Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 17 augustus 2009
door mr. A. Herstel, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mr. B. Geersing, mw. drs. M.G.N. Mathot en mr. drs. G.J. Wolffensperger, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

J.M. Jacobs / de hoofdredacteur van Aktueel Sportief Uitspraak: ongegrond
In Aktueel Sportief is een artikel gepubliceerd met daarin een overzicht van Nederlanders die gedurende hun vakantie vermist zijn geraakt, onder wie de vader van klager. Van elk vermist persoon is een foto afgedrukt, waarbij de naam, woonplaats en de datum waarop de persoon is verdwenen, zijn vermeld. Voorts is bij elke persoon in een korte tekst een aantal bijzonderheden opgesomd over diens verdwijning. Hoewel de Raad begrip heeft voor het verdriet dat de nabestaanden kunnen ervaren naar aanleiding van de publicatie, zijn de aard en de context van de publicatie niet van zodanige aard dat verweerder na afweging van alle belangen voorafgaand aan de publicatie klager daarover had behoren te informeren. Objectief bezien wordt de vermissing van de vader van klager slechts als illustratie gebruikt in een algemeen verhaal over vermiste personen en vormt deze niet de essentie van de publicatie. Bovendien is gebruik gemaakt van informatie uit een voor iedereen toegankelijke bron, te weten de website van TROS Vermist.
De omstandigheid dat de informatie niet geheel juist is overgenomen, maakt nog niet dat verweerder daarmee journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Daarbij overweegt de Raad dat verweerder, gelet op de context waarin de vrijelijk toegankelijke informatie is geplaatst en de overige daarbij vermelde informatie, van de juistheid van de verdwijndatum mocht uit gaan. Verder is in het gewraakte artikel weliswaar op enigszins andere wijze geformuleerd dat de vader van klager na diens verdwijning nog in Amsterdam zou zijn gesignaleerd, maar daarmee is niet de suggestie gewekt dat de vader van klager zijn verdwijning in scene zou hebben gezet. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad dan ook van oordeel dat verweerder met de publicatie geen grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving
· Privacy: foto's, vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2009/44

de Stichting Turnschool Dynamic Gymnastics / de hoofdredacteur van Webregio.nl
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Geroyeerde gymleraar zoekt wraak via leerlingen". Daarin is onder meer vermeld dat bij klaagster een gymcoach actief is die door de Nederlandse gymnastiekunie (KNGU) voor het leven geschorst is.
Verweerder heeft niet bestreden dat in het artikel een aantal beschuldigingen jegens klaagster wordt geuit. Evenmin heeft verweerder weersproken dat klaagster voorafgaand aan de plaatsing van het artikel op vrijdag 15 mei 2009 geen gelegenheid tot wederhoor is geboden. De omstandigheid dat het een publicatie op internet betreft, maakt nog niet dat hoor en wederhoor achterwege kan worden gelaten. Voor de publicatie van redactionele artikelen geldt, óók bij plaatsing op internet, de in punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad geformuleerde norm.
Het gewraakte artikel is gebaseerd op reacties die de redactie heeft ontvangen naar aanleiding van een artikel dat twee weken daarvoor was gepubliceerd. In deze twee weken heeft verweerder onder meer contact gehad met enkele bronnen en de hem overgelegde stukken op zorgvuldigheid onderzocht. Niet valt in te zien dat niet ook nog enige tijd kon worden besteed aan het toepassen van wederhoor bij klaagster. Evenmin biedt de stelling dat een publicatie op internet eenvoudig kan worden hersteld, grond voor het oordeel dat hoor en wederhoor achterwege kon blijven. Daarbij acht de Raad van belang dat juist de snelheid van internet met zich brengt dat een eenmaal op internet gepubliceerd artikel binnen zeer korte tijd door anderen kan worden overgenomen. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten voorafgaand aan de publicatie van 15 mei 2009 het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen. Verweerder heeft echter op eerste verzoek van klaagster het artikel van zijn website verwijderd en klaagster in de gelegenheid gesteld om alsnog op de geuite beschuldigingen te reageren. Dat klaagster tot twee maal toe heeft geweigerd van die gelegenheid gebruik te maken, kan verweerder niet worden verweten. Hoewel het beter ware geweest indien verweerder bij de herpublicatie van het artikel op internet zou hebben vermeld dat klaagster niet wenste te reageren, heeft verweerder door dat na te laten niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze ná de publicatie van 15 mei 2009 zijn omissie voorafgaand aan die publicatie voldoende heeft hersteld. Ten slotte heeft klager gesteld dat het artikel tendentieus zou zijn en onjuistheden zou bevatten. De Raad stelt voorop dat hij niet beschikt over materiaal op grond waarvan hij kan vaststellen of het artikel onjuistheden bevat. De (vermeende) onjuistheden zijn door verweerder echter niet als feit gepresenteerd. Uit het artikel blijkt
- door gebruik van de termen `zou' en `volgens de personen die WebRegio benaderden' - genoegzaam dat het stellingen en beweringen van bronnen betreft. Bovendien heeft verweerder met de door hem overgelegde stukken aannemelijk gemaakt dat hij over zodanige bronnen en informatie beschikte, dat hij daarin aanleiding kon zien voor publicatie van de geuite beweringen. Naar het oordeel van de Raad heeft verweerder op dit punt dan ook niet journalistiek onzorgvuldig gehandeld.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: misleidende, tendentieuze berichtgeving
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie Publicatie op www.rvdj.nl/2009/45

de burgemeester van de gemeente Kampen / de hoofdredacteur van de Stentor
Uitspraak: ongegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Boze bouwvakker gooit kont tegen de krib". In dit artikel wordt onder meer aandacht besteed aan een incident dat tot aanhouding van een bouwondernemer heeft geleid. De essentie van de publicatie is gelegen in het optreden van een bouwinspecteur in algemene zin en het effect daarvan op de bouwondernemingen in de gemeente Kampen. Klager heeft allereerst aangevoerd dat bij de totstandkoming van het artikel onvoldoende gelegenheid tot wederdoor is geboden.
Niet in geschil is dat voorafgaand aan de publicatie herhaaldelijk contact tussen partijen heeft plaatsgevonden, waarbij de gemeente om commentaar is gevraagd. Een deel van de publicatie is aan de reactie van de gemeente gewijd. De weergegeven reactie van de gemeente is nogal summier en erg algemeen gehouden. Aldus sluit die reactie niet goed aan op de rest van de publicatie, nu deze geen betrekking heeft op de concrete feiten en omstandigheden van het incident zoals die zijn geschetst door de geïnterviewde bouwondernemer. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd kan echter niet worden vastgesteld aan welke partij dit te wijten is. De omstandigheid dat de gepubliceerde reactie van de gemeente Kampen geen betrekking heeft op al hetgeen in het artikel naar voren is gebracht, is echter onvoldoende voor de conclusie dat de gemeente onvoldoende gelegenheid tot wederhoor is geboden. Alle omstandigheden in aanmerking genomen bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder op dit punt grenzen heeft overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Ten slotte heeft klager gesteld dat de privacy van de betrokken ambtenaar door de publicatie onevenredig is aangetast. In het artikel zijn de naam, woonplaats, leeftijd noch de achtergrond van de betrokken ambtenaar vermeld. De Raad acht het dan ook niet aannemelijk dat de ambtenaar, door de wijze waarop hij in het artikel is aangeduid, voor het grote publiek in de publicatie herkenbaar is. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het belang van de ambtenaar bij de bescherming van zijn privacy onvoldoende heeft afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat de privacy van de betrokken ambtenaar door de publicatie disproportioneel is geschaad. Dat de ambtenaar wellicht door een beperkte groep uit zijn directe (werk)omgeving in de publicatie is herkend, kan daaraan niet afdoen. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2009/46

de Bond tegen het vloeken / de hoofdredacteur van `Nieuw Dier' (RTL5) Uitspraak: onbevoegd
In een uitzending van het televisieprogramma `Nieuw Dier' is op 9 januari 2009 een sketch getoond die een parodie bevat op het laatste avondmaal van Jezus. Voorts bevatte een andere aflevering van `Nieuw Dier' een aantal sketches waarin zowel Jezus als God werden nagespeeld.
De Raad overweegt dat de gewraakte uitzendingen louter althans voornamelijk bestaan uit elementen van niet-journalistieke aard, zoals (pogingen tot) satire en amusement. Deze elementen hebben een zodanige invloed op de uitzendingen dat deze in het geheel als van niet-journalistieke aard moeten worden aangemerkt. Het journalistieke normenstelsel is voor de beoordeling van dergelijke uitzendingen niet bedoeld. De Raad acht zich niet bevoegd om een inhoudelijk oordeel te geven over de gewraakte uitzendingen.
Trefwoorden:

· Procedure: bevoegdheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/47

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

Habitura B.V. / J. Dohmen en NRC Handelsblad
Uitspraak: deels gegrond
De Raad heeft allereerst een verzoek van verweerders tot wraking van Raadslid drs. P. Olsthoorn beoordeeld. De omstandigheid dat een journalistlid van de Raad informele contacten onderhoudt c.q. heeft onderhouden met een aangeklaagde journalist, is naar het oordeel van de Raad onvoldoende om (schijn van) partijdigheid aan te nemen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de Raad een zelfregulerende instantie is, waarvan derhalve óók journalisten deel uitmaken, terwijl binnen de journalistieke sector iedereen elkaar min of meer kent. Bijkomende feiten en omstandigheden kunnen echter maken dat de onpartijdigheid van de Raad in het geding komt. Uit hetgeen verweerders en Olsthoorn ter zake hebben aangevoerd, blijkt dat Dohmen en Olsthoorn regelmatig contact hebben, waarbij zij elkaars werk becommentariëren. Hieruit vloeit mogelijkerwijs voort dat Olsthoorn oordelen heeft over de kwaliteiten van Dohmen als onderzoeksjournalist. Een en ander brengt mee dat bij verweerders de indruk kan bestaan dat Olsthoorn thans niet in volledige onpartijdigheid over de onderhavige zaak kan oordelen. Het verzoek om wraking is derhalve toegewezen. De klacht is vervolgens inhoudelijk behandeld door de voorzitter tezamen met de resterende leden. De klacht is gericht tegen het artikel "Mogelijk fraude met Limburgs vastgoed". Daarin is vermeld dat klaagster een perceel bos voor EUR 100.000,-- heeft aangekocht en op dezelfde dag - via een zogeheten `abc-constructie' - heeft doorverkocht voor EUR 304.700,--. Klaagster heeft gemotiveerd aangevoerd dat de weergegeven informatie over de transactie waarbij zij is betrokken, onvolledig en daardoor onjuist is. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat er weliswaar `over de transactie met klaagster veel meer te zeggen viel' maar dat het - gezien de context van de passage - niet nodig was meer informatie over de transactie op te nemen. Dit standpunt van verweerders volgt de Raad niet. De gewraakte passage betreft immers niet (alleen) het handelen van de rentmeester van Waterleiding Maatschappij Limburg, waaraan in het artikel uitvoerig aandacht wordt besteed, maar evenzeer het handelen van klaagster. Daarbij wordt de indruk gewekt dat klaagster actief is betrokken bij een transactie die niet deugt. Aldus is sprake van een zodanige diskwalificatie van klaagster dat verweerders deze niet zonder deugdelijke grondslag en behoorlijke toepassing van wederhoor hadden mogen publiceren. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Voorafgaand aan de publicatie heeft herhaaldelijk contact tussen partijen plaatsgevonden. Daarbij is Dohmen uitvoerig over de bewuste transactie geïnformeerd. Door ondanks deze informatie de hiervoor bedoelde suggestie te wekken en daarbij de bekende feiten slechts gedeeltelijk weer te geven en voorts slechts een summiere reactie van klaagster op te nemen, hebben verweerders journalistiek onzorgvuldig gehandeld. Dat verweerders klaagster na de gewraakte publicatie herhaaldelijk hebben aangeboden verder over de kwestie te spreken, kan daaraan niet afdoen. Verweerders hadden ofwel in het gewraakte artikel een uitvoeriger reactie van klaagster behoren op te nemen, dan wel daarin terughoudender ten aanzien van het (vermeende) handelen van klaagster dienen te berichten. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.
Verder staat niet ter discussie dat Dohmen heeft toegezegd de naam van klaagster niet in het artikel te vermelden. Dit is ook niet gebeurd. Klaagster is in het artikel aangeduid als `een Brabants bedrijf dat natuurgebieden ontwikkelt'. De naam en de vestigingsplaats van klaagster zijn niet vermeld. Het is niet aannemelijk dat klaagster in deze omschrijving voor het grote publiek herkenbaar is. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerders op dit punt journalistiek ontoelaatbaar hebben gehandeld. Dat klaagster wellicht door een beperkte groep personen c.q. instellingen uit haar directe omgeving in het artikel is herkend, kan daaraan niet afdoen. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
Ten slotte heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen het opnemen van telefoongesprekken. De journalist die een telefoongesprek opneemt teneinde (delen van) die opname uit te zenden of te publiceren, dient zijn gesprekspartner ervan op de hoogte te stellen dat, en met welk doel, hij die opname maakt. De journalist kan van deze norm afwijken als een gewichtig maatschappelijk belang dit rechtvaardigt en hetzelfde doel op geen andere manier bereikt kan worden. (zie punt 2.1.6. en de inleiding van de Leidraad) Verweerders hebben ter zake gesteld dat zij geen toestemming van een gesprekspartner nodig hebben voor het opnemen van een gesprek. Volgens hen is het soms handig om over een exacte weergave te beschikken van hetgeen door een geïnterviewde is gezegd. De Raad heeft begrip voor dit standpunt, maar zulks laat echter onverlet dat verweerders de betrokken medewerker van klaagster hadden moeten informeren over het feit dat de telefoongesprekken met hem werden opgenomen. Door dat na te laten hebben verweerders gehandeld in strijd met de hiervoor geformuleerde norm. Gesteld noch gebleken is van een maatschappelijk belang dat de handelwijze van verweerders zou kunnen rechtvaardigen. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bandopnames, hoor en wederhoor
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Procedure: wraking
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/43

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand, drs. P. Olsthoorn en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

Jet Cars B.V. / A. Stegeman (Noordkaap TV Producties) en `Undercover in Nederland' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van `Undercover in Nederland' is aan de orde gesteld dat klaagster althans een van haar werknemers mogelijk betrokken is bij het illegaal verstrekken van APK-bewijzen. Het kan maatschappelijk relevant en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klaagster bij onoorbare praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen. Verweerders hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitzending is gebaseerd op eigen onderzoek, dat zij naar aanleiding van tips hebben verricht. Bovendien is voorafgaand aan de uitzending contact met de bestuurder van klaagster opgenomen, die bij die gelegenheid is geconfronteerd met de door verweerders verkregen informatie. De reactie van de bestuurder is ook in de uitzending verwerkt. Van onvoldoende toepassing van wederhoor is dan ook geen sprake. Daarbij is in aanmerking genomen dat de desbetreffende medewerker van klaagster uitdrukkelijk in de uitzending heeft verklaard dat het een individuele actie van hemzelf betrof. Bovendien heeft de bestuurder van klaagster duidelijk meegedeeld dat hij zich van de illegale praktijken van zijn medewerker distantieert. Aldus bestaat voor de gemiddelde kijker voldoende ruimte voor een andere conclusie dan dat klaagster betrokken is bij de aan de orde gestelde praktijken althans dat die praktijken met medeweten c.q. instemming van klaagster plaatsvinden. Ook anderszins is niet gebleken dat sprake is van eenzijdige, tendentieuze en misleidende berichtgeving. (zie punten 1.2., 1.3. en 2.3.1. van de Leidraad)
Voorts is het niet zonder meer journalistiek onzorgvuldig indien in een uitzending als de onderhavige, waarin een ernstige misstand aan de kaak wordt gesteld, de naam van de betrokken onderneming wordt vermeld en getoond. Indien de desbetreffende onderneming een essentiële rol speelt in de aan de orde gestelde kwestie, kan het van maatschappelijk belang zijn om de gegevens van die onderneming in de berichtgeving te vermelden. Naar het oordeel van de Raad is dit in de onderhavige zaak het geval, nu de (vermeende) illegale praktijken hebben plaatsgevonden in het pand van klaagster, en de handelingen zijn verricht door een werknemer van klaagster. Het is maatschappelijk en journalistiek relevant daarover te berichten op de wijze zoals verweerders hebben gedaan. Verweerders hebben op verantwoorde wijze het belang van klaagster afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. Dat de naam van het keuringsstation in de uitzending niet is genoemd, doet aan het vorenstaande niet af, nu verweerders gemotiveerd hebben aangevoerd dat zij slechts bij het bedrijf van klaagster daadwerkelijk een illegaal APK-bewijs hebben gekocht. (vgl. RvdJ 2007/28)
Gelet op het voorgaande was er voor verweerders geen aanleiding om tot een rectificatie over te gaan.
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: misleidende, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2009/41

J.A.M. Agterberg / `Wegmisbruikers' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond
In een uitzending van `Wegmisbruikers' is een gesprek tussen klager en een politiesurveillant uitgezonden, wegens het overschrijden van een doorgetrokken streep. Klager is daarbij herkenbaar in beeld gebracht. Bovendien is klagers voornaam herhaaldelijk genoemd door de politiesurveillant, die klager bleek te kennen van een sportclub. De Raad stelt voorop dat een journalist gemaakte afspraken behoort na te komen. Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of klager mondeling toestemming heeft verleend om herkenbaar in beeld te worden gebracht. Verweerder heeft echter erkend dat een zogenaamde schriftelijke `quit claim' ontbreekt. Klager behoort dan het voordeel van de twijfel te krijgen. Door klager herkenbaar in beeld te brengen, heeft verweerder derhalve journalistiek onzorgvuldig jegens klager gehandeld.
De Raad acht het begrijpelijk dat een en ander klager niet welgevallig is. Echter, direct nadat verweerder door klager op de onjuiste handelwijze is aangesproken, zijn aan klager excuses gemaakt. Bovendien heeft verweerder de desbetreffende uitzending opgevraagd en het portret van klager alsnog onherkenbaar gemaakt, en heeft hij het item van de website gehaald. De Raad is van oordeel dat verweerder de gemaakte fout aldus op voldoende deugdelijke wijze heeft rechtgezet. (vgl. RvdJ 2008/63)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: afspraken
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens
· Rectificatie/weerwoord: rectificatie Publicatie op www.rvdj.nl/2009/42

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 31 juli 2009
door mr. Th. Groeneveld, voorzitter, mw. A.C. Diamand, mr. T.E. Klein, drs. P. Olsthoorn en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

X / `Das je goed recht' (SBS6)
Uitspraak: ongegrond c.q. onthouding oordeel
In uitzendingen van `Das je goed recht' is aandacht besteed aan klachten over de handelwijze van klager als aannemer. Daarbij is aan de orde gesteld dat klager werk vooruit laat betalen, maar dat werk vervolgens niet (volledig) uitvoert. Het kan maatschappelijk relevant en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klager bij onbehoorlijke praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij gebruik heeft gemaakt van diverse bronnen en eigen onderzoek heeft verricht. Aannemelijk is geworden dat voor de berichtgeving voldoende grondslag bestond. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat hetgeen klager ter zitting heeft verklaard ten aanzien van zijn besloten vennootschappen, het in de uitzending geschetste beeld van klagers handelwijze bevestigt. Ook overigens is niet gebleken dat de berichtgeving zodanige feitelijke onjuistheden bevat, dat verweerder met de publicatie daarvan journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Voorts is klager voorafgaand aan beide uitzendingen geconfronteerd met de door verweerder verkregen informatie. De reactie van klager is ook in de uitzending verwerkt. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder onvoldoende wederhoor heeft toegepast. In dat verband overweegt de Raad nog dat het op straat onvoorbereid met draaiende camera aan een betrokkene vragen om een reactie, in beginsel - vanwege het intimiderende karakter ervan - niet kan worden aangemerkt als een serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid tot wederhoor (vgl. RvdJ 2008/46). Verweerder heeft dan ook terecht opgemerkt dat deze werkwijze terughoudend moet worden toegepast. Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd blijkt echter genoegzaam dat aan klager ook nog op een andere, aanvaardbare wijze om een reactie is gevraagd. Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad dan ook van oordeel dat verweerder in het onderhavige geval op dit punt niet journalistiek ontoelaatbaar heeft gehandeld. (zie punten 1.2., 1.3. en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Overigens verschillen partijen van mening over de vraag hoe de feitelijke gang van zaken is geweest tijdens de confrontatie die heeft plaatsgevonden. Aangezien geen materiaal voorhanden is op grond waarvan de Raad kan vaststellen welk standpunt juist is, onthoudt hij zich van een verder oordeel ter zake.
Verder overweegt de Raad dat klager in de berichtgeving niet herkenbaar in beeld is gebracht en dat geen persoonlijke gegevens van hem zijn vermeld. Het is dan ook niet aannemelijk dat klager in de uitzendingen voor het grote publiek herkenbaar is. Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de maatschappelijke relevantie van de uitzending, bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder het belang van klager bij de bescherming van zijn privacy onvoldoende heeft afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. Niet kan worden geconcludeerd dat klagers privacy door de uitzending disproportioneel is geschaad. Dat klager wellicht door een beperkte groep uit zijn directe omgeving in de uitzending is herkend, kan daaraan niet afdoen. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2009/25)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, camera-overvaltechniek, hoor en wederhoor

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie, vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2009/40

---