Uitspraken vastgesteld d.d. 17 augustus 2009
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mr. B. Geersing,
mw. drs. M.G.N. Mathot en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in
tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J.
Blok, plaatsvervangend secretaris.
J.M. Jacobs / de hoofdredacteur van Aktueel Sportief
Uitspraak: ongegrond
In Aktueel Sportief is een artikel gepubliceerd met daarin een
overzicht van Nederlanders die gedurende hun vakantie vermist zijn
geraakt, onder wie de vader van klager. Van elk vermist persoon is een
foto afgedrukt, waarbij de naam, woonplaats en de datum waarop de
persoon is verdwenen, zijn vermeld. Voorts is bij elke persoon in een
korte tekst een aantal bijzonderheden opgesomd over diens verdwijning.
Hoewel de Raad begrip heeft voor het verdriet dat de nabestaanden
kunnen ervaren naar aanleiding van de publicatie, zijn de aard en de
context van de publicatie niet van zodanige aard dat verweerder na
afweging van alle belangen voorafgaand aan de publicatie klager
daarover had behoren te informeren. Objectief bezien wordt de
vermissing van de vader van klager slechts als illustratie gebruikt in
een algemeen verhaal over vermiste personen en vormt deze niet de
essentie van de publicatie. Bovendien is gebruik gemaakt van
informatie uit een voor iedereen toegankelijke bron, te weten de
website van TROS Vermist.
De omstandigheid dat de informatie niet geheel juist is overgenomen,
maakt nog niet dat verweerder daarmee journalistiek onzorgvuldig heeft
gehandeld. Daarbij overweegt de Raad dat verweerder, gelet op de
context waarin de vrijelijk toegankelijke informatie is geplaatst en
de overige daarbij vermelde informatie, van de juistheid van de
verdwijndatum mocht uit gaan. Verder is in het gewraakte artikel
weliswaar op enigszins andere wijze geformuleerd dat de vader van
klager na diens verdwijning nog in Amsterdam zou zijn gesignaleerd,
maar daarmee is niet de suggestie gewekt dat de vader van klager zijn
verdwijning in scene zou hebben gezet. Alle omstandigheden in
aanmerking genomen is de Raad dan ook van oordeel dat verweerder met
de publicatie geen grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de
eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk
aanvaardbaar is.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Privacy: foto's, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/44
de Stichting Turnschool Dynamic Gymnastics / de hoofdredacteur van
Webregio.nl
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Geroyeerde gymleraar zoekt
wraak via leerlingen". Daarin is onder meer vermeld dat bij klaagster
een gymcoach actief is die door de Nederlandse gymnastiekunie (KNGU)
voor het leven geschorst is.
Verweerder heeft niet bestreden dat in het artikel een aantal
beschuldigingen jegens klaagster wordt geuit. Evenmin heeft verweerder
weersproken dat klaagster voorafgaand aan de plaatsing van het artikel
op vrijdag 15 mei 2009 geen gelegenheid tot wederhoor is geboden. De
omstandigheid dat het een publicatie op internet betreft, maakt nog
niet dat hoor en wederhoor achterwege kan worden gelaten. Voor de
publicatie van redactionele artikelen geldt, óók bij plaatsing op
internet, de in punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad geformuleerde
norm.
Het gewraakte artikel is gebaseerd op reacties die de redactie heeft
ontvangen naar aanleiding van een artikel dat twee weken daarvoor was
gepubliceerd. In deze twee weken heeft verweerder onder meer contact
gehad met enkele bronnen en de hem overgelegde stukken op
zorgvuldigheid onderzocht. Niet valt in te zien dat niet ook nog enige
tijd kon worden besteed aan het toepassen van wederhoor bij klaagster.
Evenmin biedt de stelling dat een publicatie op internet eenvoudig kan
worden hersteld, grond voor het oordeel dat hoor en wederhoor
achterwege kon blijven. Daarbij acht de Raad van belang dat juist de
snelheid van internet met zich brengt dat een eenmaal op internet
gepubliceerd artikel binnen zeer korte tijd door anderen kan worden
overgenomen. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder ten
onrechte heeft nagelaten voorafgaand aan de publicatie van 15 mei 2009
het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen.
Verweerder heeft echter op eerste verzoek van klaagster het artikel
van zijn website verwijderd en klaagster in de gelegenheid gesteld om
alsnog op de geuite beschuldigingen te reageren. Dat klaagster tot
twee maal toe heeft geweigerd van die gelegenheid gebruik te maken,
kan verweerder niet worden verweten. Hoewel het beter ware geweest
indien verweerder bij de herpublicatie van het artikel op internet zou
hebben vermeld dat klaagster niet wenste te reageren, heeft verweerder
door dat na te laten niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Alle
omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad van oordeel dat
verweerder met zijn handelwijze ná de publicatie van 15 mei 2009 zijn
omissie voorafgaand aan die publicatie voldoende heeft hersteld.
Ten slotte heeft klager gesteld dat het artikel tendentieus zou zijn
en onjuistheden zou bevatten. De Raad stelt voorop dat hij niet
beschikt over materiaal op grond waarvan hij kan vaststellen of het
artikel onjuistheden bevat. De (vermeende) onjuistheden zijn door
verweerder echter niet als feit gepresenteerd. Uit het artikel blijkt
- door gebruik van de termen `zou' en `volgens de personen die
WebRegio benaderden' - genoegzaam dat het stellingen en beweringen van
bronnen betreft. Bovendien heeft verweerder met de door hem
overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat hij over zodanige bronnen
en informatie beschikte, dat hij daarin aanleiding kon zien voor
publicatie van de geuite beweringen. Naar het oordeel van de Raad
heeft verweerder op dit punt dan ook niet journalistiek onzorgvuldig
gehandeld.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: misleidende, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/45
de burgemeester van de gemeente Kampen / de hoofdredacteur van de
Stentor
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Boze bouwvakker gooit kont
tegen de krib". In dit artikel wordt onder meer aandacht besteed aan
een incident dat tot aanhouding van een bouwondernemer heeft geleid.
De essentie van de publicatie is gelegen in het optreden van een
bouwinspecteur in algemene zin en het effect daarvan op de
bouwondernemingen in de gemeente Kampen. Klager heeft allereerst
aangevoerd dat bij de totstandkoming van het artikel onvoldoende
gelegenheid tot wederdoor is geboden.
Niet in geschil is dat voorafgaand aan de publicatie herhaaldelijk
contact tussen partijen heeft plaatsgevonden, waarbij de gemeente om
commentaar is gevraagd. Een deel van de publicatie is aan de reactie
van de gemeente gewijd. De weergegeven reactie van de gemeente is
nogal summier en erg algemeen gehouden. Aldus sluit die reactie niet
goed aan op de rest van de publicatie, nu deze geen betrekking heeft
op de concrete feiten en omstandigheden van het incident zoals die
zijn geschetst door de geïnterviewde bouwondernemer. Uit hetgeen
partijen hebben aangevoerd kan echter niet worden vastgesteld aan
welke partij dit te wijten is. De omstandigheid dat de gepubliceerde
reactie van de gemeente Kampen geen betrekking heeft op al hetgeen in
het artikel naar voren is gebracht, is echter onvoldoende voor de
conclusie dat de gemeente onvoldoende gelegenheid tot wederhoor is
geboden. Alle omstandigheden in aanmerking genomen bestaat geen grond
voor het oordeel dat verweerder op dit punt grenzen heeft overschreden
van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke
verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Ten slotte heeft klager gesteld dat de privacy van de betrokken
ambtenaar door de publicatie onevenredig is aangetast. In het artikel
zijn de naam, woonplaats, leeftijd noch de achtergrond van de
betrokken ambtenaar vermeld. De Raad acht het dan ook niet aannemelijk
dat de ambtenaar, door de wijze waarop hij in het artikel is
aangeduid, voor het grote publiek in de publicatie herkenbaar is. Er
bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het belang van de
ambtenaar bij de bescherming van zijn privacy onvoldoende heeft
afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is
gediend. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat de privacy van de
betrokken ambtenaar door de publicatie disproportioneel is geschaad.
Dat de ambtenaar wellicht door een beperkte groep uit zijn directe
(werk)omgeving in de publicatie is herkend, kan daaraan niet afdoen.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/46
de Bond tegen het vloeken / de hoofdredacteur van `Nieuw Dier' (RTL5)
Uitspraak: onbevoegd
In een uitzending van het televisieprogramma `Nieuw Dier' is op 9
januari 2009 een sketch getoond die een parodie bevat op het laatste
avondmaal van Jezus. Voorts bevatte een andere aflevering van `Nieuw
Dier' een aantal sketches waarin zowel Jezus als God werden
nagespeeld.
De Raad overweegt dat de gewraakte uitzendingen louter althans
voornamelijk bestaan uit elementen van niet-journalistieke aard, zoals
(pogingen tot) satire en amusement. Deze elementen hebben een zodanige
invloed op de uitzendingen dat deze in het geheel als van
niet-journalistieke aard moeten worden aangemerkt. Het journalistieke
normenstelsel is voor de beoordeling van dergelijke uitzendingen niet
bedoeld. De Raad acht zich niet bevoegd om een inhoudelijk oordeel te
geven over de gewraakte uitzendingen.
Trefwoorden:
· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/47
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand en mw. drs. I.
Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene,
secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.
Habitura B.V. / J. Dohmen en NRC Handelsblad
Uitspraak: deels gegrond
De Raad heeft allereerst een verzoek van verweerders tot wraking van
Raadslid drs. P. Olsthoorn beoordeeld. De omstandigheid dat een
journalistlid van de Raad informele contacten onderhoudt c.q. heeft
onderhouden met een aangeklaagde journalist, is naar het oordeel van
de Raad onvoldoende om (schijn van) partijdigheid aan te nemen.
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Raad een zelfregulerende
instantie is, waarvan derhalve óók journalisten deel uitmaken, terwijl
binnen de journalistieke sector iedereen elkaar min of meer kent.
Bijkomende feiten en omstandigheden kunnen echter maken dat de
onpartijdigheid van de Raad in het geding komt. Uit hetgeen
verweerders en Olsthoorn ter zake hebben aangevoerd, blijkt dat Dohmen
en Olsthoorn regelmatig contact hebben, waarbij zij elkaars werk
becommentariëren. Hieruit vloeit mogelijkerwijs voort dat Olsthoorn
oordelen heeft over de kwaliteiten van Dohmen als
onderzoeksjournalist. Een en ander brengt mee dat bij verweerders de
indruk kan bestaan dat Olsthoorn thans niet in volledige
onpartijdigheid over de onderhavige zaak kan oordelen. Het verzoek om
wraking is derhalve toegewezen. De klacht is vervolgens inhoudelijk
behandeld door de voorzitter tezamen met de resterende leden.
De klacht is gericht tegen het artikel "Mogelijk fraude met Limburgs
vastgoed". Daarin is vermeld dat klaagster een perceel bos voor
EUR 100.000,-- heeft aangekocht en op dezelfde dag - via een zogeheten
`abc-constructie' - heeft doorverkocht voor EUR 304.700,--. Klaagster
heeft gemotiveerd aangevoerd dat de weergegeven informatie over de
transactie waarbij zij is betrokken, onvolledig en daardoor onjuist
is. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat er weliswaar `over
de transactie met klaagster veel meer te zeggen viel' maar dat het -
gezien de context van de passage - niet nodig was meer informatie over
de transactie op te nemen. Dit standpunt van verweerders volgt de Raad
niet. De gewraakte passage betreft immers niet (alleen) het handelen
van de rentmeester van Waterleiding Maatschappij Limburg, waaraan in
het artikel uitvoerig aandacht wordt besteed, maar evenzeer het
handelen van klaagster. Daarbij wordt de indruk gewekt dat klaagster
actief is betrokken bij een transactie die niet deugt. Aldus is sprake
van een zodanige diskwalificatie van klaagster dat verweerders deze
niet zonder deugdelijke grondslag en behoorlijke toepassing van
wederhoor hadden mogen publiceren. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad
van de Raad)
Voorafgaand aan de publicatie heeft herhaaldelijk contact tussen
partijen plaatsgevonden. Daarbij is Dohmen uitvoerig over de bewuste
transactie geïnformeerd. Door ondanks deze informatie de hiervoor
bedoelde suggestie te wekken en daarbij de bekende feiten slechts
gedeeltelijk weer te geven en voorts slechts een summiere reactie van
klaagster op te nemen, hebben verweerders journalistiek onzorgvuldig
gehandeld. Dat verweerders klaagster na de gewraakte publicatie
herhaaldelijk hebben aangeboden verder over de kwestie te spreken, kan
daaraan niet afdoen. Verweerders hadden ofwel in het gewraakte artikel
een uitvoeriger reactie van klaagster behoren op te nemen, dan wel
daarin terughoudender ten aanzien van het (vermeende) handelen van
klaagster dienen te berichten. Dit onderdeel van de klacht is derhalve
gegrond.
Verder staat niet ter discussie dat Dohmen heeft toegezegd de naam van
klaagster niet in het artikel te vermelden. Dit is ook niet gebeurd.
Klaagster is in het artikel aangeduid als `een Brabants bedrijf dat
natuurgebieden ontwikkelt'. De naam en de vestigingsplaats van
klaagster zijn niet vermeld. Het is niet aannemelijk dat klaagster in
deze omschrijving voor het grote publiek herkenbaar is. Er bestaat
geen grond voor het oordeel dat verweerders op dit punt journalistiek
ontoelaatbaar hebben gehandeld. Dat klaagster wellicht door een
beperkte groep personen c.q. instellingen uit haar directe omgeving in
het artikel is herkend, kan daaraan niet afdoen. Dit onderdeel van de
klacht is dan ook ongegrond.
Ten slotte heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen het opnemen van
telefoongesprekken. De journalist die een telefoongesprek opneemt
teneinde (delen van) die opname uit te zenden of te publiceren, dient
zijn gesprekspartner ervan op de hoogte te stellen dat, en met welk
doel, hij die opname maakt. De journalist kan van deze norm afwijken
als een gewichtig maatschappelijk belang dit rechtvaardigt en
hetzelfde doel op geen andere manier bereikt kan worden. (zie punt
2.1.6. en de inleiding van de Leidraad) Verweerders hebben ter zake
gesteld dat zij geen toestemming van een gesprekspartner nodig hebben
voor het opnemen van een gesprek. Volgens hen is het soms handig om
over een exacte weergave te beschikken van hetgeen door een
geïnterviewde is gezegd. De Raad heeft begrip voor dit standpunt, maar
zulks laat echter onverlet dat verweerders de betrokken medewerker van
klaagster hadden moeten informeren over het feit dat de
telefoongesprekken met hem werden opgenomen. Door dat na te laten
hebben verweerders gehandeld in strijd met de hiervoor geformuleerde
norm. Gesteld noch gebleken is van een maatschappelijk belang dat de
handelwijze van verweerders zou kunnen rechtvaardigen. Ook dit
onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bandopnames, hoor en wederhoor
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Procedure: wraking
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/43
---
Uitspraken vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand, drs. P.
Olsthoorn en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van
mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma,
plaatsvervangend secretaris.
Jet Cars B.V. / A. Stegeman (Noordkaap TV Producties) en `Undercover
in Nederland' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van `Undercover in Nederland' is aan de orde gesteld
dat klaagster althans een van haar werknemers mogelijk betrokken is
bij het illegaal verstrekken van APK-bewijzen. Het kan maatschappelijk
relevant en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te
verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klaagster bij onoorbare
praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de
kaak te stellen. Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat
de uitzending is gebaseerd op eigen onderzoek, dat zij naar aanleiding
van tips hebben verricht. Bovendien is voorafgaand aan de uitzending
contact met de bestuurder van klaagster opgenomen, die bij die
gelegenheid is geconfronteerd met de door verweerders verkregen
informatie. De reactie van de bestuurder is ook in de uitzending
verwerkt. Van onvoldoende toepassing van wederhoor is dan ook geen
sprake. Daarbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende
medewerker van klaagster uitdrukkelijk in de uitzending heeft
verklaard dat het een individuele actie van hemzelf betrof. Bovendien
heeft de bestuurder van klaagster duidelijk meegedeeld dat hij zich
van de illegale praktijken van zijn medewerker distantieert. Aldus
bestaat voor de gemiddelde kijker voldoende ruimte voor een andere
conclusie dan dat klaagster betrokken is bij de aan de orde gestelde
praktijken althans dat die praktijken met medeweten c.q. instemming
van klaagster plaatsvinden. Ook anderszins is niet gebleken dat sprake
is van eenzijdige, tendentieuze en misleidende berichtgeving. (zie
punten 1.2., 1.3. en 2.3.1. van de Leidraad)
Voorts is het niet zonder meer journalistiek onzorgvuldig indien in
een uitzending als de onderhavige, waarin een ernstige misstand aan de
kaak wordt gesteld, de naam van de betrokken onderneming wordt vermeld
en getoond. Indien de desbetreffende onderneming een essentiële rol
speelt in de aan de orde gestelde kwestie, kan het van maatschappelijk
belang zijn om de gegevens van die onderneming in de berichtgeving te
vermelden. Naar het oordeel van de Raad is dit in de onderhavige zaak
het geval, nu de (vermeende) illegale praktijken hebben plaatsgevonden
in het pand van klaagster, en de handelingen zijn verricht door een
werknemer van klaagster. Het is maatschappelijk en journalistiek
relevant daarover te berichten op de wijze zoals verweerders hebben
gedaan. Verweerders hebben op verantwoorde wijze het belang van
klaagster afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de
publicatie is gediend. Dat de naam van het keuringsstation in de
uitzending niet is genoemd, doet aan het vorenstaande niet af, nu
verweerders gemotiveerd hebben aangevoerd dat zij slechts bij het
bedrijf van klaagster daadwerkelijk een illegaal APK-bewijs hebben
gekocht. (vgl. RvdJ 2007/28)
Gelet op het voorgaande was er voor verweerders geen aanleiding om tot
een rectificatie over te gaan.
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: misleidende, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/41
J.A.M. Agterberg / `Wegmisbruikers' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van `Wegmisbruikers' is een gesprek tussen klager en
een politiesurveillant uitgezonden, wegens het overschrijden van een
doorgetrokken streep. Klager is daarbij herkenbaar in beeld gebracht.
Bovendien is klagers voornaam herhaaldelijk genoemd door de
politiesurveillant, die klager bleek te kennen van een sportclub.
De Raad stelt voorop dat een journalist gemaakte afspraken behoort na
te komen. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de
vraag of klager mondeling toestemming heeft verleend om herkenbaar in
beeld te worden gebracht. Verweerder heeft echter erkend dat een
zogenaamde schriftelijke `quit claim' ontbreekt. Klager behoort dan
het voordeel van de twijfel te krijgen. Door klager herkenbaar in
beeld te brengen, heeft verweerder derhalve journalistiek onzorgvuldig
jegens klager gehandeld.
De Raad acht het begrijpelijk dat een en ander klager niet welgevallig
is. Echter, direct nadat verweerder door klager op de onjuiste
handelwijze is aangesproken, zijn aan klager excuses gemaakt.
Bovendien heeft verweerder de desbetreffende uitzending opgevraagd en
het portret van klager alsnog onherkenbaar gemaakt, en heeft hij het
item van de website gehaald. De Raad is van oordeel dat verweerder de
gemaakte fout aldus op voldoende deugdelijke wijze heeft rechtgezet.
(vgl. RvdJ 2008/63)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: afspraken
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/42
---
Uitspraak vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mr. T.E. Klein,
drs. P. Olsthoorn en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid
van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma,
plaatsvervangend secretaris.
X / `Das je goed recht' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond c.q. onthouding oordeel
In uitzendingen van `Das je goed recht' is aandacht besteed aan
klachten over de handelwijze van klager als aannemer. Daarbij is aan
de orde gesteld dat klager werk vooruit laat betalen, maar dat werk
vervolgens niet (volledig) uitvoert. Het kan maatschappelijk relevant
en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te verrichten
naar de mogelijke betrokkenheid van klager bij onbehoorlijke
praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de
kaak te stellen. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij
gebruik heeft gemaakt van diverse bronnen en eigen onderzoek heeft
verricht. Aannemelijk is geworden dat voor de berichtgeving voldoende
grondslag bestond. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat hetgeen
klager ter zitting heeft verklaard ten aanzien van zijn besloten
vennootschappen, het in de uitzending geschetste beeld van klagers
handelwijze bevestigt. Ook overigens is niet gebleken dat de
berichtgeving zodanige feitelijke onjuistheden bevat, dat verweerder
met de publicatie daarvan journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld.
Voorts is klager voorafgaand aan beide uitzendingen geconfronteerd met
de door verweerder verkregen informatie. De reactie van klager is ook
in de uitzending verwerkt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat
verweerder onvoldoende wederhoor heeft toegepast. In dat verband
overweegt de Raad nog dat het op straat onvoorbereid met draaiende
camera aan een betrokkene vragen om een reactie, in beginsel - vanwege
het intimiderende karakter ervan - niet kan worden aangemerkt als een
serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid tot wederhoor (vgl.
RvdJ 2008/46). Verweerder heeft dan ook terecht opgemerkt dat deze
werkwijze terughoudend moet worden toegepast. Uit hetgeen partijen
hebben aangevoerd blijkt echter genoegzaam dat aan klager ook nog op
een andere, aanvaardbare wijze om een reactie is gevraagd.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad dan ook van
oordeel dat verweerder in het onderhavige geval op dit punt niet
journalistiek ontoelaatbaar heeft gehandeld. (zie punten 1.2., 1.3. en
2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Overigens verschillen partijen van mening over de vraag hoe de
feitelijke gang van zaken is geweest tijdens de confrontatie die heeft
plaatsgevonden. Aangezien geen materiaal voorhanden is op grond
waarvan de Raad kan vaststellen welk standpunt juist is, onthoudt hij
zich van een verder oordeel ter zake.
Verder overweegt de Raad dat klager in de berichtgeving niet
herkenbaar in beeld is gebracht en dat geen persoonlijke gegevens van
hem zijn vermeld. Het is dan ook niet aannemelijk dat klager in de
uitzendingen voor het grote publiek herkenbaar is. Mede gelet op
hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de maatschappelijke
relevantie van de uitzending, bestaat geen grond voor het oordeel dat
verweerder het belang van klager bij de bescherming van zijn privacy
onvoldoende heeft afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met
de publicatie is gediend. Niet kan worden geconcludeerd dat klagers
privacy door de uitzending disproportioneel is geschaad. Dat klager
wellicht door een beperkte groep uit zijn directe omgeving in de
uitzending is herkend, kan daaraan niet afdoen. (zie punt 2.4.1. van
de Leidraad en vgl. RvdJ 2009/25)
Trefwoorden:
· Journalistieke werkwijze: bronnen, camera-overvaltechniek,
hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/40
---
Raad voor de Journalistiek