'Nieuw' Academiegebouw: functioneel met historische accenten
Na de officiële opening door koningin Beatrix op 31 augustus zal het Academiegebouw weer het kloppend hart van de Universiteit Leiden zijn. Een drie jaar durende, omvangrijke restauratie maakt het gebouw optimaal geschikt voor zijn representatieve functie, terwijl het historische karakter behouden bleef of zelfs benadrukt werd. Functioneel
De restauratie is gecoördineerd door de afdeling Vastgoed van de Universiteit Leiden. Welke principes waren leidend bij de restauratie? Er moest enerzijds zo spaarzaam mogelijk gerenoveerd worden, maar anderzijds moest het gebouw ook optimaal worden toegesneden op zijn representatieve functie. Dat laatste heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat de binnenplaats een glazen overkapping heeft gekregen, zodat de relatief kleine receptieruimte nu meer gasten kan herbergen. De Gewelfkamer (eerste deur links nadat men het gebouw betreedt), voorheen in gebruik als Academisch Historisch Museum, is nu ontvangstruimte annex garderobe geworden. De receptiekamer is voortaan vanaf drie plaatsen toegankelijk. De opstoppingen die voorheen bij de receptiekamer ontstonden als het Groot Auditorium leegstroomde, behoren vanaf nu tot het verleden.
De nieuwe receptiekamer
Historische accenten
Om recht te doen aan de rijke geschiedenis van het Academiegebouw zijn op verschillende plaatsen historische accenten aangebracht. Zo zijn op diverse plaatsen teksten in de vloeren aangebracht: uitgehouwen in natuursteen of ingeweven in tapijt. Prof.dr. Gerard Unger, hoogleraar typografische vormgeving, heeft speciaal voor het Academiegebouw een Leidse letter ontworpen. Op het overkapte pleintje is een tekst in de vloer gehouwen: dulces ant eomnia musae(genoeglijk boven al zijn mij de muzen). Dat was de lijfspreuk van Janus Dousa, die in opdracht van Willem van Oranje de Universiteit Leiden mee hielp oprichten. Dousa was een goede vriend van Oranje en leidde het Leidse verzet tegen de Spanjaarden.
Binnenplaats met glazen overkapping
Professorenportretten
Het professorenportret heeft zijn prominente plaats in het Academiegebouw behouden, zij het dat de portretten nu niet meer alleen de Senaatskamer sieren, maar ook elders in het gebouw aanwezig zijn. De drie criteria om 'opgehangen te worden' zijn onveranderd gebleven: de hoogleraar in kwestie moet overleden zijn, geportretteerd zijn door een uitnemende schilder en een grote wetenschappelijke reputatie genieten. De Universiteit Leiden beschikt over de grootste niet-museale portretcollectie van Nederland.
De Senaatskamer met tapijt met ingeweven tekst: 'een vast blochuys ende bewaernisse der gantscher landen'
Togakamer
Het Academiegebouw heeft in de loop der eeuwen vaker restauraties ondergaan. De meest ingrijpende veranderingen zijn van de hand van de toenmalige rijksbouwmeester Jacob van Lokhorst. Rond 1880 bracht hij allerlei gotische elementen aan in de Gewelfkamer en het Klein Auditorium (gelegen boven het Groot Auditorium). Later bouwde hij aan de zuidkant een hele nieuwe vleugel met twee kleine collegekamers en een grote collegezaal. Het is deze grote collegezaal met zijn prachtig gerestaureerde tongewelf die nu als centrale togakamer dienst doet. (Voor de restauratie hadden de verschillende faculteiten eigen togakamers verspreid over het Academiegebouw.)
De togakamer met grote portretten van Willem van Oranje en de oudste portretten geleerdenportretten van de universiteit
Ook in de togakamer hangen professorenportretten. Het professorenportret is ontstaan uit het traditionele geleerdenportret. Renaissancevorsten hadden zulke portretten vaak in hun bibliotheek. Op een van de wanden hangen, behalve de portretten van Willem van Oranje en prins Maurits, de eerste geleerdenportretten die de Universiteit Leiden ten geschenke heeft gekregen: Erasmus, Thomas More, Janus Secundus en Casaubonus.
Hart van de Leidse universiteit
Niemand weet zoveel van de geschiedenis van het Academiegebouw als universiteitshistoricus prof.dr. Willem Otterspeer. Hij kent niet alleen de geschiedenis van het gebouw, maar weet ook als geen ander wat een gebouw als dit voor de Universiteit Leiden betekent.
Willem Otterspeer:
'Een universiteit is een dynamisch bedrijf. Wetenschappers hebben veel contacten met vakgenoten, met hun naaste collega's binnen de eigen faculteit en met vakgenoten van over de hele wereld. Contacten met onderzoekers van andere vakgebieden binnen de eigen universiteit zijn vaak minder intensief en minder frequent. Er is dus een zekere middelpuntvliedende kracht die zo'n academische gemeenschap uiteen drijft. Maar het blijft toch de eigen universiteit die de uitvalsbasis vormt, de vlag waaronder de onderzoekers varen en die hen een gezicht geeft op het nationale en internationale podium van de wetenschap.'
'Het is goed dat die identiteit en saamhorigheid ook fysiek gestalte krijgen in een gebouw waar de leden van de universitaire gemeenschap elkaar regelmatig ontmoeten. Het Academiegebouw is sinds 1581 ononderbroken het hart van de Leidse universiteit geweest. Er ligt hier dus een rijke universitaire geschiedenis, waar het gebouw op vele plaatsen van getuigt.'
(24 augustus 2009/DH)
Universiteit Leiden