College van Beroep voor het bedrijfsleven
Niet aannemen 0-urencontract wel verwijtbaar maar niet in die mate dat
de bijstand volledig kan worden gekort
De Raad is van oordeel dat de opstelling van appellante ertoe heeft
geleid dat zij geen algemeen geaccepteerde arbeid heeft verkregen en
dat er geen grond bestaat om aan te nemen dat haar ter zake geen
verwijt treft. Het College was dan ook op grond van artikel 18, tweede
lid, van de WWB gehouden de bijstand te verlagen.
Het College heeft de gedraging van appellante aangemerkt als een zeer
ernstig tekortschieten als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de
Afstemmingsverordening omdat, gelet op alle omstandigheden,
redelijkerwijs is aan te nemen dat het beroep van appellante op
algemene bijstand gedurende meer dan één maand het gevolg is van haar
doen of nalaten. De Raad kan dit standpunt niet onderschrijven.
Inherent aan een
0-urencontract is dat er geen zekerheid bestaat over de omvang van de
werkzaamheden, zodat ook niet vaststaat dat appellante een inkomen had
kunnen verwerven dat ten minste gelijk was aan haar
bijstandsuitkering. Voorts is aan appellante in verband met de zorg
voor haar kinderen bij het toekenningsbesluit van 22 april 2004 niet
de verplichting opgelegd om naar een volledige baan te solliciteren,
maar naar werk gedurende 32 uur per week. Ten slotte merkt de Raad op
dat in het besluit van 3 april 2007 is opgemerkt dat appellante over
de uren dat zij niet bij Elegance zou werken, recht zou hebben op een
uitkering, waaruit valt af te leiden dat ook het College er rekening
mee houdt dat appellante een inkomen zou kunnen verdienen dat lager is
dan de voor haar geldende bijstandsnorm.
LJ Nummer:
BJ6749
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 3 september 2009