uitspraak (pro forma) hoger beroep aangetekend.
1) De Telegraaf, 10 juni 2009