Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Antwoord op Kamervragen over stunten met vlees

03 september 2009 - kamerstuk

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal

Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 3 september 2009
Betreft Kamervragen over stunten met vlees

Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u mede namens mijn collega's van Economische Zaken en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de antwoorden op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over het stunten met vlees.


1
Kent u het bericht "Vleessector is gestunt met vlees beu"? Ja.

2
Deelt u de mening dat vlees alleen voor een reële prijs zou mogen worden aangeboden aan de consument? Zo nee, waarom niet?
5
Is het nog steeds de opvatting van de regering dat "(p)roductie van dierlijke eiwitten (vlees en zuivel) (...) een groot beslag (legt) op het ecosysteem, onder meer door ruimtebeslag, effecten op de biodiversiteit, grootschalig gebruik van water en broeikasgasemissies", en is het waar dat het nog steeds zo is dat de gemiddelde consument "zich nog weinig bewust (is) van deze effecten" 2)? Zo ja, vindt u dat er gestunt mag worden met producten die een dergelijk beslag leggen op het ecosysteem? Zo ja, vindt u dat dit gestunt met goedkoop vlees ertoe bijdraagt dat de consument zich bewuster wordt van de milieueffecten van zijn koopgedrag? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 2 en 5
De productie en consumptie van dierlijke eiwitten legt inderdaad een groot beslag op het ecosysteem. Het betreft hier echter een heel complex en genuanceerd mondiaal vraagstuk. In de beleidsagenda Duurzame Voedselsystemen (TK 31532, nr. 17) en de nota Duurzaam Voedsel (TK 31532, nr. 18) die onlangs naar uw Kamer zijn gestuurd, wordt hierop nader ingegaan. Het beleid is gericht op het stimuleren van duurzame dierlijke producten en plantaardige alternatieven.

In dat kader stimuleert de overheid ketenpartijen en maatschappelijke organisaties tot gezamenlijke initiatieven - binnen het mededingingsrechtelijk kader - om duurzaamheid in de dierlijke ketens op een eerlijke manier te verwaarden. Ook probeert de overheid consumenten in staat te stellen een bewuste keuze te maken bij de aankoop van voedsel en hen daartoe, in samenwerking met ketenpartijen en maatschappelijke organisaties, te verleiden. De voorlichtingscampagnes van het Voedingscentrum zijn hier een voorbeeld van.
3
Is het waar dat maatschappelijke kosten die nodig zijn voor de productie van vlees, inclusief de compensatie van de uitstoot van broeikasgas- en andere schadelijke stoffen, de kap van het tropisch regenwoud, het beslag op eindige zoetwatervoorraden, de bestrijding van dierziekten en de kosten van dierziektencrises, niet geheel (en vaak zelfs niet gedeeltelijk) zijn doorberekend in de kostprijs van het vlees? Zo nee, op welke wijze zijn deze kosten dan doorberekend?

4
Deelt u de mening dat de maatschappelijke kosten van vervuilende producten geheel zouden moeten worden doorberekend aan de gebruikers ervan in het kader van het principe 'de vervuiler betaalt'? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u hier invulling aangeven? Zo nee, waarom niet?
6
Kunt u per vleessoort (kip, rund, varken) aangeven hoe hoog de maatschappelijke kosten per kilo zijn (inclusief Europese subsidies), en welk deel daarvan direct aan de eindgebruiker in rekening gebracht wordt? Zo ja, kunt u een exacte weergave zenden van die maatschappelijke kosten en aangeven op basis van welk onafhankelijk onderzoek ze berekend zijn? Zo nee, waarom niet en bent u bereid die maatschappelijke kosten op korte termijn te inventariseren en aan de Kamer te zenden?
8
Kunt u uiteenzetten waarom vlees- en zuivelproducten een kennelijke uitzonderingspositie innemen op de markt van vervuilende producten, waar de maatschappelijke kosten niet door de sector zelf worden gedragen? Zo nee, waarom niet?
9
Deelt u de mening dat het niet laten betalen van de maatschappelijke kosten van de productie van vlees en zuivel door de producenten, concurrentievervalsing met zich meebrengt ten opzichte van voedselproducenten die plantaardige eiwitten verwerken? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u hierin verandering brengen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vragen 3, 4, 6, 8 en 9.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vragen naar mijn brief over maatschappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij van 21 mei 2008 (DL.2008/917) en het daarbij meegestuurde onderzoek 'Maatschappelijke effecten van de intensieve veehouderij: een vergelijking van productiesystemen'. In deze brief ga ik, naast de onderzoeksresultaten, in op de vraag wat maatschappelijke kosten en baten zijn en hoe deze gewaardeerd kunnen worden. Ook zet ik in deze brief mijn beleidsinzet uiteen: een brede en integrale aanpak die alle aspecten in hun onderlinge samenhang en op meerdere schaalniveaus weegt. 7
Ziet u mogelijkheden om het stunten met vlees aan banden te leggen door invoering van een heffing ter hoogte van de integrale maatschappelijke kosten die met de productie van vlees gepaard gaan? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet?
Ik sta open voor innovatieve maatregelen die duurzaamheid effectief kunnen bevorderen. Maar, zoals ik in mijn toekomstvisie op de veehouderij (TK 28973, nr. 18) heb aangegeven, zijn de juridische, administratieve en handelstechnische bezwaren van prijsbeleid in klassieke zin groot. Bovendien is er weinig draagvlak voor zo'n beleid bij boeren en supermarkten.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg