Evaluatie Pilot drugs en verkeer
24-10-2008 23-01-2009
1
Samenvatting
Dit rapport geeft de ervaringen weer die in de operationele politie praktijk zijn opgedaan gedurende de pilot drugs en verkeer in de periode 24 oktober 2008 tot 24 januari 2009.
De pilot is uitgevoerd door een pilot team binnen de juridische kaders die de huidige tekst van artikel 8 eerste lid van de wegenverkeerswet stelt.
De leden van het pilot team hebben de afgelopen twee jaren in de ESTHER taak van het DRUID project ervaring opgedaan met het beproeven van speekseltesters en het herkennen van symptomen en kenmerken van bestuurders van voertuigen die drugs of rijgevaarlijke geneesmiddelen hebben gebruikt.
Gedurende de pilot periode hebben leden van het pilot team relatief veel automobilisten gecontroleerd op hun rijgedrag en/of reactievermogen.
Op basis van de ervaring die de leden van het team in het verleden hebben opgedaan is een aantal bestuurders van motorrijtuigen nader bekeken op de beïnvloeding van het reactievermogen en afwijkende gedragingen ten gevolge van het gebruik van psychoactieve stoffen.
In een aantal situaties is op basis van het getoonde rijgedrag samen met de manier waarop de gedrag- en reactietesten zijn uitgevoerd geconcludeerd dat sprake was van verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994. De betrokken bestuurder is in die situaties vervolgens aangehouden als verdacht van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994. Na voorgeleiding is tegen de betrokken verdachte proces verbaal opgemaakt.
Deze verdachten is na afloop van de juridische activiteiten en na heenzenden gevraagd op vrijwillige basis en met garantie van anonimiteit medewerking te verlenen aan de pilot.
Een aantal automobilisten is gecontroleerd waarbij weliswaar de verdenking bestond dat drugs of rijgevaarlijke geneesmiddelen waren gebruikt maar onvoldoende grond was om hem/haar als verdacht van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 te kunnen bestempelen.
In totaal is tegen 57 bestuurders proces verbaal opgemaakt en is van hen een bloedmonster of een vervangend urinemonster afgenomen. Geen der verdachten heeft geweigerd om medewerking te verlenen aan het afstaan van een bloed- of urinemonster. Bij drie verdachten is een vervangend urineonderzoek verricht in verband met medische omstandigheden. De 57 verdachten is na afloop van de juridische procedure gevraagd op vrijwillige basis mee te werken aan het uitvoeren van een of meer speekseltesten. Aan 15 vrijwilligers is eveneens gevraagd een of meer van dergelijke speekseltesten uit te voeren. Deze laatste groep had drugs gebruikt en heeft zich bereid verklaard een speekseltest uit te voeren. Van deze laatste groep is uiteraard - geen bloedmonster afgenomen.
49 verdachten tegen wie proces verbaal is opgemaakt hebben hun medewerking verleend aan het op vrijwillige basis uitvoeren van een of meer speekseltesten en het afstaan van een speekselmonster.
8 verdachten hebben aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan de pilot. Door hen zijn geen speekseltesten uitgevoerd. Een speekselmonster is evenmin afgenomen.
2
Van elke speekseltest die is uitgevoerd is een aantal gegevens vastgelegd. Het betreft hier gegevens over de tijd benodigd om de test uit te voeren en gegevens omtrent de waargenomen verschijnselen die kunnen duiden op het gebruik van psychoactieve stoffen en op beïnvloeding van het reactievermogen etc. Van een aantal vrijwilligers/passagiers zijn dergelijke gegevens eveneens vastgelegd omdat deze passagiers bereid bleken tevens medewerking te verlenen aan een aantal gedrag- en reactietesten zoals die ook bij verdachten in het kader van het opsporingsonderzoek zijn verricht.
Gedurende de uitvoering van de pilot is het optreden van het pilot team steeds duidelijker waarneembaar geworden voor oplettende weggebruikers en daarmee ook voor de doelgroep. Na circa 2 maanden was het voor het team duidelijk merkbaar dat de "doelgroep" via inlichtingen, gebruik van mobiel telefoons en zelfs via een vorm van contra-observatie op de hoogte waren van de actuele inzetlocatie van het team. Druggebruikers lieten dan in de omgeving van de controlelocatie het autorijden (tijdelijk) achterwege. Op internet werden op specifieke gebruikerssites foto's geplaatst van de onopvallende politievoertuigen die door het pilot team werden gebruikt. De laatste maand van de pilot periode was de "vangst" van het team tijdens de controle van automobilisten op drugsgebruik beduidend lager in vergelijking met de periode daarvoor.
Het team heeft tijdens de uitvoering van de pilot gebruik kunnen maken van een speciaal daartoe ingerichte mobile bureau unit en heeft om het proces van opsporen enerzijds en testen anderzijds efficiënt te laten tevens gebruikt gemaakt van een camper die een politie outfit heeft gekregen en daardoor als politievoertuig herkenbaar was.
Voor de uitvoering van de pilot is een analysecapaciteit van 100 bloedmonsters en 100 speekselmonsters vrijgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut. Gebleken is dat dit aantal toereikend is geweest aangezien slechts ongeveer 60 bloedmonsters en 60 speekselmonsters zijn afgenomen en voor analyse naar het NFI zijn gestuurd.
De leden van het pilot team hebben gedurende de pilot gebruik gemaakt van vier verschillende speekseltesters. Deze vier testers zijn door het ministerie van verkeer en waterstaat geselecteerd op basis van een specifieke informatie die door de leider van de ESTHER taak in het DRUID project is verstrekt. De vier geselecteerde drugtesters Mavand RapidSTAT, Innovacon OrALert, Varian OraLab 6 en Drager Drug Test 5000 - zijn tijdens de ESTHER activiteiten betiteld als "veelbelovend". Het zijn testers die op basis van de uitgebreide beproeving gedurende de ESTHER activiteiten als operationeel toepasbaar zijn gekwalificeerd. Varian Inc. Heeft het pilot team voorzien van een gemodificeerde OraLab 6 screener. De Varian OraLab Plus. Deze screener is de meest recente verbeterde versie van de tijdens de ESTHER activiteiten toegepaste OraLab6.
Over de betrouwbaarheid van de gebruikte testers is op basis van het geringe aantal waarnemingen geen gedegen uitspraak te doen. Er bestaan vergelijkbare gegevens van bloedproeven en speekseltesten. Deze gegevens geven slechts een grove indicatie omtrent de betrouwbaarheid. Het vaststellen van de betrouwbaarheid was geen doelstelling van de pilot.
Er is een aantal bloed en speekselmonsters geanalyseerd op de aanwezigheid en de concentratie van een aantal psychoactieve stoffen. Het onderling vergelijken van deze analyseresultaten kan een indicatief antwoord geven op de relatie tussen bloedanalyse en speekselanalyse voor bepaalde drugs.
Tijdens de uitvoering van de pilot is met name cannabis vaak gedetecteerd door de gebruikte speekseltesters. Cocaïne, amfetamine, opiaten en benzodiazepines zijn slechts bij enkele testpersonen tijdens de speekseltesten gedetecteerd.
3
De beantwoording van de vraag of het gebruik van speekseltesters een bijdrage kan leveren aan de opsporing van bestuurders van voertuigen die drugs hebben gebruikt kan op basis van de ervaringen gedurende de pilot positief worden beantwoord.
De huidige regeling met betrekking tot de opsporing van bestuurders van voertuigen die door het gebruik van psychoactieve stoffen niet tot behoorlijk besturen in staat moeten worden geacht is zeer ingewikkeld, kostbaar en tijdrovend. Slechts een beperkte groep opsporingsambtenaren is hierdoor in staat om met vrucht een proces verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW op te maken.
Andere landen in Europa hebben inmiddels sinds een aantal jaren een wettelijke regeling ingevoerd waarbij elk aantoonbaar gebruik van met name genoemde psychoactieve stoffen door bestuurders van voertuigen verboden is.
België, Duitsland, Italië en Frankrijk zijn hiervan enkele voorbeelden.
Ervaringen die in diverse staten van Australië zijn opgedaan met de toepassing van speekseltesters als selectiemiddel en met de analyse van een speekselmonster in een laboratorium zijn zeer positief. Het daar gehanteerde principe zero tolerance, screening en analyse van een afgenomen speekselmonster verdient navolging.
Het is bekend dat de Belgische overheid voor zover bekend als eerste EU land reeds een aanvang heeft gemaakt met de implementatie van speekseltesten (voor selectie doeleinden) en speekselanalyse om het bewijs te leveren dat de betrokken bestuurder psychoactieve stoffen heeft gebruikt.
Vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid en effectieve en efficiënte controlemogelijkheden door de politie is het gewenst dat ook in Nederland een dergelijk systeem in de verkeerswetgeving wordt ingevoerd. Daarbij spelen operationeel toepasbare speekseltesters een cruciale rol.
Op basis van de ervaringen tijden de pilot Drugs en verkeer is geconcludeerd dat de voorspelbaarheid van bepaald druggebruik door bestuurders van voertuigen op basis van de indicaties verkregen met de gebruikte speekseltesters een acceptabel politieel niveau hebben. Samen met de observaties van de politieambtenaar die de controle bij de betrokken bestuurder uitvoert vormt dit een werkwijze die in het merendeel van de gevallen een terechte verdenking van druggebruik bij de betrokken bestuurder rechtvaardigt. Een gering aantal gecontroleerde bestuurders met drugs in het systeem zal bij controle onopgemerkt blijven. Dat zal mede afhankelijk zijn van de ervaring die politieambtenaren hebben met het opsporen van voertuigbestuurders die drugs hebben gebruikt. Dat is vergelijkbaar met de situatie die in 1974 bestond toen aangescherpte bepalingen ten aanzien van alcoholgebruik bij het besturen van voertuigen werden ingevoerd.
Het verdient op basis van de pilot Drugs en verkeer aanbeveling om de bepaling in artikel 8 eerste lid WVW 1994 verder aan te scherpen en in de wegenverkeerswet een zero tolerance voor drugs op te nemen. De tijdens de pilot Drugs en verkeer gebruikte speekseltesters kunnen daarbij als voorselectiemiddel worden aangewezen om bestuurders van voertuigen te controleren op druggebruik.
Driebergen, 6 april 2009
C.F. Kuijten
KLPD DVP
4
Inhoudsopgave
1. De voorbereidende fase tot medio oktober 2008 7
2. De politiële voorbereidende fase tot 23 oktober 2008 13
3. De voorbereiding van de uitvoering 17
4. De werkafspraak tussen het pilot team en het NFI 19
5. Van bestuurder tot verdachte artikel 8 lid 1 WVW 1994 21
6. De uitvoering 23
7. Gegevens over de uitgevoerde speekseltesten 27
8. Constateringen tijdens de controles door het pilot team 49
9. Het verhalen van gemaakte kosten 53
10. Conclusies en aanbevelingen 55
Bijlage 1 Instructie voor het uitvoeren van gedrag- en reactietesten 59
Bijlage 2 Impairment test formulier (Pilot drugs en verkeer VenW) 65
Bijlage 3: Speekseltest formulier (Pilot drugs en verkeer VenW) 69
Bijlage 4: Informatie voor de testpersonen 71
Bijlage 5: Mavand RapidSTAT 73
Bijlage 6: Innovacon OrALert 77
Bijlage 7: Varian OraLab+ 79
Bijlage 8: Dräger Drug Test 5000 81
5
6
1. De ambtelijke voorbereidende fase tot medio oktober 2008
1.1 De aanleiding tot de pilot
De verkeersonveiligheid in Nederland en in Europa krijgt de nodige aandacht. Nederland kan gerekend worden tot de landen met de geringste verkeersonveiligheid vergeleken met andere EU landen. Op zich een mooi resultaat maar zeker geen reden om op dit terrein niet te zoeken naar mogelijkheden tot het verder terugdringen van de verkeersonveiligheid. Op het gebied van infrastructuur en voertuigen zijn weliswaar nog verbeteringen aan te brengen maar de meeste winst mag worden verwacht van een betere voertuigbeheersing en het onder alle omstandigheden vanuit een verkeersveiligheidsoogpunt optimaal presteren van verkeersdeelnemers.
Het rijden onder invloed van stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden is al jaren een onderwerp van aandacht voor de minister van Verkeer en Waterstaat. Op het terrein van het rijden onder invloed van alcohol is de afgelopen decennia de nodige vooruitgang geboekt. Dat is helaas niet het geval voor het rijden onder invloed van drugs en rijgevaarlijke geneesmiddelen. Op dit beleidsterrein is de afgelopen 10 jaar weliswaar regelmatig gesproken zowel in breed samengestelde werkgroepen als in het parlement maar tot concrete resultaten en aanbevelingen op verkeersgebied is het tot dusverre niet gekomen. Internationaal wordt al jaren onderzoek gedaan naar snelle en betrouwbare opsporingsmethoden voor drugs. Gezocht wordt naar een goed bruikbare, betrouwbare tester om drugsgebruik te detecteren waarbij de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de te testen personen zo gering mogelijk is.
Sinds oktober 2006 loopt een groot onderzoeksproject naar drugs geneesmiddelen en verkeer. Dit project is een initiatief van het Directoraat Generaal voor Transport en Energie (DGTREN) van de Europese Commissie. Het project staat bekend onder het acroniem DRUID (DRiving Under the Influence of Drugs medicines and alcohol). Onderzoek naar de toepasbaarheid en de betrouwbaarheid van speekseltesters om druggebruikers mee te kunnen detecteren is onderdeel van dit project.
De resultaten van een groot onderzoek naar speekseltesters in Europees verband komen eind
2010 beschikbaar. In afwachting van het DRUID onderzoek heeft de minister van Verkeer en Waterstaat tijdens het Algemeen Overleg van 6 november 2007 gemeld niet te willen wachten op deze resultaten maar te kijken of met behulp van speekseltesters die nu beschikbaar zijn de verdenking van drugsgebruik in het verkeer vereenvoudigd kan worden.1
Op basis van positieve ervaringen met speekseltesters in andere landen bij de opsporing van drugs in het verkeer, hebben de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Justitie aangegeven te bezien of opsporing met behulp van een speekseltester als voorlopig selectiemiddel ook in Nederland mogelijk is2. De toezegging om een pilot te houden, waarin bezien wordt of het mogelijk is met behulp van speekseltesters de aanpak van drugs in het verkeer ook in Nederland eenvoudiger aan te pakken, is herhaald door de minister van Verkeer en Waterstaat en de minister van Justitie bij gelegenheid van het debat over het wetsvoorstel puntenstelsel, in reactie op een motie die was ingediend door de Kamerleden De Rouwe, Cramer en Roefs3 .In deze motie zijn beide ministers verzocht om met voorrang het rijden onder invloed van drugs aan te pakken en na experiment en onderzoek met een voorstel te komen om drugsgebruik in het verkeer, net als alcohol, onder de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten te laten vallen. Ook tijdens het vragenuur op 15 april 2008 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de pilot aangekondigd.
1 Kamerstukken II 2007/08/31,200 XII en 29 398, nr. 67, blz. 5
2 Handelingen II, 2007/08 nr. 76,, blz 5298 tot en met 5301.
3 Kamerstukken II 2007/08, 23 324, nr. 18).
7
1.2 De context
Het verkeersveiligheidsbeleid in Nederland is de afgelopen jaren succesvol gebleken. Dat komt tot uitdrukking in het aantal verkeersdoden en gewonden dat is gedaald naar 811 doden en
16.750 gewonden in 2006 4. In 2007 waren er 20 verkeersdoden minder, 791. Nog te veel verkeersdeelnemers komen dus niet veilig thuis. Ongevallen kosten de samenleving jaarlijks ongeveer 9 miljard euro, door ziekenhuiskosten, revalidatie, productieverlies, reparatie van wegmeubilair en dergelijke.
Het afgelopen jaar is samen met andere partijen (overheden, bedrijfsleven, belangenorganisaties) de nota Strategie Verkeersveiligheid 2008-2020 opgesteld. In deze strategie, een uitwerking van de Nota Mobiliteit, is de ambitie neergelegd het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen naar maximaal 580 in 2020.5 Dit betekent een daling van het aantal doden en gewonden met ruim een kwart voor de komende tien jaar. Een van de maatregelen om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen, is een strengere aanpak van bestuurders van motorrijtuigen die verkeren onder invloed van drugs.
Het gebruik van drugs in het verkeer beïnvloedt het rijgedrag negatief en verhoogt daardoor de kans op ongevallen. Gebruik bijvoorbeeld van cannabis in het verkeer (één van de meest frequent gebruikte drugs) kan leiden tot slingerend rijden, het niet verlenen van voorrang, opvallend langzaam rijden, het niet adequaat reageren op verkeerstekens en het minder goed waarnemen van gedrag van andere weggebruikers. De schattingen over het aantal ongevallen als gevolg van druggebruik door bestuurders lopen uiteen van 10% tot 25%6. Als het gebruik van drugs in het verkeer op een adequate manier zou kunnen worden aangepakt, zou het aantal verkeersslachtoffers met 80 à 225 doden kunnen worden teruggebracht.
1.3 Het doel van de pilot
Het doel van de pilot is te kijken of het gebruik van speekseltesters als voorselectiemiddel (en niet als bewijsmiddel) de opsporing van drugsgebruik in het verkeer vergemakkelijkt, om het drugsgebruik in het verkeer terug te dringen en daarmee de verkeersveiligheid te verbeteren. Het gaat bij de pilot om het beoordelen van de praktische bruikbaarheid van de tester door de opsporingsambtenaar en van de geschiktheid van speekseltesters als selectiemiddel door vergelijking van de uitslag van de speekseltester met de uitkomst van het bloedonderzoek.
Als blijkt dat de speekseltesters als voorselectiemiddel de opsporing van drugs vergemakkelijkt, zal dit tot aanpassing van de wetgeving leiden. Speekseltesters zullen dan als wettelijk voorselectiemiddel worden toegestaan.
1.4 De opdrachtgever
De opdrachtgevers voor de pilot zijn het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) en het ministerie van Justitie, in samenwerking met de Raad van Hoofdcommissarissen, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het Openbaar Ministerie (OM) en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).7
4 Kerncijfers verkeersveiligheid 2007
5 Strategisch plan verkeersveiligheid Kamerstukken II 2007/08, 29 383, nr. 112).
6 Het SWOV onderzoek naar gebruik van drugs geeft aan dat 10% van de geteste bestuurders drugs had gebruikt, waarvan de helft cannabis. Onderzoeken uit het buitenland geeft aan dat in meer dan 25% van de dodelijke ongevallen drugs in het spel waren (Kelly, Darke, Ross, Drug and Alcohol Review, volume 23, Number 3, september 2004 )
7 Plan van aanpak pilot. Praktijktest inzet speekseltester bij opsporing drugs in het verkeer . V&W 13 Oktober 2008
8
1.5 De hoofdlijnen van de uitvoering
De operationele uitvoering van de pilot staat onder leiding van de politie. De uitvoering geschiedt door Nederlandse politieambtenaren die ook in het kader van het DRUID project activiteiten hebben verricht. Er is een beknopt projectplan politie opgesteld. Dit team van Nederlandse politieambtenaren dat tot voor kort samen met collega's uit vijf andere Europese landen actief was in het uitvoeren van de ESTHER taak kan bogen op enige ervaring met het detecteren van symptomen en kenmerken van drugsgebruikers en hebben bovendien de nodige ervaring opgedaan met het merendeel van de speekseltesters dat op de markt beschikbaar is. Deze politieambtenaren zijn voor de duur van de pilot vrijgemaakt om exclusief aandacht te besteden aan het opsporen van personen die door druggebruik handelen in strijd met artikel 8 eerste lid van de wegenverkeerswet. De politiële uitvoering van de pilot staat onder beleidsmatige verantwoordelijkheid van de Raad van Hoofdcommissarissen die daartoe een politieel projectleider en een operationeel projectleider heeft aangewezen.
De uitvoering van de pilot vindt plaats binnen het reguliere opsporingsbeleid van de politie waarbij gebruik wordt gemaakt van de al bestaande bevoegdheden en wettelijke bepalingen.8 De pilot die is gestart op 24 oktober 2008 heeft een duur van maximaal 3 maanden. In deze periode kunnen zo werd verwacht - maximaal 100 verdachten worden opgespoord tegen wie proces verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 wordt opgemaakt. Het beoogde aantal zaken dat nodig is om een oordeel te kunnen geven of speekseltesters de verdenking van drugsgebruik kunnen vergemakkelijken ligt tussen de vijftig en de honderd. Het minimum aantal zaken voor de pilot is vastgesteld op 50. De pilot concentreert zich in de regio's waar de meest deskundige politieambtenaren ingezet kunnen worden. De hiervoor genoemde ambtenaren zijn gestationeerd bij de politiekorpsen Gelderland-Zuid, Limburg-Zuid en bij de units Breda, Maasbracht en Wolfheze van de Dienst Verkeerspolitie van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). De operationeel leider van het team bepaalt in overleg met de teamleden de exacte controleplaatsen.
1.6 De vrijwillige deelname van test personen
In de pilot wordt geen wijziging gebracht in de wijze waarop de verdenking wordt verkregen dat de betrokken bestuurder het verbod van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet
1994 heeft overtreden. De bestuurder kan alleen op basis van vrijwilligheid zijn medewerking verlenen aan het uitvoeren van de speekseltest. De meetresultaten van de speekseltester en de analyseresultaten van het speekselmonster worden niet gebruikt voor de verdenking en evenmin voor het bewijs in de strafzaak.
1.7 De meest relevante drugs
Op basis van verricht onderzoek naar het gebruik van drugs door verkeersdeelnemers in Nederland en elders is naar voren gekomen dat bij het rijden onder invloed van drugs voornamelijk sprake is van het gebruik van cannabis, cocaïne en amfetamine (inclusief de designer drugs). In mindere mate is ook sprake van het gebruik van heroïne. Naast deze groep van illegale stoffen bestaan ook geneesmiddelen die eveneens psychoactieve eigenschappen hebben en door weggebruikers kunnen worden gebruikt. Benzodiazepines, barbituraten en antidepressiva kunnen in dit verband worden genoemd. Er zijn thans geen speekseltesters op de markt die deze stoffen in voldoende mate kunnen detecteren.9 In het kader van deze pilot blijven deze groepen rijgevaarlijke geneesmiddelen buiten beschouwing.
8 Opsporing van verdachten van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 vormt de basis van de pilot.
9 Zolang geen adequate testers voor rijgevaarlijke geneesmiddelen beschikbaar zijn zal opsporing van deze bestuurders van voertuigen volgens de traditionele manier (artikel 8 lid 1 WVW 1994) moeten geschieden.
9
1.8 De te gebruiken speekseltesters
De eerste resultaten van de praktische beproeving van speekseltesters zoals ingezet tijdens de ESTHER taak van het DRUID project zijn medio oktober 2008 gepresenteerd in een interne bijeenkomst van alle ESTHER teams die in zes EU landen deze testen hebben uitgevoerd. De resultaten zijn voorlopig en hebben de status intern en confidentieel. Op basis van de resultaten van de ESTHER activiteiten is door de taakleider ESTHER een advies uitgebracht over testers die door de opdrachtgever ware te selecteren om in de pilot te worden ingezet.
Een viertal speekseltesters is voorgedragen dat op basis van opgedane ervaringen als meest geëigend voor de pilot wordt beschouwd.
Twee testers die geen beperkingen hebben voor wat betreft de inzetmogelijkheden en twee testers die in het bijzonder op een bureau of in een mobile bureau unit (MBU) te gebruiken zijn.
De vier testers betreffen enerzijds de Mavand RapidSTAT en de Dräger Drug Test 5000 als testers die in een MBU of op een politiebureau gebruikt kunnen worden. (Deze testers zijn "instrumental devices")
Anderzijds de Innovacon OrALert en de Varian OraLab 610 die voor wat betreft de inzet ook te gebruiken zijn langs de kant van de weg en in andersoortige politievoertuigen. (Deze testers zijn disposable devices)
Deze speekseltesters zijn in de ESTHER teams gebruikt om de bruikbaarheid te toetsen en zijn daartoe in de bewuste EU landen (Finland, Duitsland, België, Spanje, Ierland en Nederland) tijdelijk en plaatselijk operationeel gebruikt.
De Mavand RapidSTAT is recent door de Franse overheid aangekocht om te worden gebruikt tijdens de dagelijkse politiecontrole op drugsgebruik door bestuurders van motorrijtuigen.
De Drager Drug Test 5000 wordt momenteel op beperkte schaal ingezet voor soortgelijke controles op diverse plaatsen in een aantal deelstaten in Duitsland (onder andere in de deelstaat Saarland).
De Belgische overheid treft voorbereidingen om op korte termijn de specifieke wetgeving betreffende drugsgebruik door bestuurders van motorrijtuigen in die zin aan te passen dat de verdenking kan worden gebaseerd op de indicatie die wordt verkregen door het uitvoeren van een speekseltest. De leiders van de Belgische ESTHER teams en de toxicologen van het NICC zijn in oktober al informeel geïnformeerd over speekseltesters die als "promising" zouden kunnen worden beoordeeld door de ESTHER teams. Op grond hiervan wordt het aannemelijk geacht dat de Drager Drug Test 5000 aangewezen zou kunnen worden om als voorselectiemiddel te worden gebruikt.
De Innovacon OrALert en de Varian OraLab 6 - beide disposable devices zijn voor zover bekend nog niet grootschalig ingezet in enig EU land. Vanuit een operationeel perspectief is het gewenst ook deze twee te betrekken in de pilot omdat deze testers multi-inzetbaar zijn.
De opdrachtgever heeft dit advies overgenomen waarna deze speekseltesters ten behoeve van de uitvoering van de pilot zijn aangeschaft. Opgemerkt dient hierbij te worden dat de Varian OraLab 6 op basis van gegeven aanbevelingen vanuit de ESTHER evaluatie is gemodificeerd om het gebruikersgemak te vergroten. Daarom wordt deze gemodificeerde tester de OraLab Plus gebruikt gedurende de pilot.
10 De OraLab6 is kort voor de start van de pilot gemodificeerd op basis van de aanbevelingen vanuit de ESTHER taak.
10
1.9 De procesbeschrijving in werkprocessen
De werkprocessen tussen de politie en het OM, het OM en het NFI en de NFI en de politie zoals die tijdens de pilot gelden kunnen als volgt worden weergegeven.
1.9.1 Werkproces opsporingsambtenaar en verdachte
· De opsporing van drugsgebruik in het verkeer verloopt binnen het huidig wettelijk kader van de Wegenverkeerswet 1994.
· Voor het onderzoek naar het gebruik van psychoactieve stoffen en de beïnvloeding van de rijvaardigheid zoekt de opsporingsambtenaar naar uiterlijke kenmerken van drugsgebruik bij de bestuurder/verdachte en neemt hem een aantal testen af. De testen behelzen reactie- en coördinatietesten.
· Indien de opsporingsambtenaar op basis van de reguliere testen voldoende gronden hiertoe ziet, wordt een proces-verbaal ex artikel 8 eerste lid WVW 1994 opgemaakt en een rijverbod opgelegd.
· De verdachte wordt gevraagd op vrijwillige basis medewerking te verlenen aan de speekseltest en daarnaast een speekselmonster af te staan.
· Het is essentieel dat de verdachte weet dat de uitkomst van de speekseltest niet in het proces-verbaal wordt opgenomen, niet bijdraagt aan de verdenking en evenmin geldt als wettig bewijsmiddel voor de rechter.
· In het proces-verbaal art 8 eerste lid WVW 1994 wordt geen koppeling gemaakt tussen de uitslag van de speekseltest en de bloedproef.
· De bloedproef dient als bewijslast.
· De uitslag van de speekseltest is enkel van belang voor de pilot. De politie meldt deze informatie aan de verdachte op het moment dat hem gevraagd wordt vrijwillig mee te werken aan de pilot. In voorkomende gevallen wordt deze mededeling ook in het proces verbaal vermeld.
· De anonimiteit van de deelnemer aan de pilot en de speekseltest wordt gewaarborgd.
· De deelnemer aan de speekseltest wordt een formulier overhandigd met daarop informatie over de pilot. Er wordt daarin duidelijk gemaakt dat geen strafrechtelijke consequenties verbonden zijn aan het al dan niet deelnemen aan de speekseltest en aan de uitslag hiervan.
1.9.2 Werkproces NFI
· Speekselmonsters die zijn afgestaan door vrijwillig aan de pilot medewerkende personen worden zo snel mogelijk ingevroren.
· Transport van de ingevroren speekselmonsters naar het NFI geschiedt door de koeriersdienst die de monsters gedurende de pilot elke dinsdag ophaalt bij het politiebureau van de unit Breda van de Dienst Verkeerspolitie van het klpd.
· De ingevroren speekselmonsters worden voor het transport van Breda naar Den Haag in een koelbox geplaatst opdat de monsters in bevroren staat bij het NFI worden afgeleverd.
· Het NFI analyseert de speekselmonsters en de bloedmonsters die zijn afgenomen en naar het NFI worden gestuurd op de aanwezigheid van drugs en bepaalt de concentratie van de bewuste stoffen in het bloedmonster en in het speekselmonster.
· De uitslagen van de analyses van de bloed- en speekselmonsters worden teruggestuurd naar de politieambtenaar in wiens opdracht het bloedmonster is afgenomen.
· Binnen twee maanden nadat de laatste monsters zijn afgenomen, zullen de analyse resultaten bekend zijn.
11
1.9.3 Werkproces politie en OM
· Indien op basis van door de politie waargenomen uiterlijke kenmerken en de bloedanalyse door het NFI voldoende bewijs is verkregen ter zake het misdrijf van artikel 8, eerste lid, van de WVW 1994, wordt het opgemaakte proces-verbaal afgerond en naar het openbaar ministerie gezonden.
· Het OM kan vervolgens beslissen over te gaan tot vervolging.
· De uitslagen van de speekseltesten zijn op geen enkele wijze bepalend of vervolging plaatsvindt. Ze worden ook niet in het proces-verbaal vermeld.
1.9.4 Werkproces pilot-team
· Het pilot team volgt de normale procedure ten aanzien van de opsporing van personen die in verband met het gebruik van psychoactieve stoffen niet tot behoorlijk besturen in staat moeten worden geacht.
· Deze opsporingsactiviteit kan resulteren in het opmaken van een proces-verbaal art
8 eerste lid WVW 1994.
· Het opmaken van dit pv geschiedt op de al sinds jaren gebruikelijke wijze volgens de aanwijzingen van het plaatselijke openbaar ministerie.
· Als tegen de verdachte een proces verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 wordt opgemaakt wordt een bloedmonster afgenomen dat voor analyse wordt opgestuurd naar het NFI.
· Na afloop van de formele juridische procedure wordt de verdachte gevraagd op vrijwillige basis medewerking te verlenen aan het uitvoeren van een speeksel test waarmee drugsgebruik kan worden gedetecteerd. Deze medewerking geschiedt op vrijwillige basis, anoniem en maakt geen onderdeel uit van het opsporingsonderzoek en zal ook niet worden gebruikt voor strafrechtelijke doeleinden.
· Relevante gegevens van de speekseltest worden vastgelegd op een registratieformulier met een specifieke code die niet herleidbaar is naar een persoon.
· Tevens wordt de verdachte gevraagd een speekselmonster ter beschikking te stellen en daartoe rechtstreeks speeksel in een buisje te doen. Dit verzamelbuisje wordt voorzien van een uniek nummer dat kan worden gerelateerd aan de uitgevoerde speekseltest en wordt voor analyse naar het NFI gestuurd volgens de door het NFI voor te schrijven methode.
· Het pilot team legt relevante gegevens met betrekking tot de speekseltesten vast op een registratieformulier.
· Voor het vastleggen van de observaties en de waarnemingen tijdens de uitvoering van de gedrag- en reactietesten wordt gebruik gemaakt van een impairment formulier.
· De operationeel leider van het pilot team zorgt dat de gegevens op het registratieformulier en het impairment formulier worden vastgelegd op een verzamelstaat.
· Zo spoedig mogelijk na afloop van de pilot wordt een rapportage ten behoeve van de opdrachtgevers gemaakt en na vaststelling door de politieprojectleider, de operationeel leider en de leden van het pilot team aan de opdrachtgevers aangeboden.
12
2. De politiële voorbereidende fase tot 24 oktober 2008
2.1 Praktische uitvoering van de pilot door de politie
De praktische uitvoering van de pilot staat onder leiding van de politie. Het team van politieambtenaren dat tot medio oktober 2008 actief is geweest in het kader van ESTHER/DRUID wordt ingezet voor de uitvoering van de pilot. Cor Kuijten (Dienst verkeerspolitie KLPD en tevens leider van de ESTHER taak in het EU project DRUID) is namens de politie projectleider van de pilot. Het operationele team dat de pilot feitelijk zal uitvoeren staat onder leiding van Maurice Peeman, operationeel chef bij de unit Breda van de Dienst verkeerspolitie van het KLPD. Het team dat de pilot uitvoert bestaat uit een aantal Nederlandse politieambtenaren dat in de ESTHER taak testen heeft uitgevoerd met diverse speeksel testers. Zij hebben specifieke operationele kennis en ervaring op het terrein van verkeer en drugs en speekseltesters opgedaan.
2.2 Gebiedsbeperking van de pilot
De pilot vindt niet landelijk plaats, maar concentreert zich primair in de regio's waar de meest deskundige opsporingsambtenaren ingezet kunnen worden. Dit zijn de hierboven genoemde opsporingsambtenaren die werkzaam waren in de drie Nederlandse ESTHER teams om in het kader van het EU project DRUID speekseltesters te onderzoeken en politiële gebruikerseisen en specificaties te formuleren. Deze zijn gestationeerd bij de regio's Gelderland-Zuid, Limburg-Zuid en bij de units Breda en Maasbracht van de Dienst Verkeerspolitie van het Korps landelijke politiediensten KLPD. Er wordt op plaatsen gecontroleerd waar veel drugsgebruik te verwachten is. In principe kunnen de controles ook buiten de eerder genoemde politieregio's worden uitgevoerd. Daartoe worden in een overleg tussen de operationele leider van de pilot en de bewuste politieregio's afspraken gemaakt. De operationele leider van de pilot treedt ook zelf met "politiekorpsen binnen acceptabele aanrijtijden" in contact voor ondersteuning bij politieactiviteiten in die politiekorpsen.
2.3 Beperking in tijd en kwantiteit
Het beoogde aantal zaken dat nodig is om een oordeel te kunnen geven of speekseltesters de verdenking van drugsgebruik kunnen vergemakkelijken ligt tussen de vijftig en de honderd. Dit aantal dient in drie maanden te worden verzameld. Het uiteindelijke aantal is afhankelijk van het daadwerkelijke aantal opgemaakte processen verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 en het aantal personen dat op vrijwillige basis bereid is medewerking te verlenen aan de speekseltesten.
Het besluit over te gaan tot vervolging en het verloop van deze zaken maakt geen onderdeel uit van de pilot. Uitgangspunt is dat de betrokkenen op basis van vrijwilligheid meewerken en dat de verkregen indicatie van de speekseltester niet zal worden gebruikt om (verdere) opsporingsactiviteiten op te baseren.
2.4 Keuze van de speekseltester ten behoeve van de pilot
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft op basis van een advies van de leider van de ESTHER taak een keuze gemaakt voor testers die gedurende de pilot worden gebruikt. Het uitgebrachte advies is gebaseerd op de aanbevelingen zoals die vanuit de meest recente ervaringen van de ESTHER teams in het DRUID project zijn geformuleerd.11
11 De vier geselecteerde speekseltesters zijn Mavand RapidSTAT, Innovacon OrALert, Varian OraLab 6 en Dräger Drug Test 5000 13
2.5 Te detecteren drugs met behulp van de speekseltesters
Er wordt getest op de meest voorkomende drugs:
Cannabis, amfetamines, cocaïne en opiaten.12
Deze (categorieën) drugs kunnen worden gedetecteerd door de vier geselecteerde speeksel testers die ook in het DRUID project door de Nederlandse en buitenlandse ESTHER teams zijn beproefd.
Andere drugs (GHB, Ketamine, LSD etc.) en het merendeel van de rijgevaarlijke geneesmiddelen (zie categorie III en III* volgens de categorisering van Wolschrijn) zijn met behulp van de thans beschikbare speekseltesters niet te detecteren.
2.6 Liaison met RHC, SBG, NPI, betrokken politiekorpsen, V&W en opdrachtgevers
De pilot drugs en verkeer is een onderwerp met een politieke gevoeligheid waarbij afstemming met de verschillende spelers op dit terrein specifieke aandacht verdient. Hierbij staan zorgvuldigheid en verantwoordelijkheid centraal. In deze paragraaf worden de verschillende partijen en hun rol en verantwoordelijkheid in de pilot vanuit politie optiek beschreven.
2.6.1 Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is als initiator van de pilot de eerst verantwoordelijke voor de pilot. Politieke en strategische aspecten rechtvaardigen, gelet op het tot stand komen van de pilot, de exclusieve keuze voor het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor de te onderzoeken aspecten.
2.6.2 Raad van Hoofdcommissarissen
Het pilot team bestaat uit de drie Nederlandse ESTHER teams die afkomstig zijn vanuit drie politiekorpsen. Dat maakt dat de Raad van Hoofdcommissarissen en meer in het bijzonder de portefeuillehouder verkeer binnen de raad de heer drs. Bert Wijbenga korpschef politie Flevoland - de verantwoordelijke functionaris is voor de pilot voor wat betreft de strategische aspecten van het politieaandeel in de pilot. Hij vormt de liaison naar de Raad en worden gevoed vanuit de Strategische Beleidsgroep Verkeer.
2.6.3 Strategische Beleidsgroep Verkeer
De Strategische Beleidsgroep Verkeer en meer in het bijzonder de voorzitter (Peter van de Beek) en de portefeuillehouder handhaving (Marion den Hartog/Brigit Nolde)) treden als lijnverantwoordelijken voor de RHC en de heer Wijbenga op. De SBG wordt voor wat betreft de pilot gevoed en geïnformeerd door de politieprojectleider (Cor Kuijten).
2.6.4 Politieprojectleider
De politieprojectleider (Cor Kuijten) onderhoudt de contacten met de projectleider V&W (Nel Aland), de dienstleiding DVP (Peter van de Beek) en de SBG (Peter van de Beek, Marion den Hartog/Brigit Nolde), de portefeuillehouder handhaving van de DVP (Rien Steijn) en de contactfunctionarissen voor de uitvoering van de pilot in de twee andere politiekorpsen (Gelderland Zuid, Limburg Zuid) voor vragen en ontwikkelingen op tactisch en strategisch gebied en voor terugkoppeling van interim bevindingen indien daartoe aanleiding bestaat. Daarnaast heeft hij dag/dagelijks contact met de operationeel leider belast met de uitvoering van de testen binnen de pilot drugs en verkeer.
12 Testers kunnen binnen de groep amfetaminen amfetamine, methamfetamine en MDMA detecteren. 14
2.6.5 Operationeel leider uitvoering pilot
De operationeel leider belast met de praktische uitvoering van de pilot (Maurice Peeman) is de leider van het NL1 ESTHER team dat in het DRUID project de afgelopen achttien maanden speekseltesters heeft laten uitvoeren door speciaal daartoe getrainde politieambtenaren (Binnen DRUID aangeduid als DPO's Dedicated Police Officers). De operationeel leider geeft dagelijks leiding aan de uitvoering van de pilot en doet dit in nauw overleg en afstemming met de politieprojectleider. De operationeel leider heeft rechtstreekse contacten met de leden van het pilot team (DPO's) en met de politieprojectleider.
2.6.6 De Dedicated Police Officers DPO's
De politieambtenaren belast met de controle van bestuurders van voertuigen op de naleving van de bepaling in artikel 8 lid 1 WVW 1994 zijn de DPO's afkomstig uit drie Nederlandse politiekorpsen (KLPD, Limburg Zuid en Gelderland Zuid) die voor de duur van de pilot worden vrijgemaakt om met eerste prioriteit controles artikel 8 lid 1 WVW 1994 te verrichten binnen het kader van de pilot drugs en verkeer. DPO's verrichten hun werkzaamheden in het pilot team en worden voor wat betreft de uitoefening van hun taken bevoegd verklaard voor controle activiteiten in het gehele land conform de status van opsporingsambtenaren werkzaam binnen het KLPD.
2.7 Communicatie en voorlichting
2.7.1 Strategisch politiek perspectief
De communicatie en voorlichting rond de pilot vanuit een strategisch en politiek perspectief is een eerste verantwoordelijkheid voor de minister van Verkeer en Waterstaat. Dergelijke communicatie en voorlichtingsactiviteiten worden via de projectleider V&W (Nel Aland) geïnitieerd en geleid.
2.7.2 Politieel perspectief
Communicatie en voorlichting rond de pilot vanuit politieel perspectief is een verantwoordelijkheid voor de Raad van Hoofdcommissarissen. De portefeuillehouder verkeer van de Raad Bert Wijbenga is hiervoor de eerst aangewezene. Hij betrekt voor het vervullen van deze rol het Nederlands Politie Instituut (Jelle Egas) en de SBG Verkeer (Peter van de Beek, Marion den Hartog) en de politieprojectleider (Cor Kuijten) hierbij. Voor wat betreft de operationele aspecten speelt de voorlichter van het KLPD (Frans Zuiderhoek) in voorkomende gevallen een rol.
2.7.3 Communicatie met derde partijen
Communicatie rond de (stand van zaken van de) pilot naar relevante derde partijen wordt gerealiseerd door de projectleider V&W (Nel Aland). Afstem- en voortgangsoverleg tussen deze functionaris en de politieprojectleider gedurende de uitvoering van de pilot wordt indien daartoe aanleiding bestaat gerealiseerd.
Bij relevante derde partijen kan worden gedacht aan het Ministerie van Justitie, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Het Openbaar Ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut.
15
2.8 Personele aspecten
De portefeuillehouder verkeer van de Raad van Hoofdcommissarissen heeft zijn collega van het Korps landelijke politiediensten, van de politie Gelderland-Zuid en van de politie Limburg Zuid verzocht om de bewuste politieambtenaren die als DPO actief waren in de ESTHER taak van het DRUID project in de gelegenheid te stellen om met eerste prioriteit invulling te geven aan de uitvoering van de pilot. Hij heeft zijn collega-korpschefs verzocht deze ambtenaren voor de duur van de pilot in operationele zin te laten werken onder verantwoordelijkheid en aansturing van de operationeel leider van de pilot. Daarbij is aangegeven dat de korpsen voor de personele kosten van de betrokken politieambtenaren worden gecompenseerd. De betrokken korpschefs hebben hun instemming betuigd aan het voorstel van de portefeuillehouder verkeer van de Raad van Hoofdcommissarissen.
2.9 Materiële aspecten
Om de controle activiteiten die aan de pilot verbonden zijn uit te kunnen voeren is het noodzakelijk dat over voertuigen wordt beschikt waarmee het uitvoeren van de gedrag- en reactietesten in een besloten omgeving kan worden uitgevoerd. Procedures die in het buitenland worden gevolgd behelzen soms dat de bewuste testen in de openbare ruimte worden uitgevoerd. Dat is om meer dan een reden ongewenst. Er kan in de openbare ruimte geen sprake zijn van het waarborgen van de privacy van de bestuurder/verdachte. Omstanders kunnen een verstorend element vormen bij de correcte uitvoering van de testen. Het is bovendien ingewikkeld om reacties bij bepaalde testen (pupilreactie, ooglidtremor etc.) goed te kunnen observeren.
2.9.1 MBU
In Nederland is de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid van de wegenverkeerswet gebaseerd op waarnemingen en gedragingen. Daarom rust op opsporingsdiensten de verantwoordelijkheid om optimale omstandigheden te creëren om de testen zo goed mogelijk te kunnen laten uitvoeren. Om hieraan tegemoet te komen is een bestaande Mobiele Bureau Unit (MBU) omgebouwd tot een unit waarin de gedrag- en reactietesten en de coördinatie en verdeelde aandachttesten naar behoren kunnen worden uitgevoerd. De omgebouwde MBU is voor eigen en andermans veiligheid uitgerust met videoapparatuur waarmee vanuit verschillende posities de uitvoering van de deeltesten wordt vastgelegd. In situaties waarin de opsporingsambtenaar twijfelt aan de correcte uitvoering van de testen kan desgewenst de uitvoering van de test op video worden teruggezien.
2.9.2 Camper
Bij de uitvoering van de pilot neemt een forensisch arts van bestuurders van voertuigen die worden verdacht van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 door middel van een venapunctie een bloedmonster af. Voorkomen moet worden dat door het pilot team controletijd verloren gaat door met de verdachte naar een politiebureau, een ziekenhuis of een artsenpost gereisd moet worden. Daarom is voor de uitvoering van de pilot een camper gehuurd waar onder meer de bloedafname en indien relevant de urineafgifte kan worden gerealiseerd onder voldoende hygiënische omstandigheden.
2.9.3 Onopvallende politievoertuigen
Het opsporen van bestuurders van voertuigen die aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen in verband met mogelijk drugsgebruik is geen sinecure. Om de opsporing zo zuiver mogelijk te laten zijn is gekozen voor het verrichten van waarnemingen van verkeersdeelnemers vanuit onopvallende - niet als zodanig herkenbare politievoertuigen. De selectie van bestuurders van voertuigen bij wie sprake zou kunnen zijn van druggebruik geschiedt op basis van de specifieke waarnemingen die gerelateerd kunnen worden aan het mogelijk gebruik van dergelijke stoffen.
16
2.10 Automatisering
Het pilot team dient binnen de bestaande bedrijfsprocessensystemen de werkzaamheden te kunnen verrichten. Dat houdt in dat in de MBU alle voorzieningen die nodig zijn om het opsporingsproces te kunnen verrichten aanwezig en actief moeten zijn. Dat vraagt vooral door de aanwezige videoapparatuur om extra voorzieningen. De camper moet in voorkomende situaties net zo als de MBU de functie van mobiele politiepost kunnen vervullen. Hierdoor kunnen indien daartoe de aanleiding is gelijktijdig op twee posities administratieve werkzaamheden worden verricht die aan het opmaken van het proces verbaal zijn verbonden.
3 De voorbereiding van de uitvoering
Voordat de pilot operationeel kan worden uitgevoerd dient een aantal operationele randvoorwaarde te zijn ingevuld. Wie doet wat, waar, bij wie, wanneer, hoe en met welke hulpmiddelen.
Wie: De pilot wordt uitgevoerd door DPO's. Andere collega's zullen geen zelfstandige activiteiten in het kader van de pilot verrichten. Wat: Tijdens de pilot wordt primair gemikt op de opsporing van bestuurders die ervan worden verdacht artikel 8 eerst lid WVW 1994 te hebben overtreden door drugsgebruik.
Waar: Controles van het pilot team vinden in principe plaats op locaties in grotere steden in Brabant en Limburg. Bovendien in de provincie Gelderland in de plaatsen Arnhem en Nijmegen. Afhankelijk van de behoefte kunnen ook andere locaties worden geselecteerd. Er vindt overleg plaats met vertegenwoordigers in de bewuste regiokorpsen. Op deze wijze kan sprake zijn van een win-win situatie als op bepaalde locaties wordt gecontroleerd. Wanneer: De operationeel leider van de pilot drugs en verkeer maakt een dienstrooster waarop per periode is aangegeven welke activiteiten door het team worden verricht.
Hoe: De verdenking wordt gebaseerd op waargenomen afwijkende gedragingen. Personen tegen wie in eerste aanleg het vermoeden van druggebruik bestaat kunnen zichzelf door het uitvoeren van de gedrag- en reactietesten ontlasten van deze initiële verdenking. Hulpmiddelen: Kleine zaklampjes en kaartjes met de 12 stappen procedure zoals door de Amerikaanse Drug Recognition Experts worden gebruikt. Een model van een op te maken proces-verbaal ex artikel 8 eerste lid WVW 1994 waarin de uit te voeren reactie- en gedragsobservatie testen zijn opgenomen. Dit model is niet opgenomen in het Basis Voorziening Handhaving (BVH) systeem omdat geen landelijk model voor een dergelijk proces verbaal is vastgesteld.
De start van de pilot is bepaald op 24 oktober 2008. Op deze vrijdag is in Breda door het district Breda van het korps Midden en West Brabant een grote alcohol controle gehouden. Het pilot team heeft hier als tweede echelon opgetreden. Bestuurders van motorrijtuigen van wie vermoed werd dat ze drugs hadden gebruikt zijn aan gedrag- en reactietesten onderworpen door de DPO's in de MBU. De start van de pilot heeft een officieel karakter gekregen door de aanwezigheid van de minister van Verkeer en Waterstaat die een speekseltest heeft uitgevoerd op een van de speekseltesters. De test is succesvol uitgevoerd. Er zijn geen specifieke drugs (cannabis, amfetaminen, cocaïne of opiaten) aangetroffen in het door hem afgegeven en geteste speekselmonster.
17
18
4 De werkafspraak tussen het pilot team en het NFI
De politieprojectleider heeft overleg gepleegd met vertegenwoordigers van het NFI over de te volgen procedure om afgenomen speekselmonsters te voorzien van een specifieke code en deze op een verantwoorde wijze op te slaan en te verzenden naar het NFI in Den Haag. Er wordt slechts een gering aantal testen (maximaal 100) uitgevoerd gedurende de drie maanden van de pilot. Het is niet te voorspellen hoeveel speekselmonsters worden verzameld in een bepaalde periode. Over deze en andere zaken is in het overleg gesproken. Hierover zijn werkafspraken gemaakt.
Sinds enkele maanden geldt een beperking van het aantal aan het NFI aan te bieden bloedmonsters (maximaal 10 per maand voor het gehele land) voor onderzoek in verband met artikel 8 lid 1 WVW 1994. Deze beperking geldt niet voor de monsters die in het kader van de pilot drugs en verkeer worden afgenomen. Hiervoor heeft het NFI capaciteit vrijgemaakt die analyse van maximaal 100 bloedmonsters en speekselmonsters waarborgt. De werkafspraak met het NFI voor de pilot drugs en verkeer regelt de markering en codering van bloed- en speekselmonsters.
4.1 Markering en codering van afgenomen bloedmonsters
De bloedmonsters die in verband met een vermoedelijke overtreding van art 8 lid 1 WVW 1994 zijn afgenomen worden op de normaal gebruikelijke manier verzegeld, verpakt en verzonden naar het NFI voor analyse.
Om voor het NFI duidelijk te maken dat het hier een bloedmonster betreft dat in het kader van de pilot drugs en verkeer is afgenomen wordt de verpakking van het bloedmonster voorzien van een markering. Deze markering bestaat uit een sticker die aan de adreszijde van het bloedblok wordt aangebracht. Op deze sticker wordt door de DPO met onuitwisbare viltstift een markering aangebracht. De markering van het bloedblok bestaat uit de drie letters DPB (Drugs Pilot Bloed) gevolgd door 3 cijfers. Te beginnen bij 001 en doorlopend tot 100. De uitslag van de bloedanalyse wordt aan de hand van het bij het bloedblok behorende formulier met nummer terug gestuurd naar de DPO die de uitslag vervolgens noteert op het bewuste registratieformulier.
4.2 Markering en codering bloedmonsters en speekselmonsters
De verdachte wordt na afronding van de activiteiten benodigd voor het opmaken van het pv gevraagd om op vrijwillige basis een speekselmonster af te staan en dit in een potje te doen. Indien de persoon de medewerking verleent wordt een speekselmonster afgenomen en wordt het potje waarin het speekselmonster is verzameld gesloten en van een sticker voorzien. Op de sticker die op het potje is geplakt wordt een code aangebracht om later de analyse resultaten van dit speekselmonster te koppelen aan de resultaten van de bloedanalyse en aan de indicaties verkregen van de door de vrijwilliger eveneens uitgevoerde speekseltest op een drugstester.
Om voor het NFI duidelijk te maken dat het hier een speekselmonster betreft dat in het kader van de pilot drugs en verkeer op vrijwillige basis is afgestaan wordt de verpakking van het speekselmonster (het potje en het deksel) voorzien van een markering. Deze markering bestaat uit een aan te brengen sticker. Op deze sticker wordt door de DPO met onuitwisbare viltstift een markering aangebracht. De markering van het potje met het speekselmonster bestaat uit de drie letters DPS (Drugs Pilot Speeksel) gevolgd door 9 cijfers. (DPS de vier- cijferige code van de DPO de code van de speekseltester het volgnummer van uitgevoerde speekseltesten). Deze code is uniek en wordt ook op het speeksel testformulier genoteerd. De uitslag van de analyse van het speekselmonster wordt met vermelding van de DPS code terug gestuurd naar de DPO die het proces verbaal heeft opgemaakt. Hij noteert de uitslag vervolgens op het bewuste registratieformulier.
19
20
5 Van bestuurder tot verdachte artikel 8 lid 1 WVW 1994
Het opsporen van personen die door het gebruik van psychoactieve stoffen niet meer tot behoorlijk besturen in staat moeten worden geacht vraagt specifieke kennis en vaardigheid in het herkennen van kenmerken van drugsgebruik en verminderde rijvaardigheid. In een aantal uitzonderlijke gevallen is aan de hand van het vertoonde rijgedrag nagenoeg onmiddellijk duidelijk dat sprake is van onvoldoende rijvaardigheid of reactievermogen. In dergelijk situaties is de stap van bestuurder naar verdachte al bijna gezet. Het is echter mogelijk dat de waargenomen verkeersgedragingen een andere oorzaak hebben dan drugsgebruik. Daarom moet de opsporingsambtenaar los van het waargenomen gedraging tijdens het rijden ook waarnemingen verrichten nadat de bestuurder is staande gehouden. Deze waarnemingen kunnen van algemene aard zijn zoals gedrag, spraak, houding, gebaren maken, luchtjes, drugstoebehoren etc.
In de meeste gevallen echter zullen bestuurders van voertuigen die psychoactieve stoffen hebben gebruikt niet meteen duidelijk afwijkend verkeersgedrag vertonen. In deze gevallen moet de opsporingsambtenaar na staande houden de verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994 vanaf het begin opbouwen. Dat vraagt een andere benadering dan de eerst genoemde.
In de eerste situatie is al sprake van een verdachte en kunnen de testen ertoe leiden dat de verdenking wordt bevestigd of wordt weggenomen.
In de tweede situatie is nog geen sprake van verdenking maar kan deze verdenking ontstaan op basis van de observaties bij staande houden en het niet succesvol uitvoeren van specifieke testen. In dit hoofdstuk wordt de procedure die de opsporingsambtenaar volgt in elk van deze situaties weergegeven.
Als de opsporingsambtenaar geen opvallend rijgedrag heeft kunnen waarnemen omdat het eerste contact met de bestuurder van het voertuig pas plaats vond bij het staande houden zal de opsporingsambtenaar de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 op een andere wijze moeten verkrijgen. Daartoe kan de opsporingsambtenaar al onmiddellijk bij het eerste contact een aantal waarnemingen verrichten dat een indicatie kan zijn van mogelijk gebruik van een of meer psychoactieve stoffen. In de bijlage 1 bij dit rapport wordt een aantal relevante verschijnselen die de DPO kan waarnemen bij de bestuurder weergegeven. Deze waarnemingen kunnen een essentiële bijdrage leveren om te komen tot verdenking van drugsgebruik. De waarnemingen op zich hoeven echter nog niet te behelzen dat de bestuurder automatisch niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht. In de bijlage 2 worden relevante gedrag- en reactietesten weergegeven die bij onjuiste uitvoering door de bestuurder verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994 rechtvaardigen. De in deze bijlage weergegeven gedrag- en reactietesten zijn afgeleid van de testen die in de Verenigde staten van Amerika gebruikt worden door Drug Recognition Experts (DRE) bij het beoordelen van het gedrag, de coördinatie en andere verschijnselen van personen die indicatief zijn voor het gebruik van bepaalde psychoactieve stoffen.
5.1 Opvallend afwijkend rijgedrag
Als opvallend afwijkend verkeersgedrag wordt geconstateerd wordt de bestuurder staande gehouden en nader onderzocht op de aanwezigheid van psychoactieve stoffen in het lichaam. De opsporingsambtenaar observeert na het staande houden de bestuurder nadrukkelijk en besteedt hierbij aandacht aan houding, stemming, reactie, spraak, gebaren, drugs toebehoren, speciale lucht etc. Deze eerste waarnemingen van gedrag etc. van de bestuurder kunnen al het vermoeden wekken dat sprake is van drugsgebruik. Feiten van algemene bekendheid kunnen al tot de conclusie leiden dat sprake is van een verdachte. Om deze verdenking nader te onderbouwen wordt tevens een aantal specifieke gedrag- en reactietesten uitgevoerd. Voor de uit te voeren testen wordt gebruik gemaakt van de test procedure die zijn oorsprong vindt in de Verenigde Staten van Amerika. Deze procedure is bekend onder de naam Drug Recognition Evaluation. Het laten uitvoeren van een aantal testen geeft de opsporingsambtenaar een bevestiging van zijn verdenking of kan deze verdenking wegnemen. Dat alles is afhankelijk van de wijze waarop de testen zijn uitgevoerd. Tijdens de pilot zijn de gedrag- en reactietesten bij deze groep bestuurders /verdachten steeds in de MBU uitgevoerd. 21
5.2 Andere omstandigheden die op druggebruik kunnen duiden
Het is mogelijk dat de plaatselijke politie informatie verstrekt over bepaalde locaties en tijden waarop potentiële verdachten voertuigen besturen terwijl zij drugs hebben gebruikt. Op basis van deze politie informatie kan gericht worden gezocht naar overtreders. Te denken valt hierbij aan hangplekken waar jeugdigen en beginnende bestuurders van (motor)voertuigen zich ophouden en frequent cannabis of andere drugs gebruiken. Ook valt te denken aan wegen in de directe omgeving van coffeeshops en bijzondere uitgaansgelegenheden. Tevens is het mogelijk dat vanuit de plaatselijke politie informatie wordt verstrekt over personen die bekend staan als drugsgebruikers en als bestuurder van een voertuig regelmatig aan het verkeer deelnemen.
Bij staande houden van dergelijke bestuurders is het vermoeden dat sprake zou kunnen zijn van druggebruik gerechtvaardigd. Deze personen worden bij staande houden nadrukkelijk geobserveerd op de aanwezigheid van uiterlijke kenmerken van drugsgebruik en op hun houding en gedrag.
Deze waarnemingen kunnen er al toe leiden dat sprake is van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994.
Om deze verdenking nader te onderbouwen wordt tevens een aantal specifieke gedrag- en reactietesten testen uitgevoerd. Deze specifieke testen zijn weergegeven in de bijlage 2. Het laten uitvoeren van een aantal testen geeft de opsporingsambtenaar een bevestiging van zijn verdenking of kan deze verdenking wegnemen. Dat alles is afhankelijk van de wijze waarop de testen zijn uitgevoerd. Tijdens de pilot zijn bij deze verkeersdeelnemers of verdachten steeds de gedrag- en reactie testen in de MBU uitgevoerd.
5.3 Geen opvallend afwijkend rijgedrag of andere omstandigheden
Als geen opvallend rijgedrag is geconstateerd en de politieambtenaar ook niet op andere wijze onmiddellijk verdenking heeft gekregen dat de bestuurder drugs heeft gebruikt vindt de staande houding van de bestuurder plaats ter algemene controle op de naleving van de verkeersregels. Bij staande houding observeert de opsporingsambtenaar de bestuurder. Indien sprake is van bijzondere gedragingen of verschijnselen bij en na het staande houden kan het vermoeden van drugsgebruik worden versterkt. Om dit vermoeden te bevestigen of weg te nemen worden gedrag- en reactietesten zoals vermeld in bijlage 2 uitgevoerd.
De wijze waarop deze testen worden uitgevoerd kunnen voldoende indicatie zijn voor de verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994. Als de testen echter correct worden uitgevoerd zal niet kunnen worden gesteld dat de betrokken bestuurder niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht en is er derhalve geen sprake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994. Het is echter zeer wel mogelijk dat de bestuurder drugs heeft gebruikt. Er is thans geen absoluut verbod op het gebruik van rijgevaarlijke stoffen door bestuurders van voertuigen waardoor deze bestuurders in principe vrijuit dienen te gaan.
22
6 De uitvoering
Voor de uitvoering van de activiteiten binnen de pilot heeft de operationeel leider een planning voor de perioden 11 12 en 13 van 2008 en periode 1 van 2009 opgesteld. (de perioden lopen van 24 oktober 2008 tot 24 januari 2009). Op basis van deze planning zijn werkzaamheden verricht. De werkzaamheden behelsden voornamelijk het voorbereiden uitvoeren en evalueren van verkeerscontroles gericht op het opsporen van rijders onder invloed van drugs en andere rijgevaarlijke stoffen en het opmaken van specifieke processen-verbaal. De uitvoering van de controles kende drie varianten:
1. Controles als onderdeel van al geplande verkeerscontroles waarbij het pilot team als tweede echelon optrad.
2. Zelfstandige controles in gebieden waar druggebruik en verkeersdeelname verwacht mocht worden op basis van informatie van de lokale politieautoriteiten.
3. Controles bij grote muziek- en dansevenementen waarbij sprake is van druggebruik door bezoekers/automobilisten aan het evenement.
6.1 Controle als onderdeel van een verkeerscontrole
Politiekorpsen organiseren (middel)grote verkeerscontroles waarbij verkeersdeelnemers worden gecontroleerd op de naleving van de verkeersregels. Voorbeelden hiervan zijn de bekende alcoholcontroles die op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau worden georganiseerd en uitgevoerd. Maar ook andere verkeerscontroles zoals "Ochtendgloren" en "Avondrood" zijn voorbeelden van controles waarbij ook aan het rijden onder invloed van drugs aandacht wordt besteed. Het pilot team heeft bij de start van de pilot een eerste inzet gerealiseerd bij een grote alcoholcontrole die was georganiseerd door het district Breda van de politie Midden en West Brabant. Tijdens deze controle zijn enkele personen als verdacht van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994 aangehouden en is tegen hen proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de evaluatie van de controle door het pilot team is naar voren gekomen dat geen invloed kon worden uitgeoefend op de gedoseerde aanvoer van potentiële kandidaten. Dit heeft tot gevolg gehad dat op enig moment circa 5-8 personen die vermoedelijk drugs hadden gebruikt in een rij stonden om de gedrag- en reactietesten te ondergaan. De uitvoering van de gedrag- en reactietesten vindt plaats in de MBU en vergt 30- 45 minuten. Omdat per keer slechts één persoon kan worden getest in de MBU is op deze wijze een wachttijd voor de 5-8 te testen personen gecreëerd die zou kunnen oplopen tot enkele uren. Dit is in redelijkheid niet mogelijk omdat tegen deze personen - op dat moment - nog onvoldoende verdenking bestond. Maar ook als die verdenking al wel zou hebben bestaan zou een dergelijke wachttijd onredelijk lang zijn geweest. In dit geval is via een sterk verkorte reactietest buiten de MBU een selectie gemaakt die er toe heeft geleid dat allen met uitzondering van één persoon zijn heengezonden zonder nader te zijn onderzocht. Dit betekent overigens niet dat indien ze de testen in de MBU wel zouden hebben uitgevoerd zij allen de testen met glans zouden hebben doorstaan en alsnog zouden zijn heengezonden. De ene achtergebleven persoon die de testen in de MBU wel heeft uitgevoerd is vervolgens aangehouden als verdacht van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994. Los van de aspecten van ruimtelijke ordening op de controle locatie is geconcludeerd dat deze vorm van inzet van het team niet ideaal is en dat sprake is van een niet te doseren werklast. Bovendien brengt een dergelijke nieuwe vorm van controle met zich dat collega's buiten het team geïnteresseerd zijn in de werkwijze en hierdoor teamleden licht afhouden van de werkzaamheden die ze in de MBU moeten verrichten. Het op vrijwillige basis medewerking verlenen aan speekseltesten en afgifte van een speekselmonster is een bijkomende activiteit die normaliter geen onderdeel uitmaakt van de opsporingsactiviteiten en ook daarvoor moesten op de controle locatie extra voorzieningen worden getroffen. Het team heeft voor het samenwerken met andere opsporingsambtenaren tijdens een verkeerscontrole een verbeterde procedure ontwikkeld. De evaluatie van deze eerste controle heeft ook andere aspecten getoond.
23
De briefing en controle op 24 oktober 2008 tevens de start van de pilot De controle in Breda op 24 oktober 2008 tijdens de start van de pilot moest op korte termijn worden gerealiseerd. Via contacten bij de regio Midden en West Brabant kon worden aangesloten bij een alcoholcontrole van hen in Breda. Tijdens deze contacten is nadrukkelijk gesteld bij de uitvoering van de alcoholcontrole niet te veel van het pilot team te verwachten en evenmin de hele controle op het team af te stemmen. Het team werkt namelijk zelfstandig naast de alcoholcontrole activiteiten. Tijdens de briefing voor de alcoholcontrole werd duidelijk dat toch nadrukkelijk werd gekeken en ingespeeld op de activiteiten van het team. Een constructie die het team in het geheel niet heeft voorgestaan. Het team wenste tijdens deze controle af te tasten en te ervaren hoe een dergelijke controle kon worden uitgevoerd. Dit bleek dan ook geen succes te zijn. Het team meent dat dit mede de oorzaak is geweest dat de DPO's de start van de pilot als minder succesvol hebben ervaren.
Het is als een noodzaak ervaren om zelf de aanvoer van te onderzoeken personen te kunnen regelen en doseren. Om een redelijk vermoeden van schuld (verdenking artikel 8 lid 1) te krijgen zal een aantal aanwijzingen moeten worden verkregen (eerste deel impairment). DPO's hebben hier inmiddels ervaring mee en kunnen op een redelijk snelle manier een schifting maken tussen het al dan niet meenemen van personen voor de testen om druggebruik te kunnen detecteren. Anderen dan DPO's zullen de eerste schifting niet adequaat kunnen verrichten. Een voorbeeld van een inadequate schifting die door anderen met de beste bedoelingen werd verricht tijdens de controle in Breda: "Deze auto stond bij de coffeeshop."
"Dit is een Frans gekentekend voertuig, dus zullen ze wel drugs bij zich hebben"
Het team heeft daarna mede op basis van de opgedane ervaringen en de verrichte evaluaties positieve ervaringen bij controleacties opgedaan.
Er zijn voorbeelden van succesvol optreden bij de alcoholcontroles op 11 december 2008, bij Hazeldonk en Maastricht. Omdat het team toen werd opgesplitst, was de camper in Maastricht en de MBU in Hazeldonk beschikbaar. Bij deze controles werden vooraf goede afspraken gemaakt. Als een collega een vermoeden had van rijden onder invloed van drugs, werd een van de DPO's ter plaatse geroepen, zodat deze zelf kon beoordelen of er inderdaad een redelijk vermoeden was. Het eerste deel van de impairment test werd nu dus door de DPO zelf uitgevoerd. Bij deze controles werden 7 verdachten aangehouden en een bloedmonster, dan wel een urinemonster afgenomen. Het is gebleken dat een dergelijke procedure voor zulke controles succesvol was.
24
6.2 Zelfstandige controle activiteiten
Het pilot team is in de kern zelfstandig. Het team kan zelfstandig specifieke controles, gericht op de opsporing van potentiële verdachten ex art 8 eerste lid WVW 1994, uitvoeren. Daartoe beschikt het team over eigen als zodanig herkenbare politievoertuigen waaronder een MBU en een Camper. Daarnaast beschikt het team over een tweetal niet herkenbare politievoertuigen waarmee onopvallend waarnemingen van verkeersdeelnemers kunnen worden verricht of gedragingen op bepaalde locaties kunnen worden waargenomen. Deze manier van controleren heeft het voordeel dat een goede selectie gemaakt kan worden van bestuurders van voertuigen die op grond van gedrag etc. de aandacht trekken van de politieambtenaren. Het vermoeden dat sprake kan zijn van het gebruik van drugs ligt dan in de rede. Deze vorm van controleren vraagt plaatselijke bekendheid zowel voor wat betreft de locaties waar gecontroleerd wordt als de groep personen die een dergelijke controle behoeven. Het pilot team heeft contacten gelegd met sleutelfunctionarissen in de politiekorpsen in Brabant, Limburg en Gelderland. Dankzij deze contacten zijn controles verricht op locaties waar relatief veel voertuigbestuurders die drugs hebben gebruikt verwacht mochten worden. In een aantal gevallen is deze controlevorm effectief gebleken. Uiteraard raakt de doelgroep snel bekend met deze vorm van controle. Het succes van deze methode is dan ook geen eeuwig leven beschoren. Voor de duur van de pilot was te verwachten dat de methode effectief en succesvol zou blijken. Controles in Tilburg en Breda zijn daar goede voorbeelden van. Er is echter ook een aantal controles verricht waarbij het succes uitbleef. Enkele uitgevoerde controles leverden geen enkele verdachte bestuurder op. Dat was zeker geen gevolg van het plotsklaps wijzigen van het gedrag van drugsgebruikende automobilisten. Uit de verrichte evaluaties met het team is naar voren gekomen dat het kennelijk veel lastiger is een goede controle en observatielocatie te vinden dan op het eerste oog lijkt. Dat geldt zelfs in gebieden waar volgens politie-informatie een drugsprobleem bestaat en druggebruikers als automobilist verkeren. De zelfstandige controle methodiek heeft het team nog als het meest effectief en efficiënt ervaren.
Controles verliepen in de eerste weken na de start succesvol. Controles die door het team in Breda en Tilburg werden uitgevoerd leverden in de regel enkele bestuurders op die als verdacht van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 konden worden aangehouden en tegen wie vervolgens proces verbaal is opgemaakt. In deze twee gemeenten was het team in staat om optimale controle locaties te kiezen en de omstandigheden waaronder het team daar moest en kon werken te optimaliseren. Dat was ook het geval bij controles die door het team werden verricht als zelfstandige eenheid geïntegreerd in de zgn. Hazeldonk controles. Deze Hazeldonk controles zijn gericht op grensoverschrijdend verkeer tussen Antwerpen en Rotterdam waarbij ander andere specifieke aandacht wordt besteed aan drugsgerelateerde gedragingen (runners, gebruik, bezit en transport). Hoewel deze controle methodiek nog als het meest efficiënt en effectief is ervaren moet wel aan een aantal essentiële voorwaarden worden voldaan. Er moet een locatie beschikbaar zijn waar op een effectieve wijze verkeersdeelnemers kunnen worden geobserveerd. Tevens is het noodzakelijk dat voldoende frequent van voertuig kan worden gewisseld om de observaties te verrichten omdat de gebruikte observatievoertuigen vrij snel bekend raken bij de doelgroep. Het is denkbaar dat bij de observaties zelfs politieambtenaren worden herkend. Niet alle noodzakelijke randvoorwaarden zullen kunnen worden vervuld. De plaatselijke situatie kan onvermijdelijke beperkingen met zich brengen. Duidelijk is echter wel dat een aantal strategieën omslachtig en kostbaar zijn. Er zal steeds een afweging moeten plaats vinden welke inspanningen nog verantwoord zijn gelet op het rendement van de activiteiten.
25
6.3 Controles bij grote evenementen
Gedurende de periode waarin de pilot is uitgevoerd is ook een aantal "music and dance events" georganiseerd in de directe omgeving van het gebied waar het pilot team optrad. Een muziekevenement in november 2008 in Arnhem (Gelredome) is door het pilot team aangegrepen om na afloop van dit evenement voertuigbestuurders die het evenement hadden bezocht te controleren op eventueel druggebruik. Voorafgaand aan het evenement had de plaatselijke politie al bij de aankomst de bezoekers van het evenement gecontroleerd op het bezit van drugs. Na afloop van het evenement is gebleken dat zeer grote groepen bezoekers gebruik hebben gemaakt van collectief vervoer. Volle touringcars vanuit binnen en buitenland verlieten het parkeerterrein. Anderen maakten gezamenlijk de reis in een personenauto of klein busje en hadden daarvoor de beschikking over een BOB. Al met al heeft het team bij deze controle methodiek geen verdachten van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994 kunnen spotten mede omdat na afloop van het evenement alles gericht was op een vlotte afvoer van de bezoekers en de verkeersdrukte op de afvoerwegen het ongewenst maakten om daar staande houdingen te verrichten. Een soortgelijke ervaring was een half jaar geleden tijdens de ESTHER activiteiten ook al opgedaan bij Pinkpop in Landgraaf en Emperium in Arnhem.
Het team heeft geconcludeerd dat de controle op de naleving van artikel 8 eerste lid WVW 1994 bij dergelijke evenementen ook hier een tijdrovende controlemethodiek noodzakelijk maakt. Het is in ieder geval nagenoeg onmogelijk om bij dergelijke evenementen effectief en efficiënt te kunnen controleren.
26
7. Gegevens over de uitgevoerde speekseltesten
In dit hoofdstuk worden de waarnemingen en ervaringen zoals die door de leden van het pilot team zijn verricht, opgedaan en vastgelegd in de registratieformulieren weergegeven. Er is gedurende de pilot in totaal 57 maal proces verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 opgemaakt. Deze personen is gevraagd om op vrijwillige basis medewerking te verlenen aan het uitvoeren van een of meer speekseltesten. Tevens is deze personen gevraagd een speekselmonster af te staan. De opsporingsambtenaar heeft de verdachte toegezegd dat diens anonimiteit door hem gewaarborgd wordt en dat de resultaten van de speekseltesten evenals de resultaten van de analyse van het afgestane speekselmonster niet zullen worden gebruikt voor het opgemaakte proces verbaal art 8 eerste lid WVW 1994. De verdachte is daartoe een informatiedocument overhandigd waarin het doel van de pilot is weergegeven.
Acht verdachten hebben geweigerd om hieraan hun medewerking te verlenen. 49 verdachten hebben hun medewerking toegezegd. Door hen is als testpersoon een of meer testen met speekseltesters uitgevoerd.
Naast deze verdachten is ook van 15 passagiers of andere personen medewerking aan een speekseltest gevraagd. Deze personen hadden aangegeven drug te hebben gebruikt en waren bereid om een of meer speekseltesten uit te voeren en eventueel tevens een speekselmonster af te staan.
Niet elke verdachte en niet elke passagier heeft speekseltesten op alle vier de speekseltesters kunnen of willen uitvoeren.
Bij de uitvoering van de testen door deze personen is er naar gestreefd om in elk geval een speekseltest af te nemen en zo mogelijk ook een speekselmonster af te laten staan. Alle personen die speekseltesten hebben uitgevoerd hadden volgens de DPO onder wiens leiding deze testen werden uitgevoerd - drugs gebruikt. Een kenmerk van druggebruikers is dat vaak sprake is van een droge mond en dat tevens de speekselproductie bij deze personen is verminderd. Een aantal personen dat speekseltesten wilden uitvoeren op de speekseltesters bleek onvoldoende speeksel te kunnen produceren om vier speekseltesten uit te voeren en tevens een speekselmonster af te staan.
Van de 57 verdachten die zijn aangehouden ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 hebben 8 verdachten geweigerd medewerking te verlenen aan de speekseltesten en aan de speekselafname.
Van de 49 resterende verdachten is 46 maal een bloedmonster afgenomen. Bij drie verdachten is overgegaan tot het laten afstaan van een vervangend urinemonster omdat afname van een bloedmonster om medische redenen ongewenst of onmogelijk was. Van de vrijwilligers die geen bestuurder van een motorrijtuig waren en tegen wie geen pv ter zake van artikel 8 eerste lid WVW 1994 werd opgemaakt of van meewerkende passagiers die gebruikt hadden is uiteraard geen bloedmonster afgenomen.
27
7.1 Aantal uitgevoerde testen met de vier speekseltesters
Van 24 oktober 2008 tot 24 januari 2009 is door het pilot team een aantal testen met de speekseltesters uitgevoerd. Hiertoe is op de gebruikelijke wijze een aantal verkeerscontroles verricht waarbij gericht gezocht is naar bestuurders van voertuigen tegen wie verdenking is gerezen dat onder invloed van drugs aan het verkeer werd deelgenomen. Deze verdenking kan op verschillende feiten en omstandigheden zijn gestoeld. Te denken valt aan opvallend rijgedrag, het waarnemen van kenmerken en symptomen van drugsgebruik, het in het bezit hebben van drugs, de waarnemingen van de opsporingsambtenaar bij het laten uitvoeren van gedrag- en reactietesten. Op basis van deze en andere feiten of omstandigheden kan worden geconcludeerd dat hier sprake is van een verdachte die vervolgens wordt aangehouden en voorgeleid aan een hulpofficier van justitie. Daarna is proces verbaal ter zake van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 opgemaakt. Elke verdachte ex art 8 lid 1 WVW 1994 is tijdens het verhoor gevraagd op vrijwillige basis medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de speekseltesten. Acht verdachten weigerden hun medewerking te verlenen. Anderen verleenden hun medewerking wel. Een aantal personen had weliswaar psychoactieve stoffen gebruikt maar er waren geen of onvoldoende termen aanwezig om deze personen als verdachten te bestempelen en vervolgens proces verbaal wegens overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 op te maken.
Een aantal van hen is gevraagd een speekseltest uit te voeren. In de onderstaande tabel wordt het aantal testen weergegeven dat met elk der speekseltesters is uitgevoerd. Elke testpersoon heeft indien hij/zij daartoe bereid was een test op elke speekseltester uitgevoerd. Tevens was het gewenst dat van elke vrijwilliger een speekselmonster kon worden afgenomen om bij het NFI te worden geanalyseerd. Er is steeds op gelet dat de medewerking aan het verzamelen van een speekselmonster na het uitvoeren van de eerste speekseltest met relatief hoge prioriteit is gevraagd. Acht verdachten hebben geen medewerking verleend om op vrijwillige basis een speekseltest uit te voeren. Drie verdachten waren niet in staat om de vier speekseltesten uit te voeren. Twee verdachten hebben drie speekseltesten uitgevoerd. Een verdachte heeft twee speekseltesten uitgevoerd.
Testen uitgevoerd met speekseltesters Verdachten Vrijwilligers Totaal Mavand RapidSTAT 48 13 61 Innovacon OrALert 46 9 55 Varian OraLab+ 46 10 56 Dräger Drug Test 5000 46 14 60 Tabel 7.1 Uitgevoerde speekseltesten
Testen uitgevoerd met speekseltesters 70
60
50
40
30
20
10
0
Mavand Innovacon Dräger Drug Test Varian OraLab+ RapidSTAT OrALert 5000 Verdachten 48 46 46 46 Vrijwilligers 13 9 10 14 Totaal 61 55 56 60
Grafiek 7.1 Uitgevoerde speekseltesten
28
7.2 Geslacht van de verdachten en testpersonen
61 verdachten en testpersonen hebben een test uitgevoerd op de Mavand RapidSTAT. Op de Dräger Drug Test 5000 zijn 60 testen uitgevoerd. Op de Innovacon OrALert 55 en op de Varian OraLab+ hebben 56 verdachten en testpersonen een speekseltest uitgevoerd. Bij de uitvoering van de testen is steeds begonnen met een test op de Mavand RapidSTAT en op de Dräger Drug Test 5000. Daarna is door de DPO prioriteit gegeven aan het afstaan van een speekselmonster om te worden geanalyseerd bij het NFI. Tenslotte is de verdachten en de vrijwilligers gevraagd ook nog een speekseltest uit te voeren op de Innovacon OrALert en de Varian OraLab+.
Personen die drugs hebben gebruikt hebben door dit gebruik vaak een verminderde speekselproductie. Dat heeft het team ook ervaren tijdens de uitvoering van de pilot. Het is niet altijd mogelijk gebleken om elke verdachte of vrijwilliger steeds vier verschillende speekseltesten te laten uitvoeren en een speekselmonster te laten afstaan. Vier verdachten waren van het vrouwelijke geslacht. De overige verdachten en de andere personen die getest zijn op de speekseltester(s) en van wie een speekselmonster is afgenomen waren mannen.
Geslacht van personen die getest met de speekseltesters Mannelijk Vrouwelijk Totaal Mavand RapidSTAT 57 4 61 Innovacon OrALert 51 4 55 Varian OraLab+ 52 4 56 Dräger Drug Test 5000 56 4 60 Tabel 7.2: Geslacht van de testpersonen
Geslacht van testpersonen 70
60
50
40
30
20
10
0
Mavand Innovacon Dräger Drug Test Varian OraLab+ RapidSTAT OrALert 5000 Mannelijk 57 51 52 56 Vrouwelijk 4 4 4 4 Totaal 61 55 56 60
Grafiek 7.2 Geslacht van de testpersonen
29
7.3 Leeftijd van de geteste personen
De leeftijdverdeling van de voertuigbestuurders die tijdens de pilot zijn gecontroleerd op het gebruik van psychoactieve stoffen laat zien dat hier voornamelijk sprake is van relatief jonge voertuigbestuurders. Veelal wordt deze groep beschouwd als onervaren automobilisten. Het is bekend dat druggebruik met name voorkomt bij jonge personen. 54-58% van alle testen zijn uitgevoerd door vrijwilligers (verdachte bestuurders en anderen) die een leeftijd hadden van 18-25 jaar.
De leeftijdsverhoudingen tussen de personen die testen op de verschillende speekseltesters hebben uitgevoerd vertonen geen opvallende verschillen.
Acht verdachten hebben geen medewerking verleend aan de speekseltesten en hebben evenmin een speekselmonster afgestaan.
Vijf verdachten in de leeftijdsklasse 18-25 jaar, vier verdachten in de leeftijdklasse 26-35 jaar.
Leeftijdsklasse van geteste personen Totaal 18-25 26-35 36-45 46-55 Mavand RapidSTAT 61 33 18 8 2 Innovacon OrALert 55 32 14 7 2 Varian OraLab+ 56 32 15 7 2 Dräger Drug Test 5000 60 35 16 8 1 Tabel 7.3: Leeftijdklassen van de testpersonen
Leeftijdklasse van testpersonen 70
60
50
40
30
20
10
0 Totaal 18-25 26-35 36-45 46-55 Mavand RapidSTAT 61 33 18 8 2 Innovacon OrALert 55 32 14 7 2 Varian OraLab+ 56 32 15 7 2 Dräger Drug Test 5000 60 35 16 8 1
Grafiek 7.3: Leeftijdklassen van de testpersonen
30
7.4 DPO's en uitgevoerde speekseltesten
Elke DPO heeft tijdens de pilot een of meer automobilisten onderzocht op de naleving van de bepalingen in artikel 8 eerste lid WVW 1994. Tegen een aantal automobilisten is vervolgens proces verbaal opgemaakt omdat ze uiterlijke kenmerken van drugsgebruik vertoonden en daarnaast niet of onvoldoende in staat bleken om een aantal testen naar behoren uit te voeren. Op basis van deze verschijnselen is de bestuurder vervolgens aangehouden en is een bloedmonster van hem/haar afgenomen. Dat monster is vervolgens opgestuurd naar het NFI voor analyse. Nadat de werkzaamheden voor het opmaken van het pv waren afgerond is de verdachte gevraagd op vrijwillige basis mee te werken aan het uitvoeren van een of meer speekseltesten. Een aantal verdachten heeft aan dit verzoek voldaan. Tevens is gevraagd een speekselmonster af te staan om te worden geanalyseerd in een laboratorium. De verdachte is meegedeeld dat medewerking aan de speekselonderzoeken op basis van anonimiteit geschiedt en dat de resultaten niet zullen worden gebruikt voor het strafproces. Naast deze verdachten is ook aan een aantal personen dat als passagier in bepaalde motorrijtuigen aanwezig was en dat verklaarde drugs te hebben gebruikt gevraagd medewerking te verlenen aan enkele speekseltesten en aan het afstaan van een speekselmonster. Omdat het hier passagiers betrof is van deze personen geen bloedmonster afgenomen.
Onder leiding van DPO's uitgevoerde speekseltesten DPO Totaal Mavand Innovacon Varian Dräger Drug RapidSTAT OrALert OraLab+ Test 5000 0101 35 10 7 7 11 0102 32 8 8 8 8 0103 35 10 9 9 7 0104 29 7 7 7 8 0201 12 3 2 3 4 0202 17 5 4 4 4 0203 36 9 9 9 9 0204 0 0 0 0 0 0301 0 0 0 0 0 0302 36 9 9 9 9 0303 0 0 0 0 0 0304 0 0 0 0 0 Totaal 232 61 55 56 60 Tabel 7.4: DPO's en uitgevoerde speekseltesten
Onder leiding van DPO uitgevoerde testen 12
10
8
6
4
2
0 101 102 103 104 201 202 203 204 301 302 303 304 Mavand RapidSTAT 10 8 10 7 3 5 9 0 0 9 0 0 Innovacon OrALert 7 8 9 7 2 4 9 0 0 9 0 0 Varian OraLab+ 7 8 9 7 3 4 9 0 0 9 0 0 Dräger Drug Test 5000 11 8 7 8 4 4 9 0 0 9 0 0
Grafiek 7.4: DPO's en uitgevoerde speekseltesten
31
7.5 Succesvolle speekseltesten
Teamleden is gevraagd of ze de uitgevoerde speekseltest als succesvol hebben gekwalificeerd. De testen zijn nagenoeg allemaal uitgevoerd in de mobiele bureau unit (MBU). Dit kan worden beschouwd als een haast ideale werkplek om een dergelijke test uit te voeren. Bedacht moet worden dat druggebruikers in de regel een verminderde speekselproductie hebben. Het verzamelen van een toereikend speekselmonster kan dan problematisch zijn. Tijdens de pilot is getracht van elke verdachte op vrijwillige en anonieme basis een test op een speekselscreener voor bepaalde drugs te laten uitvoeren. Indien de verdachte hieraan medewerking wilde verlenen is zo mogelijk op elk der vier speekseltesters een test uitgevoerd. Tevens is een speekselmonster van de persoon verzameld. Indien mogelijk heeft de verdachte/vrijwilliger dus vijf maal een hoeveelheid speeksel moeten produceren en afstaan in een relatief kort tijdsbestek.
Indien speekseltesters voor drugs gebruikt zouden worden tijdens het normale verkeerstoezicht van de politie zou uiteraard slechts een maal een speekseltest op een aangewezen screener worden uitgevoerd.
Volgens opgave van de fabrikanten is een korte tijd benodigd om een toereikend speekselmonster te verzamelen. Indien voldoende speeksel is verzameld zal in de regel de test correct kunnen worden uitgevoerd en wordt daarna een indicatie zichtbaar over het al dan niet gebruikt hebben van een of meer bepaalde drugs. Een speekseltest is door het team als succesvol gekwalificeerd als het resultaat van de test binnen 15 minuten getoond werd. In de volgende tabel is weergegeven hoeveel testen met de speekseltesters zijn uitgevoerd en hoeveel hiervan succesvol waren.
Kwalificatie van speekseltesten Succesvol Niet succesvol Totaal Onmogelijk Mavand RapidSTAT 47 11+2 60 0 Innovacon OrALert 30 23+1 55 1 Varian OraLab+ 15 40 56 1 Dräger Drug Test 5000 60 0 60 0 Tabel 7.5: Kwalificatie van de uitgevoerde speekseltesten
Mavand RapidSTAT
13 testen met de Mavand RapidSTAT zijn als niet succesvol gekwalificeerd. Bij 2 van deze 13 testen "liep" slechts een spoor van de tester. Bij het andere spoor "liep" het speeksel niet over de teststrip.
Innovacon OrALert
24 testen met de Innovacon zijn niet als succesvol gekwalificeerd. Bij een test "liep" slechts een spoor van de tester. Bij het andere spoor "liep" het speeksel niet over de teststrip.
Varian OraLab+
40 van de 56 testen zijn niet als succesvol gekwalificeerd.
Dräger Drug Test 5000
Alle uitgevoerde testen zijn als succesvol gekwalificeerd. 32
7.6 Tijd benodigde om een monster te verzamelen
De meeste verdachten en andere testpersonen zijn in staat gebleken om een speekselmonster te produceren. Als het verzamelen van een speekselmonster binnen 15 minuten gerealiseerd kon worden is het verzamelen van een monster als succesvol gekwalificeerd. Elke tester heeft zijn eigen specifieke kenmerken en verschillen ten aanzien van het verzamelen van een speekselmonster. Een tester kan zijn voorzien van een indicator die aangeeft dat een toereikend speekselmonster is verzameld.
· Dräger Drug Test 5000
De Dräger Drug Test 5000 heeft een voorziening waardoor het voor de opsporingsambtenaar meteen duidelijk is dat het proces van het verzamelen van speekselmonster kan worden beëindigd.
· Mavand RapidSTAT
De Mavand RapidSTAT maakt gebruik van een verzamelstick voor speeksel die bestaat uit materiaal waaraan vooral THC zich niet eenvoudig kan hechten. Volgens opgave van de fabrikant is het voldoende om gedurende 30 seconden een speekselmonster van een persoon op de stick te verzamelen. De stick wordt vervolgens in de reactiekamer van de screener "uitgewassen" met een aantal druppels van de bij de test behorende buffervloeistof.
· Innovacon OrALert
De Innovacon OrALert heeft een verzamelstick met een soort harde pons aan het einde die wanneer deze vochtig wordt gemaakt met speeksel zacht wordt en het speeksel absorbeert. De spons aan de verzamelstick wordt uitgeperst in de verzamelkamer van de tester. Hierdoor wordt het speeksel in de reactiekamer gebracht. Daarna kan de reactie plaats vinden. De tester maakt geen gebruik van een buffervloeistof.
· Varian OraLab+
De Varian OraLab+ verzamelt het speekselmonster op een wijze die vergelijkbaar is met die van de Innovacon. Ook deze tester maakt geen gebruik van een buffervloeistof.
Er is voor elke tester een gemiddelde tijd voor het verzamelen van een speekselmonster berekend aan de hand van de registraties van de afzonderlijke testen.
Tijd in minuten om een speekselmonster te verzamelen Mavand Innovacon Varian Dräger Drug RapidSTAT OrALert OraLab+ Test 5000 N % N % N % N %
1 min 20 33,9 14 25,9 11 20,4 13 21,7
2 min 29 83,1 27 75,9 28 70,9 23 60,0
3 min 6 93,2 8 90,7 7 83,6 8 73,3
4 min 2 96,6 3 96,3 6 94,5 5 81,7
5 min 2 100 2 100 2 96,4 11 100
6 min 0 100 0 100 1 100 0 100
7 min 0 100 0 100 0 100 0 100
8 min 0 100 0 100 0 100 0 100
9 min 0 100 0 100 0 100 0 100
10 min 0 100 0 100 0 100 0 100
11 min 0 100 0 100 0 100 0 100
12 min 0 100 0 100 0 100 0 100
13 min 0 100 0 100 0 100 0 100
14 min 0 100 0 100 0 100 0 100
15 min 0 100 0 100 0 100 0 100 > 15 min 0 100 0 100 0 100 0 100 Onbekend 2 1 1 0 Totaal 61 100 55 100 56 100 60 100 Gemiddeld 1'56" 2'07" 2'26" 2'38" Tabel 7.6: Tijd in minuten benodigd om een speekselmonster te verzamelen 33
Tijd in minuten benodigd om een speekselmonster te verzamelen
40
30
20
10
0
1 2 3 4 5 6 Onbekend Mavand RapidSTAT 20 29 6 2 2 0 2 Innovacon OrALert 14 27 8 3 2 0 1 Varian OraLab+ 11 28 7 6 2 1 1 Dräger Drug Test 5000 13 23 8 5 11 0 0
Grafiek 7.6: Tijd in minuten benodigd om een speekselmonster te verzamelen
De grafiek laat zien dat het verzamelen van een speekselmonster bij alle testers vlot gaat en relatief weinig tijd vergt.
Opvallend is het relatief groot aantal testen met de Drager Drug Test 5000 waarbij het verzamelen van het speekselmonster ongeveer vijf minuten heeft geduurd. De verzamelstick van deze tester geeft door middel van een verkleuring aan dat een toereikend volume speeksel is verzameld. In de praktijk is het een aantal malen voorgekomen dat de verkleuring niet optrad. In die gevallen is na uiterlijk 5 minuten het proces van verzamelen van een speekselmonster beëindigd en is de verzamelaar in het analysedeel van de tester geplaatst. Ondanks de afwezigheid van de kleurindicatie is gebleken dat een toereikend volume speeksel was verzameld. Het achterwege blijven van de kleurindicatie is door de DPO's dan ook niet als essentieel ervaren. De praktische aanbeveling is om indien wordt vermoed dat drugs zijn gebruikt het proces van afgifte en verzamelen van speeksel na uiterlijk 3 minuten kan worden beëindigd.
34
7.7 Tijd benodigd om een monster te analyseren
Nadat speeksel is afgegeven wordt het monster geanalyseerd in de speekseltester. Als het analyseproces na 15 minuten nog niet is voltooid wordt de test als mislukt beschouwd. Oorzaak hiervan kan zijn dat een ontoereikende hoeveelheid speeksel is verzameld, het verzamelde speekselmonster onvoldoende vloeibaar is, het monster teveel luchtbellen heeft of dat de test om andere redenen niet tot het gewenste resultaat heeft geleid. Het is bekend dat vooral het detecteren van 9-THC de actieve component in cannabis in speeksel voor de speekseltesters het meest problematisch is. 9-THC heeft als bijzondere eigenschap dat de stof zich hecht aan elk object waarmee het in aanraking komt. Mede hierdoor is in het verleden geconcludeerd dat speekseltesters onvoldoende gevoelig zijn voor 9-THC. De fabrikanten van de speekseltesters die gedurende de pilot zijn beproefd hebben ieder op hun eigen manier een oplossing gezocht voor dit "kleef"-probleem dat vooral bij THC optreedt. Al gedurende de beproeving tijdens de ESTHER activiteiten in het DRUID project is gebleken dat de oplossingen die door de fabrikanten zijn geïmplementeerd in hun testers vruchten hebben afgeworpen. Resultaat hiervan is geweest dat de indicatietijd voor cannabisgebruik weliswaar langer was maar dat de indicatie die de tester als resultaat van de test toonde ook een betere voorspelbaarheid van druggebruik had. Dat gold en geldt in het bijzonder voor cannabis. Bij het beoordelen van de tijd benodigd om het speekselmonster te analyseren op de mogelijke aanwezigheid van bepaalde drugs is de gebruikte analysemethode een relevant gegeven. Sommige testers zorgen ervoor dat de 9-THC in het speekselmonster wordt omgezet in het carbonzuur van THC (THCCOOH). Deze stof is voor de tester eenvoudiger te detecteren. In speeksel zit geen of een verwaarloosbare hoeveelheid THCCOOH. Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat als dit carbonzuur wordt gedetecteerd door de screener er sprake moet zijn van de aanwezigheid van 9-THC in het monster. De speekseltesters maken ieder op hun eigen wijze gebruik van mogelijkheden om de kleverigheid van THC uit te schakelen bij het uitvoeren van een speekseltest. In de tabel is de tijd benodigd om een speekselmonster te analyseren weergegeven per tester. Tevens is een gemiddelde analysetijd berekend. Analysetijden van meer dan 15 minuten zijn hiervoor buiten beschouwing gelaten. Analysetijden van meer dan 15 minuten zijn door het pilot team als mislukte testen gekwalificeerd.
Tijd in minuten om een speekselmonster te analyseren Mavand Innovacon Varian Dräger Drug RapidSTAT OrALert OraLab+ Test 5000 N % N % N % N %
1 min 0 0 0 0 0 0 0
2 min 0 0 0 0 0 0 0
3 min 0 1 1,9 1 1,8 0 0
4 min 3 5,1 4 9,3 3 7,3 0 0
5 min 5 13,6 3 14,8 1 9,1 0 0
6 min 5 22,0 1 16,7 0 9,1 0 0
7 min 5 30,5 2 20,4 1 10,9 0 0
8 min 5 39,0 4 27,8 2 14,5 0 0
9 min 4 45,8 1 29,6 1 16,4 0 0
10 min 7 57,6 7 42,6 0 16,4 44 73,3
11 min 1 59,3 1 44,4 0 16,4 14 96,7
12 min 0 59,3 0 44,4 0 16,4 2 100
13 min 1 61,0 0 44,4 0 16,4 0 100
14 min 1 62,7 0 44,4 0 16,4 0 100
15 min 4 69,5 2 48,1 1 18,2 0 100 > 15 min 18 100 28 100 45 100 0 100 Onbekend 2 3,3 1 1,8 1 1,8 0 0 Totaal 61 100 55 100 56 100 60 100 Gemiddeld 8'26" 7'55" 6'42" 10'42" Tabel 7.7: Tijd in minuten benodigd om een verzameld speekselmonster te analyseren
35
Tijd in minuten benodigd om een speekselmonster te analyseren
50
40
30
20
10
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 Mavand RapidSTAT 0 0 0 3 5 5 5 5 4 7 1 0 1 1 4 Innovacon OrALert 0 0 1 4 3 1 2 4 1 7 1 0 0 0 2 Varian OraLab+ 0 0 1 3 1 0 1 2 1 0 0 0 0 0 1 Dräger Drug Test 5000 0 0 0 0 0 0 0 0 0 44 14 2 0 0 0
Grafiek 7.7: Tijd in minuten benodigd om een verzameld speekselmonster te analyseren
36
7.8 Positieve indicaties van uitgevoerde testen
Vermoedelijk hadden alle verdachten en vrijwilligers die speekseltesten hebben uitgevoerd een of meer drugs gebruikt. In de tabel 7.8 is weergegeven voor welke stoffen een positieve indicatie op de verschillende speekseltesters is verkregen. Er is ook een aantal testen uitgevoerd waarbij voor geen der drugs die met de tester kunnen worden gedetecteerd een positieve indicatie is verkregen.
Voor de Mavand RapidSTAT werd bij 18 testen geen van de specifieke drugs gedetecteerd. Bij de Innovacon OrALert was dit 10 keer het geval. Bij de Varian OraLab+ is dat 2 maal vastgesteld. Bij de Dräger Drug Test 5000 is dat in totaal bij 15 van de uitgevoerde speekseltesten het geval geweest.
Voor alle testpersonen geldt dat ze vermoedelijk voornamelijk cannabis hebben gebruikt. Voor de andere gedetecteerde stoffen (amfetamine en -analogen, cocaïne, morfine en benzodiazepines) was de prevalentie bij de gecontroleerde voertuigbestuurders erg laag.
Positieve indicaties van uitgevoerde testen THC AMF MAMF COC MOR BDZ Totaal Mavand RapidSTAT 30 3 1 0 1 4 39 Innovacon OrALert 17 9 0 2 1 0 29 Varian OraLab+ 12 1 0 1 0 0 14 Dräger Drug Test 5000 41 5 1 2 2 1 52 Tabel 7.8: Positieve indicaties van uitgevoerde speekseltesten
Positieve indicaties van uitgevoerde speekseltesten
60
40
20
0 THC AMF MAMF COC MOR BDZ Mavand RapidSTAT 30 3 1 0 1 4 Innovacon OrALert 17 9 0 2 1 0 Varian OraLab + 12 1 0 1 0 0 Dräger Drug Test 41 5 1 2 2 1
Grafiek 7.8: Positieve indicaties van uitgevoerde speekseltesten
37
38
7.9 Resultaten van bloed analyses
Personen bij wie een bloedmonster is afgenomen is gevraagd ook een test op een speekseltester uit te voeren. Er is een vergelijking gemaakt tussen de indicaties verkregen van een test op de speekseltester en de resultaten van de analyse van het van hem/haar afgenomen bloedmonster. De vergelijking van de resultaten van de speekseltesten en de bloedanalyses resulteert in vier categorieën beoordelingen
· TP (True Positive result)
Analyseresultaten van speekseltester en bloedmonster die beide een positieve indicatie voor een bepaalde stof geven.
· FP (False Positive result)
Analyseresultaten waarbij de uitslag van de speekseltest voor een bepaalde stof positief is terwijl de bloedanalyse daarvoor een negatief resultaat geeft.
· TN (True Negative result)
Analyseresultaten waarbij zowel de bloedanalyse als de speekseltest een negatief resultaat tonen voor de aanwezigheid van een bepaalde stof in het monster.
· FN (False Negative result)
Analyseresultaten waarbij de speekseltest een negatief resultaat toont voor een bepaalde stof terwijl de bloedanalyse daarvoor een positief resultaat toont.
Voor elk van de vier speekseltesters kunnen deze vergelijkingen in een tabel worden weergegeven. Deze vier categorieën zijn relevant om een uitspraak te kunnen doen over de sensitiviteit, de specificiteit, de accuraatheid, de voorspellende waarde van een positieve of een negatieve indicatie en de prevalentie.
· Sensitiviteit (Sensitivity SENS)
De sensitiviteit wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: SENS = TP/ (TP+FN) De sensitiviteit van een tester voor een bepaalde stof is de maat voor het kunnen detecteren van een stof in het speekselmonster als de bewuste stof daadwerkelijk in het afgenomen bloedmonster (of speekselmonster) aanwezig is. In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de sensitiviteit het aantal bestuurders dat onterecht zou kunnen worden heengezonden op basis van de indicatie voor die specifieke stof gering is.
· Specificiteit (Specificity SPEC)
De specificiteit wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: SPEC = TN/ (TN+FP) De specificiteit van een tester voor een bepaalde stof is de maat voor het kunnen weergeven van monsters waarin een bepaalde stof niet is aangetroffen als de bewuste stof ook daadwerkelijk niet aanwezig is in het geanalyseerde bloed- of speekselmonster. De screener kan zich hierbij vergissen en ten onrechte de aanwezigheid van een bepaalde stof aangeven. In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de specificiteit het aantal bestuurders dat er - ten onterechte - van wordt verdacht dat ze een bepaalde drug in hun speeksel hebben en mede op grond hiervan zouden kunnen worden aangehouden gering is.
· Accuraatheid (Accuracy ACC)
De accuraatheid wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: ACC = (TP+TN)/(TP+FP+TN+FN) De accuraatheid van een tester voor een bepaalde stof is de maat voor het kunnen weergeven van het aantal juiste indicaties voor een bepaalde stof dat door de tester wordt gepresenteerd.
In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de accuraatheid het aantal onjuiste indicaties gering is. Onjuiste indicaties kunnen leiden tot het ten onrechte heenzenden of het ten onrechte aanhouden van de bewuste bestuurder in situaties dat het gebruik van die stof door bestuurders van voertuigen verboden zou zijn.
39
· Positieve voorspellende waarde (Positive Predictive Value PPV) De positieve voorspellende waarde wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: PPV = TP/(TP+FP) De positieve voorspellende waarde van een tester voor een bepaalde stof is de maat voor het kunnen weergeven van het aantal correcte positieve indicaties voor een bepaalde stof dat door de tester wordt gepresenteerd bij een verkregen positieve indicatie. In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de positieve voorspellende waarde het aantal onjuiste positieve indicaties gering is. Onjuiste positieve indicaties kunnen leiden tot het ten onrechte aanhouden van de bewuste bestuurder in situaties dat het gebruik van die stof door bestuurders van voertuigen verboden zou zijn.
· Negatieve voorspellende waarde (Negative Predictive Value NPV) De negatieve voorspellende waarde wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: NPV = TN/(TN+FN)
De negatieve voorspellende waarde van een tester voor een bepaalde stof is de maat voor het kunnen weergeven van het aantal correcte negatieve indicaties voor een bepaalde stof dat door de tester wordt gepresenteerd bij een verkregen negatieve indicatie. In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de negatieve voorspellende waarde het aantal onjuiste negatieve indicaties gering is. Onjuiste negatieve indicaties kunnen leiden tot het ten onrechte heenzenden van de bewuste bestuurder in situaties dat het gebruik van die stof door bestuurders van voertuigen verboden zou zijn.
· Prevalentie (Prevalence PREV)
De prevalentie wordt weergegeven als een percentage. De berekening die hiervoor wordt toegepast kan als volgt worden weergegeven: PPV = (TP+FN)/aantal testen) De prevalentie van een bepaalde stof is de maat voor het kunnen weergeven van "populariteit" van een bepaalde stof uit een tevoren vastgestelde groep van stoffen om te worden gebruikt door bestuurders van voertuigen. In de politiepraktijk betekent dit dat bij een hoge waarde voor de prevalentie van een bepaalde drug deze stof populair is bij gebruikende voertuigbestuurders en deze stof dus eerste prioriteit bij de opsporing zou moeten hebben. positieve voorspellende waarde het aantal onjuiste positieve indicaties gering is. De geteste personen waren allen bestuurders tegen wie verdenking van overtreding van art 8 lid 1 WVW 1994 bestond. Het is niet zinvol de prevalentie te bepalen. De steekproef is erg selectief. In deze groep is cannabis het meest populair.
Algemene opmerkingen bij deze berekeningen
· Er moet een groot aantal waarnemingen worden verricht om de berekende percentages voor de sensitiviteit, specificiteit, accuraatheid en de voorspellende waarden relatief betrouwbaar te laten zijn. Gedurende de pilot is het aantal waarnemingen te gering geweest om aan deze voorwaarde te voldoen. Daarom zijn deze berekeningen niet uitgevoerd.
· Bij een aantal uitgevoerde speekseltesten is een positieve indicatie voor bepaalde drugs gemeten terwijl bij het bloedonderzoek deze stoffen niet werden aangetoond. Dat lijkt op het eerste oog een foutieve (vals positieve) indicatie van de bewuste drug te zijn bij de uitgevoerde speekseltest. Dat hoeft echter niet het geval te zijn. Het is bekend dat in speeksel hogere concentraties van bepaalde drugs kunnen worden gemeten dan in een afgenomen bloedmonster. Een positieve indicatie voor een bepaalde drug in speeksel kan bij analyse van het bloedmonster voor die bewuste stof een resultaat tonen dat onder de cut off waarde ligt. In die situaties kunnen beide uitslagen dus correct zijn.
· Speekseltesters zijn soms in staat onderscheid te maken tussen verschillende amfetamines en analogen. Het is voor de verdenking niet interessant of de juiste amfetamine-analoog is gedetecteerd. Zolang een positieve indicatie op een screener wordt bevestigd bij de bloed- of speekselanalyse heeft de tester aan zijn taak voldaan. Bij de gebruikte testers geldt dat voor de indicaties van Amfetamine, Methamfetamine en MDMA voor zover de screeners deze afzonderlijk kunnen meten.
40
7.9.1 Mavand RapidSTAT
Indicaties omtrent de betrouwbaarheid van de RapidSTAT als selectiemiddel
In de tabellen 7.9.1.1 en 7.9.1.2 zijn de resultaten van de speekseltesten uitgevoerd met de Mavand RapidSTAT vergeleken met resultaten van analyses van afgenomen bloedmonsters en de afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters. Bedacht moet worden dat de verdenking van het rijden onder invloed van psychotrope stoffen gebaseerd is op het eventueel waargenomen rijgedrag en op de symptomen en kenmerken van druggebruik die door de controlerende ambtenaar zijn geconstateerd tijdens het uitvoeren van de gedrag- en coördinatietesten.
In de eerste tabel zijn de verschillende resultaten van analyses van bloedmonsters en de overeenkomstige indicaties van speekseltesten naast elkaar weergegeven als correct positieve en correct negatieve indicaties van de speekseltester en als vals-positieve en vals-negatieve indicaties.
In de tweede tabel zijn de indicaties van de speekseltesten vergeleken met de resultaten van de analyses van afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters.
In speekselmonsters worden in de regel hogere concentraties van een bepaalde drug gemeten dan in bloed. Het is denkbaar dat een positieve indicatie op een speekseltester niet wordt bevestigd door de analyse van een bloedmonster. Dat kan betekenen dat een positieve indicatie van de speekseltest en een negatief analyseresultaat voor deze stof in bloed niet altijd inhoudt dat de screener een vals-positieve indicatie heeft gegeven.
Mavand RapidSTAT
TP FP TN FN Totaal THC 23 1 1 13 38 Amfetamine 1 2 34 1 38 Methamfetamine 0 1 37 0 38 Cocaïne 0 0 38 0 38 Opiaten 1 0 37 0 38 Totaal 25 4 147 14 190 Tabel 7.9.1.1: Vergelijking van de resultaten van de RapidSTAT speekseltesten met de bloedanalyses
Mavand RapidSTAT
TP FP TN FN Totaal THC 27 0 0 17 44 Amfetamine 0 2 40 2 44 Methamfetamine 0 1 42 1 44 Cocaïne 0 0 36 8 44 Opiaten 1 0 42 1 44 Totaal 28 3 160 29 220 Tabel 7.9.1.2: Vergelijking van de resultaten van de RapidSTAT speekseltesten met de speekselanalyse
Operationele ervaringen met de Mavand RapidSTAT
· Operationeel gebruik
Over het algemeen is met de Mavand in de operationele praktijk te werken mits de juiste procedure wordt gehanteerd en het sluiten van het klepje probleemloos kan gebeuren.
41
· Het pinnetje aan de onderkant van het afsluitdeksel In een niet specifiek bekend aantal testen was het voor de opsporingsambtenaar niet mogelijk om het "dekseltje" van het analysedeel geheel te sluiten. In enkele gevallen is dat ontdekt en is de oorzaak hiervan gezocht en gevonden. Gebleken is dat aan de onderzijde van het dekseltje een pinnetje zit dat in de onderzochte gevallen een grotere diameter had dan de uitsparing in het reservoir waarin het pinnetje moest worden gedrukt. Resultaat hiervan was dat het deksel niet goed gesloten kon worden waardoor het speeksel niet over de teststrip kon lopen.
· Testen die maar half liepen
Het is ook enkele keren voorgekomen dat het speeksel slechts over een van de beide strips liep waardoor de test slechts op een strip indicatielijnen kon vertonen en de andere strip ongebruikt bleef. Conform de richtlijnen van de fabrikant dient in ieder reservoir 7 druppels te worden gedaan. Maximaal 8 druppels en minimaal 6 druppels. In de pilot werden de testers achter elkaar gebruikt. Het is mogelijk dat er door het " snel" achter elkaar testen niet goed werd opgelet of elk reservoir met voldoende buffervloeistof werd gevuld. Een andere verklaring voor dit verschijnsel kon niet worden gevonden.
· Afsnijden van het pinnetje aan de onderkant van het deksel In een situatie was het klepje niet goed te sluiten en is daarna het pinnetje aan de onderzijde van het dekseltje afgebroken waarna het deksel gesloten kon worden. De test kon vervolgens worden uitgevoerd en succesvol worden afgerond. Indicatielijnen waren goed zichtbaar. Het vermoeden bestaat dat het te dikke pinnetje aan de onderzijde van het klepje een productiefout zou kunnen zijn geweest.
· Verzameltijd in de politiepraktijk
Het moment waarop de indicatie van de uitgevoerde test kan worden afgelezen varieert in tijd. De kortste doorlooptijd van de tester bedroeg ongeveer 4 minuten de langste doorlooptijd bedroeg 20 minuten. Volgens de bijgeleverde instructie zou de testpersoon het verzamelstokje ongeveer 15 seconden in de mond moeten hebben. In de praktijk duurde het langer. De verzameltijd varieerde van 1 tot 2 minuten. De testpersonen gaven allemaal aan dat na ongeveer 15 seconden het sponsje nog niet vochtig genoeg was.
· Morsen met het speeksel
. Bij het (definitief) sluiten van het dekseltje, "spetterde" er nog al eens wat vocht uit het reservoir. Het aflezen van de indicatie lijnen is niet altijd even duidelijk geweest. Maar: een vage lijn telt ook als een lijn. Het waarnemen van een vage lijn kan subjectief zijn en kan ook worden beïnvloed door de lichtcondities.
· Gebruikersvriendelijkheid
De gebruiksvriendelijkheid van de Mavand is ten opzichte van de beproeving tijdens de ESTHER taak van het DRUID project verder verbeterd. Het is voorgekomen dat ondanks het gebruik van de buffervloeistof van (een van de) teststrips niet of helemaal niet doorliep(en).
· Temperatuur tijdens de test
De pilot is uitgevoerd in een winterperiode. Het is tijdens de pilot voorgekomen dat de MBU nog niet geheel verwarmd was en dat mogelijk enkele testen op dat moment zijn uitgevoerd. De fabrikant schrijft voor dat de RapidSTAT gebruikt dient te worden bij temperaturen boven
8º C. plaatsgevonden. Er is in die situaties geen meting van de temperatuur verricht. Hoeveel invloed dit daadwerkelijk op de verkregen indicatie van de tester kan hebben gehad is niet bekend.
· Opslagtemperatuur
De opslagtemperatuur van de RapidSTAT ligt tussen 2º C en 30º C. Het is niet aannemelijk dat de temperatuur in de MBU en in de camper onder 2º C is geweest.
42
7.9.2 Innovacon OrALert
Indicaties omtrent de betrouwbaarheid van de OrALert als selectiemiddel
In de tabellen 7.9.2.1 en 7.9.2.2 zijn de resultaten van de speekseltesten uitgevoerd met de Innovacon OrALert vergeleken met de resultaten van analyses van afgenomen bloedmonsters en de afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters. Bedacht moet worden dat de verdenking van het rijden onder invloed van psychotrope stoffen gebaseerd is op het eventueel waargenomen rijgedrag en op de symptomen en kenmerken van druggebruik die door de controlerende ambtenaar zijn geconstateerd tijdens het uitvoeren van de gedrag- en coördinatietesten.
In de eerste tabel zijn de verschillende resultaten van analyses van bloedmonsters en de overeenkomstige indicaties van speekseltesten naast elkaar weergegeven als correct positieve en correct negatieve indicaties van de speekseltester en als vals-positieve en vals-negatieve indicaties.
In de tweede tabel zijn de indicaties van de speekseltesten vergeleken met de resultaten van de analyses van afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters.
In speekselmonsters worden in de regel hogere concentraties van een bepaalde drug gemeten dan in bloed. Het is denkbaar dat een positieve indicatie op een speekseltester niet wordt bevestigd door de analyse van een bloedmonster. Dat kan betekenen dat een positieve indicatie van de speekseltest en een negatief analyseresultaat voor deze stof in bloed niet altijd inhoudt dat de screener een vals-positieve indicatie heeft gegeven.
Innovacon OrALert
TP FP TN FN Totaal THC 15 1 1 8 25 Amfetamine 2 6 17 0 25 Methamfetamine 0 0 25 0 25 Cocaïne 0 1 24 0 25 Opiaten 0 0 25 0 25 Totaal 17 8 92 8 125 Tabel 7.9.2.1: Vergelijking van de resultaten van de OrALert speekseltesten met de bloedanalyses
Innovacon OrALert
TP FP TN FN Totaal THC 15 0 0 13 28 Amfetamine 1 7 19 1 28 Methamfetamine 0 0 27 1 28 Cocaïne 1 0 23 4 28 Opiaten 1 0 26 1 28 Totaal 18 7 95 20 140 Tabel 7.9.2.2: Vergelijking van de resultaten van de OrALert speekseltesten met de speekselanalyses
43
Operationele ervaringen met de Innovacon OrALert
· Overbrengen van het speekselmonster naar het reservoir Het uitvoeren van deze test heeft de nodige precisie gevraagd van de opsporingsambtenaren. Bij elke test moest zorgvuldigheid worden betracht om het verzamelstaafje met speeksel goed in de uitsparingen van het reservoir te plaatsen.
· De smaak van het verzamelsponsje en de verzadiging met speeksel Het vies smakende sponsje bleef, na bevochtiging met speeksel, te hard waardoor het nagenoeg onmogelijk werd om het staafje soepel in het reservoir te plaatsen en het vervolgens samen te drukken opdat het verzamelde speeksel op de bodem van het reservoir belandde. Vaak moest betrokken vrijwilliger extra water drinken om het sponsje op het verzamelstaafje voldoende vochtig te kunnen maken. De verdachte was geneigd eerder te stoppen met het verzamelen van speeksel dan gewenst i.v.m. de vieze smaak. Het was dan een kwestie van aansporen om er voor te zorgen dat er voldoende speeksel werd verzameld.
· Kans op een onvoldoende speekselmonster Deze tester maakt geen gebruik van een buffervloeistof waardoor de kans bestaat dat het speekselmonster te weinig vloeibaar is om vlot in het reservoir te kunnen worden geperst. Bij een toereikend speekselmonster werkt het apparaat in de regel goed.
· Afleesbaarheid van de indicatielijnen
De afleesbaarheid van de indicatielijnen is niet altijd even goed.
· De verzameltijd
De voorgeschreven verzameltijd (3 minuten in de mond ) is niet altijd gehaald omdat de geteste personen de smaak van de verzamelstick als vies hebben ervaren. De oorzaak van het niet goed verlopen van een speekseltest kan zijn oorzaak vinden in het beschikbaar hebben van een ontoereikende hoeveelheid speeksel. Opvallend was dat enkele testpersonen die een toereikend monster hadden afgestaan verklaarden dat het verzamelsponsje niet zacht was geworden.
· Mislukte testen
Er is met gebruik van deze speekseltester relatief vaak een mislukte test (geen indicatie binnen 15 minuten). Bedacht moet worden dat de testpersonen deze test in de regel als derde test uitvoerden en tevoren reeds drie maal een toereikend speekselmonster (2x tester, 1x analysemonster) hadden afgestaan. Veelal betrof het hier verdachten die drugs hadden gebruikt en een droge mond hadden.
· Testtemperatuur
De OrALert moet de gelegenheid krijgen op te warmen tot kamertemperatuur (15-30 ºC). Er is niet gemeten of tijdens het uitvoeren van de test in de MBU of in de camper steeds aan deze conditie is voldaan. Het is onbekend of en hoeveel invloed de temperatuur daadwerkelijk heeft gehad op de uitgevoerde testen.
· Volgorde van testen
De OrALert is tijdens de uitvoering van de pilot als derde of vierde tester bij een vrijwilliger getest. De testpersoon had dan al twee, drie of vier keer speeksel had afgestaan. Het is onduidelijk of vrijwilligers steeds in staat zijn geweest een toereikend speekselmonster te produceren.
· Eten en drinken voorafgaand aan de test De testpersoon dient vóór de afname van speeksel op de speekselverzamelaar, zeker 10 minuten niet iets zijn mond te hebben gehad, zoals eten, drank, kauwgum, tabak, etc. Hoeveel invloed het niet in acht nemen van deze conditie heeft op de betrouwbaarheid van de verkregen indicatie is niet bekend.
44
7.9.3 Varian OraLab+
Indicaties omtrent de betrouwbaarheid van de OraLab+ als selectiemiddel
In de tabellen 7.9.3.1 en 7.9.3.2 zijn de resultaten van de speekseltesten uitgevoerd met de Varian OraLab+ vergeleken met de resultaten van analyses van afgenomen bloedmonsters en de afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters. Bedacht moet worden dat de verdenking van het rijden onder invloed van psychotrope stoffen gebaseerd is op het eventueel waargenomen rijgedrag en op de symptomen en kenmerken van druggebruik die door de controlerende ambtenaar zijn geconstateerd tijdens het uitvoeren van de gedrag- en coördinatietesten.
In de eerste tabel zijn de verschillende resultaten van analyses van bloedmonsters en de overeenkomstige indicaties van speekseltesten naast elkaar weergegeven als correct positieve en correct negatieve indicaties van de speekseltester en als vals-positieve en vals-negatieve indicaties.
In de tweede tabel zijn de indicaties van de speekseltesten vergeleken met de resultaten van de analyses van afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters.
In speekselmonsters worden in de regel hogere concentraties van een bepaalde drug gemeten dan in bloed. Het is denkbaar dat een positieve indicatie op een speekseltester niet wordt bevestigd door de analyse van een bloedmonster. Dat kan betekenen dat een positieve indicatie van de speekseltest en een negatief analyseresultaat voor deze stof in bloed niet altijd inhoudt dat de screener een vals-positieve indicatie heeft gegeven.
Varian OraLab+
TP FP TN FN Totaal THC 11 0 1 1 13 Amfetamine 0 1 7 2 10 Methamfetamine 0 0 13 0 13 Cocaïne 1 0 9 0 10 Opiaten 0 0 11 0 11 Totaal 12 1 41 3 57 Tabel 7.9.3.1: Vergelijking van de resultaten van de OraLab+ speekseltesten met de bloedanalyses
Varian OraLab+
TP FP TN FN Totaal THC 10 0 0 2 12 Amfetamine 0 1 8 1 10 Methamfetamine 0 0 12 0 12 Cocaïne 0 0 9 1 10 Opiaten 0 0 11 0 11 Totaal 10 1 40 4 55 Tabel 7.9.3.1: Vergelijking van de resultaten van de OraLab+ speekseltesten met de speekselanalyses
45
Operationele ervaringen met de Varian OraLab+
· Viscositeit van het speekselmonster
De leden van het pilot team hebben de meeste moeite gehad om met de Varian OraLab+ succesvolle testen uit te voeren. Nadat het speekselmonster was verzameld moest het verzamelsponsje met het speeksel in het testbuisje worden geplaatst, worden ingedrukt en moest het deksel op het buisje worden geschroefd. Op deze wijze werd het speeksel naar de bodem van het buisje gedrukt en kon via de capillaire werking het speeksel naar boven worden "gezogen" op de teststrip die verticaal in het buisje was geplaatst. Op zich een aardig systeem maar de opsporingsambtenaren hebben het vermoeden dat deze "opzuig" methode vraagt dat het speekselmonster voldoende vloeibaar is. De tester maakt geen gebruik van een buffervloeistof waardoor het speekselmonster dat vaak stroperig is - het capillair opzuigen bemoeilijkt. Een van de opsporingsambtenaren heeft deze theorie getoetst in een situatie waarbij het verzamelde speekselmonster onvoldoende vloeibaar was en geen indicatie werd verkregen. Door enkele druppels buffervloeistof van de Mavand RapidSTAT toe te voegen aan het buisje werd het speeksel meer vloeibaar. Het resultaat hiervan was dat de test wel liep en dat de indicatielijnen verschenen. Opgemerkt moet worden dat deze procedure niet conform de gebruiksaanwijzing is.
· Verzamelen van het speekselmonster
De instructie geeft aan om het sponsje tot 3 minuten in de mond te houden. Veel testpersonen gaven aan het sponsje te groot te vinden. Het sponsje lijkt niet voldoende speeksel te kunnen verzamelen om er voor te zorgen dat het speeksel in verticale richting omhoog kan stromen. Hierdoor gaat in veel gevallen de test niet `lopen'.
· Volgorde van testen
Bedacht moet worden dat het uitvoeren van deze speekseltest de vijfde test op rij van de testpersoon is geweest. (3 x speekseltest en 1 x speekselmonster afgifte). Geen sinecure voor een gebruiker van drugs. De meeste testpersonen waren verdachten en hadden voornamelijk cannabis gebruikt. Het is een bekend feit dat druggebruikers in de regel kampen met een verminderde speekselproductie.
· Indicatietijd
Er is geconstateerd dat de indicatietijd vaak groter was dan 15 minuten. Conform de afspraak is een test als mislukt gekwalificeerd als de indicatietijd meer dan 15 minuten bedroeg. Met de Varian OraLab 6 gebruikt gedurende de ESTHER taak van het DRUID project is een aanzienlijk lager percentage mislukte testen geregistreerd.
· Veel mislukte testen
Een groot aantal testen met de Varian OraLab heeft niet geleid tot een succesvolle test. Het team vermoedt dat hiervoor drie hoofdoorzaken bestaan.
1. Er werd niet voldoende speeksel afgestaan door de betrokkene, doordat hij tevoren al drie of vier keer speeksel had afgestaan.
2. Het afgestane speeksel was te dik, waardoor de strip deze niet kon opnemen. Een buffervloeistof gebruiken biedt daarvoor mogelijk een oplossing.
3. De bewaartemperatuur van de tester kan een rol hebben gespeeld. (15 30ºC).
46
7.9.4 Dräger Drug Test 5000
Indicaties omtrent de betrouwbaarheid van de Drug Test 5000 als selectiemiddel
In de tabellen 7.9.4.1 en 7.9.4.2 zijn de resultaten van de speekseltesten uitgevoerd met de Dräger Drug Test 5000 vergeleken met de resultaten van de analyses van de afgenomen bloedmonsters en de afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters. Bedacht moet worden dat de verdenking van het rijden onder invloed van psychotrope stoffen gebaseerd is op het eventueel waargenomen rijgedrag en op symptomen en kenmerken van druggebruik die de controlerende ambtenaar heeft geconstateerd tijdens het uitvoeren van de gedrag- en coördinatietesten.
In de eerste tabel zijn de verschillende resultaten van analyses van bloedmonsters en de overeenkomstige indicaties van speekseltesten naast elkaar weergegeven als correct positieve en correct negatieve indicaties van de speekseltester en als vals-positieve en vals-negatieve indicaties.
In de tweede tabel zijn de indicaties van de speekseltesten vergeleken met de resultaten van de analyses van afgenomen en geanalyseerde speekselmonsters.
In speekselmonsters worden in de regel hogere concentraties van een bepaalde drug gemeten dan in bloed. Het is denkbaar dat een positieve indicatie op een speekseltester niet wordt bevestigd door de analyse van een bloedmonster. Dat kan betekenen dat een positieve indicatie van de speekseltest en een negatief analyseresultaat voor deze stof in bloed niet altijd inhoudt dat de screener een vals-positieve indicatie heeft gegeven.
Dräger Drug Test 5000
TP FP TN FN Totaal THC 31 1 1 10 43 Amfetamine 1 1 39 2 43 Methamfetamine 0 0 43 0 43 Cocaïne 2 0 41 0 43 Opiaten 1 0 42 0 43 Totaal 35 2 166 12 215 Tabel 7.9.4.1: Vergelijking van de resultaten van de Drug Test 5000 speekseltesten met de bloedanalyses
Dräger Drug Test 5000
TP FP TN FN Totaal THC 36 0 0 17 53 Amfetamine 1 2 48 2 53 Methamfetamine 0 1 51 1 53 Cocaïne 1 0 41 11 53 Opiaten 2 0 50 1 53 Totaal 40 3 190 32 265 Tabel 7.9.4.1: Vergelijking van de resultaten van de Drug Test 5000 speekseltesten met de speekselanalyses
47
Operationele ervaringen met de Dräger Drug Test 5000
· Opstarten van de tester
Er moest bij het opstarten van het apparaat gelet worden op de bevestigingsknop. Deze moest soms meerdere keren worden geactiveerd om het apparaat op te starten.
· De printer en het printen van de resultaten Het formaat van de Drug Test 5000 is een minpunt. De tester geeft een print-out van de resultaten van de test. Het verdient aandacht om bij het uitprinten van de resultaten de printer precies ter hoogte van het "oog" te plaatsen. Dit is een voorwaarde om te kunnen printen. Overigens worden alle testresultaten ook opgeslagen in het geheugen van de tester.
· Indicatietijd
De uitslag van de test werd "machinaal" na ongeveer 10 minuten getoond.
· Verzameltijd en indicatie toereikend speekselmonster De verzameltijd voor het speeksel varieerde van 1 tot 4 minuten. Een keer is het voorgekomen dat het uiteinde van het verzamelstaafje niet blauw werd, terwijl er een toereikend speekselmonster is verzameld. Het is voor het pilot team duidelijk geworden, dat als de indicatie op de collector na 3 à 4 minuten niet blauw wordt, er in 90% van de gevallen, een positieve indicatie voor THC als indicatieresultaat zal worden getoond.
· Kwaliteit van de test
Het is als een pluspunt van deze tester ervaren dat de test niet afhankelijk is van de handelingen en de interpretatie van de opsporingambtenaar. De uitslag is duidelijk. Negatief of positief.
· Testvolgorde
Meestal is met de Drug Test 5000 als eerste speeksel verzameld van de betrokkene/verdachte. Daarom kon de testpersoon in de regel voldoende speeksel produceren om een succesvolle test uit te voeren.
· Speekselverzamelaar
De testkit van de Drug test 5000 bestaat uit twee componenten. De speekselverzamelaar en de cartridge. Deze beide componenten zijn afzonderlijk verpakt. Het is gewenst dat zowel de verzamelaar als de cartridge in een verpakking zitten omdat beide componenten noodzakelijk zijn om een test met een afgestaan speekselmonster uit te voeren. Als een van beide componenten ontbreekt is geen test mogelijk.
· Opslag- en bedrijfstemperatuur
De Dräger Drug Test 5000 is minder of geheel niet afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Het apparaat wordt aangesloten op een stroomnet en gestart, waarna hij aangeeft wanneer hij gereed is om een testafname uit te voeren. Er is dan aan temperatuureisen voldaan.
· Hoge percentage succesvolle testen
Alle testen verliepen succesvol. Dit succes is mogelijk op vier manieren te verklaren:
1. De Dräger Test 5000 werd veelal als eerste gebruikt, waardoor de verdachte/betrokkene genoeg speeksel kon produceren voor een succesvolle analyse.
2. Ondanks geen blauwe verkleuring en daarbij waarschijnlijk een minimum aan speeksel verzameld, is het apparaat toch in staat genoeg speeksel uit de verzamelaar te persen.
3. Ondanks geen blauwe verkleuring werd een langere tijd speeksel verzameld dan voorgeschreven.
4. De Drug Test 5000 lijkt minder of geheel niet gevoelig voor de omgevingstemperatuur.
48
8 Constateringen tijdens de controles door het pilot team
Tijdens de uitvoering van de pilot is een aantal constateringen gedaan dat bijzondere vermelding verdient. De constateringen geven inzicht in de beperkingen die de huidige wetgeving in zich heeft. Ook illustreren de hier vermelde ervaringen hoe ingewikkeld en weinig effectief de toepassing van de huidige bepalingen met betrekking tot opsporen van overtreders van artikel 8 eerste lid WVW 1994 is.
Specifieke bevoegdheden zoals bij alcoholgebruik ontbreken. De verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 kan ontstaan als de opsporingsambtenaar kenmerken en symptomen van drugsgebruik waarneemt bij de bestuurder van een voertuig.
Verdenking kan tevens ontstaan als opvallend en afwijkend rijgedrag wordt geconstateerd waarbij het vermoeden ontstaat dat sprake zou kunnen zijn van een verminderde rijvaardigheid ten gevolge van het gebruik van psychoactieve stoffen.
8.1 Waarnemen van kenmerken en symptomen van drugsgebruik
België en Duitsland hebben in hun verkeerswetgeving specifieke bepalingen opgenomen over het rijden onder invloed van drugs. Voor de verdenking dat een voertuigbestuurder onder invloed van psychotrope stoffen verkeert, tracht de controlerende politieambtenaar bij hem of haar kenmerken en symptomen van het gebruik te ontdekken. Waarnemingen die als een indicatie van druggebruik kunnen fungeren zijn onder andere gesticuleren, snel en veelvuldig spreken, onsamenhangend praten, concentratiestoornis, een verstoord korte termijn geheugen, een veranderde bloeddruk, de lichaamstemperatuur of de polsfrequentie. Maar ook slaperigheid of een verminderd bewustzijn kan een symptoom van druggebruik zijn. Het probleem bij het verrichten van waarnemingen is dat waarnemingen weliswaar zouden kunnen duiden op drugsgebruik maar dat dit nog niet automatisch leidt tot een verdenking dat de betrokken persoon niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
Er worden in de Nederlandse wetgeving geen symptomen of kenmerken genoemd die bij constatering zelfstandig kunnen leiden tot de verdenking dat sprake is van het "niet tot behoorlijk besturen in staat worden geacht."
Dit betekent dat indien een opsporingsambtenaar een aantal kenmerken en symptomen, dat kan duiden op drugsgebruik, waarneemt dit in de regel niet als voldoende valt te kwalificeren om de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 op te baseren. Enkele voorbeelden:
· Rode ogen, waarneming van een cannabislucht bij de bestuurder, lome bewegingen, afwezigheid, lacherigheid. Kenmerken die duiden op cannabisgebruik maar die op zich onvoldoende kunnen blijken te zijn bij toetsing van de aanhouding ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 door een hulpofficier van justitie.
· Verwijde pupillen, paranoia, jeuk, knarsetanden, luchtige kleding, joviaal gedrag, spraakwaterval, geagiteerdheid. Kenmerken die duiden op het gebruik van een stimulerend middel maar die op zich onvoldoende kunnen blijken te zijn bij toetsing van de aanhouding ter zake van verdenking van overtreding artikel 8 eerste lid WVW
1994 door een hulpofficier van justitie.
· Hallucinerende persoon die niet goed reageert op vragen, aantreffen paddo's in het voertuig, de indruk wekken dat vragen die gesteld worden niet doordringen tot de bestuurder. Kenmerken die duiden op het gebruik van een hallucinerend middel (tripmiddel) maar die op zich onvoldoende kunnen blijken te zijn bij toetsing van de aanhouding ter zake van verdenking van overtreding artikel 8 eerste lid WVW 1994 door een hulpofficier van justitie.
49
· Zeer kleine pupillen, zware oogleden, grauwe gelaatskleur. Kenmerken die duiden op het gebruik van een narcotisch analgeticum zoals heroïne of morfine maar die op zich onvoldoende kunnen blijken te zijn bij toetsing van de aanhouding ter zake van verdenking van overtreding artikel 8 eerste lid WVW 1994 door een hulpofficier van justitie.
· Alcohollucht van de bestuurder en een aangebroken fles alcoholhoudende drank in het voertuig onsamenhangende spraak, brabbelen. Kenmerken die duiden op het gebruik van een dempend middel (alcohol) maar die op zich onvoldoende kunnen blijken te zijn bij toetsing van de aanhouding ter zake van verdenking van overtreding artikel 8 eerste lid WVW 1994 door een hulpofficier van justitie.
Het laatste voorbeeld is voor een ieder duidelijk. In die situatie zal moeten worden getracht overtreding van artikel 8 tweede lid te bewijzen. Als in deze optie toch voor een proces verbaal artikel 8 eerste lid wordt gekozen zullen aanvullende gegevens benodigd zijn om de aanhouding te rechtvaardigen en met vrucht proces-verbaal op te kunnen maken. De politiepraktijk laat zien dat een dergelijk proces-verbaal in verband met alcoholgebruik slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt opgemaakt.
Indien sprake is van een situatie als bedoeld in een van de eerste vier voorbeelden zullen aanvullende gegevens nodig zijn om de verdenking te kunnen rechtvaardigen dat de bestuurder niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht. Deze aanvullende gegevens kunnen afkomstig zijn van de resultaten van uitgevoerde reactie- en gedragstesten of van waargenomen rijgedrag. In de volgende paragrafen wordt hierop nader ingegaan. Bij de staande houding van de bestuurder door de opsporingsambtenaar kan een reeks waarnemingen worden verricht waarvoor een soort checklist noodzakelijk is. Te denken valt bijvoorbeeld aan het volgende:
· Hoe reageerde de bestuurder op het stopteken? Snapte hij of zij het meteen?
· Hoe reageerde de bestuurder toen het voertuig stil stond? Deed hij of zij iets ongewoons?
· Rookte of at hij of zij iets?
· Was de bestuurder aanspreekbaar?
· Gebruikte hij of zij vreemde woorden?
· Snapte hij of zij wat de opsporingsambtenaar zei?
· Werd iets uit de auto gegooid?
· Werd in de auto iets verstopt?
· Werd een chemische, weeë of cannabislucht geroken?
· Was de bestuurder of de passagier(s) overdreven spraakzaam?
· Had de bestuurder een duidelijk droge mond en lippen?
· Kon de bestuurder stil blijven zitten of staan?
· Keek de bestuurder helder uit de ogen?
· Had de bestuurder afgebrokkelde nagels?
· Had de bestuurder brandwonden aan de vingertoppen?
· Volgde de bestuurder de aanwijzingen voor de blaastest goed op?
· Kon de verdachte geconcentreerd blijven tijdens de blaastest?
· Had de bestuurder wondjes door het openkrabben van de huid?
Deze en andere aspecten kunnen de basis vormen voor de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994, maar daarvoor wordt in de WVW 1994 geen enkele concrete handreiking gegeven. Daarmee zijn deze waarnemingen in strafzaken elementen voor de verdediging om de verdenking in twijfel te trekken evenals de rechtmatigheid van de aanhouding. Het ware goed geweest indien in de wegenverkeerswet of in de toelichting aan de waarde van de waargenomen verschijnselen aandacht zou zijn besteed en de waarnemingen hierdoor zelfstandige elementen voor de verdenking zouden kunnen zijn. Nu dat in het verleden niet is gebeurd hebben de waargenomen verschijnselen bij het staande houden een te beperkte waarde en betekenis.
50
8.2 Uitvoeren van testen
In de wetenschappelijke literatuur worden diverse testen genoemd die een indicatie kunnen geven van het niet adequaat reageren op externe impulsen door personen die psychoactieve stoffen hebben gebruikt.13 Deze testen zijn in het verleden uitgevoerd onder laboratorium omstandigheden met vrijwilligers en zijn ongeschikt om langs de kant van de weg te worden uitgevoerd onder leiding van de opsporingsambtenaar. Testen die op straat kunnen worden uitgevoerd zijn afgeleid van de 12 stappen procedure die in de Verenigde Staten van Amerika wordt toegepast en zijn oorsprong vindt in het opsporen van voertuigbestuurders die door alcohol gebruik niet tot behoorlijk besturen in staat zijn14.
Een aantal van deze testen is binnen de pilot eveneens uitgevoerd om de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 op te kunnen stoelen. Deze testen betreffen:
· Horizontal Oog Nystagmus
· Verticale Oog Nystagmus
· Oog Convergentie Test
· Pupillenonderzoek (pupilgrootte)
· Pupillenonderzoek bij indirect licht
· Pupillenonderzoek bij verduistering
· Romberg evenwichtstest
· Over een lijn lopen
· Op een been staan
· Vinger naar de neus test
Een aantal testen dat wel is genoemd in de Drug Recognition Evaluation is tijdens de pilot niet uitgevoerd omdat dit door vertegenwoordigers van het ministerie van Justitie en van het Openbaar Ministerie werd beschouwd als medisch handelen. Het betreft hier het meten van de lichaamstemperatuur, het vaststellen van de bloeddruk en het bepalen van de polsfrequentie van de verdachte voertuigbestuurder. Artsen die later bij een verdachte bestuurder een medisch onderzoek en een bloedafname hebben verricht is gevraagd deze meetwaarden te bepalen en hierover te rapporteren. Een aantal artsen weigerde deze informatie te verstrekken en deed hierbij een beroep op het medische geheim. Hierdoor is de DRE procedure slechts ten dele uitvoerbaar in de Nederlandse situatie. Los van de vraag of deze procedure gewenst is en medewerking hieraan kan worden gevorderd. De procedure die in België en Duitsland wordt gevolgd bij het opsporen van bestuurders die onder invloed van rijgevaarlijke stoffen aan het verkeer deelnemen, behelst naast het toepassen van een urinetest als voorselectiemiddel tevens het verrichten van een aantal van de DRE procedure afgeleide testen. In België staan de daar uit te voeren testen bekend als "Gestandaardiseerde testbatterij" en zijn daar in de regelgeving opgenomen. Het is bekend dat de Belgische wetgeving op dit gebied binnenkort zal worden gewijzigd waarbij de gestandaardiseerde testbatterij vermoedelijk zal komen te vervallen. Tevens zal het verplicht moeten meewerken aan een speekseltest om het gebruik van bepaalde psychoactieve stoffen te detecteren in de wetgeving worden opgenomen. Opgemerkt moet worden dat in de Nederlandse wetgeving geen verplichting is opgenomen omtrent het meewerken van een bestuurder van een voertuig aan de hiervoor genoemde testen. Feitelijk voert de bestuurder de testen op vrijwillige basis uit.
13 Ramakers
14 Drug Recogniotion Evaluation vindt zijn oorsprong bij Los Angelos Police Department (LAPD) omstreeks 1970 en is later onderdeel geworden van het beleid van de International Association of Chiefs of Police IACP en ondergebracht in de DRE section. Het DRE program is thans algemeen erkend in de VS en vormt daar de basis voor het opsporen van personen die onder invloed van psychoactieve stoffen een motorvoertuig besturen.
51
8.3 Waarnemen rijgedrag
Het is mogelijk dat politieambtenaren tijdens de dagelijkse verkeerssurveillance een voertuig waarnemen waarbij de bestuurder opvallend en afwijkend rijgedrag vertoont. Dit opvallend en afwijkend rijgedrag kan vele oorzaken hebben. Te denken valt bijvoorbeeld aan
· Het voeren van een telefoongesprek tijdens het rijden (met of zonder hands-free set).
· Het raadplegen van de kaart tijdens het rijden.
· Het bedienen of aflezen van de navigatieapparatuur.
· Het lezen van een document gedurende het rijden.
· Het afgeleid worden door personen of objecten in het zichtveld van de bestuurder.
· Een onvoldoende voertuigbeheersing.
· Plaatselijke onbekendheid.
· Vermoeidheid.
Maar ook:
· Een verminderde rijvaardigheid door psychoactieve stoffen.
Het opvallend rijgedrag dat de aandacht van de surveilleerde politieambtenaren trekt kan betrekking hebben op
· De plaats op de weg.
· Het slingerend rijgedrag.
· Het nemen van te ruime of te krappe bochten.
· Het niet adequaat reageren op gedragingen van andere weggebruikers.
· Het onvoldoende afstand houden.
· Het niet of onjuist gebruiken van de richtingaanwijzers.
· Het weifelend reageren in duidelijke verkeerssituaties.
· Het vertraagd of niet reageren op verkeerstekens, aanwijzingen of verkeerslichten.
Op zich kan voor elk van de hiervoor genoemde verkeersgedragingen een plausibele verklaring worden gevonden die niet gerelateerd hoeft te zijn aan het gebruik van andere psychoactieve stoffen dan alcohol.
In een aantal gevallen zal dit echter niet meteen het geval zijn. Er kan dan sprake zijn van andere minder voor de hand liggende oorzaken zoals het gebruik van psychoactieve stoffen
Het is mogelijk dat het waargenomen opvallende en afwijkende rijgedrag samen met de waarnemingen die gerelateerd zijn aan het gebruik van psychoactieve stoffen zoals genoemd in paragraaf 9.1 voldoende zijn om de betrokken bestuurder te beschouwen als verdacht van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994. Tegen hem kan dan met vrucht proces verbaal worden opgemaakt dat tot vervolging en bestraffing kan leiden. In dergelijke gevallen is geen sprake van de voorwaarde dat de betrokken bestuurder op vrijwillige basis medewerking verleent aan het uitvoeren van testen die kunnen leiden tot de verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994. Op de keper beschouwd is dit de situatie die de wetgever destijds voor ogen moet hebben gestaan bij het opnemen van de bepaling als omschreven in artikel 8 eerste lid WVW 1994 in de huidige Wegenverkeerswet. De allereerste strafbaarstelling voor het rijden onder invloed dateert uit 1927. In artikel 15 van de motor- en rijwielwet is het rijden onder invloed van alcohol een overtreding. In de Wegenverkeerswet 1935 wordt het rijden onder invloed een misdrijf. In 1958 wordt de strafbaarstelling "rijden onder invloed" uitgebreid met de categorie: "elke stof, waarvan de bestuurder weet, of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kan beïnvloeden".15
15 F. Vermeulen scriptie Rijden onder invloed van drugs 2007
52
9. Het verhalen van gemaakte kosten
Het is sinds jaar en dag gebruik dat de kosten verbonden aan het opsporen van strafbare feiten worden betaald door de politie of door een ander overheidsinstituut. Het verdient tenminste overweging om de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de voorselectietest en de kosten verbonden aan de speeksel- of bloedanalyse te verhalen op de verdachte van wie bewezen is dat deze het strafbare feit daadwerkelijk heeft gepleegd.
Het is daarbij denkbaar dat indien de verdachte niet wordt vervolgd of veroordeeld de kosten voor rekening van de overheid zijn (blijven). Een soortgelijk beleid kan worden gevolgd in situaties waarin bij analyse van het monster door het laboratorium blijkt dat bij de bestuurder geen van de gangbare rijgevaarlijke stoffen zijn gevonden. Dat betekent overigens niet dat de bestuurder clean was. Er kunnen stoffen zijn gebruikt die bij een standaard analyse niet worden opgespoord (GHB, LSD, Ketamine, paddo's, ether, poppers etc.)
Indien op grond van andere waarnemingen door de opsporingsambtenaar verdenking van overtreding van artikel 8 is ontstaan ware op grond van die waarnemingen te overwegen alsnog vervolging in te stellen. Voor het verhaal van de gemaakte kosten geldt kan dan een soortgelijke procedure gelden.
Kosten waarover in dit verband wordt gesproken zijn:
1 Kosten van de forensisch arts voor het afnemen van een bloedmonster. Het verrichten van een venapunctie door een forensisch arts en het verrichten van een summier onderzoek bedragen afhankelijk van het tijdstip ongeveer 265,- of
325,-. Een vergoeding die niet in verhouding staat tot de geleverde prestatie. Het is voorgekomen dat de arts die ter plekke is gekomen voor een bloedafname geen bloeddrukmeter of thermometer bij zich had. Twee hulpstukken die van nut zijn om een diagnose te kunnen stellen omtrent de ernst van de intoxicatie. Sommige drugs zorgen voor een verhoogde bloeddruk en een extreme verhoging van de lichaamstemperatuur. Dit soort informatie is in de Drug Recognition Evaluation zoals in een aantal van de Verenigde Staten van Amerika wordt toegepast - essentieel om een indicatie te krijgen over het soort drugs dat is gebruikt en de ernst van de intoxicatie. Bij sommige drugs stijgen de bloeddruk en de lichaamstemperatuur tot waarden die om onmiddellijk medisch ingrijpen vragen.
2 Kosten voor het analyseren van een bloedmonster. Het analyseren van het bloedmonster geschiedt in Nederland door het Nederlands Forensisch Instituut NFI. Een standaard GC/MS analyse op de meest gebruikte psychotrope stoffen kost samen met het opmaken van een deskundige verslag 550,-. Op dit moment is dit een vereiste voor de strafrechtelijke vervolging op basis van artikel 8 eerste lid WVW 1994.
De positie van de arts en diens medewerking bij het aanpakken van bestuurders die onder invloed van psychoactieve stoffen aan het verkeer deelnemen vraagt op basis van de ervaringen gedurende de pilot extra aandacht.
· Ontbreken van medewerking van artsen om een bloedmonster af te nemen In de politiepraktijk is gebleken dat de medewerking van artsen om een bloedmonster af te nemen op toenemende problemen stuit. Tijdens de pilot is een en andermaal duidelijk geworden dat artsen die een huisartsenpraktijk hebben, op een huisartsenpost werkzaam zijn, op of op de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis dienst doen niet bereid zijn om bij een verdachte een bloedmonster af te nemen. Het standpunt van artsen is dat zij er zijn om mensen beter te maken en niet om als onderdeel van de strafrechtketen te fungeren.
53
· Tijdverlies bij het oproepen arts voor de afname van een bloedmonster De weigering van artsen om een bloedmonster af te nemen van een verdachte leidt ertoe dat soms onnodig lang moet worden gezeuld met de verdachte om het noodzakelijke bloedmonster te kunnen laten afnemen. Op dit moment moet de toevlucht genomen worden tot forensische artsen van de GG&GD en ook dat kan lang duren. Gedurende de pilot is het voorgekomen dat een tevoren gewaarschuwde forensisch arts eerst na twee uren ter plekke kwam om een bloedmonster af te nemen. Kostbare tijd gaat daarmee verloren.
· De arts als beoordelaar van de weigering bloed af te staan Het is als pijnlijk ervaren dat een forensisch arts concludeerde dat sprake was van een medische noodzaak om van het afnemen van een bloedmonster af te zien omdat de verdachte aangaf panisch te zijn voor het afnemen van een bloedmonster. Angst evenwel kan niet worden beschouwd als een medische reden om van de bloedproef af te zien. Dat klemde nog meer omdat de bewuste arts de verdachte in het geheel niet kende. Door dit standpunt van de forensisch arts moest noodgedwongen het vervangende urineonderzoek worden verricht. Ook voor deze handeling het vaststellen dat de verdachte angst had - werd het volle declaratiebedrag in rekening gebracht. Ten overvloede werd verklaard dat het aan een arts is om te beoordelen of sprake was van een weigering. Dat laatste is natuurlijk apert onjuist. Het is de opsporingsambtenaar die dit oordeel velt. De arts kan slechts aangeven dat sprake is van medische noodzaak om van een bloedafname af te zien. Om de zaak niet te laten escaleren is deze discussie op dat moment niet verder gevoerd aangezien de bewuste verdachte hierbij aanwezig was. Het vervangende onderzoek is uitgevoerd maar het is denkbaar dat bij de analyse van het urinemonster uitsluitend inactieve metabolieten zijn aangetroffen hetgeen ertoe leidt dat in het deskundige verslag een zwakkere conclusie staat verwoord dan bij de analyse van het bloedmonster mogelijk was geweest (bijvoorbeeld bij cannabisgebruik). Uiteindelijk zou dat ertoe kunnen leiden dat deze verdachte dankzij de afgifte van een urinemonster zijn straf ontloopt. Een uiterst onverkwikkelijk resultaat.
54
10 Conclusies en aanbevelingen
De pilot periode
· In de periode van 24 oktober 2008 tot 24 januari 2009 is de pilot Drugs en verkeer gehouden in het zuiden van het land.
· Een speciaal team heeft gedurende deze drie maanden specifieke aandacht besteed aan het verschijnsel rijden onder invloed van andere psychotrope stoffen dan alcohol.
· Voor de uitvoering van de pilot hebben politieambtenaren, die ook in de operationele uitvoering van de ESTHER taak van het DRUID project werkzaam zijn geweest, controles verricht in het dagelijkse wegverkeer.
Aantal opgespoorde automobilisten met psychoactieve stoffen
· In totaal zijn 57 bestuurders van motorrijtuigen aangehouden wegens het overtreden van artikel 8 eerste lid van de wegenverkeerswet. Deze personen hadden een of meer psychotrope stoffen gebruikt die een effect op hun gedrag en reactievermogen hadden.
· De politieambtenaren hebben deze personen onderzocht op hun reactievermogen en hebben op basis van feiten en omstandigheden die bij de controle naar voren kwamen geconcludeerd dat hier sprake was van verdenking van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994.
· Op basis van verrichte waarnemingen concludeerde de opsporingsambtenaar dat er in de onderhavige gevallen sprake was van voertuigbestuurders die niet tot behoorlijk besturen in staat moesten worden geacht omdat ze onder invloed van een psychotrope stof verkeerden.
Het opsporen van overtreders van artikel 8 eerste lid WVW 1994
· Het opsporen van verdachten ex artikel 8 eerste lid WVW 1994 is geen sinecure. De te volgen procedure is ingewikkeld en niet voorgeschreven terwijl ook geen operationele aanwijzingen voor het op te maken proces verbaal zijn uitgevaardigd. Dit maakt dat het strafrechtelijk optreden tegen dit verschijnsel meer uitzondering dan regel is. Een situatie die vraagt om verbetering.
Speekseltesters
· Het gebruik van een speekseltesters kan een nuttig en handig hulpmiddel zijn om de verdenking op te baseren dat een persoon bepaalde psychoactieve stoffen heeft gebruikt.
· Een aantal speekseltesters is op dit moment reeds voldoende ver ontwikkeld om het gebruik in de politiepraktijk bij de opsporing van bestuurders die onder invloed van psychoactieve stoffen verkeren te kunnen worden gebruikt indien dit kan worden gepaard aan een adequate wetgeving.
· Binnen de huidige wettelijke bepalingen (artikel 8 eerste lid WVW 1994) levert de speekseltest nauwelijks winst op voor de opsporing. Vanuit een oogpunt van efficiency en effectiviteit is aanpassing van artikel 8 WVW 1994 voor wat betreft drugs gewenst.
· De in de pilot geteste speekseltesters voldoen in meer of mindere mate aan de operationele eisen die aan dergelijke testers vanuit de politiepraktijk worden gesteld.
55
Bevoegdheden binnen het huidige wettelijke regiem
· Er bestaat binnen de wegenverkeerswet geen specifieke bevoegdheid om een automobilist anders dan op vrijwillige basis gedrag- en reactietesten te laten uitvoeren. Hierdoor wordt de opsporing van bestuurders van voertuigen die drugs hebben gebruikt ingewikkelder dan noodzakelijk is.
· Het implementeren van deze bevoegdheid in de bestaande wettelijke regeling zal niet tot een gewenste intensivering van de opsporing kunnen leiden omdat het uitvoeren van deze testen een arbeidsintensieve en tijdrovende activiteit is waarvoor specifieke kennis en vaardigheid bij de politieambtenaar aanwezig moet zijn.
Noodzaak tot aanpassing van de wetgeving
· De huidige bepaling omtrent het rijden onder invloed van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden anders dan alcohol behoeft na ruim 50 jaar aanscherping.
· In de EU lidstaten is het onderwerp drugs en verkeer momenteel een onderwerp van discussie. Invoering van speekseltesters en/of speekselanalyse wordt in diverse EU landen besproken. Bijvoorbeeld België, Duitsland, Frankrijk en Finland,
· De staat Victoria in Australië heeft al sinds een aantal jaren een ad random bevoegdheid om medewerking aan speekseltesten te vorderen en maakt voor het bewijs van het negeren van de nultolerantie voor bepaalde drugs in het wegverkeer gebruik van de resultaten van de analyse van een speekselmonster.
· De analyse van het speekselmonster vindt plaats in een aangewezen forensisch laboratorium.
· Andere Australische staten hebben het voorbeeld van Victoria inmiddels gevolgd en hebben een soortgelijke wetgeving ingevoerd in hun staat.
Aanbeveling voor Nederland
· Wijzig de bestaande bepalingen omtrent andere psychotrope stoffen dan alcohol zoals verwoord in artikel 8 WVW 1994.
· Neem het Australische wetgevingsregiem voor rijden onder invloed als uitgangspunt voor de wijziging van artikel 8 WVW 1994.
· Hanteer de politie gebruikerseisen en specificaties zoals die eind van dit jaar vanuit de ESTHER taak van het DRUID project zullen worden gepresenteerd voor de selectie van speekseltesters die in Nederland kunnen worden toegepast als de bepalingen in artikel 8 WVW 1994 zijn aangepast conform de Australische aanpak.
56
Last but not least
De pilot drugs en verkeer is dankzij de medewerking van een groot aantal personen uitgevoerd. Deze rapportage is de weergave van de bij de pilot opgedane ervaringen.
Betrokkenen bij de voorbereiding
Personen en instanties die direct betrokken waren bij de operationele voorbereiding van de uitvoering van deze pilot verdienen dank voor hun werkzaamheden. Het betreft hier medewerkers van verschillende diensten van het korps landelijke politiediensten die in een zeer kort tijdsbestek materiële voorzieningen voor de uitvoering van de pilot hebben gerealiseerd. Zonder anderen te kort te willen doen dienen de volgende medewerkers hier nadrukkelijk te worden genoemd. Patrick Pols (CDFB), Ton Klik en Theo Volk (DVP), Erik Piena en Andre Amelsfoort (beiden DSRT) en Jaap de Jong (CDI). Dankzij hun voortvarende werkwijze - waarbij door het strakke tijdschema soms creatieve werkwijzen moesten worden toegepast kon de pilot Drugs en verkeer toch nog in oktober 2008 starten.
Betrokkenen bij de uitvoering
Personen en instanties die direct betrokken waren bij de uitvoering van deze pilot verdienen het in deze rapportage te worden vermeld en bedankt.
Politie
De uitvoering van de pilot drugs en verkeer in de periode 24 oktober 2008 tot 24 januari 2009 is verricht door medewerkers van de politiekorpsen van Gelderland Zuid, Limburg Zuid en het korps landelijke politiediensten. Acht DPO's die ook in de ESTHER taak speekseltesters hebben gebruikt hebben de operationele uitvoering van de pilot gerealiseerd. Deze DPO's zijn afkomstig van de politie Limburg Zuid (Andrew Kamp, Peter Puts) van de politie Gelderland Zuid (Dick van Dijck) en van de dienst verkeerspolitie van het korps landelijke politiediensten (Antoine Doppegieter, Jan Heiwegen, Nikolai Lieshout, Nelleke Wit en Henk Feijen) De leiding van de pilot lag bij het KLPD. Maurice Peeman als operationeel leider van de pilot en Cor Kuijten als politieprojectleider.
Testpersonen
Verdachten van overtreding van artikel 8 eerste lid WVW 1994 hebben op basis van de bestaande wetgeving verplicht een bloed- of urinemonster moeten afstaan voor analyse door het NFI. Verdachten en vrijwilligers hebben op basis van anonimiteit hun medewerking verleend aan het afstaan van een speekselmonster en het uitvoeren van een of meer speekseltesten.
Alleen dankzij de vrijwillige medewerking van deze testpersonen die ook verdachten waren kon deze pilot worden uitgevoerd. Deze anonieme personen hebben dankzij hun bereidwilligheid om medewerking te verlenen aan de testen op indirecte wijze een bijdrage geleverd aan een mogelijke verbetering van de verkeersveiligheid in de nabije toekomst door een meer adequate en efficiënte wetgeving op het gebied van rijden onder invloed van psychoactieve stoffen.
Nederlands Forensisch Instituut NFI
Het analyseren van afgenomen bloedmonsters, afgestane urinemonsters en speekselmonsters is uitgevoerd door medewerkers van het Nederlandse Forensische Instituut. De liaison met het NFI is gerealiseerd door Dr. Beitske Smink onder wiens verantwoordelijkheid de analyses van de afgenomen monsters zijn verricht.
Betrokkenen bij het opstellen van de rapportage
Deze rapportage is opgesteld door de politieprojectleider Cor Kuijten met input van het operationele leider Maurice Peeman en de leden van het pilot team Andrew Kamp, Peter Puts, Dick van Dijck, Antoine Doppegieter, Jan Heiwegen, Nikolai Lieshout, Nelleke Wit en Henk Feijen.
57
58
Bijlage 1 De instructie voor het uitvoeren van gedrag- en reactietesten
1 Oog testen (Nystagmus en Convergentie)
1.1 Horizontale Oog Nystagmus Test deeltest 1 (Wordt in een vloeiende beweging een zich in het horizontale vlak bewegend object met de ogen gevolgd?)
1. Houd een pen of potlood of een soortgelijk object verticaal op een afstand van ca 25 à
30 cm voor de neus van de testpersoon, de uitgangspositie.
2. Instrueer testpersoon naar het object te kijken en het hoofd stil te houden.
3. Zeg de testpersoon het object met de ogen te volgen en het hoofd tijdens dit volgen stil te houden.
4. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructie heeft begrepen.
5. Beweeg het object langzaam naar rechts en let daarbij op de vloeiende beweging van het linkeroog van de testpersoon.
6. De snelheid waarmee het object naar rechts beweegt dient zodanig te zijn dat het linkeroog van de testpersoon in circa 1 à 2 seconden maximaal naar links is gericht.
7. Breng daarna het object in 1 à 2 seconden van uiterst rechts terug naar de uitgangspositie en observeert de vloeiende bewegingen van het linkeroog.
8. Zet deze beweging vloeiend voort in 1 à 2 seconden naar uiterst links en let daarbij op de vloeiende beweging van het rechteroog van de testpersoon.
9. Breng daarna het object van de uiterste linkerzijde in 1 à 2 seconden terug naar de uitgangspositie en let hierbij op de vloeiende beweging van het rechteroog van de testpersoon.
10. Herhaal de stappen genoemd onder 5 t/m 9.
11. Observeer gedurende de gehele test het bewegen van het oog om vast te stellen of deze beweging vloeiend dan wel schoksgewijze plaats vindt.
1.2 Horizontale Oog Nystagmus Test deeltest 2 (Maakt het oog schokkende bewegingen als maximaal naar links of naar rechts is gericht?)
1. Houd een pen of potlood of een soortgelijk object verticaal op een afstand van ca 25 à
30 cm voor de neus van de testpersoon, de uitgangspositie.
2. Instrueer testpersoon naar het object te kijken en het hoofd stil te houden.
3. Laat het object met de ogen volgen en houd het hoofd daarbij stil.
4. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructie heeft begrepen.
5. Beweeg het object langzaam naar rechts en let daarbij de vloeiende beweging van het linkeroog van de testpersoon.
6. De snelheid waarmee de opsporingsambtenaar het object naar rechts beweegt dient zodanig te zijn dat het linkeroog van de testpersoon in circa 1 à 2 seconden maximaal naar links is gericht.
7. Houd het object gedurende circa 4 seconden in deze uiterst rechtse positie en let daarbij op schokkende bewegingen van het linkeroog van de testpersoon om het object te kunnen blijven observeren.
8. Breng daarna het object in 1 à 2 seconden van uiterst rechts terug naar de uitgangspositie en zet deze beweging vloeiend voort in 1 à 2 seconden naar uiterst links.
9. Houd het object gedurende circa 4 seconden in deze uiterst linkse positie en let daarbij op schokkende bewegingen van het rechteroog van de testpersoon om het object te kunnen blijven observeren.
10. Herhaal indien noodzakelijk deze test totdat het al dan niet schokken van de ogen tot zijn tevredenheid is vastgesteld.
59
1.3 Verticale Oog Nystagmus Test
(Schokt het oog als het oog maximaal naar boven is gericht?)
1 Houd een pen of potlood horizontaal op een afstand van ca 25 à 30 cm voor de neus van de testpersoon, de uitgangspositie.
2. Instrueer testpersoon naar het object te kijken en het hoofd stil te houden.
3. Zeg de testpersoon naar het midden van het object te kijken en het object alleen met de ogen te volgen en het hoofd tijdens dit volgen stil te houden.
4. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructie heeft begrepen.
5. Beweeg het object langzaam naar boven en let daarbij op de vloeiende opwaartse beweging van de ogen van de testpersoon.
6. De snelheid waarmee het object naar boven wordt bewogen dient zodanig te zijn dat de ogen in circa 1 à 2 seconden maximaal naar boven zijn gericht.
7. Houd het object op deze positie gedurende circa 4 seconden en let daarbij nauwkeurig op de schokkende op-en-neer gaande bewegingen van de ogen van de testpersoon.
8. Herhaal desgewenst de stappen genoemd onder 5 t/m 7.
9. Observeer gedurende de gehele test het bewegen van het oog om vast te stellen of deze beweging vloeiend dan wel schoksgewijze plaats vindt.
10. Als de opsporingsambtenaar een schokkende beweging van de ogen van de testpersoon vast stelt bij de opwaartse beweging van het object kan met deze constatering worden volstaan.
1.4 Oog Convergentie Test
(Mogelijkheid om de ogen te laten convergeren
1. Houd een pen of potlood of een soortgelijk object verticaal op een afstand van ca 25 à
30 cm voor de neus van de testpersoon, de uitgangspositie.
2. Instrueer testpersoon naar het object te kijken en het hoofd stil te houden.
3. Zeg de testpersoon het object met de ogen te volgen en het hoofd tijdens dit volgen stil te houden.
4. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructie heeft begrepen.
5. Beweeg het object voor het gezicht van de testpersoon langzaam in een vloeiende beweging rond en let daarbij op de volgende bewegingen van de ogen van de testpersoon.
6. Informeer testpersoon dat het object in de richting van de brug van de neus wordt bewogen en dat het object uiteindelijk deze brug zal raken.
7. Laat het object gedurende ongeveer 1 seconde op deze brug rusten en observeer de stand van de ogen. Stel vast of beide ogen gericht blijven op het op de brug rustende object. Richt hierbij de aandacht primair op het rechteroog.
8. Stel vast of de testpersoon met het rechteroog kan convergeren of neem waar dat het rechteroog van de brug wegdraait terwijl het linker oog hierop gericht is en blijft.
9. Herhaal de stappen 5 t/m 7 en richt nu de aandacht primair op het linkeroog van de testpersoon.
10. Stel vast of de testpersoon met het linkeroog kan convergeren of neem waar dat het linkeroog van de brug wegdraait terwijl het rechteroog hierop gericht is en blijft.
60
2. Pupil reactietesten
(Onderzoek naar de pupilreactie bij verschillende lichtomstandigheden)
2.1 Deeltest 1. Meting in een normaal verlichte kamer
1. Breng de testpersoon in de normaal verlichte ruimte
2. De testpersoon instrueren stil te blijven staan en de ogen geopend te houden
3. Informeer de testpersoon dat de opsporingsambtenaar een pupillometer naast het gezicht van de testpersoon zal houden om de grootte van de pupillen op te meten.
4. Houd de pupillometer naast het rechteroog van de testpersoon en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de rechterpupil van de testpersoon.
5. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de rechterpupil.
6. Houd de pupillometer naast het linkeroog van de testpersoon en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de linkerpupil van de testpersoon.
7. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de linkerpupil.
2.2 Deeltest 2 Meting in een nagenoeg donkere kamer
1. Breng de testpersoon in de verduisterde ruimte en laat de ogen gedurende circa 90 seconden aan de duisternis wennen.
2. Instrueer de testpersoon stil te blijven staan en de ogen geopend te houden.
3. Ontsteek de zaklamp en scherm de voorkant van de zaklamp af met de hand waardoor slechts een roodachtige gloed van de lamp te zien is en geen wit licht meer wordt uitgestraald.
4. Breng de rode gloed van de zaklamp zo dicht onder het linkeroog van de testpersoon dat de opsporingsambtenaar de linkerpupil van de testpersoon kan waarnemen.
5. Informeer de testpersoon dat de opsporingsambtenaar een pupillometer naast het gezicht van de testpersoon zal houden om de grootte van de pupillen op te meten.
6. Houd de pupillometer naast het linkeroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de linkerpupil van de testpersoon.
7. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de linkerpupil.
8. Houd de pupillometer naast het rechteroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de rechterpupil van de testpersoon.
9. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de rechterpupil.
61
2.3 Deeltest 3 Meting bij indirecte aanstraling van de ogen
1. Breng de testpersoon in de verduisterde ruimte en laat de ogen gedurende circa 90 seconden aan de duisternis wennen.
2. Instrueer de testpersoon stil te blijven staan en de ogen geopend te houden.
3. Ontsteek de zaklamp, richt deze zodanig naast het linkeroog dat een schaduw van het oog op de zijkant van de neus zichtbaar is.
4. Voorkom dat licht van de zaklamp rechtstreeks in het linkeroog schijnt.
5. Informeer de testpersoon dat de opsporingsambtenaar een pupillometer naast zijn gezicht zal houden om de grootte van de pupillen op te meten.
6. Houd de pupillometer naast het linkeroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de linkerpupil van de testpersoon.
7. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de linkerpupil.
8. Richt de ontstoken zaklamp zodanig naast het rechteroog dat een schaduw van het oog op de zijkant van de neus zichtbaar is.
9. Voorkom dat licht van de zaklamp rechtstreeks in het rechteroog schijnt.
10. Informeer de testpersoon dat de opsporingsambtenaar een pupillometer naast het gezicht zal houden om de grootte van de pupillen op te meten.
11. Houd de pupillometer naast het rechteroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de rechterpupil van de testpersoon.
12. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de rechterpupil.
2.4 Deeltest 4 Meting bij directe lichtinval in de ogen
1. Breng de testpersoon in de verduisterde ruimte en laat de ogen gedurende circa 90 seconden aan de duisternis wennen.
2. Instrueer de testpersoon stil te blijven staan en de ogen geopend te houden.
3. Informeer de testpersoon dat de opsporingsambtenaar een pupillometer naast het gezicht van de testpersoon zal houden om de grootte van de pupillen op te meten.
4. Ontsteek de zaklamp en richt vanaf de linkerzijkant van het hoofd van de testpersoon rechtstreeks in het linkeroog van de testpersoon.
5. Schijn gedurende 15 seconden met de ontstoken zaklamp rechtstreeks in het linkeroog van de testpersoon.
6. Houd de pupillometer naast het linkeroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de linkerpupil van de testpersoon.
7. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de linkerpupil.
8. Richt de ontstoken zaklamp vanaf de rechterzijkant van het hoofd van de testpersoon rechtstreeks in het rechteroog van de testpersoon.
9. Schijn gedurende 15 seconden met de ontstoken zaklamp rechtstreeks in het rechteroog van de testpersoon.
10. Houd de pupillometer naast het rechteroog en beweeg de pupillometer in verticale richting totdat de grootte van een van de cirkels op deze meter overeenkomt met de grootte van de rechterpupil van de testpersoon.
11. Noteer de afgelezen waarde van de grootte van de rechterpupil.
62
3 De Romberg Evenwicht Test
1. De testpersoon staat rechtop met aaneengesloten voeten naast elkaar en de armen langs het lichaam.
2. Laat deze houding aannemen terwijl aanwijzingen voor het uitvoeren van de test worden gegeven.
3. De testpersoon vragen of hij of zij de instructies tot zover heeft begrepen.
4. Draag testpersoon op om zodra de opsporingsambtenaar dat zegt het hoofd naar achteren te buigen en de ogen te sluiten.
5. Instrueer de testpersoon zodra "Start" wordt gezegd het hoofd naar achteren te buigen de ogen te sluiten en zo te blijven staan totdat hij of zij denkt dat 30 seconden zijn verstreken.
6. Instrueer de testpersoon om als hij of zij denkt dat 30 seconden zijn verstreken het hoofd weer naar voren te brengen, de ogen te openen en "Stop" te zeggen.
7. De testpersoon vragen of hij of zij de instructies heeft begrepen.
8. Op het juiste moment "Start" te zeggen tegen de testpersoon.
9. Het tijdsverloop in de gaten houden terwijl de testpersoon de test uitvoert.
10. Neem waar of heen en weer wordt geschommeld tijdens het uitvoeren van de test.
11. Vraag hoeveel tijd is verstreken als de ogen worden geopend of als hij of zij "Stop" zegt. (Vaststellen van de interne klok)
12. De evenwichttest laten beëindigen als hij/zij na 90 seconden nog steeds met de ogen gesloten en het hoofd naar achter gebogen staat.
4 Voetje-voor-voetje"-Test
1. Instrueer de linkervoet op de streep te zetten.
2. Instrueer de rechtervoet voor de linkervoet op de streep te zetten zodanig dat de hak van de rechterschoen de neus van de linkerschoen raakt.
3. Houd de armen naar beneden langs het lichaam gedurende de gehele test.
4. De testpersoon opdragen in deze positie te blijven staan terwijl de opsporingsambtenaar de instructies geeft.
5. De testpersoon nadrukkelijk zeggen niet met lopen te beginnen voordat de opsporingsambtenaar "Begin" heeft gezegd.
6. De testpersoon vragen of hij of zij de instructies tot zover heeft begrepen.
7. De testpersoon meedelen dat hij of zij, als de opsporingsambtenaar "Begin" zegt, negen "voetje-voor-voetje"-passen moet zetten op de streep, daarna moet omkeren en op de terugweg weer negen "Voetje-voor-voetje"-passen op de streep moet zetten.
8. De testpersoon instrueren dat bij elke pas die gezet wordt de hak van de ene schoen tegen de neus van de andere schoen geplaatst moet worden.
9. De testpersoon instrueren dat hij of zij nadat negen "Voetje-voor-voetje"-passen over de streep zijn gezet de voorste voet op de streep moet laten staan en met de andere voet met een aantal kleine stapjes om de voorste voet heen moet draaien.
10. De testpersoon meedelen dat nadat hij of zij is omgekeerd wederom negen "Voetje- voor-voetje"-passen moeten worden gezet op de streep.
11. De testpersoon instrueren gedurende de gehele test naar zijn of haar voeten te kijken, de passen hardop te tellen en de armen naar beneden langs het lichaam te houden.
12. De testpersoon meedelen dat als hij met de test is begonnen pas te stoppen als de test in zijn geheel is uitgevoerd.
13. De testpersoon vragen of hij of zij de instructies heeft begrepen.
14. De testpersoon met het woord "Begin" de "Voetje-voor-voetje"-Test laten uitvoeren.
63
5 "Op-een-been-staan"-Test
1. Instrueer de testpersoon rechtop te staan met de voeten naast elkaar en de armen gestrekt langs het lichaam.
2. Zeg de testpersoon in deze houding te blijven staan terwijl de opsporingsambtenaar de instructies geeft.
3. Deel de testpersoon mee niet met de uitvoering van de test te beginnen totdat de opsporingsambtenaar daartoe met het woord "Begin" opdracht toe geeft.
4. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructies tot zover heeft begrepen.
5. Instrueer de testpersoon zijn of haar rechterbeen gestrekt naar voren circa 15 centimeter boven de grond te houden waarbij de tenen naar voren wijzen zodat de onderzijde van de voet evenwijdig met de grond is.
6. Demonstreer gedurende enkele seconden de juiste uitvoering van de test.
7. Draag de testpersoon op dat hij of zij de armen langs het lichaam naar beneden moet houden en de ogen gericht moet houden op de omhooggehouden voet.
8. Instrueer de testpersoon tijdens de uitvoering van de "Op-een-been-staan"-Test 30 seconden af te tellen te beginnen bij 100.
9. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructies heeft begrepen.
10. Laat de testpersoon met het woord "Begin" de test uitvoeren.
11. Het is van belang dat de test in elk geval 30 seconden duurt ongeacht de snelheid waarmee de testpersoon telt. Draag de testpersoon desnoods op door te gaan met de test totdat de opsporingsambtenaar zegt dat ermee gestopt kan worden.
12. Geef de testpersoon nadat deze 30 seconden op het linkerbeen heeft gestaan gedurende ca 10 seconden de gelegenheid even te ontspannen alvorens met het andere been de "Op-een-been-staan"-Test uit te voeren.
6 "Vinger aan de neus"-Test
1. De testpersoon instrueren rechtop te staan met de voeten tegen elkaar geplaatst.
2. De testpersoon meedelen de armen naar beneden langs het lichaam te houden, handpalmen naar voren te keren, de vuist te ballen en de wijsvinger te strekken.
3. Deel de testpersoon mee dat als de opsporingsambtenaar "Begin" zegt de testpersoon het hoofd licht naar achteren moet buigen en de ogen moet sluiten.
4. Demonstreer het licht naar achter buigen van het hoofd.
5. Deel de testpersoon mee dat hij of zij tijdens de test met de top van de wijsvinger het puntje van de neus moet aanraken.
6. Deel de testpersoon mee dat zodra de testpersoon de neus heeft aangeraakt hij of zij de arm weer terug langs zijn lichaam moet brengen.
7. Demonstreer het op de juiste wijze uitvoeren van de test met de wijsvinger van de linkerhand en die van de rechterhand.
8. Deel de testpersoon mee dat als de opsporingsambtenaar zegt "rechts" met de rechterwijsvinger het puntje van de neus moet worden aangeraakt en de arm daarna weer langs het lichaam moet worden gebracht. Bij "links" dient met de linkerwijsvinger het puntje van de neus te worden aangeraakt en dient de arm daarna weer langs het lichaam te worden gebracht.
9. Vraag de testpersoon of hij of zij de instructies tot zover heeft begrepen.
10. Geef de testpersoon de opdracht "Begin" en stel vast dat het hoofd van de testpersoon licht naar achter wordt gebogen en dat de ogen worden gesloten.
11. Deel de testpersoon mee dat het hoofd licht naar achter gebogen te houden en dat de ogen gesloten moeten blijven gedurende de gehele test.
12. De opsporingsambtenaar hanteert de onderstaande volgorde bij het laten uitvoeren van de test: Links"..."Rechts"..."Links"..."Rechts"..."Rechts"..."Links".
13. De opsporingsambtenaar ziet erop toe dat de testpersoon elke keer nadat hij de neus heeft aangeraakt de bewuste arm weer terugbrengt langs het lichaam.
14. Tussen elk van de zes uitvoeringsopdrachten van de test wordt twee à drie seconden pauze ingelast.
15. Na afloop van de zesde opdracht wordt de testpersoon gezegd de ogen te openen.
64
Bijlage 2 Impairment test formulier (Pilot drugs en verkeer VenW)
KLPD DVP Unit Breda KLPD DVP Unit Maasbracht KLPD DVP Unit Wolfheze Politie Limburg Zuid
Politie Gelderland Zuid
Verbalisant die de impairment test liet uitvoeren: ...........................................................................
Verbalisant die de opnames vastlegde: ..............................................................................
Plaats waar de impairment test is uitgevoerd: ..............................................................................
GEGEVENS VAN DE VERDACHTE en de TEST PV-nummer:
Achternaam:..............................................................................................................
Voornamen: ...............................................................................................................
Geboortedatum: ......... - ......... - 19...
Geslacht: Man/ Vrouw
Datum impairment test: ......... - ......... - 2008
Tijdstip Impairment test: ................... uur
Testlocatie: .........................................................
BLOED en/of URINE MONSTER
Bloedmonster Geweigerd Neen medische gronden afgenomen Ja, nummer bloedblok ................. Tijdstip bloedafname: .................
Vervangend Geweigerd Neen medische gronden urinemonster afgestaan Ja, nummer urineblok ................. Tijdstip afstaan (vervangend) urine monster: ................
Vrijwillig Geweigerd Neen medische gronden urinemonster afgestaan Ja, nummer urineblok ................. Tijdstip afstaan (vrijwillig) urine monster:.............
Onderzoekrapport NFI
Rapport nummer: ................................................... Datum Rapport NFI: ......... - ......... - .......
65
PV Nummer: OBSERVATIES VAN DE POLITIE AMBTENAAR ATTITUDE/ Meewerkend Opgewonden Zelfvoldaan Agressief HOUDING Discussiegericht Beledigend Suf Verward Roekeloos Hallucineren Verontrust Euforie Apathisch Lusteloos Vergeetachtig Geremd Nerveus Rusteloos Angst Paniek Gedesoriënteerd Depressief Lacherig Onvast Verandering van de stemming
Normaal Anders....... COÖRDI- Verstoorde balans Instabiel Kan niet stil staan Normaal NATIE Normaal Anders GEBAREN/ Ongecoördineerd Overdrijven Droge mond Jeuk GEDRAG Tanden knarsen Lippen bevochtigen Normaal Anders ........... SPRAAK Praatgraag Snel Langzaam Brabbelen Onbegrijpelijk Herhalend Verward Haperend Normaal Anders ........... ADEM Chemisch Cannabis Alcohol Anders LUCHT
GELAATS- Normaal Doorbloed Bleek Anders KLEUR
PUPILLEN Verwijd Vernauwd Pulserend Normaal Anders ......................
OGEN Bloeddoorlopen Roze /Rood Zware Oogleden Waterig Normaal Anders:.............. RIJGEDRAG Tracht controle Late reactie Geen reactie Aanrijding te ontlopen op stopteken op stopteken Plotselinge stop Weifelend Negeren Anders: verkeerslicht CONTACT Reageert niet Hartelijk Bijna geen reactie op prikkels Opgeblazen Normaal Anders ..................... LICHAAMS- Kippenvel Misselijkheid Braken Zweten REACTIES Snelle ademhaling Trillen Normaal Anders... MENTALE Gedesoriënteerd Depressief Vergeetachtig Verward TOESTAND Gebrek aan Onlogische Begrijpt lange Absurde concentratie gedachten zinnen niet spraak Verstoord Verstoord Waanvoorstellingen afstand gevoel tijdsgevoel Gegeven instructies moeten Kan zich slechts op één onderwerp worden herhaald concentreren Normaal Anders:. OVERIGE Slaperig In diepe Kan niet gewekt Comateus BIJZONDER slaap worden
- Bekende Drugs Verse injectie Geur van druggebruiker aangetroffen wondjes Cannabis HEDEN In bezit van aan drugs Anders...... gerelateerde voorwerpen
66
PV Nummer: OOG CONTROLE Reactie van de pupillen op lichtinval Geen reactie Normaal Langzaam Beoordeling pupil grootte bij: LINKER OOG RECHTER OOG Kamer licht: Mm Mm Indirect licht Mm Mm Bijna geheel donker Mm Mm
HORIZONTALE OOG NYSTAGMUS TEST Volgt de pupil op een soepele vloeiende wijze? Ja Nee Schokt het oog duidelijk bij maximum uitslag? Ja Nee
VERTICALE OOG NYSTAGMUS TEST Schokt het oog bij scherp omhoog kijken? Ja Nee
OOG CONVERGENTIE TEST Convergentie van het rechter oog? Ja Nee Convergentie van het linker oog? Ja Nee
ROMBERG EVENWICHTS TEST Kan stil en stabiel staan met de voeten tegen elkaar? Ja Nee Opmerkingen van de verdachte tijdens de test? Ja Nee Enig ongewoon geluid gedurende de test? Ja Nee Is de test goed en veilig uitgevoerd? Ja Nee Test uitgevoerd gedurende .......seconden i.p.v. 30 sec. Overige relevante waarnemingen:
BEVINGEN/TRILLINGEN Van het lichaam? Ja Nee Van het ooglid? Ja Nee
LOPEN EN DRAAIEN TEST Verliest tijdens de test het evenwicht? Ja Nee Begint te vroeg? Ja Nee Stopt met lopen? Ja Nee Mist de hiel tegen de teen tijdens het lopen? Ja, .... keer Nee Heft de armen omhoog tijdens het lopen? Ja Nee Stapt naast de lijn? Ja, .... keer Nee Draait incorrect? Ja Nee Verkeerd aantal stappen? Ja, ... stappen Nee Test goed en veilig uitgevoerd? Ja Nee
OP ÉÉN BEEN STAAN TEST Slingert tijden het balanceren? Ja Nee Gebruikt armen voor het evenwicht? Ja Nee Hupt op het standbeen? Ja Nee Zet andere voet aan de grond? Ja Nee Test goed en veilig uitgevoerd? Ja Nee
VINGER TEGEN NEUS TEST Mist neus met de linker vinger? Ja, ..... keer Nee Mist neus met de rechter vinger? Ja, ..... keer Nee Test goed en veilig uitgevoerd? Ja Nee
67
68
Bijlage 3 Speekseltestformulier (Pilot drugs en verkeer VenW)
Politie eenheid KLPD DVP Unit Breda KLPD DVP Unit Maasbracht KLPD DVP Unit Wolfheze Politie .................... Politie Limburg Zuid Politie Gelderland Zuid Code DPO 0101 0102 0103 0104 Code DPO 0202 0202 0203 0204 Code DPO 0301 0302 0303 0304 Code DPO 0105 0205 0305 Gebruikte speekseltester 01 MAVAND RapidSTAT 05 Innovacon OrALert
10 Varian OraLab 6 12 Dräger Drug Test 5000 Plaats waar test is uitgevoerd
Tijdstip ........... uur Datum ....... - ....... - 2008 Informatieformulier aan Paraaf DPO
testpersoon verstrekt.
GEGEVENS VAN DE TEST PERSOON Volgnummer test: Geslacht Man Vrouw
Leeftijd: 18- 25 jaar 26 - 35 jaar 36 - 45 jaar
46- 55 jaar 56 - 65 jaar > 65 jaar
GEGEVENS VAN DE TEST Tijdsduur (in minuten) nodig om voldoende speeksel te verzamelen: ........... Tijdsduur (in minuten) nodig om het monster te screenen na het verzamelen:........ Speekselmonster voor het NFI genummerd: DPS - ............ - ........ - ........ DPS-(code DPO)-(code Speekseltester)-(Volgnummer DPO)
Volgnummer in Excel verzamel file:....................
Resultaten speekseltest Positief Negatief Korte beschrijving van de situatie THC (Cannabis)
MDMA (Ecstasy)
Amfetamine
Methamfetamine
Cocaïne
Morfine (opioïden)
Benzodiazepines
GEGEVENS VRIJWILLIG SPEEKSEL (en URINE) MONSTER Vrijwillig speekselmonster Geweigerd Ja, nummer speekselmonster afgestaan PDS ................. Vrijwillig urinemonster Geweigerd Ja, nummer urinemonster afgestaan ................. Onderzoekrapport NFI
Speeksel onderzoek Rapport nummer: ........................ Datum Rapport NFI: ... - ... - 2008 Onderzoekrapport NFI
Urine onderzoek Rapport nummer: ........................ Datum Rapport NFI: ... - ... - 2008
69
GEGEVENS OMTRENT ALCOHOL SCREENING TEST, ADEMANALYSE etc. Alcohol selectieve test
Datum van de alcoholtest (dd:mm:jj) .....-......- ........ Tijdstip van de alcoholtest (uu.mm uur) ............... uur Plaats van de alcoholtest: Op straat Politieauto Politie truck Politiebureau Merk alcoholtester: .................. Alcohol indicatie: .................. Ademanalyse
Datum van de ademanalyse (dd:mm:jj): .....-......- ........ Tijdstip van de ademanalyse (uu.mm uur): ............... uur Plaats van de ademanalyse Op straat Politieauto Politie truck Politiebureau Merk ademanalyse apparaat: ................ Alcohol concentratie bij ademanalyse: AAG ....... Microgram/ liter adem Bloed monster
Bloedmonster van de verdachte afgenomen Neen Ja, Bloedblok nummer:
---
Resultaat van de analyse van het bloedmonster: (Rapport met gevonden psycho-actieve stoffen, concentraties, rapportnummer van NFI etc.):
---
---
---
Speeksel monster
Speekselmonster van de testpersoon Neen Ja, Speekselmonster nummer: afgenomen PDS - - - . Resultaat van de analyse van het speekselmonster: (Rapport met gevonden psycho-actieve stoffen, concentraties, rapportnummer van NFI etc.):
---
---
---
Drugspilot V&W Oktober 2008
70
Bijlage 4 Informatie voor de testpersonen
Pilot onderzoek speekseltesters
Aanleiding pilot
U werkt mee aan een pilot die onderzoek doet naar de geschiktheid en bruikbaarheid van speekseltesters bij de opsporing van drugsgebruik in het verkeer. Het gebruik van drugs in het verkeer beïnvloedt het rijgedrag negatief en verhoogt daardoor de kans op ongevallen. De schattingen over het aantal ongevallen als gevolg van druggebruik door bestuurders lopen uiteen van 10% tot 25 %.
Gebruik bijvoorbeeld van cannabis in het verkeer (één van de meest frequent gebruikte drugs) kan leiden tot slingerend rijden, het niet verlenen van voorrang, te snel rijden, opvallend langzaam rijden en het niet adequaat reageren op verkeerstekens en andere weggebruikers.
Wat is het doel van de pilot?
Het gaat om het beoordelen van de praktische bruikbaarheid van de tester en om het beoordelen van de geschiktheid van speekseltesters als selectiemiddel bij de controle van automobilisten in het verkeer op drugsgebruik.
Wat gebeurt er met de resultaten?
De resultaten worden gebruikt om te kunnen beoordelen of het gebruik van speekseltesters door de politie de opsporing van drugsgebruik in het verkeer vergemakkelijkt. De ministers van Verkeer en Waterstaat, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zullen aan de hand van deze resultaten bezien of de wetgeving aangepast zal worden om speekseltesters als voorselectiemiddel wettelijk toe te staan. Het bewijsmiddel blijft de bloedproef.
Hoe zit het met uw privacy?
Uw privacy is volledig gewaarborgd. De gegevens die wij verzamelen naar aanleiding van de analyses van de speekselmonsters, worden alleen gebruikt voor het onderzoek in het kader van de pilot. Uw persoonsgegevens worden vernietigd zodra de uitslagen van de speekselmonsters zijn verwerkt. Op geen enkele manier zullen de gegevens van de uitgevoerde speekseltesten kunnen worden herleid tot individuele personen, of worden gebruikt voor strafrechtelijke doeleinden.
Meer weten?
Postbus 51
0800-8051
www.postbus51.nl
71
72
Bijlage 5 MAVAND RapidSTAT
De in deze bijlage weergegeven Engelstalige informatie is afkomstig van Mavand Solutions GmbH. Het bedrijf is gevestigd in Mössingen Duitsland.
Company profile
MAVAND Solutions GmbH is a biotechnology company that develops manufactures and markets accurate, cost-effective immunoassay diagnostic test kits, including some of the world's most effective point of collection saliva and urine tests for drugs of abuse. The Company and its distribution network throughout Europe target the police, customs, workplace, government, corrections, clinical and educational markets. MAVAND Solutions GmbH is European Master Distributor of ABMC. This company is offering one of the largest portfolio of oral fluid and urine drug of abuse tests as well as evaluation instruments, f.e. the Mobile Reader for roadside measurements, the Desk Reader and Desk Reader Professional. With its database management MAVAND Solutions provides a unique solution for evaluation, documentation and archiving of drug of abuse tests.
MAVAND RapidSTAT
· General
The components of the RapidSTAT are combined in a one-hand-clip system. RapidSTAT consists of:
- Incubation device and test cassette
- Collection stick with aroma field
- Buffer bottle (Figure 5.1).
The buffer bottle is needed to mix the oral fluid with the buffer fluid (Figure 5.2). The result of the test can be read on the test device (Figure 5.3)
MAVAND RapidSTAT
Figure 5.1 Figure 5.2 Figure 5.3
73
· Cut off values
MAVAND RapidSTAT cut off values
Amphetamines 25 ng/ml
Benzodiazepines 10 ng/ml
Cocaine 12 ng/ml
Methadone 25 ng/ml
Methamphetamines 25 ng/ml
MDMA (ecstasy) 50 ng/ml
Opiates 20 ng/ml
Phencyclidine 2,5 ng/ml
Cannabis (9-THC) 15 ng/ml
Table 5.1: Cut off values Mavand RapidSTAT
The RapidSTAT is developed for the detection of the following drugs in oral fluid: Amphetamines
Benzodiazepines
Cocaine
Methadone
Methamphetamines (including MDMA/Ecstasy)
Opiates
PCP
THC parent drug (9-THC) /not the metabolite (THCCOOH) The device is available in different variations.
One 5-panel test (COC / OPI / AMP / MET / THC) Three 6-panel tests (COC / OPI / AMP / BZO / MET / THC) (COC / OPI / AMP / PCP / MET / THC) The procedure to perform an oral fluid screening test is as follows:
· Collection and preparation of the sample
1. In order to increase salivation of the donor, rub for four seconds over the aroma field on the collection stick in order to activate the scent.
2. Donor has to collect saliva by rotary movements in the mouth on both sides between cheek and gum (30 seconds). During this process remove foil from buffer bottle.
3. Put the collection stick into the buffer bottle. Agitate and twist the collector quickly back and forth for ten seconds
4. Put the collection stick back in its tube and press the dropper lid onto the bottle.
· Test procedure
1. Pipet 7 drops into each well of the test device.
2. Close the lid until position 1 and shake it for 10 seconds.
3. Wait 4 minutes.
4. Test has to lay flat now: bend stopper and press down the lid completely.
· Test results
1. When all lines (drug- and control lines) have formed the test results can be read.
2. As soon as all lines have formed the test is negative.
3. If one or more lines are not visible, read the test in the 8th minute. Do not read the results after 8 minutes.
If all drug results are negative or when no further confirmation test is needed, dispose of the test components. For confirmation purposes the buffer bottle can be closed with a lid and sent to the lab.
74
· Extreme temperatures and other weather conditions
According to the test results available it is to detect that the RapidSTAT test does not work properly at a temperature of -4° C. Either the saliva-buffer-conjugate mixture moves very slowly on the strips or does not run at all. Therefore the device of the RapidSTAT test was designed the way that it can be kept on a warm place (car, pocket, etc.) in order not to be exposed to a temperature below 10° C. Having started the test by pressing down the lid completely the test can again be brought to a warmer and safe place (10° C). The test window of the cassette is protected by a transparent cover implemented in the clip system in order to safeguard that no water or snow can come on the test strips.
· MAVAND Mobile Reader (Reader 600)
MAVAND Mobile Reader
Figure 5.4 Mavand Mobile Reader 600
Next to the RapidSTAT device MAVAND offers a Mobile Reader to interpret the reading of the device, to store the data and to send these data to a central data collection station or generate reports (Figure 5.4).
A special software for roadside measurements was designed in order to facilitate the data entry and reading of the results of the test.
· Procedure: measurement with the Mobile Reader
1. Switch on the Tablet PC. The Mobile Reader program boots up automatically and states the comment " READER System is started" (multi language).
2. Click on "New Measurement".
3. Enter data: the actual date appears automatically, select test type, select vehicle, enter identification number e.g. job list no., select gender. If no data is required, immediately click on "OK".
4. Insert the test that has started running.
5. Start camera sequence by clicking on "continue".
6. The Mobile Reader software now starts automatically and will check whether the test valid lines have built. Then it starts to interpret the test.
7. As soon as the test results are ready the Mobile Reader will give a signal and the results can be used.
· Test results Mobile Reader
1. The test results can be sent or transmitted either via e-mail or via export function.
2. In addition to that the test results can be printed out on location by a blue-tooth printer.
3. All additional application modes are described in detail in the Mobile Reader manual included at each device.
75
· Mavand Desk Reader Professional (Reader 710)
Desk Reader Professional Reader 710
Figure 5.5: Mavand Desk Reader professional 710
The Desk Reader Professional (Reader 710) is a desk top device with integrated PC and Touch Screen function. (Figure 5.5) It includes 4 USB ports. The Desk Reader professional enables the user to integrate drug testing in their daily working routine. The Reader interprets the test results and creates all relevant reports. The reader is an office/laboratory solution. A fully functional Windows PC is integrated with WLAN, Bluetooth and digital imaging system. The Reader is easy to handle by using pen or touch screen, has 4 USB ports, is completely factory installed with simplistic software enabling quick and fully automatic measurements preventing contamination with oral fluid samples. Software features and handling see Mobile Reader.
· MAVAND Desk Reader (Reader 210)
Reader 210
Figure 5.6: Mavand desk reader 210
The Desk Reader is a comfortable solution for all places where a PC or Laptop is available (Figure 5.6). The Desk Reader can be installed easily and quickly to every PC only by using an USB port and without needing an external power supply. The software (see software features and handling of Mobile Reader) allows an easy and rapid performance of examinations.
76
Bijlage 6 Innovacon OrALert
De in deze bijlage weergegeven Engelstalige - informatie is afkomstig van Innovacon Inc. Het bedrijf is gevestigd in San Diego California USA.
Company profile
Innovacon, Inc. is a subsidiary of Inverness Medical Innovations. Innovacon, Inc. markets lateral flow rapid diagnostic healthcare products based on a philosophy of high quality, low price, and superior flexibility. Prior to April 1, 2006, when Innovacon was acquired by Inverness Medical Innovations, Innovacon was known as ACON Laboratories. ACON has brought its customers high quality, low price rapid diagnostics for over eight years. Innovacon carries on the tradition established by ACON. Key product segments of Innovacon are Drugs of Abuse, Fertility, Infectious Disease, Cardiac Markers, and Tumour Markers. Most of these products are available for sale in the U.S. Innovacon's primary focus is support for our OEM partners and distributors. Innovacon draws upon the extensive OEM experience that we gained while we were ACON Laboratories. The rapid test products are available in generic OEM packaging or custom formats, including customized devices, custom packaging, and custom labelling
Innovacon OrALert
· General
Innovacon OrALert
Figure 6.1 Innovacon OrALert device Figure 6.2 Innovacon OrALert Collector
The OrALert Saliva device can be used to detect 6 drugs simultaneously (Cannabis, Amphetamine, Methamphetamine (including MDMA) Cocaine, Opiates, Methadone, PCP and Benzodiazepines. (figure 6.1). The product is designed as a screening test for single use. The oral fluid collector (Figure 6.2) has a coating with sucrose and citric acid encourages the saliva production.
The test can be performed by the tested subject without help of the test administrator. The collecting time is approx. 3 minutes. The total test time is approx. 10 minutes.
77
· Cut off values
Innovacon OrALert cut off values
Amphetamines 50 ng/ml
Cocaine 20 ng/ml
Methamphetamines 50 ng/ml
MDMA (ecstasy) 50 ng/ml
Opiates 40 ng/ml
9-THC (Cannabis) 100 ng/ml
PCP 10 ng/ml
Table 6.1 Cut off values Innovacon OrALert
The procedure to perform an oral fluid screening test is as follows:
· Collection and preparation of the sample
1 Instruct the donor to insert the sponge end of the collector into the mouth and actively swab the inside of the mouth and top of the tongue.
2 As soon as the sponge softens slightly, instruct donor to gently press the sponge between the tongue and teeth to ensure complete saturation.
3 Collect sample for a total of three (3) minutes before removing the sponge.
4 Instruct donor to insert the collector into the test device by pushing it into the chamber and rotating the collector clockwise until engaged, an audible "click" will be heard.
5 Wait 60 seconds after the audible "click".
6 After 60 seconds, instruct donor to rotate the collection chamber counterclockwise.
7 Set timer for 9 minutes.
8 Interpret results at 9 minutes.
9 Read results at 9 minutes.
10 If positive results are observed, instruct the donor to remove the collector by turning it counter-clockwise and pulling. Instruct donor to secure the cap over the collection chamber and seal the reservoir with tamper evident tape. The device can then be forwarded to a laboratory for confirmation testing. The laboratory can access the sample reservoir through the stopper.
· Test results
Innovacon OrALert
Figure 6.3 Test results Innovacon OrALert device
The test with the OrALert device can be evaluated after the nine minutes have past. (figure
6.3)
If both control lines "C" can be seen, the test was successfully completed and can be analysed.
Note that for the analysis of the drug lines, a visible line indicates that the respective drug group was not detected.
If the respective line is not visible, however, this indicates that the respective drug group was detected by the test.
As long as a line as such is visible the test should be considered negative.
78
Bijlage 7 Varian OraLab+
De in deze bijlage weergegeven Engelstalige - informatie is afkomstig van Varian Inc. Het bedrijf is gevestigd in Indianapolis USA. De OraLab+ is een gemodificeerde versie van de OraLab 6. In deze bijlage wordt de informatie verstrekt van de OraLab 6 omdat die nagenoeg identiek is aan de OraLab+.
Company profile
Varian Inc. takes the guesswork out of safeguarding your world. Trust On-Site® and OnTrakTM, Varian, Inc.'s convenient, cost-conscious drug screens, to deliver rapid, reliable results when and where you need them most - pre-employment screening, reasonable cause or incident-driven assessment, routine workplace testing, or court-mandated compliance. The patented design and careful manufacturing free you from strict test timing and false positives. Choose the test most in keeping with your needs - urine or saliva - in many multiple screen combinations.
Varian OraLab6
· General
Varian Oralab6
Figure 7.1 Varian OraLab 6 device
· Cut off values
Varian OraLab 6 cut off values
d-Amphetamine 50 ng/ml
Cocaine 20 ng/ml
d-Methamphetamine 50 ng/ml
MDMA (ecstasy) 50 ng/ml
Opiates 40 ng/ml
Cannabis 9-THC 50 ng/ml
Phencyclidine 10 ng/ml
Table 7.1 Cut off values Varian OraLab 6
The procedure to perform an oral fluid screening test is as follows:
· Collection and preparation of the sample
Prior to collection, instruct the subject to drink four (4) ounces of water, and to place nothing else in the mouth such as food, drink, gum, or tobacco products for 10 minutes. Then instruct the subject to draw a pool of oral fluid into the mouth with a "puckering" action for a few moments before collection.
Collect fresh oral fluid specimens as follows; no preservative, special handling, or pre- treatment is required, and no diluents, dilution, or buffer is necessary.
79
1. Instruct the subject to remove the collector from the plastic wrap, and place the collector foam inside the mouth for up to three (3) minutes, completely saturating the collector foam with oral fluid. Observe the collection. Specifically, instruct that the donor:
· Bathe the collector foam in the pool of oral fluid
· Alternatively, stimulate salivation by continuously moving the collection foam along the sides and lower margin of the tongue
· Not chew, compress, or suck on the collector foam
2. Have the subject remove the collector from the mouth and hand it to the administrator. The collector foam should be very wet, and must not be compressed when removed. (It is very important that the collector remain in the donor's mouth for a sufficient time period. The goal is to collect a minimum of one (1) millilitre of sample (use the markings on the tube as a guide). If insufficient sample is collected, repeat the collection with a new collector/expresser, adding the additional sample to the same tube.
3. Guide the collector foam down into the oral fluid expresser at the opening of the tube, and slowly push the collector downward until it comes to a firm stop. Oral fluid flows directly into the collection tube.
4. Open the foil pouch and remove profile card. Record subjects ID if desired in the writable area and drop card down into the tube, "arrow" first. Allow testing card to drop to the bottom of the tube.
5. Close the tube. The collector will remain in the tube
6. Wait 10 minutes and interpret results. Do not read results after 15 minutes.
· Test results
Test validity/results must be interpreted between 10 and 15 minutes after initiating the test.
1. Interpret test validity: A valid test is indicated by a band in the area of the card next to the "TV". TV = Test Valid, A = Amphetamine, P = Phencyclidine, O = Opiate, M = Methamphetamine, C = Cocaine, T = THC. Since a valid test may give a faint or incomplete band, any Test Valid band confirms that the test is valid. Due to the high viscosity and variability of some saliva samples, test results may require up to 15 minutes to form. An invalid test is indicated by the absence of a distinct band in the Test Valid area or by a reddish reagent background on the strip which obscures the presence of bands 15 minutes after the test is initiated. If an invalid result is obtained, see Step 3.
2. Immediately interpret test results as either negative or preliminary positive.
· A negative result for a given drug (i.e., drug absent or below the cut-off) is the presence of a band in the area adjacent to the drug label. (any band in the result area indicates a negative result.
· A preliminary positive result for a given drug is the absence of a band in the test result area adjacent to the drug label. The adjacent area appears off-white.
· If all drug results are negative, or if no further confirmation tests are required, properly discard the test card and tube.
3. If test did not run, or if invalid test results are obtained, use a second OraLab 6 device, after discarding the first.
Instruct the donor to drink 4 ounces of water. Assure that this water is swallowed and that nothing else is placed in the mouth for three to five minutes. During the minute or two prior to collection, instruct the donor to draw a pool of saliva into the mouth with a "puckering" action. Provide a second packaged collector to the donor, and repeat collection instructions with emphasis on:
· Bathing the collection foam in saliva, and/or
· Continuous gentle movement of the collector over the tongue throughout the collection
Observe a 4-minute collection and perform the test according to the instructions in "Collect Saliva & Start Test" section.
80
Bijlage 8 Dräger Drug Test 5000
De in deze bijlage weergegeven Engelstalige - informatie is afkomstig van Drägerwerk AG & Co. KGaA. Het bedrijf is gevestigd in Lübeck Duitsland.
Company profile:
Drägerwerk AG & Co. KGaA is a leading international corporation in medical and safety technology: Dräger products protect, support and save lives. Founded in 1889, the technology corporation achieved a global turnover of 1.819,5 million in 2007 and an EBIT of 151,9 million. Today the corporation headquartered in Lübeck employs approx. 10.000 people in over 70 sales and service companies world-wide and is represented in 190 countries. The subsidiary Dräger Safety offers products, services and system solutions for a comprehensive risk management, especially for personal and plant protection.
Drug Test 5000
· General
Drug Test 5000
Figure 8.1 Dräger Drug Test 5000
The Dräger Drug Test®5000 system comprising two main components: the Drug Test 5000 Test Kits and the Drug Test 5000 Analyzer. It is an immunochemical in-vitro diagnostics system for the fast, accurate performance of testing qualitatively oral fluid samples for drugs of abuse, such as amphetamines, designer amphetamines, opiates, cocaine and metabolites, benzodiazepines and cannabinoids. The Drug Test 5000 Analyzer as complete "work station for the field". With a simple three-key operation the analyzer can be linked to a wide variety of data recording devices. In addition to this data management, built-in self-test capability controls temperature, optics and general operations are possible. The analyzer eliminates possible misinterpretation of result by operator and as a mobile system, it is suitable as a complete "Substance abuse monitoring" setting for on-the-spot measurement. The test kits are ready for immediate use and the design of the collection device and its rigid porous material with capillary properties guaranties hygienic use, inhibiting contact with the sample and its components.
· Cut off concentrations
Dräger Drug Test 5000 cut off values Substance class Calibrator
9-THC 9-THC 25 ng/ml Cocaine Cocaine 20 ng/ml Opiates Morphine 20 ng/ml Amphetamine D-Amphetamine 50 ng/ml Methamphetamine D-Methamphetamine 25 ng/ml Benzodiazepine Diazepam 15 ng/ml Table 8.1 Cut off values Dräger DrugTest5000 system
81
Dräger DrugTest5000 Test Kits consists of one major part, a test cassette complete with oral fluid collector and a buffer cartridge
Figure 8.2 Dräger DrugTest5000 Test kits
Blue: 6 drugs test panel (THC, AMP, MAMP, COC, OPI, BZO) Yellow: Training test kit (simulation of 6 drug test panel) Orange: 2 drugs test (COC and OPI); upon request
The procedure to perform an oral fluid screening test is as follows:
· Collection and preparation of the sample
1. Check that the analyzer is switched on.
2. Remove the protective cap from the oral fluid collector of the test cassette and hand the test cassette to the test person.
3. Instruct the test person to place the oral fluid collector inside the cheeks and move it carefully from one side of the mouth to another.
4. Do not chew or suck on the oral fluid collector.
5. Once the sample adequacy indicator turns blue, normally after approx. one minute, an adequate sample amount has been collected. NOTE: in very rare cases (6. Take the test cassette from the test person, open the door of the analyzer and insert the test cassette into the lower compartment until it engages audibly; the user display on the display will show a "quit" of the action.
7. Insert the cartridge into the upper compartment of the analyzer until it engages audibly; the user display on the display will show a "quit" of the action.
8. Close the door of the Analyzer and follow the instructions shown on the screen.
9. After closing the door the analyser autonomously carries out the further processing:
· The cartridge is lowered onto the collector of the cassette and thus washes the specimen out of the mouthpiece and into the specimen dish of the cassette,
· Thereafter the specimen-buffer solutions is homogenized by several mixing steps,
· The analyser controls and sets the desired temperature to ensure constant conditions, enhancing precision,
· A programme is now executed according to the bar coded identifier of the test cassette to develop the test strip.
· The analyser displays an intermediate result of the already completed analyses after
5 minutes.
10. After completion of the test the Analyzer displays results for each drug on the screen. These results can be "positive" or "negative", optional protocol onside is possible immediately; measurement data are stored in the analyzer memory.
11. Remove the cassette with the cartridge attached from the Analyzer after completed analysis and dispose of the test kit.
82
Figure 8.3 Test results displayed on the analyzer display
83
84