Ministerie van Buitenlandse Zaken

vragen van het lid Ferrier over aanpak van corruptie in Afrikaanse landen

Beantwoording vragen van het lid Ferrier over aanpak van corruptie in Afrikaanse landen

Kamerbrief | 31 augustus 2009

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ferrier over aanpak van corruptie in Afrikaanse landen. Deze vragen werden ingezonden op 24 juni 2009 met kenmerk 2009Z12204.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Bert Koenders

Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Ferrier (CDA) over aanpak van corruptie in Afrikaanse landen.

Vraag 1

Kent u het artikel "Unbridled, corruption again eats away at Africa" in de International Herald Tribune van 10 juni 2009?

Antwoord

Ja.

Vraag 2

Bent u het eens met de strekking van het artikel dat het slechter gaat met de aanpak van corruptie in vele Afrikaanse landen? Zo nee, wat is dan uw beeld ten aanzien van corruptiebestrijding in Afrika?

Antwoord

De strekking van het artikel is gebaseerd op een aantal aangehaalde voorbeelden in Afrikaanse landen. De genoemde voorbeelden zijn mij bekend. Ik betwijfel echter of men op basis van de genoemde voorbeelden de stelling kan onderbouwen dat het over de hele linie slechter gaat met de aanpak van corruptie in Afrikaanse landen. Ik baseer mijn beoordeling over de trendmatige ontwikkeling van corruptiebestrijding op onderzoeken van Transparency International (Corruption Perception Index, Global Corruption Barometer) en de Kaufmann indicatoren van de Wereldbank. De algemene tendens van deze onderzoeken laat zien dat in bepaalde landen de corruptiebestrijding juist vruchten afwerpt, zoals in Benin, Ghana en Rwanda.

Vraag 3

Trekt u hieruit conclusies voor het Nederlandse ontwikkelingsbeleid ten aanzien van Afrika, waarbinnen corruptieaanpak een hoge prioriteit heeft? Zo ja, welke?

Vraag 4

Heeft een toename van corruptie ook consequenties voor het leveren van begrotingssteun door Nederland aan betreffende landen?

Antwoord

Het terugdringen van corruptie is één prioriteit van mijn beleid. Positieve, maar ook negatieve ontwikkelingen op het vlak van corruptie hebben uiteraard gevolgen voor de wijze waarop Nederland opereert in partnerlanden, zowel in Afrika als daarbuiten. Zoals u bekend, wordt voor ieder partnerland een track record opgesteld, waarin de kwaliteit van het beleid en van het bestuur beoordeeld wordt. De bestrijding van corruptie is daar een belangrijk onderdeel van. De beoordeling in het track record bepaalt in belangrijke mate de wijze waarop de hulp aan het betreffende land ter beschikking wordt gesteld. Ik zet algemene begrotingssteun alleen in die landen in, waar ik tot een positief oordeel kom. In de besluitvorming neem ik expliciet politieke, beleidsmatige en financiële risico's, maar ook kansen mee.

Uit studies 1 komt naar voren dat begrotingssteun niet noodzakelijkerwijs gevoeliger is voor corruptie dan andere hulpvormen. Binnen begrotingssteun schenk ik bovendien extra aandacht aan het risico van corruptie en aan anti-corruptiemaatregelen, zeker waar neopatrimoniale structuren sterk zijn. Begrotingssteun dient nadrukkelijk gepaard te gaan met noodzakelijke hervormingen van de overheidsfinanciën en het versterken van interne verantwoordingsprocessen.

In algemene zin zet ik in het bilaterale kanaal in op zowel de beleidsdialoog met partnerlanden als op capaciteitsopbouw, zowel van de overheid als van het maatschappelijk middenveld. In de beleidsdialoog worden corruptierisico's benoemd en worden afspraken gemaakt met de partnerlanden over de te gebruiken indicatoren om de voortgang bij het bestrijden van corruptie meten. Ten behoeve van capaciteitsopbouw wordt steun gegeven aan controlerende instanties als rekenkamers en anticorruptie commissies, maar ook aan onafhankelijke media en kritische NGO's. Het geven van maximale transparantie richting lokale parlementen en burgers is voor mij een belangrijk uitgangspunt, zowel bij corruptiepreventie als bij de aanpak van aan het licht gekomen gevallen van corruptie.

In gevallen van corruptie, waar mogelijk Nederlandse gelden bij betrokken waren, wordt direct geageerd binnen het bredere verband van de in die landen actieve donoren. Een corruptie-incident is niet automatisch bewijs van slecht bestuur maar het uitblijven van passende maatregelen wel. Ik voer hier een zero tolerance beleid: waar de politieke wil ontbreekt om corruptie aan te pakken en het risico bestaat van misbruik van Nederlandse gelden volgen maatregelen.

Het voorkomen van corrupte praktijken in partnerlanden heeft implicaties voor de besluitvorming over begrotingssteun. Ik heb u in mijn recente brief (kamerstuk 29237, nr. 101), naar aanleiding van de motie Ferrier over begrotingssteun, uitvoerig geïnformeerd over het verlenen van begrotingssteun en de daaraan gekoppelde afspraken. In die brief zijn ook die gevallen genoemd, waarin ik heb besloten om vanwege gebrekkig bestuur en/of corruptie de begrotingssteun aan te houden of om te zetten naar een andere hulpmodaliteit.

Voor de specifiek in het artikel genoemde landen wil ik het volgende opmerken:

Nigeria is geen partnerland en ontvangt derhalve geen bilaterale hulp. Kenia, DRC en Zuid-Afrika ontvangen wel bilaterale hulp, maar niet in de vorm van begrotingssteun. Kenia en DRC kwalificeren zich niet voor begrotingssteun, juist vanwege problemen met de kwaliteit van het bestuur en corruptie. Zuid-Afrika kwalificeert op zich wel, maar mag bij wet geen buitenlandse begrotingssteun ontvangen.

Ik heb u schriftelijk (kamerstuk 31250, nr. 63) al geïnformeerd over de maatregelen, die ik samen met Zweden heb genomen naar aanleiding van gesignaleerde corruptie bij het ministerie van Gezondheid in Zambia. De betalingen aan het basketfonds, waaruit het ministerie van Gezondheid wordt gesteund, zijn opgeschort tot de Zambiaanse overheid heeft voldaan aan de voorwaarden om de steun te hervatten. De geboekte voortgang weegt mee in de besluitvorming over algemene begrotingssteun voor 2010.

Vraag 5

Wat kan de Europese Unie, eventueel in samenwerking met de Wereldbank, doen om deze terugval tegen te gaan, in samenspraak met de desbetreffende Afrikaanse landen en op welke wijze kan de Afrikaanse Unie hierbij een rol spelen?

Antwoord

Net als in de Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking, wordt door de EU zelfstandig en in samenwerking met anderen (Wereldbank, Afrikaanse Unie) veel aandacht besteed aan het voorkomen en aanpakken van corruptie. In het EU-beleid gebeurt dit op verschillende manieren.

Ten eerste bieden de voorwaarden die de Commissie stelt voor begrotingssteun, o.a. stabiel macro-economisch beleid en verbetering van het beheer van publieke middelen, zoals bij vraag 3 al werd gemeld, een mogelijkheid om ontvangende landen aan te spreken op corruptie en waar nodig begrotingssteun te korten. Hier gaat een preventieve werking van uit. Bovendien gaat begrotingssteun door de Europese Commissie en EU-lidstaten vaak gepaard met ondersteuning bij het versterken van het beheer van de publieke middelen en het transparanter maken van de begroting van Afrikaanse landen die deze steun ontvangen.

Een tweede instrument van de Europese Commissie om inzicht in goed bestuur en corruptie te krijgen zijn de zogeheten Bestuursprofielen (Governance Profiles). Deze zijn opgesteld tijdens de programmering van het 10e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). In deze profielen wordt een analyse gemaakt van de situatie in het betrokken partnerland op het gebied van goed bestuur. Vervolgens zijn alle ACS-landen gevraagd om met een actieplan te komen om de bestuurssituatie te verbeteren en vast te leggen in governance commitments. Deze actieplannen kunnen een nuttige rol spelen bij de politieke dialoog met het ontvangende land. Landen kunnen immers aangesproken worden op het plan dat ze zelf hebben ingediend. Van deze mogelijkheid kan overigens nog meer gebruik gemaakt worden. Nederland maakt zich binnen de EU dan ook hard voor het verder versterken van de politieke- en beleidsdialoog met de Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan (ACS)-landen.

Ten derde bevatten alle financieringsovereenkomsten van de Europese Commissie een standaardclausule om fraude en corruptie tegen te gaan.

Ten vierde werkt de EU samen met de Wereldbank aan het tegengaan van corruptie. Het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), verantwoordelijk voor de aanpak van fraude bij besteding van Europese Ontwikkelingshulp, heeft op 30 juni jl. met de Wereldbank een samenwerkingsovereenkomst afgesloten waarin is afgesproken dat onderzoekers van beide instelling nauwer zullen samenwerken.

Tot slot staat ook binnen de samenwerking tussen de EU en AU de bestrijding van corruptie op de agenda. Corruptie is een onderdeel van het African Peer Review Mechanisme (APRM). APRM is een initiatief van de Afrikanen zelf. Elk land ondergaat op vrijwillige basis een beoordeling en schrijft een actieplan in antwoord op de bevindingen in het betreffende rapport. Tot nu toe hebben 30 van de 53 AU-leden deelgenomen. De EU ondersteunt de AU met EUR 55 miljoen voor capaciteitsopbouw. Onderdeel hiervan is het opzetten van een structuur voor goed bestuur gerelateerde zaken, waaronder de opvolging van actieplannen van het APRM. Overigens heeft de AU zelf in 2003 een juridisch bindende conventie opgesteld om corruptie te voorkomen en te bestrijden. De AU-Commissaris van Politieke Zaken stimuleert de AU-landen om de conventie ook daadwerkelijk te implementeren.


1 `Joint Evaluation of General Budget Support 1994-2004: Synthesis Report', IDD & Associates, 2006. `Good Governance, Aid Modalities and Poverty Reduction', The Advisory Board for Irish Aid, 2008.