4. 'Geschiedenis Japanse jongenskampen levend houden'
'Geschiedenis Japanse jongenskampen levend houden'
Toespraak, 22 augustus 2009
Staatssecretaris Bussemaker zet zich in om het erfgoed van de Tweede
Wereldoorlog veilig te stellen. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar
de oorlog in Nederland, maar ook in het voormalig Nederlands Indië. De
Japanse Jongenskampen, waarin honderd Nederlandse jongens om het leven
kwamen, maken daar een belangrijk onderdeel van uit. Dat zei ze
tijdens de herdenkingsbijeenkomst van overlevenden te Bronbeek.
Dames en heren,
Iedere keer als ik op Bronbeek ben, word ik geraakt door het monument
dat herinnert aan de jongenskampen. Het beeld van het broodmagere
jongetje. Zijn ribben zijn te tellen en zijn spillebenen lijken te
bezwijken onder het gewicht van de patjol.
Het vertelt zonder opsmuk het verhaal van de kinderen die slavenarbeid
verrichtten voor de Japanners in Indonesië tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
Voor u is het beeld meer dan een monument. Voor u is het beeld een
deel van u leven. U was een van de duizenden kinderen, tussen de 10 en
15 jaar oud, die weggehaald zijn bij hun ouders om op het land te
werken en bomen om te kappen. U weet precies wat een jongenskamp is.
Wat het is om te werken onder de brandende zon, om afgesnauwd en
vernederd te worden. Nauwelijks eten te krijgen en gestraft te worden
voor iets waarvan je je niet bewust was.
De meeste jongens wisten deze verschrikkingen net als u toch te
doorstaan en overleefden de kampen. Maar niet iedereen was zo sterk.
Zo'n honderd jongens kwamen om in de kampen. Vandaag staan we stil bij
deze jeugdige, onschuldige slachtoffers van de oorlog. En we staan
stil bij de verschrikkingen die mensen andere mensen kunnen aan doen.
Zoals u wellicht weet, was ook mijn vader één van de overlevenden van
de kampen. Hij verbleef in Ambarawa. Voor mij is het beeld van het
magere jongetje daardoor óók meer dan een monument. Ik zie in het
beeld een deel van het leven van mijn vader. Toen ikzelf de leeftijd
had die hij toen had, zo'n 13, 14 jaar oud, was ik me nauwelijks
bewust van wat mijn vader op die leeftijd moest hebben doorstaan. Hij
sprak er ook nauwelijks over. Hij wilde ons niet belasten met zijn
verleden. Wél liet hij duidelijk merken een hekel aan Japan te hebben
en Japanse producten kwamen ons huis niet in.
Zoals het zoveel kinderen vergaat, begon ik me pas op latere leeftijd
echt te interesseren voor het verleden van mijn vader. Ik wilde
precies weten wat er in de jongenskampen was gebeurd. Ongeveer 25 jaar
geleden werd het verleden van mijn vader ook mijn verleden. Samen zijn
we naar Indonesië gegaan en daar vertelde hij, op de plekken waar hij
tijdens de oorlog verbleef, zijn verhaal. Zijn verhaal zal in grote
lijnen het verhaal zijn dat u aan uw kinderen hebt verteld. En ik ben
er zeker van dat uw kinderen er net zo van onder de indruk zijn
geraakt als ik.
Natuurlijk wist ik, net als de meeste van mijn generatiegenoten, van
de verschrikkingen van de oorlog. Maar vanaf het moment dat ik de
verhalen van mijn vader hoorde, verteld op de plaatsen waar het zich
heeft afgespeeld, is het een onderdeel van mijn leven geworden. U
begrijpt dat ik daarom graag op het verzoek ben ingegaan om hier
vandaag te spreken.
Op de eerste plaats, zoals ik al aangaf, als de dochter van een van de
`jongens'. Het herdenken van wat er in de jongenskampen is gebeurd,
raakt mij zeer direct en diep.
Maar ik ben ook blij dat ik hier mag spreken als staatssecretaris.
Zodat ik u kan vertellen hoe we in Nederland volgens mij moeten omgaan
met het oorlogsverleden en in het bijzonder het oorlogsverleden van
Nederlands Indië, wat ook uw verleden is. Allereerst wil ik duidelijk
stellen dat ik het van groot belang vind dat het oorlogsverleden
levend wordt gehouden. Dat we jongeren en volwassenen van nu, maar ook
de jongeren van de toekomst, duidelijk kunnen maken wat voor een
verschrikkelijke tijd het is geweest. Toekomstige generaties moeten in
de gelegenheid zijn het hele verhaal van de Tweede Wereldoorlog tot
zich te nemen. Dat betekent niet dat wij moeten bepalen welk verhaal
ze te horen krijgen, maar dat we hen de bouwstenen aanbieden waarmee
ze zelf de antwoorden kunnen vinden op de vragen die zij stellen. Want
ongetwijfeld stellen mensen over enkele decennia, of wellicht al
eerder, andere vragen aan het verleden dan wij nu doen.
Vanzelf sprekend moet er in het onderwijs aandacht besteed worden aan
de oorlog. Zoals u weet maakt onderwijs geen onderdeel uit van mijn
portefeuille, maar ik kan wel zorgen voor goede, aanvullende
onderwijspakketten met aansprekende informatie voor jongeren en hun
leraren. Een voorbeeld is een stripboek dat volgend jaar verschijnt en
waarin aandacht wordt besteed aan de geschiedenis van
Nederlands-Indië. Andere stripboeken die eveneens handelen over de
oorlog, hebben bewezen dat deze vorm van educatie aanslaat bij
jongeren tussen 12 en 15 jaar. De strip gaat samen met een lespakket
voor docenten naar alle scholen in Nederland.
Wat wél binnen mijn portefeuille past en waar ik veel energie en
aandacht aan besteed, is het conserveren van de materialen die nodig
zijn om het hele verhaal van de oorlog te vertellen. Daartoe ben ik
twee jaar geleden begonnen met het Programma Erfgoed van de oorlog.
Dat programma moet er voor zorgen dat zoveel mogelijk materiaal uit de
oorlog - variërend van interviews met overlevenden tot bonnenboekjes
en zelf gemaakte tekeningen - voor toekomstige generaties bewaard
blijft en toegankelijk wordt. In het programma Erfgoed van de Oorlog
heb ik een aparte lijn voor het oorlogserfgoed van Nederlands-Indië
ontwikkeld. Binnen die lijn is inmiddels al veel in werking gezet. Zo
werkt het NIOD onder meer samen met Bronbeek aan het ontsluiten van
informatie over de kampen in het voormalig Nederlands-Indië. Is het
Museon bezig 300 tekeningen te conserveren die gemaakt zijn door
geïnterneerden in de Japanse kampen en werkt het Nederlandse Rode
Kruis aan de ontsluiting van 4 belangrijke archieven. Onder meer het
archief van het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen.
Een ander initiatief, waar ik erg blij mee ben, is een oorlogsreisgids
voor Indonesië. In deze gids wordt uitgebreid aandacht besteed aan de
plaatsen die van belang zijn geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog en
de Bersiapperiode. Er komen foto's en plattegronden in, maar ook tips
voor overnachtingen en restaurants. Ik verwacht dat vooral de derde
generatie gebruik zal gaan maken van dit boekje.
Iets heel anders is het gebruik van het internet voor het
oorlogsverleden. Vorige week heb ik, na de 15 augustus herdenking, met
een klein gezelschap de website www.indiëinoorlog.nl bekeken. Voor het
eerst is het gelukt collecties van verschillende erfgoedinstellingen
via één digitaal portaal te ontsluiten. Onder leiding van het Indisch
Herinneringscentrum Bronbeek hebben verschillende grote instellingen,
waaronder het Nationaal Archief, het Koninklijk Instituut voor Taal
Land en Volkenkunde, het Museon, Pelita en het NIOD, hun digitale
collecties beschikbaar gesteld. Hierdoor is het mogelijk om
bijvoorbeeld al het erfgoedmateriaal over Jakarta tijdens de oorlog
door een druk op het toetsenbord in te zien. U hoeft dan niet meer
alle instellingen waar een deel van het erfgoed ligt apart te
bezoeken. Alle archieven, documenten, dagboeken, films, voorwerpen en
getuigenissen staan nu bij elkaar. De internetgeneratie verwacht dat
ook. Over twee maanden is de site voor iedereen toegankelijk.
Ik wil u nog op één project wijzen dat onder de paraplu van het
Programma Erfgoed is ontwikkeld. Dat is de tv serie De Oorlog. Deze
serie die vanaf oktober is te zien, besteedt niet alleen aandacht aan
de oorlog in Europa, maar ook aan de oorlog in Nederlands Indië. Ik
heb hoge verwachtingen van de serie en verwacht dat veel Nederlanders
er naar gaan kijken.
Dames en heren, ik ga afronden. Ik heb u duidelijk willen maken dat de
oorlog in Nederlands Indië geen gesloten boek is en dat het dat ook
nooit mag worden. Voor mij niet en voor toekomstige generaties niet.
De Tweede Wereldoorlog is zo ingrijpend geweest voor onze
geschiedenis, voor de wereld zoals we die vandaag kennen, dat we daar
nooit een punt achter kunnen zetten. Ik ben er ook van overtuigd dat
generaties die na ons komen zich altijd zullen afvragen wat er toen
allemaal is gebeurd, hoe het mogelijk was dat het gebeurde en hoe
mensen die periode hebben doorstaan.
Om ze te helpen daarop antwoorden te vinden, is het onze plicht het
erfgoed veilig te stellen. Ook al denken wij nu, dat mensen na ons
zich er niet voor zullen interesseren. Ik heb ook iemand horen zeggen:
Wij waren maar kinderen en slechts een rimpeling in de
oorlogsgeschiedenis. Maar ik vind niet dat wij kunnen of mogen
beslissen wat toekomstige generaties willen weten. Wat ze wel of niet
als een rimpeling zien. Het is onze taak er voor te zorgen dat ze alle
bouwstenen krijgen om de geschiedenis en daardoor hun eigen wereld te
kunnen begrijpen.
Ik wil u dan ook graag oproepen om met mij na te denken over hoe we
dit deel van de oorlogsgeschiedenis, de jongenskampen, kunnen
bestendigen voor de toekomst. Hoe we de verbindingen tussen heden en
verleden, tussen Nederland en Indonesië, levend kunnen houden.
Wellicht kan dat ook zorgen voor een nieuw elan binnen de Commissie
Herdenking Jongenskampen. Want zoals de commissieleden zelf
vaststellen, valt het hen, door hun hoge leeftijd, steeds zwaarder de
jaarlijkse herdenking te organiseren. Door de doelstelling van de
commissie te verbreden kunt u misschien jongere commissieleden
aantrekken. Mannen en vrouwen die zich willen inzetten voor het
erfgoed van Nederlands Indië en het levend houden van deze uiterst
belangrijke geschiedenis. En die tevens bereid zijn de herdenkingen te
organiseren.
Ik dank u voor uw aandacht.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport